Historisch Archief 1877-1940
No4 1647
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.'
studenten, jongelui in den vreemde, schip
pers, zeelieden, leerlingen der zeevaartschool
en bovenal nooddruftige lieden met kinderen
(zeer goed links) men moet l zoon nemen
op de 2 of 3 en nimmer meer dan 2 in n
enkel gezin.
Wat dit laatste betreft, zoolang het con
tingent beperkt blijft, is dit zeker zeer juist
gezien. Had men ten onzent deze regeling
gevolgd in plaats van de bestaande, waarbij
de grootste heJft der zonen moet dienen,
het onrecht der loting zoude er althans
eenigszins minder seheip door worden ge
voeld.
En wat aangaat de vrijstelling van onder
wijzers en geestelijken, zoo maakte reeds de
heer Allard (blz. 156) de opmerking, dat op
het congres te Luik de onderwijzers ver
klaard hebben geen ontheffing te verlan
gen. Met den heer Franck acht ik dit zeer
begrijpelijk: de opvoeders der jeugd gelijk
deze zeide moeten het voorbeeld geven
in burgerdeugd. De strijd tegen mogelijke
inlijving van geestelijken is er ten slotte ook
in Belgiënaar 't mij voorkomt een tegen
windmolens. Al heeft men, toen dat vraag
stuk bij ons aan de orde geweest is, er menig
maal op gewezen dat geestelijken in de
geschiedenis de grootste vechtersbazen zijn
geweest, men is gezwicht voor de oprechte
overtuiging die roomsch-katholieken pries
ters verbiedt het soldatenkleed te dragen 6).
Ook in Belgiëis dat het geval. Wat zou het
leger er bij winnen zeide de heer Franck
in zijn schoon e rede om ook de pastoors
met een ransel op den rug te zien. Thans
klampen enkelen zich nog aan die mogelijke
inlijving vast, om den persoonlijken dienst
tegen te staan.
Militaire voorbereiding zou ook naar het
oordeel van generaaj Hellebaut een reden
tot dienstbekorting zijn, en een krachtige
hefboom ter voorbereiding («eer wel links).
Dit leest men op hetzelfde oogenblik, dat
onze minister van oorlog, in stede van de
fout der wet te herstellen, die als
viermaanders ook ongeoefenden aanwijst, als
zijn voornemen te kennen geeft om de
geheele instelling op te heften. Overigens zal
het Belgische legerbestuur wel doen, om,
*vat het militaire deel der voorbereiding
betreft het exereeeren" , met de er
varing ten onzent te rade te gaan.
Vergoedingen zouden in beperkte mate
bunnen worden toegepast en in verband te
brengen zijn meteen weerbelasting (blz. 89),
een maatregel ook door mij bepleit en dus
met instemming aangehaald. 7)
In den aangegeven zin ware de oorlogs
sterkte gemakkelijk te bereiken,de reserves
inbegrepen wat thans niet het geval is.
Besluitende met eene schoore peroratie
oogst de minister van oorlog langdurige
toejuichingen van links en enkele banken
van rechts. De minister president, do heer
Schollaert drukte zijn ambtgenoot de hand.
In aanmerking nemende dat de minister
zitting heeft in een rechtsch kabinet, kwam
de toestand dus vrijwel overeen met dien
ten onzent bij het eerste optreden van
generaal Staal, die, linkerman zijnde, in
1905 slechts door de conservatieve elemen
ten van rechts werd toegejuicht.
'(Slot i'ölgt). THOMSON.
1) Volgens v. Löbell's Jahresbericht over
1907 wordt viij algemeen erkend, dat de
wet van 1902 niet gelukt is, noch wat aantal,
noch wat gehalte der vrijwilligers betreft."
2) Herkeuring bestond niet voor afgekeurde
vrijwilligers, doch weid bij K. B., veertien
dagen vó^r de interpellatie uitgevaardigd,
mogelijk gemaakt.Een wetsvoorstel-Verhaegen
regelende diezelfde materie is intugschen in
staat van wijzen.
3) In dit verband zij gewezen op de prak
tijken in het arrondissement
Taielt-liousselaere, in Mei 1905 door den Gentschen afgev.
Mechelynck ter sprake gebracht.
4) Niet inbegrepen: mankeerenden (Cl),
voor den krijgsraad (33), in de gevangenis (87;,
met verlof t:oven de maand (252) totaal
433. Wel inbegrepen het 14daagsch verlof,
waarop miliciens, retnplaeanUn en
fceroepsvrijwilligei-3 van 18 jaar recht hebben.
5) Expropriation personnelle.
C) Den alleriaatsten lijd wordt ten onzent
weder eetiige zwakke propaganda gemaakt
om geestelijken niet langer vrij te stellen,
eene actie, die bij ocs nog beperkt contin
gent zonderling is.
7) Dit zij gezegd tegenover het streven ten
onzent om de gezinsvergoedingen geheel af
te schaffen; ik moge hier verwijzen naar het
door mij gesprokene bij de laatste
oorlogsbegrooting (Handelingen bi?. 118'J).
iüde Hoofdstad,
Wanneer een ernstig toondichter zich
uitspreekt, zoodanig dat zijn intiemste ge
voelens van smart en leed en droefenis, door
?middel van zijn kunstwerk, aan het publiek
worden meegedeeld, dan voegt het ons eerbied
te hebben voor een dergelijke uiting; ook
wanneer wij niet geheel den indruk kunnen
ocdergaan, dien de componist bedoeld heeft.
De symphonie Aaraël" van Joseph Suk
(zijn opus 27) is een werk van hoogen ernst,
van een verheven tendens ea groot kunnen.
De eerste drie deelen zijn geschreven om
de nagedachtenis te eeren van Bohemen's
grootsten componist, Ant. Dvorak, Suk's leer
meester. Nauw waren deze d: ie deelen vol
tooid, of de componist werd getroffen door
het verliea van zijn gade, de dochter van
Dforak; een verlies zóó groot dat het voor
langen tijd zijn werkkracht verlamde. Als
dan later de scheppingsdrang weer bij hem
ontwaakte moest hij in de verdere deelen
van zijn -werk zingen van zijn liefde en zijn
leed.
Men begrijpt dus dat de Asraël- symphonie"
vervuld is van smartelijke accenten en van
sombere motieven, weergevende het noodlot
en den dood.
Deze motieven spelen dan ook in het
geheele werk (met uitzondering van IV) een
gewichtige rol. De componist is in de vinding
daarvan zeer gelukkig geweest. Zij hebben
buitendien een eigen physionomle en dragen
er zeer toe ba aan het werk die oorspronkelijk
heid en zelfstandigheid te veileenen, die ons
voortdurend doen bemerken dat de componist
iets persoonlijk» te zeggen heeft.
Het tweede thema van I, vooral de tweede
helft, is mede uitstekend gevonden; daarin
kan men contrasten vinden met de beide
hoofdmotieven, die een weldadig tffect maken.
Maar vooral het slot van het eerste deel
is mooi; het verwekt een wel droeve maar
rustige eindatemmiug.
In het tweede deel doet de componist n
toon (Des) voortdurend doorklinken, door
flu.it en trompet. Daarmede is natuurlijk iets
beoogd. Wat vermeldde het programma-boek
niet. Voor hen die dat niet weten verkrijgt
zoo'n hardnekkig volgehouden toon iets ver
moeiende. Dat was jammer, want meermalen
werd ik getroffen door waarlijk zeer eehoone
fragmenten, zooals dadelijk in het begin, het
motief der gedempte violen en later ook
het thema in alt-hobo en trompet, hetgeen
vervolgens dient tot een fugato-pizzicato
door de strijkinstrumenten gespeeld.
In den derden Satz doet de componist een
mooi gevonden nieuw thema hooren, het
welk door een solo-viool gespeeld, een verk
wikkenden indruk maakt.
Het vierde deel is voor mij de edelste en
schoonste der vijf satzen. Daarin vliedt de
stroom der melodische gedachten het rijkst
en ook het meest onafgebroken door,
Het Finale verzwakte dien indruk weer
eenigszins; ik vond daar meer het verstand
dan het hart bezig. Tegen het slot van dit
Allegro wordt het echter anders. Dan ver
heft zich de componist tot een hoogte, zooals
hy in geen der andere deelen nog bereikt
heeft. Inderdaad is het einde van net stuk
grootsch en indrukwekkend. Dd&r waar de
celli zoo zacht en vredig hunne melodie
laten hooren, begeleid door trillerfiguren
der violen, verkrijgt men een indruk van
resignatie die den toehoorder ten slotte
dankbaar stemt.
_ Suk's Asraël-symphonie" is zeker een
der allerbelangrijkste werken uit den later n
tijd. Of het een lang en blijvend leven be
schoren zal zijn? Het is moeilijk zich op
dit gebied aan voorspellingen te wagen.
Stellig bezit de componist in hooge mate
de gave origineel te zijn. Ook staat zijn com
positietechniek en instrumenteerkunst op
respectable hoogte. Bij een eerste auditie
kwam het mij herhaaldelijk voor dat de
toondichter zijn mooi gevonden motieven en
phrasen meer künstlich gefügt" heeft dan
dat hij zijn muzikalen ader onophoudelijk
heeft laten doorstroomen. Maar 't is mogelijk
dat bij een wederhooren mijn meening hier
omtrent gewijzigd wordt.
Met de uitvoering dezer symphonie heeft
de heer Mengelberg met zijn orchest een
daad verricht; want het zeer zware ea ge
compliceerde werk kwam op warme en gloed
volle wijze tot uitvoering en met een zeker
heid, die niet aan een eerste uitvoeting zou
doen denken. Tevens mag niet ingenomen
heid, worden vermeld dat het werk zoo kort
na zijn verschijnen reeds hier werd ten
gehoore gebracht.
Op hetzelfde concert (3 Jan.) sptelde de
heer Gerard Hekking Schumarjn's cello
concert, met de van hem bekende voortref
felijke eigenschappen, die vooral aan den
tweeden Satz ten goede kwamen.
De uitvoering der
Tannhaueer-ouverture bewees, dat dit stuk nog steeds als
etii in schoonheid stralend oichestwerkmag
beschouwd worden
Benige dagen van te voren hoorde ik een
nieuw werk van Bnrico Bossi, symphonische
variatiën voor orchest. Men weet dat Bossi,
evenals Sgarnbati, onder zijn landgenooten
een afzonderlijke plaa's inneemt. Voelen zich
de meeste Iialianen tot de dramatische mu
ziek aangetrokken en hebben zij zich door de
Mascagni-bedwelrniug sterk laten
iniluenceeren, niet alzoo Bossi, die zich door zijn
Canticum canticoruna" en zijn verloren Paradijs"
een wereldvermaardheid heeft verworven.
Ook in zijn variatiën toont zich Bossi een
ernstig man, die zich niet tevreden stelt met
op goedkoope en gemakkelijke wijee, triviale j
invallen aan den man te brengen, maar l
die zijn belangrijk inventie-vermogen met
het grootste meesterschap weet te
beheerschen.
De variaüevorm is nitt liet genre dat
op het groote publiek een sterke aantrek- j
kingskracht uitoefent. Voor den muskus is j
het echter in hooge mate belangwekkend na j
te gaan hoe do tcmponiit er in slaagt, het j
thema zijner keu^e zij liet van eigen vin
ding of aan eens anders brein ontleend te
veranderen met alie hem ten ditnste staande
middelen, door omkeering, vergrootirg, ver
kleining, rbythmische wijziging,
aeeentverplaateiug, modulatie, transpositie, maar vooral
door het aanbrengen van schaJieering in de
"nstruinentaiie.
Bossi toont zich i u zijne Variatiën als een j
door en door modern toondichter, die ruim
schoots gebruik wtet te maken van alle
geheimen der contrapULctifche kunst en al
is zijn Orchestsat:/'ook uiut zoo ingewikkeld
als die van Kegt-r iri i.ijn veranderingen
op een thema van Joh. Ad. Hiller. Boni's
Variatiën beschouw ik toch ais eeu voor
treffelijk gesiaag'.l modem orchestwerk.
Waarom werd van deze nieuwe compositie
niet, en van de <p hetzelfde concert uitge
voerde en overbekende .Symp ..onie pathéhique
van Tsahaikowsky wel e:-u analyse opge
nomen in hel programmaboek?
Ten slotte wil ik nog met een enkel woord j
gewagen van een cuncert op tweeden Kerst
dag, waar het orchest onder leiding van
den heer Dopper, Mendelssohn's schooce
ouverture Fmgalsh^iil*!" eeu weinig mat,
maar S.'endsen's F.'st-polonaise vo-rlrtil'siijk
uitvoerde en waarbij mevr OUT/ Aunie
KeballioSiewe en de heer Hendrik Rijnbergen hunne
medewerking verleenden.
Mevrouw Reballio zong een scène voor
sopraan Maria" van Iwan Knorr. Hoezeer
het cok aan te bevelen is dat onze zange
ressen zich meester trachten te maken van
zelfstandige werken met orchest, in plaats
van steeds naar oratorium- en operafrag
menten te grijpen, zoo kwam het mij voor,
dat deze scène niet in allen deele een gelukkige
compositie genoemd max worden. Al heeft
ook het orcheet, misschien door een ietwat
vluchtige voorbereiding, niet geheel gegeven
wat in de partituur verborgen lag, toch kon
men zeer goed hooren dat de monotoon ge
tinte orchestratie niet in staat is, de ver
schillende stemmingen van het gedicht naar
behooren te iiluureeren.
Beter is het gesteld met de declamatie
der tekstwoorden, waaraan een zekere leven
digheid niet ontzegd kan worden. Door het
eerstgenoemde euvel echter maakte het stuk
een eenigszins matten indruk, die door de
warme voordracht van mevrouw Reballio
niet kon worden weggenomen. Mevrouw
Reballio had in Zueignung" van Strauss,
Ach bindet mir die Hünde doch" \an
Sulzbach en Non Credo" van Widor, vooral
in het laatste, meer gelegenheid hfr.) voor
treffelijke qualiteiten te doen hooren, zoodat
de haar geschonken toejuichingenruimschoots
verdiend waren.
Met zeer groot genoegen heb ik den heer
Rijnbergen hooren spelen. Hij is een violist
van ongewone begaafdheid. In het eerst
door hem gespeelde concert van Mozart was
hij nog niet geheel op dreef; ook was zijn
quint ietwat te laag gestemd. Het na de
pauze door hem gespeelde concert van
Saiut-Saëns daarenttgt.n werd met ren zeker
heid en biavour voorgedragen (.vat gelukten
hem die flageolettonen o.a. goed 1) die een
schitterend getuigenis aflegden van het talent
van dezen jongen man. Ongetwijfeld gaat hij
een groote toekomst tegemoet.
ANT. Avi.HKAMr.
* *
Een Liederen-avoEtl van mevrouw Noorde
wier ... gewis een zeldzaamheid voor Amster
dam ! Ik weet niet of er vroeger reeds n
heefi plaats gevonden, maar dan is het lang
geleden !
Zaterdag 9 dezer gaf deze voortreffelijke
kunstenares een nieuw blijk van hare artistieke
veelzijdigheid. Wij wisten reeds lang dat zij
in de Passionen van Bach en in Hündel's
oratoriën niet te overtreffen is. Wij zijn reeda
zoo menigmaal onder den indruk gekomen
van de wijding die van haren zung uitstraalt,
als haar heerlijk orgaan zich langs de hooge
gewelven van den kathedraal voortplant;
meermalen ook hoorden wij haar liederen
zingen, maar een avond als Zaterdagavond J.I.,
waarop zij een veertiental liederen van de
meest uiteenloopende stemming voordroeg,
zal men zich vermoedelijk niet kunr.eu her
inneren.
De opgetogenheid der toehoorders zal mevr.
Noordewier zeker wel duidelijk gemaakt heb
ben, hoe men haar dankbaar was voor het
genotene.
Met vijf liederen van Schubert werd de
avond geopend. Daaronder was alleen die
junge Nonne" meer bekend, Suleika", Irn
Haine, Verkiarung en Ciarchen's Lied uit
Esjmont" behooren tot de minder gezongen
liederen van Schubert. Prachtig wist mevrouw
Noordewier de stemming van ieder lied te
treffen. Hoe klonk niet het vredige Alleluja"
uit het eerste lied als een hemelsche zalig
heid na het bewogen eerste gedee'tt»!
Hoe schoon werd het Stilles Sausen
lover hüite" uit im Haine" niet zachtkens
met cauw merkbare beweging der lippen
weergeven! Hoe innig en toch jubelend wist
mevrouw Noordewier den toon te treffen
van Schubert's muziek bij
Goethe'sEgmontpoëz e !
Toch stonden voor mij de voordracht van
de vier liederen van Brahms nog hoojier.
Am Sonutagrnorgen" en Nachti^ah" vcoial,
zullen mij niet licht uit het. geheugen gasn.
Aangrijf.end klonken de regels:
Als sie's mir sagten, fing ich an zu tingen,
Und einsam darm dieliande wur:d zuiingtu.
Err htt het hterlike lied Naehtigaiï", een
wereld van poëzie li^t daarin, was het niet
of Brahms het voor de sïtm van deze zangeres
gecomponeerd .heeft.
In het twee ie deel zorg mevrouw Noor
dewier een vijftal liederen van Röntgen.
Vooreerst het aan haar opgedragen L;edeken
van Jtzus en Sint Janruken". Röntgen is
er zeer goed in geslaagd het zeventiende
eeuwsche vers van Adriaen Poirters muzikaal
weer te geven. En dat was niet gemakkelijk ;
het vers toch is tamelijk uitgebieid; het
moet trots alle stemmingsverscheideLheid
eenvoudig blijven. Dit nu is den componist
goed gelukt; buitendien is hij in de begc- j
leiding door imitatiën en canomische trekjes
ook muzikaal interessant weten te blijven.
Daarna kwamen een viertal liederen door
Röntgen bewerkt naar het gegeven van Van
Duyse Hei: oude Nederlandsche Lied'' aaa
de beurt. Het schalksche Klein, klein
kleuterken", dat herhaald moest worden op
verlangen van het publiek en het aardige,
onbollige Lire boulire, lire boula" toonden
hoe mevrouw Noordewier het humoristische
in den zang, gesteund door een passende, maar
overdreven geloofsuitdrukking, tot hun recht
wist te brengen. Dat de begeleidingen van
Ri'mtgan in hooge mate artistiek en al"
waren behoeft nauwelijks vermelding.
Interressant was de avond overigens no<.' door het
debuut van een nog zeer j->rig vioioncellist,
Engelbert Röntgen, die niet zijn vader
B;ahma E moll sonate op. 158 er alleen Bach's
C' dur suite speelde. Men ziet het de jonge
Röntpen grijpt naar het beste uit de littera
tuur vau ?ijn instrumenten. Thans reeds kon
men vele voortn iWijke qualitei en in zijn
spel waarnemen. Zoo b.v. een mooi aanzetten
van den to >n, een nobele opvatting en
voortrtilelijke ph:a-tering. Dat de sonate van
Brahnis, die. :n ) < t bewaren van
klank-schoonhei l in dt'ii toon. de hoogste eischen stelt,
men dtnke slechts aan de fuga dat het
laatste, deel hier' en daar nog wat stug kloek,
in i', g tuen den jonpen kunstenaar nies a! te
eu?el duidt".?. In de Sarabande en Bounée
uit Bach'ri suite liet hij cok in dit opzicht
weinig rnenschen onbevredigd. Trouwt na de
geheele voordracht van Bach's suite tooi.de
een zekere grootschheid van opvatting die
voor den jongen kunstenaar zeer
gunstijpleit en duidelijk deed blijken dut Casal's
voorbeeld een beter bestaat er niet
niet zonder vrucht is gebleven.
En'^elbert is gevestigd en gaat zeker een
schoone toekomst tegemoet; hij zal zeker
den naam van de familie Röntgen hoog
houdori!
ANT AVKHKAMP.
G. VAX HUL/EN. Uut HV/<</ Lislrlrtiii.
Vier zede-verhalen. Zeist. Meindert
Boogaerdt, 1908.
Feu boek van v. Hulzen is altijd de mot-ite
waard. Men zegt van hem dat hij een
vnn-htItv,:- auteur is en 't mag twijfelachtig heeten
of zulk een epitethon steeds in gunstigen zin
bedoeld wordt. Daarom beteekent het meer
als hij ook krachtig wordt genoemd, hetgeen
dan, nauwkeuriger, zeggen wil: zich zelf gelijk
blijvend, op geen wijze verslappend of af wij
kend van de methode en bedoeling, die hij
zich eens in zijn werken gesteld heeft. Van
Hulzen wil nl. zijn de zuiver-realistische be
schrijver van menschenleveris, de gematigde
realist, wiens eigen persoonlijkheid zooveel
mogelijk schuil gaat achter zijn beeldingen,
zoodat hij ons alleen blijkt uit de
samenzetting zijner verhalen en den algemeenen
kijk op merjscben en zaken. Dit standpunt
nu, deze opvatting is zeker niet nieuw, de
meeste auteurs na '80 deden er aan, maar
menigeen heeft sedert, onder den wind van
een langzaam veranderend kunstbegrip, zijnen
zin verzet en tracht nu anders de werkelijkheid
te zien en te begrijpen.
Van Hulzen echter bleef die hij was, om
dat hij stevig op de beenen staat en zijn
natuur volkomen past bij dat realisme, dat
zeer zeker den mensch in 't midden
deischilderij stelt, doch allereerst bedoelt de
werkelijkheid uit zich zelf te doen Imn en
niet enkel haar te vertellen.
Wij mogen meeleven met de eerste liefdes
overpeinzingen van een aankomend meisje
of de onvrede en vage verlangens van een
jonge vrouw, maar wij moeten daarbij goed
weten wat ''t humeur en de stemming van
dea daij ia, waarop deze zielsgebeurtenissen
voorvallen, hoe zee en strand er uit zien,
of het behagelijk interieur, met zijn glanzig
nieuwe meubelen en zijn wel wat schreeu
werige lux\ ..
/ao wil het v. Hulzen en hij heeft gelijk
het te willen, want hij kan het goed. Zijn
beschrijvingen, beter gezegd: zijn suggesties
van uiterlijke werkelijkheid, mogen zelden
fijn of diep gewerkt zijn. noch machtig van
indruk, zij zijn gewoonlijk vast en degelijk,
een beeije ruw en rauw, maar zoo beslist
en zeker van zich zelf. Esn rustig toe-grijper,
een schede vasthouder des uiterlijken levens
is Van Hulzen, als hij niet in al te vlugge
productie zich toelaat te verslappen of ta
verslonzen.
Maar waar hij er even zijn kracht aanzet,
zooils in 't derde verhaal, Hippodrom, of 't
vierde, Procreatie, roept bij klaar en stellig
de beelden in onzen geest op.
Zoo uit het laatste stuk:
Weldadige morger-koelte doorfrischte de
nauwe, krakende gangen van het klein
berghötel, 't gelijkvloersche deel van steen, verder
geheel van hout opgetrokken.
Wijd gaapten open als vierkante bekken
de groote ramen en de ijle lucht, 't blanke
licht gaf een verscherpte klaarte aan elk
gerucht".
En uit het eerste;
Boven op de zaal was 't broeierig, warm,
net zooals hij wel meende. DB gaspitten
waaierden door de wakke avondlucht van
open veneters en gaven zwak gerucht in de
'ooze stilte. De groote ruimte lag leeg. De
leuningen der stoelen, ijl en glanzend, reiden
zich verenkeld boven 't doffe van de rond
leeren zittingen, 't Gasgerucht spetterde nu
ook geruischvoller door de laaie stilte heen.
.Van Drielen voelde 't vreemde, 't enkele
van zichzelf nu hij zich neerzette. . ."
Dit nu is geenszins enorm van suggestieve
kracht, maar waar hst niet om zicluelfswil
gegeven wordt, dot h enkel als
orngevingssclüldering ter verscherping van den totaal
indruk, bestaat er te meer reden het te prijzen,
waar tr tegenwoordig zekere neiging aan 't
grceien is op die dingen te gaan neerzien.
AUeen is 't jammer dat Van Hulzen't noodig
vindt soms nieuwe (t-n rare) woorden te
maken, waar de iewote (en rake) er vlak
naast liggen. Hij spreekt vau 'c welle zand"
en molle armen", terwijl toch 't inulle zand
en moU'njf armen :t evengoed zouden doen.
Ook die l n uit. stilte" is zetr vreemd, als
mede een brakke tent" «n weer ten wrakke
stilte." Vcor oen ,.mtkk<- avondlucht" voel
ik iets meer, a's liet tien zin mag hebben ;
van zoel en ilauw, maar wat tivijnde beteeKent j
in Hoog twijndu in ijle koppeling de blanke !
voü'jaarslucht '. . . valt zeker wter niet z;o
intens te bevroeden. . . . Tuttchcn de door
gaans gewone, maar ztor rake woorden,
steken die neologifctitcli^ dirgsigheidj^ wat
schreeuwerig en hinderlijk uit. Zij trekken
de aaulacht ?Js nachtelijke ji:llërs op het
trottoir m furr, maar rr.en ziet nie: in, dat
de schepping minder compleet zou zijn zonder
hun tegenwoordigheid.
Wat MI eirdelijk het p.-ychologischp, het
rnensohelljk-draüjiKische iri v. Uulzen'B ver
halen betïi. ft, het Mij et v:elf, waarvan al dat
vo jrgp.antie, maar de stemmende omgeving
uitmaakt, kau men zfgiien, dat, v. H. vooral
da kenner is van ttea zelfkant der samen
leving", geiijk hij ;;eif iiet treffend noemde.
van de kerniismenschen, de schooiers en
vagebonden, de allerarmsten. Jlaar ook,
gKiijk uil dezen buudel nog ec-ns duidelijk
blijkt, Vr.n den kltln.rt Inri/n-fl^ud, Vit de
vier verhau n is vooral 't derde, Hippodrom,
gaaf en zorgvuldig bewerkt, al werd 't dan
ook gtenri'.iriS voor kleir-o meisjes geschreven.
Het is waarlijk een beeld vau
groo'.e-stadazeden, f;r>c!> en brutaal, zonder vertnooien
of verbiceu'.en. Even, wil het ten kijk geven
in verhoudingen (n ellenden, zooals elke
groole stad dip Uent, verhoudingen van
meiden en hun vrijers, van maiiLtenee's en
hun meneertn". en ons daarin mee laten
gevoelen, zoodat de benauwenis van dat uit
zinnig grof pleizier niet dien ondergrond
vau luguber on toekomstioos leven over ons
komt en v»ij veel laaj;-meiischelijks zien...
en begrijpen leerei1.
Wat nooit kwaad kan. , . .
De andere verhalen zijn niet zoo compleet,
ocli zce> stellig aandoeiide. Er schijnt iets
niet geheel zin vers in dat relaas ?an het
jong getrouwde, zeer zitilijke vrouwtje, dat
half en half teleurgesteld in haar huwelijk,
vaas! op avonturen hoopt en bij gelegenheid
van een slechte reis thuis komt, in den let
terlijken zin. Het avontuur lijkt wel he*l
rauw, ja bijna ongeloofelijk aangebracht voor
£e:i heuscho dame, met zooveel fijne zelf
beziimint'. Maar... men kan 't nooit weten en
v. Hulzen iieeit toch misschien geiijk. Het
eerf.tu en het laatste verhaal zijn eigenlijk
maar schetsen in hun vrlu.:htigh«id. Zijdoen
nit-t erg aan. al waardeert meu o ik hier de
goede btschrijvingen, zonder welke zulke
stukjes al bijzonder weinig iUuur zouden
maken. Zij zijn inderdaad schetsjes", van de
soort als in alle tijdschriften alle maanden ver
schijnen, ofschoon ook de hand hier vaster
geroutineerde? moge zijn. Want Van Hulzen'
is een onzer stevige, betrouwbare realisten,
een, die zich gelijk blijft en niet wankelt in
de onzekerheid des tijds, en in Hippodrom
geeft hij nog eens het onloochenbaar bewijs,
dat hij zijn genre aankan". En ook dat het
platste, schijnbaar ongenietbaarste een ernst
en wijden weemoed bevat, voor wie dieper
dan de oppervlakte schouwt.
FRANS COEKEX.
Dante en Beatrice en and-re verzen, door
FEEDERIK VAX EEDEN. Amsterdam,
W. Versluya, 190S.
Ik moet zeggen dat de indruk dien de
lezing van dit boekje bij mij achterliet, een
zeer onaangename is. Iets van gezwollenheid
en, erger, pharizeïsme. Iets als de door tra
nen verstikte gtem van Mevrouw Simons'
Paladijn", wanneer hij de grafrede op zijn
springlevende vrouw voordraagt.
En toch, ik begon de lectuur ontvankelijk
voor, ja bereid tot genieting en bewondering.
In een dagblad had ik van een eerlijk cri
ticus een lovend artikel gelezen, die betoog
de dat Van Eeden's talent door veel leed en
strijd was gelouterd, en een sonnet uit de
zen bundel aanhaalde, dat ik mooi vond.
Het was het gedicht van bladzijde 32 En
de beide volgende bladzijden zijn, bijvoor
beeld, óók mooi.
Ziehier n ervan:
XXIV.
Wie eens uw watervelden heeft aanschouwd
o zee! waarover zilvren glanzen glijen
en zag uw eindelooze golvenrijen
aanstrijken van de kimme, grijs en goud,
wie ns met uwer blauwe woestenijen
schriklijk bestaan verzoend werd en ver
trouwd,
^en voelde aan uwe rotsen, grauw f n oud,
d'ontroerde ziel tot ruimer bloei gedijen,
hoe kan die anders dan in smachtend dulden
de droefheid onder^aan van enger sfeer ?
Hij kent geen vrede in 't veilig landschap
meer
schoon aarde en zon hem elke wensch ver
vulden.
Hij wil de vrijheid der verlaten kusten
als kon hij nader düar aan Gods hart
rusten.
Nietwaar, uit dit gedicht kornt ons een
wijdheid" tegen, een omvattendheid van
gevoel, in veertien regels maar vastgelegd,
zooals men de oneindigheid van een land
schap kan genieten op een schilderijtje van
nog geen kwart vierkanten meter. Welnu,
ik puur dan dit gedichtje uit dezen bundel,
en zet het hier ais hulde aan een onmisken
baar dichtertalent.
Maar helaas, die grootheid van gevoel
vinden we zoo zei 'en. Da ..grootheid" van
zelfbewuste nederigheid komt er zoo dik
wijls voor in de plaat-j. Kijk, ten mooi ding
beelden is een sc'ioone daad. Mnar wordt dat
mooie geohser eerd door den dichter in den
dichter zelf, dan knnm-n we dat beeld nooit
7.00 grif en z >o gaaf bewonderen, omdat de
beeldingsdaad zeif iets ieelijks is geworden.
Immers zelfverheffing is iets minderwaardigs,
n:et alleen naar traditioneel Christelijke, maar
o k naar algemeen merjschelïjke beschouwings
wijze. En dan: a's men zich gaat ver/Kj/Vn
op zijn vrome wVniJieid! De innerlijke
tegenstrijdighei l ia duidelijk. Bij een zich
verhttl'i'n is nederigheid niet mogelijk die
nederigheid is dus leugen. E--n weerzinwek
kende l «-.u gen, ons te afschuwelijker naarmate
ons de ware vroomhei l heiliger is. fs niet
vroomheid de opperste v. ere'dwijsheid, is het
niet een doordrongonl-eid van 't juiste
verhoudintrsbesef tusschen 't miniem ikheidje
en de A'ziei, of wil men : de .,Idee"?
Waar nu de echte vroomheid zich uit in
<-C c «u t f. j! c £? r eg tl.
BOUWT te NUNSPEET
op ds VELTJWE
Inlichtingen bij ,,-i.rti", doorloopende
schilderyen-tentoonstelling aldaar.
Nu is het tijd U te abonneeren op
Geïllustreerd Maandschrift.
Dit mooiste Nederl. Geïll. Tijdschrift
beapreekt geen gebeurtenissen van voorbijgaand
belang, maar geeft per jaar voor ?12.50 in
bijna 1000 bladz. artikelen en platen van
blijvende waarde; het is daarom iets om te
bezitten en te bewaren.
itg.-M. ELSEVIER" teA'darn en bd.Boekh.
W.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157
K. P. DEUSCHLE-BENGER.