De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 17 januari pagina 3

17 januari 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No4 1647 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.' studenten, jongelui in den vreemde, schip pers, zeelieden, leerlingen der zeevaartschool en bovenal nooddruftige lieden met kinderen (zeer goed links) men moet l zoon nemen op de 2 of 3 en nimmer meer dan 2 in n enkel gezin. Wat dit laatste betreft, zoolang het con tingent beperkt blijft, is dit zeker zeer juist gezien. Had men ten onzent deze regeling gevolgd in plaats van de bestaande, waarbij de grootste heJft der zonen moet dienen, het onrecht der loting zoude er althans eenigszins minder seheip door worden ge voeld. En wat aangaat de vrijstelling van onder wijzers en geestelijken, zoo maakte reeds de heer Allard (blz. 156) de opmerking, dat op het congres te Luik de onderwijzers ver klaard hebben geen ontheffing te verlan gen. Met den heer Franck acht ik dit zeer begrijpelijk: de opvoeders der jeugd gelijk deze zeide moeten het voorbeeld geven in burgerdeugd. De strijd tegen mogelijke inlijving van geestelijken is er ten slotte ook in Belgiënaar 't mij voorkomt een tegen windmolens. Al heeft men, toen dat vraag stuk bij ons aan de orde geweest is, er menig maal op gewezen dat geestelijken in de geschiedenis de grootste vechtersbazen zijn geweest, men is gezwicht voor de oprechte overtuiging die roomsch-katholieken pries ters verbiedt het soldatenkleed te dragen 6). Ook in Belgiëis dat het geval. Wat zou het leger er bij winnen zeide de heer Franck in zijn schoon e rede om ook de pastoors met een ransel op den rug te zien. Thans klampen enkelen zich nog aan die mogelijke inlijving vast, om den persoonlijken dienst tegen te staan. Militaire voorbereiding zou ook naar het oordeel van generaaj Hellebaut een reden tot dienstbekorting zijn, en een krachtige hefboom ter voorbereiding («eer wel links). Dit leest men op hetzelfde oogenblik, dat onze minister van oorlog, in stede van de fout der wet te herstellen, die als viermaanders ook ongeoefenden aanwijst, als zijn voornemen te kennen geeft om de geheele instelling op te heften. Overigens zal het Belgische legerbestuur wel doen, om, *vat het militaire deel der voorbereiding betreft het exereeeren" , met de er varing ten onzent te rade te gaan. Vergoedingen zouden in beperkte mate bunnen worden toegepast en in verband te brengen zijn meteen weerbelasting (blz. 89), een maatregel ook door mij bepleit en dus met instemming aangehaald. 7) In den aangegeven zin ware de oorlogs sterkte gemakkelijk te bereiken,de reserves inbegrepen wat thans niet het geval is. Besluitende met eene schoore peroratie oogst de minister van oorlog langdurige toejuichingen van links en enkele banken van rechts. De minister president, do heer Schollaert drukte zijn ambtgenoot de hand. In aanmerking nemende dat de minister zitting heeft in een rechtsch kabinet, kwam de toestand dus vrijwel overeen met dien ten onzent bij het eerste optreden van generaal Staal, die, linkerman zijnde, in 1905 slechts door de conservatieve elemen ten van rechts werd toegejuicht. '(Slot i'ölgt). THOMSON. 1) Volgens v. Löbell's Jahresbericht over 1907 wordt viij algemeen erkend, dat de wet van 1902 niet gelukt is, noch wat aantal, noch wat gehalte der vrijwilligers betreft." 2) Herkeuring bestond niet voor afgekeurde vrijwilligers, doch weid bij K. B., veertien dagen vó^r de interpellatie uitgevaardigd, mogelijk gemaakt.Een wetsvoorstel-Verhaegen regelende diezelfde materie is intugschen in staat van wijzen. 3) In dit verband zij gewezen op de prak tijken in het arrondissement Taielt-liousselaere, in Mei 1905 door den Gentschen afgev. Mechelynck ter sprake gebracht. 4) Niet inbegrepen: mankeerenden (Cl), voor den krijgsraad (33), in de gevangenis (87;, met verlof t:oven de maand (252) totaal 433. Wel inbegrepen het 14daagsch verlof, waarop miliciens, retnplaeanUn en fceroepsvrijwilligei-3 van 18 jaar recht hebben. 5) Expropriation personnelle. C) Den alleriaatsten lijd wordt ten onzent weder eetiige zwakke propaganda gemaakt om geestelijken niet langer vrij te stellen, eene actie, die bij ocs nog beperkt contin gent zonderling is. 7) Dit zij gezegd tegenover het streven ten onzent om de gezinsvergoedingen geheel af te schaffen; ik moge hier verwijzen naar het door mij gesprokene bij de laatste oorlogsbegrooting (Handelingen bi?. 118'J). iüde Hoofdstad, Wanneer een ernstig toondichter zich uitspreekt, zoodanig dat zijn intiemste ge voelens van smart en leed en droefenis, door ?middel van zijn kunstwerk, aan het publiek worden meegedeeld, dan voegt het ons eerbied te hebben voor een dergelijke uiting; ook wanneer wij niet geheel den indruk kunnen ocdergaan, dien de componist bedoeld heeft. De symphonie Aaraël" van Joseph Suk (zijn opus 27) is een werk van hoogen ernst, van een verheven tendens ea groot kunnen. De eerste drie deelen zijn geschreven om de nagedachtenis te eeren van Bohemen's grootsten componist, Ant. Dvorak, Suk's leer meester. Nauw waren deze d: ie deelen vol tooid, of de componist werd getroffen door het verliea van zijn gade, de dochter van Dforak; een verlies zóó groot dat het voor langen tijd zijn werkkracht verlamde. Als dan later de scheppingsdrang weer bij hem ontwaakte moest hij in de verdere deelen van zijn -werk zingen van zijn liefde en zijn leed. Men begrijpt dus dat de Asraël- symphonie" vervuld is van smartelijke accenten en van sombere motieven, weergevende het noodlot en den dood. Deze motieven spelen dan ook in het geheele werk (met uitzondering van IV) een gewichtige rol. De componist is in de vinding daarvan zeer gelukkig geweest. Zij hebben buitendien een eigen physionomle en dragen er zeer toe ba aan het werk die oorspronkelijk heid en zelfstandigheid te veileenen, die ons voortdurend doen bemerken dat de componist iets persoonlijk» te zeggen heeft. Het tweede thema van I, vooral de tweede helft, is mede uitstekend gevonden; daarin kan men contrasten vinden met de beide hoofdmotieven, die een weldadig tffect maken. Maar vooral het slot van het eerste deel is mooi; het verwekt een wel droeve maar rustige eindatemmiug. In het tweede deel doet de componist n toon (Des) voortdurend doorklinken, door flu.it en trompet. Daarmede is natuurlijk iets beoogd. Wat vermeldde het programma-boek niet. Voor hen die dat niet weten verkrijgt zoo'n hardnekkig volgehouden toon iets ver moeiende. Dat was jammer, want meermalen werd ik getroffen door waarlijk zeer eehoone fragmenten, zooals dadelijk in het begin, het motief der gedempte violen en later ook het thema in alt-hobo en trompet, hetgeen vervolgens dient tot een fugato-pizzicato door de strijkinstrumenten gespeeld. In den derden Satz doet de componist een mooi gevonden nieuw thema hooren, het welk door een solo-viool gespeeld, een verk wikkenden indruk maakt. Het vierde deel is voor mij de edelste en schoonste der vijf satzen. Daarin vliedt de stroom der melodische gedachten het rijkst en ook het meest onafgebroken door, Het Finale verzwakte dien indruk weer eenigszins; ik vond daar meer het verstand dan het hart bezig. Tegen het slot van dit Allegro wordt het echter anders. Dan ver heft zich de componist tot een hoogte, zooals hy in geen der andere deelen nog bereikt heeft. Inderdaad is het einde van net stuk grootsch en indrukwekkend. Dd&r waar de celli zoo zacht en vredig hunne melodie laten hooren, begeleid door trillerfiguren der violen, verkrijgt men een indruk van resignatie die den toehoorder ten slotte dankbaar stemt. _ Suk's Asraël-symphonie" is zeker een der allerbelangrijkste werken uit den later n tijd. Of het een lang en blijvend leven be schoren zal zijn? Het is moeilijk zich op dit gebied aan voorspellingen te wagen. Stellig bezit de componist in hooge mate de gave origineel te zijn. Ook staat zijn com positietechniek en instrumenteerkunst op respectable hoogte. Bij een eerste auditie kwam het mij herhaaldelijk voor dat de toondichter zijn mooi gevonden motieven en phrasen meer künstlich gefügt" heeft dan dat hij zijn muzikalen ader onophoudelijk heeft laten doorstroomen. Maar 't is mogelijk dat bij een wederhooren mijn meening hier omtrent gewijzigd wordt. Met de uitvoering dezer symphonie heeft de heer Mengelberg met zijn orchest een daad verricht; want het zeer zware ea ge compliceerde werk kwam op warme en gloed volle wijze tot uitvoering en met een zeker heid, die niet aan een eerste uitvoeting zou doen denken. Tevens mag niet ingenomen heid, worden vermeld dat het werk zoo kort na zijn verschijnen reeds hier werd ten gehoore gebracht. Op hetzelfde concert (3 Jan.) sptelde de heer Gerard Hekking Schumarjn's cello concert, met de van hem bekende voortref felijke eigenschappen, die vooral aan den tweeden Satz ten goede kwamen. De uitvoering der Tannhaueer-ouverture bewees, dat dit stuk nog steeds als etii in schoonheid stralend oichestwerkmag beschouwd worden Benige dagen van te voren hoorde ik een nieuw werk van Bnrico Bossi, symphonische variatiën voor orchest. Men weet dat Bossi, evenals Sgarnbati, onder zijn landgenooten een afzonderlijke plaa's inneemt. Voelen zich de meeste Iialianen tot de dramatische mu ziek aangetrokken en hebben zij zich door de Mascagni-bedwelrniug sterk laten iniluenceeren, niet alzoo Bossi, die zich door zijn Canticum canticoruna" en zijn verloren Paradijs" een wereldvermaardheid heeft verworven. Ook in zijn variatiën toont zich Bossi een ernstig man, die zich niet tevreden stelt met op goedkoope en gemakkelijke wijee, triviale j invallen aan den man te brengen, maar l die zijn belangrijk inventie-vermogen met het grootste meesterschap weet te beheerschen. De variaüevorm is nitt liet genre dat op het groote publiek een sterke aantrek- j kingskracht uitoefent. Voor den muskus is j het echter in hooge mate belangwekkend na j te gaan hoe do tcmponiit er in slaagt, het j thema zijner keu^e zij liet van eigen vin ding of aan eens anders brein ontleend te veranderen met alie hem ten ditnste staande middelen, door omkeering, vergrootirg, ver kleining, rbythmische wijziging, aeeentverplaateiug, modulatie, transpositie, maar vooral door het aanbrengen van schaJieering in de "nstruinentaiie. Bossi toont zich i u zijne Variatiën als een j door en door modern toondichter, die ruim schoots gebruik wtet te maken van alle geheimen der contrapULctifche kunst en al is zijn Orchestsat:/'ook uiut zoo ingewikkeld als die van Kegt-r iri i.ijn veranderingen op een thema van Joh. Ad. Hiller. Boni's Variatiën beschouw ik toch ais eeu voor treffelijk gesiaag'.l modem orchestwerk. Waarom werd van deze nieuwe compositie niet, en van de <p hetzelfde concert uitge voerde en overbekende .Symp ..onie pathéhique van Tsahaikowsky wel e:-u analyse opge nomen in hel programmaboek? Ten slotte wil ik nog met een enkel woord j gewagen van een cuncert op tweeden Kerst dag, waar het orchest onder leiding van den heer Dopper, Mendelssohn's schooce ouverture Fmgalsh^iil*!" eeu weinig mat, maar S.'endsen's F.'st-polonaise vo-rlrtil'siijk uitvoerde en waarbij mevr OUT/ Aunie KeballioSiewe en de heer Hendrik Rijnbergen hunne medewerking verleenden. Mevrouw Reballio zong een scène voor sopraan Maria" van Iwan Knorr. Hoezeer het cok aan te bevelen is dat onze zange ressen zich meester trachten te maken van zelfstandige werken met orchest, in plaats van steeds naar oratorium- en operafrag menten te grijpen, zoo kwam het mij voor, dat deze scène niet in allen deele een gelukkige compositie genoemd max worden. Al heeft ook het orcheet, misschien door een ietwat vluchtige voorbereiding, niet geheel gegeven wat in de partituur verborgen lag, toch kon men zeer goed hooren dat de monotoon ge tinte orchestratie niet in staat is, de ver schillende stemmingen van het gedicht naar behooren te iiluureeren. Beter is het gesteld met de declamatie der tekstwoorden, waaraan een zekere leven digheid niet ontzegd kan worden. Door het eerstgenoemde euvel echter maakte het stuk een eenigszins matten indruk, die door de warme voordracht van mevrouw Reballio niet kon worden weggenomen. Mevrouw Reballio had in Zueignung" van Strauss, Ach bindet mir die Hünde doch" \an Sulzbach en Non Credo" van Widor, vooral in het laatste, meer gelegenheid hfr.) voor treffelijke qualiteiten te doen hooren, zoodat de haar geschonken toejuichingenruimschoots verdiend waren. Met zeer groot genoegen heb ik den heer Rijnbergen hooren spelen. Hij is een violist van ongewone begaafdheid. In het eerst door hem gespeelde concert van Mozart was hij nog niet geheel op dreef; ook was zijn quint ietwat te laag gestemd. Het na de pauze door hem gespeelde concert van Saiut-Saëns daarenttgt.n werd met ren zeker heid en biavour voorgedragen (.vat gelukten hem die flageolettonen o.a. goed 1) die een schitterend getuigenis aflegden van het talent van dezen jongen man. Ongetwijfeld gaat hij een groote toekomst tegemoet. ANT. Avi.HKAMr. * * Een Liederen-avoEtl van mevrouw Noorde wier ... gewis een zeldzaamheid voor Amster dam ! Ik weet niet of er vroeger reeds n heefi plaats gevonden, maar dan is het lang geleden ! Zaterdag 9 dezer gaf deze voortreffelijke kunstenares een nieuw blijk van hare artistieke veelzijdigheid. Wij wisten reeds lang dat zij in de Passionen van Bach en in Hündel's oratoriën niet te overtreffen is. Wij zijn reeda zoo menigmaal onder den indruk gekomen van de wijding die van haren zung uitstraalt, als haar heerlijk orgaan zich langs de hooge gewelven van den kathedraal voortplant; meermalen ook hoorden wij haar liederen zingen, maar een avond als Zaterdagavond J.I., waarop zij een veertiental liederen van de meest uiteenloopende stemming voordroeg, zal men zich vermoedelijk niet kunr.eu her inneren. De opgetogenheid der toehoorders zal mevr. Noordewier zeker wel duidelijk gemaakt heb ben, hoe men haar dankbaar was voor het genotene. Met vijf liederen van Schubert werd de avond geopend. Daaronder was alleen die junge Nonne" meer bekend, Suleika", Irn Haine, Verkiarung en Ciarchen's Lied uit Esjmont" behooren tot de minder gezongen liederen van Schubert. Prachtig wist mevrouw Noordewier de stemming van ieder lied te treffen. Hoe klonk niet het vredige Alleluja" uit het eerste lied als een hemelsche zalig heid na het bewogen eerste gedee'tt»! Hoe schoon werd het Stilles Sausen lover hüite" uit im Haine" niet zachtkens met cauw merkbare beweging der lippen weergeven! Hoe innig en toch jubelend wist mevrouw Noordewier den toon te treffen van Schubert's muziek bij Goethe'sEgmontpoëz e ! Toch stonden voor mij de voordracht van de vier liederen van Brahms nog hoojier. Am Sonutagrnorgen" en Nachti^ah" vcoial, zullen mij niet licht uit het. geheugen gasn. Aangrijf.end klonken de regels: Als sie's mir sagten, fing ich an zu tingen, Und einsam darm dieliande wur:d zuiingtu. Err htt het hterlike lied Naehtigaiï", een wereld van poëzie li^t daarin, was het niet of Brahms het voor de sïtm van deze zangeres gecomponeerd .heeft. In het twee ie deel zorg mevrouw Noor dewier een vijftal liederen van Röntgen. Vooreerst het aan haar opgedragen L;edeken van Jtzus en Sint Janruken". Röntgen is er zeer goed in geslaagd het zeventiende eeuwsche vers van Adriaen Poirters muzikaal weer te geven. En dat was niet gemakkelijk ; het vers toch is tamelijk uitgebieid; het moet trots alle stemmingsverscheideLheid eenvoudig blijven. Dit nu is den componist goed gelukt; buitendien is hij in de begc- j leiding door imitatiën en canomische trekjes ook muzikaal interessant weten te blijven. Daarna kwamen een viertal liederen door Röntgen bewerkt naar het gegeven van Van Duyse Hei: oude Nederlandsche Lied'' aaa de beurt. Het schalksche Klein, klein kleuterken", dat herhaald moest worden op verlangen van het publiek en het aardige, onbollige Lire boulire, lire boula" toonden hoe mevrouw Noordewier het humoristische in den zang, gesteund door een passende, maar overdreven geloofsuitdrukking, tot hun recht wist te brengen. Dat de begeleidingen van Ri'mtgan in hooge mate artistiek en al" waren behoeft nauwelijks vermelding. Interressant was de avond overigens no<.' door het debuut van een nog zeer j->rig vioioncellist, Engelbert Röntgen, die niet zijn vader B;ahma E moll sonate op. 158 er alleen Bach's C' dur suite speelde. Men ziet het de jonge Röntpen grijpt naar het beste uit de littera tuur vau ?ijn instrumenten. Thans reeds kon men vele voortn iWijke qualitei en in zijn spel waarnemen. Zoo b.v. een mooi aanzetten van den to >n, een nobele opvatting en voortrtilelijke ph:a-tering. Dat de sonate van Brahnis, die. :n ) < t bewaren van klank-schoonhei l in dt'ii toon. de hoogste eischen stelt, men dtnke slechts aan de fuga dat het laatste, deel hier' en daar nog wat stug kloek, in i', g tuen den jonpen kunstenaar nies a! te eu?el duidt".?. In de Sarabande en Bounée uit Bach'ri suite liet hij cok in dit opzicht weinig rnenschen onbevredigd. Trouwt na de geheele voordracht van Bach's suite tooi.de een zekere grootschheid van opvatting die voor den jongen kunstenaar zeer gunstijpleit en duidelijk deed blijken dut Casal's voorbeeld een beter bestaat er niet niet zonder vrucht is gebleven. En'^elbert is gevestigd en gaat zeker een schoone toekomst tegemoet; hij zal zeker den naam van de familie Röntgen hoog houdori! ANT AVKHKAMP. G. VAX HUL/EN. Uut HV/<</ Lislrlrtiii. Vier zede-verhalen. Zeist. Meindert Boogaerdt, 1908. Feu boek van v. Hulzen is altijd de mot-ite waard. Men zegt van hem dat hij een vnn-htItv,:- auteur is en 't mag twijfelachtig heeten of zulk een epitethon steeds in gunstigen zin bedoeld wordt. Daarom beteekent het meer als hij ook krachtig wordt genoemd, hetgeen dan, nauwkeuriger, zeggen wil: zich zelf gelijk blijvend, op geen wijze verslappend of af wij kend van de methode en bedoeling, die hij zich eens in zijn werken gesteld heeft. Van Hulzen wil nl. zijn de zuiver-realistische be schrijver van menschenleveris, de gematigde realist, wiens eigen persoonlijkheid zooveel mogelijk schuil gaat achter zijn beeldingen, zoodat hij ons alleen blijkt uit de samenzetting zijner verhalen en den algemeenen kijk op merjscben en zaken. Dit standpunt nu, deze opvatting is zeker niet nieuw, de meeste auteurs na '80 deden er aan, maar menigeen heeft sedert, onder den wind van een langzaam veranderend kunstbegrip, zijnen zin verzet en tracht nu anders de werkelijkheid te zien en te begrijpen. Van Hulzen echter bleef die hij was, om dat hij stevig op de beenen staat en zijn natuur volkomen past bij dat realisme, dat zeer zeker den mensch in 't midden deischilderij stelt, doch allereerst bedoelt de werkelijkheid uit zich zelf te doen Imn en niet enkel haar te vertellen. Wij mogen meeleven met de eerste liefdes overpeinzingen van een aankomend meisje of de onvrede en vage verlangens van een jonge vrouw, maar wij moeten daarbij goed weten wat ''t humeur en de stemming van dea daij ia, waarop deze zielsgebeurtenissen voorvallen, hoe zee en strand er uit zien, of het behagelijk interieur, met zijn glanzig nieuwe meubelen en zijn wel wat schreeu werige lux\ .. /ao wil het v. Hulzen en hij heeft gelijk het te willen, want hij kan het goed. Zijn beschrijvingen, beter gezegd: zijn suggesties van uiterlijke werkelijkheid, mogen zelden fijn of diep gewerkt zijn. noch machtig van indruk, zij zijn gewoonlijk vast en degelijk, een beeije ruw en rauw, maar zoo beslist en zeker van zich zelf. Esn rustig toe-grijper, een schede vasthouder des uiterlijken levens is Van Hulzen, als hij niet in al te vlugge productie zich toelaat te verslappen of ta verslonzen. Maar waar hij er even zijn kracht aanzet, zooils in 't derde verhaal, Hippodrom, of 't vierde, Procreatie, roept bij klaar en stellig de beelden in onzen geest op. Zoo uit het laatste stuk: Weldadige morger-koelte doorfrischte de nauwe, krakende gangen van het klein berghötel, 't gelijkvloersche deel van steen, verder geheel van hout opgetrokken. Wijd gaapten open als vierkante bekken de groote ramen en de ijle lucht, 't blanke licht gaf een verscherpte klaarte aan elk gerucht". En uit het eerste; Boven op de zaal was 't broeierig, warm, net zooals hij wel meende. DB gaspitten waaierden door de wakke avondlucht van open veneters en gaven zwak gerucht in de 'ooze stilte. De groote ruimte lag leeg. De leuningen der stoelen, ijl en glanzend, reiden zich verenkeld boven 't doffe van de rond leeren zittingen, 't Gasgerucht spetterde nu ook geruischvoller door de laaie stilte heen. .Van Drielen voelde 't vreemde, 't enkele van zichzelf nu hij zich neerzette. . ." Dit nu is geenszins enorm van suggestieve kracht, maar waar hst niet om zicluelfswil gegeven wordt, dot h enkel als orngevingssclüldering ter verscherping van den totaal indruk, bestaat er te meer reden het te prijzen, waar tr tegenwoordig zekere neiging aan 't grceien is op die dingen te gaan neerzien. AUeen is 't jammer dat Van Hulzen't noodig vindt soms nieuwe (t-n rare) woorden te maken, waar de iewote (en rake) er vlak naast liggen. Hij spreekt vau 'c welle zand" en molle armen", terwijl toch 't inulle zand en moU'njf armen :t evengoed zouden doen. Ook die l n uit. stilte" is zetr vreemd, als mede een brakke tent" «n weer ten wrakke stilte." Vcor oen ,.mtkk<- avondlucht" voel ik iets meer, a's liet tien zin mag hebben ; van zoel en ilauw, maar wat tivijnde beteeKent j in Hoog twijndu in ijle koppeling de blanke ! voü'jaarslucht '. . . valt zeker wter niet z;o intens te bevroeden. . . . Tuttchcn de door gaans gewone, maar ztor rake woorden, steken die neologifctitcli^ dirgsigheidj^ wat schreeuwerig en hinderlijk uit. Zij trekken de aaulacht ?Js nachtelijke ji:llërs op het trottoir m furr, maar rr.en ziet nie: in, dat de schepping minder compleet zou zijn zonder hun tegenwoordigheid. Wat MI eirdelijk het p.-ychologischp, het rnensohelljk-draüjiKische iri v. Uulzen'B ver halen betïi. ft, het Mij et v:elf, waarvan al dat vo jrgp.antie, maar de stemmende omgeving uitmaakt, kau men zfgiien, dat, v. H. vooral da kenner is van ttea zelfkant der samen leving", geiijk hij ;;eif iiet treffend noemde. van de kerniismenschen, de schooiers en vagebonden, de allerarmsten. Jlaar ook, gKiijk uil dezen buudel nog ec-ns duidelijk blijkt, Vr.n den kltln.rt Inri/n-fl^ud, Vit de vier verhau n is vooral 't derde, Hippodrom, gaaf en zorgvuldig bewerkt, al werd 't dan ook gtenri'.iriS voor kleir-o meisjes geschreven. Het is waarlijk een beeld vau groo'.e-stadazeden, f;r>c!> en brutaal, zonder vertnooien of verbiceu'.en. Even, wil het ten kijk geven in verhoudingen (n ellenden, zooals elke groole stad dip Uent, verhoudingen van meiden en hun vrijers, van maiiLtenee's en hun meneertn". en ons daarin mee laten gevoelen, zoodat de benauwenis van dat uit zinnig grof pleizier niet dien ondergrond vau luguber on toekomstioos leven over ons komt en v»ij veel laaj;-meiischelijks zien... en begrijpen leerei1. Wat nooit kwaad kan. , . . De andere verhalen zijn niet zoo compleet, ocli zce> stellig aandoeiide. Er schijnt iets niet geheel zin vers in dat relaas ?an het jong getrouwde, zeer zitilijke vrouwtje, dat half en half teleurgesteld in haar huwelijk, vaas! op avonturen hoopt en bij gelegenheid van een slechte reis thuis komt, in den let terlijken zin. Het avontuur lijkt wel he*l rauw, ja bijna ongeloofelijk aangebracht voor £e:i heuscho dame, met zooveel fijne zelf beziimint'. Maar... men kan 't nooit weten en v. Hulzen iieeit toch misschien geiijk. Het eerf.tu en het laatste verhaal zijn eigenlijk maar schetsen in hun vrlu.:htigh«id. Zijdoen nit-t erg aan. al waardeert meu o ik hier de goede btschrijvingen, zonder welke zulke stukjes al bijzonder weinig iUuur zouden maken. Zij zijn inderdaad schetsjes", van de soort als in alle tijdschriften alle maanden ver schijnen, ofschoon ook de hand hier vaster geroutineerde? moge zijn. Want Van Hulzen' is een onzer stevige, betrouwbare realisten, een, die zich gelijk blijft en niet wankelt in de onzekerheid des tijds, en in Hippodrom geeft hij nog eens het onloochenbaar bewijs, dat hij zijn genre aankan". En ook dat het platste, schijnbaar ongenietbaarste een ernst en wijden weemoed bevat, voor wie dieper dan de oppervlakte schouwt. FRANS COEKEX. Dante en Beatrice en and-re verzen, door FEEDERIK VAX EEDEN. Amsterdam, W. Versluya, 190S. Ik moet zeggen dat de indruk dien de lezing van dit boekje bij mij achterliet, een zeer onaangename is. Iets van gezwollenheid en, erger, pharizeïsme. Iets als de door tra nen verstikte gtem van Mevrouw Simons' Paladijn", wanneer hij de grafrede op zijn springlevende vrouw voordraagt. En toch, ik begon de lectuur ontvankelijk voor, ja bereid tot genieting en bewondering. In een dagblad had ik van een eerlijk cri ticus een lovend artikel gelezen, die betoog de dat Van Eeden's talent door veel leed en strijd was gelouterd, en een sonnet uit de zen bundel aanhaalde, dat ik mooi vond. Het was het gedicht van bladzijde 32 En de beide volgende bladzijden zijn, bijvoor beeld, óók mooi. Ziehier n ervan: XXIV. Wie eens uw watervelden heeft aanschouwd o zee! waarover zilvren glanzen glijen en zag uw eindelooze golvenrijen aanstrijken van de kimme, grijs en goud, wie ns met uwer blauwe woestenijen schriklijk bestaan verzoend werd en ver trouwd, ^en voelde aan uwe rotsen, grauw f n oud, d'ontroerde ziel tot ruimer bloei gedijen, hoe kan die anders dan in smachtend dulden de droefheid onder^aan van enger sfeer ? Hij kent geen vrede in 't veilig landschap meer schoon aarde en zon hem elke wensch ver vulden. Hij wil de vrijheid der verlaten kusten als kon hij nader düar aan Gods hart rusten. Nietwaar, uit dit gedicht kornt ons een wijdheid" tegen, een omvattendheid van gevoel, in veertien regels maar vastgelegd, zooals men de oneindigheid van een land schap kan genieten op een schilderijtje van nog geen kwart vierkanten meter. Welnu, ik puur dan dit gedichtje uit dezen bundel, en zet het hier ais hulde aan een onmisken baar dichtertalent. Maar helaas, die grootheid van gevoel vinden we zoo zei 'en. Da ..grootheid" van zelfbewuste nederigheid komt er zoo dik wijls voor in de plaat-j. Kijk, ten mooi ding beelden is een sc'ioone daad. Mnar wordt dat mooie geohser eerd door den dichter in den dichter zelf, dan knnm-n we dat beeld nooit 7.00 grif en z >o gaaf bewonderen, omdat de beeldingsdaad zeif iets ieelijks is geworden. Immers zelfverheffing is iets minderwaardigs, n:et alleen naar traditioneel Christelijke, maar o k naar algemeen merjschelïjke beschouwings wijze. En dan: a's men zich gaat ver/Kj/Vn op zijn vrome wVniJieid! De innerlijke tegenstrijdighei l ia duidelijk. Bij een zich verhttl'i'n is nederigheid niet mogelijk die nederigheid is dus leugen. E--n weerzinwek kende l «-.u gen, ons te afschuwelijker naarmate ons de ware vroomhei l heiliger is. fs niet vroomheid de opperste v. ere'dwijsheid, is het niet een doordrongonl-eid van 't juiste verhoudintrsbesef tusschen 't miniem ikheidje en de A'ziei, of wil men : de .,Idee"? Waar nu de echte vroomheid zich uit in <-C c «u t f. j! c £? r eg tl. BOUWT te NUNSPEET op ds VELTJWE Inlichtingen bij ,,-i.rti", doorloopende schilderyen-tentoonstelling aldaar. Nu is het tijd U te abonneeren op Geïllustreerd Maandschrift. Dit mooiste Nederl. Geïll. Tijdschrift beapreekt geen gebeurtenissen van voorbijgaand belang, maar geeft per jaar voor ?12.50 in bijna 1000 bladz. artikelen en platen van blijvende waarde; het is daarom iets om te bezitten en te bewaren. itg.-M. ELSEVIER" teA'darn en bd.Boekh. W.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 K. P. DEUSCHLE-BENGER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl