De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 24 januari pagina 1

24 januari 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

\ 1648 DE AMSTERDAMIER A°. 1909, WEEKBLAD YOOE NEDEELAND Onder redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. . F. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Yeor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, , mail 10. Afeonderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.12'/« Zondag 24 Januari Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit DuitscWand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door da firma RUDOLP MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Bloedgeld. De troonsopvolging, I, door d. K. De Belgische legerontwikkeling, III, (slot), door L. J. W. K. Thomson. FEUILLETON: Stand, door Anna van Gogh-Kaulbacb. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Uit het leven der dieren, door Caesar Gezelle, beoord. door Dirk Coster. De reis om de wereld in 40 dagen, of de zoon van Fhileas Fogg, door Jan Feith, beoord. door Jeanne Reyneke van Stuvte. Berichten. VOOR DAMES: Nieuwe betrekkingen voor vrouwen, door J. H. Rössing. Katleen Parlow, door Lncy d'Audretcch. Allerlei, door Caprice UIT DE NATUUR, door E. Heimang. Fraccois Havers chmidt, met afb., door P. H. Ritter. Twee afbeeldingen van de ramp te Messina. Portret van mr. L. H. W. Begont, nieuw benoemd Minister van Waterstaat. Aard beving te Messina, 5 Februari 1783, I. met afb., door J. H. R. Bloemen- en stillevententoonstelling in de Larensche Kunsthandel, door W. Steenhoff. - J. C. G. Pollones, f, met portret, door Chr. Miseroy. INGE ZONDEN. Teekening van H. G. Ibels. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO NIEK, door V.d. M. en V.d S. Debouwknnst ten platte lande, (Ingez.) door G. Homan v. d. Heide. Frits Reuter. Brieven van Oom Jodocuf, XXXIV. D i.MRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. Bloedgeld. De advertentiekolommen van een dag blad zijn natuurlijk, uit den aard van 't bedryf, geen in gelijke stukjes geknipte en daarna naast elkander geplaatste frag menten van het smalle en ideale pad, dat Hemelwaarts voert. Ze zijn integendeel het trouwe beeld van de krioelende wereld, die het in de eerste plaats om de winst te doen is. Wij weten dat allen, en zonder er ons, als fatsoenlijke menschen, ooit ganseh en al in te schikken'', zijn we aan die hoeveelheid kwaad min of meer gewend. We zien hoe de finantieele grondslag namelijk de advertenties van deftige organen voor een deel geen andere is dan het gelegenheid geven aan leugen achtige aanprijzing en andere onchris telijke praktijken tegen betaling van een som gelds. Dit kwaad is zoo algemeen, het is tot op zekere hoogte zoo ingeburgerd en zoo moeilijk te keeren, dat men er als regel maar het zwijgen toe doet. Yerkeert eene redactie eens op de eerste, de hoofdartikel-bladzij wat erg in de wolkerige stemming van een idealistische geestdrift, zal haar, zooals hier ter plaatse wel eens geschiedde, herinneren aan haar onwelriekende basis, en daarmee uit. Maar wel behoorde er, dunkt ons, bij de verschillende persorganen een grens te zijn voor het onfatsoen. Woensdag j.l., zag men in talrijke bladen een advertentie opgenomen van een z.g. Canadian-Trust. Het Centrum, waarvan het hoofdartikel luidde Hebt slechts de Waarheid... lief," het Handels blad, de N. R. Ct., en naar opgave van de Trust" zelve nog een dertiental andere dagbladen l) hebben araisonvan zooveel de regel heele of kwart-pagina's voor deze onderneming opengezet. Laat ons eens kijken wat zij de men schen belooft. Om van de door hen voorspelde stijging van de Canadian Pacific-aandeelen te kunnen genieten hoeft men dezen finan ciers volstrekt niet order te geven tot den aankoop van een share". Men kan spelen in deze waarden zonder er eenige andere risico voor te loopen dan de twee billetten van 25 gulden, die men dadelijk afdraagt. Wordt nu zoo'n Canadian-aandeel in den loop van de eerste drie maanden, of bij voortzetting van de transactie" daarna, 50 gulden minder waard dan het 't was op 23 Januari 1909, zoo is de speler zijn 50 gulden kwijt. Is de daling belangrijker, wordt ze b.v. een daling van 100, 200, 1000 gulden, de man verliest toch nooit meer dan zijn eerste 50 gulden. Stijgt echter de waarde der Canadians, staan ze na drie maanden 500, 1000, 5000 gulden hooger, en 1) De Leeuwarder Courant, de Provinciale Groninger Courant, de Provinciale Overijsseltche en Zwolsche Courant, de Provinciale Drentsche en Asser Courant, de Limburger Koerier, de Arnhemsche Courant, het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad, de Provinciale NoordErabantsche en 's-Hertogenbossche Courant, de Middelburgtche Courant, de Avondpost, de Telegraaf, de Haagiche Courant, het Rotterdamsche Nieuwsblad. dat stijgen van de aandeelen wordt met groot bombarie en aanroeping van Pierpont Morgan voorspeld dan krijgt de inlegger de volle winst uitbetaald en is de ondernemer geruïneerd als hij rijk is, en jammerlijk gehavend als hij millioenen bezit. Was zoo'n ondernemer rijk of bezat hij millioenen, de eenige oplossing voor het vraagstuk zou zijn, dat hij stapel gek was. Maar wat is de oplossing ervan, als hij gén millioenen bezit, als hij niét kapitaalkrachtig is? Deze nigmogelijke: oplichterij. Het is ongeveer hetzelfde als met b.v. het volgende spelletje. Men neemt drie dobbeïsteenen en vraagt bij iederen worp een inleg van 10 gulden. Men belooft bij die 10 gulden tien duizend gulden te zullen voegen, zoodra een inlegger drie zessen werpt, maar behoudt zich het recht voor de 10 gulden op te strijken, zoo dikwijls de dobbeïsteenen een ander getal geven. Is er een bankier" te vinc'en voor zulk een gezelschapsspelletje, zoo is het een van tweeën: Of hij bezit geen 10.000gulden en geniet van de binnenvallende 10 gul dens, zoolang het duurt, als een gewone oplichter, of hij bezit ze wel en is niet goed bij zijn positieven. De heeren van de Canadian-trust, die trouwens eerst bij hun negatieven niet goed" worden, zijn echter uitermate goed bij hun positieven. Dat is gebleken toen de onlangs gefailleerde'' firma Jac. Bos, uit wier boezem een lid is overgebleven, dat naar wij vernemen thans de Canadian-trust" beheert, door een gedurig stijgen van de aandeeltjes, waarop werd gespeeld, voor het geval stond van de drie dobbeïsteenen van zes en zachtkens met haar spaarpot verdween; verdween, nadat de heele finantieele wereld eenstemmig had gezegd, dat dit noodzakelijk van hun mooie beloften het eind moest zijn; verdween, na voor hun kleine-luyden-misleidende annonces gast vrijheid te hebben genoten als beta lende logees" wel te verstaan in al lerlei voorname en onvoorname organen van de dagbladpers. Neen, de heeren van de Canadiantrust, met hun prachtige advertentie, zijn gewis evenmin zwak bij het hoofd. Welk een schoon systeem van wijd vertakte geld-opzuigingskanalen,een soort geldbeurs-vacuumcleaners, hebben zij over de kleine burgerij, die óók wel eens spelen wil, gelegd! Talrijke niet-verder-dan-hun-neus kij kende menschen, talrijke naïeven in den lande, een winkeliertje in de Meierij, in den Achterhoek of te Purmeren d, dat boertje daar uit het Utrechtsche Sticht die een goeden dag gehad heeft door het verkoopen van zijn eenige koe, een in het Centrum vertrouwende weduwe, een gepensipnneerd man op jaren, nog onder den indruk van een edelaardig hoofdartikel, een lichtzinnig vrouwtje, dat haar man heeft willen rijk maken, de hemel mag weten welk een drom van meerendeels rechtschapen lieden, die anders driemaal een cent omdraaien eer ze haar uitgeven, de vijftig guldens heeft bij elkander gescharreld waarvan de Pers haar percenten krijgt! Nu kan men zeggen: het gewone beursspel brengt van dezelfde ellende. Het is juist, en het is waarlijk erg ge noeg. Maar dit beursspel bereikt ten minste, als regel, slechts de welgesteldere klassen, en het is zeer zeldzaam dergelijke schandalige oplichterij. Trouwens bij slot van rekening hebben wij het niet eens in de rste plaats tegen de praktijken van zoo'n herboren firma Bos en andere der gelijke. Men zal wel altijd avonturiers vinden; en er wordt reeds geroepen om de Justitie. (Het is te hopen, dat er aan die drainage van de zakken der kleinen onder de kleinen spoedig een eind komt). Waar wij het echter wél in de eerste plaats tegen hebben, dat is tegen onze geachte confraters de dagbladen van zoovelerlei kleur... Zij zullen antwoorden met die gedeeltelijk ware voorstelling, dat men een kranten-onderneming den eisch niet stellen kan, van iedere afzon derlijke advertentie de innerlijke waarde na te gaan, omdat daar wel een begin aan is maar geen eind. Zij zullen zeggen, dat zij geen lust hebben den censor te spelen.... Is dat wel heelemaal waar? Kan men werkelijk alles, dat niet door de goede zeden (!) of de wet verboden is, per advertentie in de bladen zetten? Ook hetgeen den eigenaars van de bladen of hun naasten familieleden belangrijke scha zou doen, of hun uiterst onaange naam zijn zou...?? Neen, nietwaar. Maar waarom, als men zichzelf zeker zou sparen, laat men de arme stakkers van burgermenschjes, gepensionneerden, kleine marktventers, dienstmeisjes met trouwgedachten, enz. enz., die ieder weet in Amsterdam, dat de klanten waren van de firma Jac. Bos," er voor hun mager voorziene beurs zoo droevig inloopen ? Waarom neemt de groote en de provinciale pers een geld aan, dat, op die kleine lichtgeloovigen dubbel verhaald, eenvou dig bloed gel d is? Waarom anders dan uit een winzucht, waarvoor ze zich schamen moest! De troonsopyolging. I. Het bericht aan de Kamer verstrekt, dat H. M. in blijde verwachting verkeert, werd gevolgd door eene verklaring van den Ministerraad, waarin deze de over tuiging uitsprak, dat de Volksvertegen woordiging van harte instemt met den innigen u-ensch, dat dit, onder Gods zegen, moge strekken tot heil van de koningin en Haar Huis, en van het ganseh Nedcrlandsche volk." Na een luid en driewerf hoera-(zee)geroep door de monarchale leden der Kamer, zeide ook de Voorzitter zich verzekerd te houden, dat de Kamer met vreugdevolle aandoening heeft kennis genonim van die mededeeling, en dat haai de eerbiedige en hartelijke wensch vervult, dat de hoopvolle verwachtingen... onder Gods zegen zullen worden verwezenlijkt.'^ Waarop toejuichingen werden vernomen. En waar er nu tot tweemaal toe van de Kamer gesproken was, die met toe juichingen en hoerah-(hoezee)-geroep bovenstaande mededeeling had ontvangen, achtte de heer Troelstra het noodig even zijn en der zijnen politie bij dit bericht, een bericht van staatkundige beteekenis, wijl het op de troonsopvolging en dus ook op den toekomstigen regeeringsvorm betrekking had in herinnering te brengen. En .hij deed dat in de volgende bewoordingen: De heer Troelstra zegt, dat waar hier eenige malen gebleken is van een demon stratie der Kamer, spreker zich verplicht gevoelt te verklaren, dat er eenige leden in deze Kamer zijn, die voor deze demon stratie geen verantwoordelijkheid op zich nemen." Een verklaring zoo sober mogelijk. Voor niemand kwetsend. Eenvoudig te kennen gevend, dat wanneer de monarchalen, namens do Kamer of hef Volk, gehechtheid aan de monarchie uitspreken, zij dat niet mogen doen, als bestonden er geen sociaal democraten en republikeinen. Maar nu is het de moeite waard zoo eens enkele geluiden weer te geveu, die dezen republikeinen in de Kamer en dooi de pers zijn toegeblazen. Al vóór hij gesproken had, gingen van Kamerleden protesten op ? als wilde men zeggen: zoodra er voor ons uitzicht be staat op een koningskindje, hebt gij uw mond te houden. En toen hij zijn, o. i. zoo onberispelijk mogelijke woorden had gezegd, klonk het: Er uit! Bah! Gefluit gesis, minachtend gebaar... En het Handelsblad: De domme onriddelijke, klcinzieUge daad van den socialist heeft het Nederlandsche Volk nog eens bewezen, welk een anti-nationale partij de socialisten vormen,en welk gevaar ze zijn voor ons volksbestaan." De Nederlander verzekert, dat nu Troelstra dien band tusschen Oranje en Vaderland geweven niet onverbrekelijk acht hij en de zijnen, zich als behoorende tot de Vaderlandlooze gezellen'" hebben betoond. Het Centrum: Zijn zwijgen zou van moed hebben getuigd, zijn spreken ver ried angst " De Tijd: De socialisten, die de veronticaardiging van alle weldenkenden in den lande hebben gaande gemaakt en ver diend," ... en verder: deze voor hen zoo schandelijke geschiedenis."... Nietwaar, de heer Troelstra kan het er mee doen!... Toch is dit niet veel meer dan een proeve. De N. Rott. Ct. heeft zich de moeite gegeven de diepte van de wond door Troelstra geslagen, ook de diepte zijner schandelijkheid, te peilen. Zij schreef o. m.: De vader, die een kring van lieden kennis get ft van zijn intiemste hoop en verwachtin gen, voelt zich onaangenaam getroffen, ja diep gegriefd, als wanneer een uit den kring namens allen een gelukwensch heeft doen hooren een der velen opstaat en uitroept: Bedenkt het wel, hij sprak niet namens mij?" Zoo grievende bejegening spaart men het menschenhart, het yaderhart. Slechts het Koninklijk hart, het moederhart schijnt niet ontzien behoeven te worden." Hier wordt dus de koningin voorge steld, alsof zij haar intiemste hoop en verwachting" ook aan de republikeinen had willen mededeelen, en zij diep gegriefd" in haar moederhart zou zijn, nu die republikeinen te kennen gaven, dat zij over de mogelijke geboorte van een troonopvolger heel anders dan de monarchalen dachten! Zoo laat het blad het dus voorkomen alsof Troelstra het menschenhart'' heeft willen treffen terwijl het, indien het naar waarheid had willen schrijven, op den voorgrond had moeten stellen, Troelstra's door ieder begrepen bedoeling, om, na het gesprokene XAMEXS de Kamer, zich en de zijnen politiek te rechtvaardigen. En hoe ter wereld kan men zich nu een Koningin in onzen tijd denken, die niet zou weten, dat er in haar land een aantal republikeinen wonen ? Maar stel nu eens, dat hare opvoeding zóó een zijdig is geweest, hare omgeving en ook de pers, die haar dagelijks inlichten, zóó weinig ernstig en plichtsgetrouw zich tot dusverre betoond hadden, dat haar de werkelijke toestand der politieke ontwik keling baars volks onbekend ware ge bleven ? welk oogenblik dan gunstiger, om haar die groote waarheid, welke slechts tot onberekenbare schade haar onthouden zou kunnen worden, haar te doen kennen, nu het vrouwenhart ten boorde toe gevuld is van geluk, bij de, na zooveel teleurstelling, blijde ver wachting van weldra moeder te zullen worden! Wij echter nemen deze onderstelling niet aan. H. M. weet natuurlijk reeds lang, dat er ook republikeinen onder haar onderdanen zijn, dat deze in het parlement de kring van lieden'' tot welken zij de boodschap deed richten zelfs als partij vertegenwoordigd zijn; en zoo is er met geen mogelijkheid eenige oorzaak te bedenken, dat zij door Troelstra's woorden ook maar in 't ge ringste gegriefd zich zou kunnen ge voelen. Daar is in geheel Nederland niemand, die den Prins-gemaal en de Koningin-gemalin niet het hoogste huwelijksgeluk als vader en moeder zou gunnen, zoodat, ter tuchtiging van Troelstra, van het menschen- en moeder hart der Koningin te gewagen, niet anders is dan het maken van een koude drukte", dat als truc wordt gebezigd, om het monarchaal beginsel, hetwelk men aange vallen acht, te verdedigen. Nu is het monarchaal beginsel wie zal het ontkennen, hij moge voor-of tegen stander zijn, - zeker een respectabel beginsel, dat evengoed als het republikeinsch beginsel recht heeft zijn aanbe velingsbrieven te vertoonen. Men kan over die beginselen strijdvoeren, ter lin ker- en ter rechterzijde dezelfde vrijheid aanbiedende. Maar zooals het nu in de Kamer gegaan is, met een sissende woede, als waren eenige onzer deftige monar chalen bedeeld met glycerine zielen; en daarna, d. i. na tijd van beraad te hebben gehad, ook in de pers, het is werkelijk verbijsterend! En dat in een vrij land, eenmaal als republiek groot geworden, onder de eerste Oranjes! Welk eene opvatting! Dat men door republikein zich te betoonen, ant i-nat io naal, een gevaar voor ons volksbestaan, een va(lerlandloo~e gezel zou mogen geschol den worden; en dat door menschen met de braafste gezichten, b.v. in de Neder lander door den grooten Lohman, die zich nogal gaarne voor een filosoof uit geeft, niet minder dan de onbedaarlijke Van Houten, die begrepen heeft ook bij dit incident zijn spetterend nachtpitje te moeten plaatsen, opdat het publiek zou kunnen zien, hoe Troelstra c. s. au fond" niet anders dan vleeschgeworden wan begrippen van uitheemschen oorsprong zijn!" Anti-nationaal? Bij de bespreking van de monarchie heeft men acht te slaan op de historische wortelen, waarmee zij met het volk of met een deel van het volk is saamgegroeid. En bij ons te lande zijn deze niet zoo diep in den bodem geslagen. Wel heeft het Oranje-etiket voor de niet ontwikkelde massa zijn diensten bewezen, en in 't bijzonder voor de geloovige protes tanten, maar het koningschap heeft het, nooit, behalve dan bij de genoemde volksgroepen, tot eene algemeene warmte van vereering gebracht. Vooral de linker zijde der natie onderscheidde zich door een kalmte en losheid, welke niemand ontgaan kan zijn, die met haar gedurende een halve eeuw heeft meegeleefd. Alles zins verklaarbaar, daar bij haar het ge loof steeds meer begon te verflauwen, en, alzoo d.i bron van vorstenliefde, de erken ning van het door God geroepen gezag, niet vloeien bleef. Voor de linkerzijde, natuurlijk in het algemeen gesproken had het gekroonde hoofd den hemelschen, mystieken, mysterieuschen nymbus, wel ken de geloovigen?al mocht eeneMajesteit ook elke ideëele eigenschap ontbreken, nog altijd daarbij waarnemen, verloren, en z.oo kon er haar van liefde voor den vorst, als een zieleaandoening, niet langer sprake zyn. De vrijzinnige kan tegen over het monarchale niet anders staan, dan als een verstandsmensch, en zijn keus tusschen koningschap en republiek alleen bepalen op grond eener grootere nuttigheid aan een van beide toe te schrij ven. En nu is in deze, sedert een paar decenniën, een nieuwe factor verschenen, die de Monarchie voor een groot deel der linkerzijde veel behagelijker doet zijn. Wij bedoelen het socialisme. Voor vele vrijzinnigen niet alleen in ons land werd het hedendaagsch Koningschap in zijn kern een anti-socialistischeinstelling. De Vorstenkroon is voor hen het symbool van de voortzetting der eenmaal geves tigde maatschappelijke orde van zaken. Hierdoor is, althans tijdelijk, zeer zeker aan de monarchie een grootere bestendig heid verzekerd; maar met dit voor baar toch zeer noodlottig gevolg, dat haar wezen voor goed gewijzigd is. Da oude waarheid, dat de Monarchie de eenheid der natie weerspiegelde, werkelijk natio naal was, is een leugen geworden, want de Monarchie en het Socialisme staan in alle landen der wereld tegenover elkaar. Overal^is de Monarchie niet de ne, maar n der twee; en niet als een god delijk instituut, dat uit de hooge kracht van zijn Stichter, als op wonderdadige wijs, zijn tegenstander tot nul kan ver nietigen, maar als een Sociale verschijning tegenover een andere Sociale groepeering gesteld. En nu spreken wij nog niet eens over het intellectualisme, over het radica lisme, over de ontwikkeling van het staat kundig rechtsgevoel, over stemrechtuitbreiding tot de laagste volksklassen, over zoo velerlei voor het monarchisme booze geesten, hier en elders in de lucht... ma*r wij meenen genoe? gezegd te hebben, om ta doen uit komen, hoe bekrompen en kleiazieligzij te werk gingen, die de getuigenis van een republikein na een monarchale bood schap in de politieke Kamer der Volks vertegenwoordiging, krachteloos en tot iets schandelijks hoopten te kunnen maken door een geroep van: Er uit!! bah! enz. Zeker nemen wij gaarne aan, dat er onder de monarchale Kamerleden vele zullen zijn geweest, die het gedrag hunner geest verwanten ernstig hebben betreurd. Ook dat de niet-socialistische republikeinen in de Kamer met weerzin dit tooneel zullen hebben bijgewoond, zich met moeite bedwingende een rechtvaardig en ver standig woord te spreken. Jammer echter, dat, ook buiten de Kamer, niet n hunner den moed heeft getoond zijn overtuiging al ware het slechts een theoretische bij een zoo uitvoerig, vinnig en bevooroordeeld dagbladgeschrijf te doen kennen. Immers, krijgt het zoo niet altijd sterker den schijn, dat men, ter linkerzijde, eerst Sociaal-Democraat moet zijn, om zonder schroom de openbare meening te trotseeren ? Intusschen van n uitspraak, en dat nog wel eene van kerkelijke zijde, mogen wij hier met voldoening melding maken. De Standaard schreef: Het optreden van Mr. Troelstra in de Tweede Kamer volgde logisch uit het door de Sociaal democraten ten opzichte van de monarchie ingenomen standpunt. In zooverre is het onbillijk, hem van dit optreden een ver wijt te maken. Eer toont dit den moed van het beleden beginsel 1). Hoe verre is daarvan De Tijd verwijderd. Het toonen van den moed van het be leden beginsel," volgens de Standaard en dan De Tijd met haar verontwaar diging aller weldenkenden!" en schande lijke geschiedenis!" Hebben wij bij dit diepgaand verschil misschien te denken aan de nawerking bij den een van het protestantse^ en bij den ander van het katholiek beginsel? En dan de liberalen?'. ... Hoe dit zij, in n opzicht zijn de kerkelijken van alle richting van gelijke neiging, nl. om het met de waarheid niet al te nauw te nemen, teneinde zichzelf als partij een zoo voornaam 1) Wy cursiveeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl