De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 24 januari pagina 3

24 januari 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1648 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. van Fiesch' spel uitstraalde op n der laatste Cattiiliacoucerten het Adagio klerk toen als een gebed dan moest men zich eerst recht afvragen: hoe is het mogelijk dat een kunstenaar die het Allegro zoo mooi speelt in tet Adagio zoo ver beneden de verwachting blijft I Ook het Finale had niet die stevigheid in de thythmiek die Brahms daar vereischt. Niettemin was het toch zeer respectabel wat Kreisler ons daarin te hooren gaf. In het concert van Mendelssohn was de vir tuoos Kreisler weder aan het woord. Mocht er toch eens weer een violist van gezag komen, die afstand deed van de zucht ons te laten hooren hoe snel hy het Finale wel kan spelen, maar die den aard van het tempo tracht te vinden uit den geest der compositie. Het werk is 't toch, dubbel en dwars waard I By Kreisler was het een ecu te Hetzerei". Niet ontkend mag worden, dat hij ook roerend schoone momenten had aan te wyzen, die het dus nog meer deden betreuren, dat niet alles iöstol gespeeld werd. Dat Kreisler gevierd werd, zooals slechts zelden een solist een huldiging te beurt valt, is niet te verwonderen. Zyn gaven zijn groot. Kreisler is nog jong, tnieschien komt met de Jaren het bezonkene nog in zijn spel. Er werden aan den heer Mengelberg en het orchest hooge eischen gesteld, ten opzichte van de begeleidingskunst. Des t« meer mag worden gewaardeerd, wat in dit opzicht werd bereikt. Tot slot van het programma liet bet orchest Beethoven'» eerste Leonore-ouverture hooren, een werk veel eenvoudiger en minder geniaal dafi fle derde ,? maar h«t was toch wel eens goed, ook dit werk eens op te voeren. Zóó'n orchestwerk na drie Fioolconcerten maakt toch een hartverheffenden indruk. Een innemende verschoning «n een zuivere, mooie stem zijn de benijdenswaar dige eigenschappen van Hanna Verbena. De talryke toehoorders die deze jonge talent volle zangeres naar haren liederenavond had weten te lokken zy'n stellig allen onder den indruk gekomen vau haren natuurleken, onopgesmukten zang. De stem van mejuffrouw Verbena is het schoonst in het tweegestreepte octaaf; louter klanken van zilver «en goud doet zy ons daar hooren en vol en warm klinkt daar haar orgaan. Ook Laar zachte tonen zjju dóar het schoonst; in de midden- en lage tonen mist haar piano nog vaak beteekerjis. De lage tonen trouwens moeten over het alge meen aog winnen in kracht en uitdrukking. Ten opzichte van de voordracht komt het mjj voor dat de jonge zangeres het sterkst is in klein-kunst. Voor groot e, ziel vollere stukken ontbreekt haar nog het -sentiment, Maar zy is nog jong en bij het wassen der jaren komt stellig een grootere rijpheid tot uiting. Of het na goed gezien is Hanna Ver bena een geheel programma voor haar reke ning te doen nemen ? Waar Messehajsrt, mevrouw Noordewier enz. nog andere kunste naars naast zich aan bet woord laten, ge loof ik dat Hanna Verbena, met haar nog niet geheel ontwikkeld uitdrukkingsveroaogen, beter gedaan had dit illustre voorbeeld te volger. ot mijn spijt kon ik bij het begin van den avond niet tegenwoordig z\jn. Zoo moest ik helaas de oud-Pransche kerstliederen van Catharina van Rennes missen. En juist in de Mederen van deze componiste, haar leermeesteres, was Hanna Verbena het best. Zooals zij weergaf Van 't Wiegsken naar 't Graf", op Vlenglen vanVerlangen" en Dorpskinderdaus", ziet, dat was voortreffelijk; en begrijpelijk is het dat de componiste daar met rechtmatigen trots van vervuld was. Moge het talent van Hanua Verbena z,ich gestadig ontwikkelen, dan gaat zij een schoone toekomst tegemoet. Ten gevolge van een betreurenswaardig misverstand z\jn in mijn vorig stuk, mijne uorrectièn van de proef niet aangebracht in het zetsel. Enkele fouten zal de lezer zelf wel verbeterd hebben. Dat b.v. de zetter cnbollig voor oubollig liet etaan is niet zoo erg. Wanneer men echter leest van de pas sende, maar overdreven geloofsuitdrukking;' van mevrouw Noordewier, dan moet ik toch er op wyzen dat in de copij stond de passende, maar niet overdreven gelaatsuitdrukking" van mevrouw Noordewier. ANT. CAESAR GEZELLE, Uit het L(ven der Dieren. Bij L. J. Veen, Amsterdam. 1908. Het is een Traag, of de mentch er zich t! ik wei f rekenschap van geeft, dat het inner lijk der dieren voor hem aan niets wezenlijks te toetsen valt. In het begrijpen van het innerlijk der dieren is ieder mengch een fantast, die als, Ja, ze zal wel knap worde.1' Jammer, dat 't geen jongen is." ,,'u Meisie ken tegenwoordig ook stu deer e. Je zou soms zeggen: van wie hét 'c kind 't? Van mijn niet, dat's vast; maar Jan, ja, die is wel glim in 't refcene. Anders had ie niet zoo'n mooie slag geslage." Nou ja, dat 's voor de helft geluk." Natuurlijk," gaf Moe toe, nederig. En nou gaaa we 'n kinderparty geve in de Leeuw," Hé?" wonderde Kee. Ja, je mot wat doen. Mies vraagt der he«le klas. Piet en Jet motte natuurlijk oo"k komme." Kee lachte. Non, HOU, wie 't breed hét, laat 't breed bange." En Piet krijgt van mijn een nieuw pak, en iet 'n mooie nienwe jurk, net as Mies." Kee stak haar hand uit. Jans, je bent een goeierd hoor; je bent je geluk waard." Moe lachte, praatte smakelijk door, staande bij de tafel. Wil je wel geloeve, dat ik dat passéen mete om de'r te komme, uit onze kwaje jaren, wel es mis? En dan lijk'k wel te bang om 'n cent uit te geve. Jan ook, die loopt geregeld met ouwe jasse, al bange z'nnieuwe in de kast. Maar dan ineens, dan voel je weer, dat 't toch lekker is, om van dat getob af te zijn; en dan wil je alles reyaal doen, net of je 't viere mot." Kee knikte, begon te vertellen van 'n ruzie, die der man bad gehad op z'n kantoor. 'sAvords zocht Moe het pakje postpapier uit de kast; ze legde een velletje op 'n toegevouwen krant, ging er vóór zitten ; onwennig stak de penhouder tusschen hare stijve vin gers, den weg wijzend naar haar schuins neer gebogen hoofd. Naast haar lag 't briefje, waar Mies de adressen had opgeschreven, die ze te weten was gekomen,en ook of de meisjes broertjes hadden. wellicht overal, in wat hg meent te zien zich zelf vertolkt. Wat wy zeker weten, is dat het dier ons onderscheid tusschen goed en kwaad niet kent. En, waar dit onde<-echeid ontbreekt, verkeert alle schurkerij zich in onschuld. Vandaar dan dat de gewone mensen het eerst geneigd is, het dier te zien als een gemoedelijken grappigen gohurk. Doch de fantasiën kunnen ook dieper reiken. De onbewuste dichter tnsschen de menechen heeft wellicnt voor 't eerst den weemoed in het oog van de koe bemerkt, het ingetogene en raadselige van den kattenkijk, de geestelijke trouw in den oogopslag van de hond. Deze dichter deed da dieren deelen in den droom van onze menschelijkheid. En dit alles het kan wel haast onnuttig lijken dit van zelf sprekende aan te roeren is anders niet, daii een uitwerking van de eenvoudig menschelijke neiging tot het zoeken van analogieën, Ceasar Gezelle heeft ons in kleine schets jes het leven van de dieren in zijne omgeving afgebeeld. Een dierenboek, zooals ik mij dit denken kan, waarin de dichter de dieren zou maken tot dragers van veel zijner droomen, is het niet geworden. Zijne dieren hebben meestal de gemoedelijkheid die men ook in d« Beicaerdt vindt, doch men voelt er meer liefde in. Eene zelf vertolking mag dit vrien delijke Viaamiche boekje zeker heeten. We heboen de genieting, achter deze stukjes een zuiverlevend mensen te vermoeden, met heldere levensliefde, en gevoeligheid naar vele kanten De meeste zijner dieren zijn met liefde gezien in hunne grappige boos aardigheid, tn wat ze in hunne instincten voor teedeis hebben,doet hij gaarneuitkomen. De gchiijver had behagen aan hunne schurkerijen, omdat ze deel van het geliefde leven zijn, en omdat hunne bewegingen die bij soms fijn bespiedde en hunne rhythrnische verschoningen prachtig zyn. De schrijver toont een zuiveren lust aan het ongebonden leveu. En vanuit dezen lust doet hij ze hier en daar een dialoog spreken die men zich in den mond van Vlaamsche huislui denken kan, vol onverstoorbaar egoisme en botte en breede zinlijkheid die in de ge westelijke epraakwijzen (wij vinden bij elken nieuwen schrijver nieuwe; deze taal is onuitputtelijk) als 't ware te voorschijn puilen.Hetkarakwr dezergcheteen loopt eeniggzins uiteen. Er zyn eenige waarachtige dorpsbuurtstünen bij, als het verhaaltjenvandenreiger,andere kan men genrebeeldj ens heeten waar lijnheid aan is (over de zwaluwen), het eerste stukje is welhaast een pathetisch tractaatje te noemen, (den ranseldood van een paard te beschrijven, ging ver buiten de kracht van deien zachtaardiger^ schrijver). Doch er zijn er ook enkele, waar een ongemeener geest in leeft, welke mij voor de toekomst belang rijker voorkomt, dan die waaraan het ge moedelijke, sappige is dat aan e>en zooveel jongere Vlannen eigen is, als het realistische procédéaan de jongere Hollanders, in de geschiedenis van een hond die zelf als tie meeste dieren bij Caesar Gezehe een ge moedelijke egci'st is hoe hij echter, veroudtrd, meelcopt met eene oude burghtvrouw door een lange boschlaan in den vallenden zomeravond, hierin ia iets fijne, dat ik giacieuse romantiek zou willen noemen, een niet zware, doch fijne en vertrouwenevolle weemoed van verleden leven. Een nobeler geest ook schuilt in het kleine schetsje van den nachtegaal, (die in de fantasie van dezen dichter het gewone beeld van den blind-zin genden dichter wordt) De klanknabootsende prozagedichten hebben in hunne stokkende en vloeiende rhythmeu eene bekoring en eene volte. Spontanëiteit en geestesfijnheid leven in dit kleine boekje samen. Doch alg uitvoe rend kunstenaar blijft deze schrijver voort durend den indruk van zwakte geven. Bij deze kleine schetsjes vragen wij naar geen overwogen samenschikkiEg, docüniettemin zijn zij meestentijds van een te krachtelooze halfheid. En wat de taal, die het magere episodetje dikweif reddesn moet, betreft: het persoonlijke ervan lijkt mij voorloopig nog slechts het VlaaniÊche te zijn. Beschrijft Caeear^. Gezelle de werking vau den krachtigen wind, wij denken aan Streuveis, waar hij het grillige vliegen der zwaluwen weer geeft komt Guido Gezelle ons in de herin nering. En zoo meer. Caesar Gezelle doet als alle Vlamingen, veel met zijne taal, en telkens zijn er verwonderlijk beweeg lijke zinnen, doch hij beheerscht haar niet. Zijne beschrijvingen verloopen in woorden, ock wel in rhetorica. Doch een enkele maal stuiten wij op een zinsnede die bij de beweging ook de stemming heeft; een schoenen zin dus. Deze b.v. ..Bereukwerkt en geurig blies de avond zijnen koeleu adem door de boomen die rustig ritselden,1' Die moesten maar vast gevraagd worden. Mies was al naar bed; Pa, dicht geschoven naast de gloeiheete kachel, las de courant. Moe schreef de datum. Toen vroeg ze: wat mot er boven? weledele mevrouw? of enkel mevrouw ?" Geachte mevrouw." Moedig, met krachtige halen, begon ze te schrijven. Na een kwartier stond er in groote, wat beverige letters: Geagte mevrouw, Mag u dochtertje Lies eii u zoonfje Win», zaterdag over een week op een parteitje kommen bij onze Mies? We geven 't in de Leeuw, s'avons van half 7 tot 10. Met agüng, Mevrouw van Dalen. Moe wreef hare xweetbanden even af aan haar rok, reikte toen het briefje aan i'a. Goed," prees bij, maar dan, wat weifelend : zou je 'c niet an Mies late zien?' Dan vertelt ze nog op ecbool dat ik't niet zelf kon. Nou 't adres nog. Kn dan ken ik de andere maar hiervan overschrijve." Ze schreef er nog twee, en den anderen middag, toen ze van Mies alle adressen wist, de andere elf. 't Ging op 't laatst haast van zelf als je de slag eenmaal beet had.Voldaan keek ze naar het stapeltje enveloppen. Nou kon Mies er atrak de postzegels opplakken, en ze op de post doen. Ongewoon justig zat ze met haar man de middagtbee te drinken; dio gewoonte hadden ze gehouden uit deu lijd, toen ze om twaalf uur aten, en moe maakte er dikwijls een grap om, omdat de sjiek 't ook ciue. Mies kwam verdrietig uit school. Nou mag Lies Wimmers niet komme.'' Waarom niet?' 'tKind kleurde. ..Ze zegl, omdat I'a maar timmerman is.'J hierin is de avond, doch wat volgt, over verschillende soorten van groen op de boomen, heeft met den avond niet uit te staan, tot er weder een goede zin zich als 't ware openspreidt. De koekoek reisde al eenden hoog boven het bosch zijnen zoeten zomergroet, te veldewaart in". Hierin is weder: de avond. Wat bij een p'astisch gelukkigen zin nog niet 't gevel is, het kan hier <eze?d worden: wie geen schrij ver van nature is, zal deze zinnen, waarin iets van het wonder der schrijfkunst leeft (het wonder: wijl' door eere zekere sadmvoegiwg der eenvoudige wuonhn iets over ons komt, dat- andere schijnbaar gelijk gaande zinnen niet kunnen geven) nooit en ook bij toeval niet kunnen schrijven, Waar wij een zekere vereenvoudiging en verfijning aantrtfïen, lijkt mij, voor zoover dit aan te geven valt, de taal en het gevoel van dezen schrijver het eigenst, en zij vinden een tegenwicht in de gezonde zinnelijkheid op andere plaatsen. Het sobere slot van 's Levens Avond" (hon den historie) heeft een verscholen bekoring: Een nieuwe steen, een versch gedolven put onder 't groene mos, en Sam's uitgetrokken hondenlyk wachtten op malkander. In de laatste dagen was hij gemagerd dat het bij der ooge zichtbaar was; geen eten meer dat hem smaakte tn bij had zich te slapen gelegd. Mevrouw die die nare voorteekens kende, had met een stille treurnis voor een steen doen zorgen. Sam had, by zijn laatsten slaap, van baar een treurigen kus tusschen zijn gesloten oogen en een warmen traan op zijn hoofd ontvangen; en hij liad Item dan doodgeslopen." Dit stukje is van een eenvoud, waaraan men ontwerd is geraakt. Doch het herinnert aan de waarheid, dat bij het schrijven alles op de ontroerde uitdruk king aankomt, en op het verband waarin het een tot het ander staat. Dit is een zuiver slotwoord op een naiëf-romantisch verhaaltje, het drukt wat uit, een kleinen weemoed hier, en zoo wiaig woorden konden dat. Dit, wol levende, over den nachtegalenzang: Gij goede boomen hebt uw kalme geruisen; gii, blijde beken, babbelt om de kei die in uw schat ligt; de wied die weent woe, woe! en bij ruischt in het treurige riet. Klokken bangelen op de lucht en de menscten laten hun stemgeluid gaan over het veld. Het ree loeit in den avond en de krekels kr epen : dat komt alles t'iuis bij mij, hier binnen; ik grijje het al bijeen, en 'k rijge 't aan een band, aan een gouden band uit mijn liefde en levenslust geweven en 'k werpe 't voor uw voeler.... ... Nu springt hem uit zijn keel een slinge rende stortvloed van gorgelerdo haastige slagen, lyk het snorren van een jachtwiel, die hij afknoopt met een knetterende s'ag weerklinkend als 't breken van 't zuiverste staal. De nacht blijft in vervoering stil, 't geboomte staat in zijn stilte vertooverd, de sterren lichten en de matte licudtde zilrenn lampe, lios langer zoo iierer en zoo schnoner." Als bekoorlijk dilittantisroe, van iemand die tegelijk den Vlaamse hen volkszin en ontvanklijsheid voor fijner ontroering heeft, zou men dit boekje het best kuncen kenschetsen. Bij voortgaande ontwikkeling zou Caesar Gezelle iets m&tigs en lijnskunnen geven. Elf.K COM'ER. My blijft over te spreken over de wijze van nitgaTe van dit werk. Het zou in befcheiden formaat meer genoegen kunnen geven. Dcch wie dit aanging, heeft de inzonderlijk-ordinaire bevlieging gekregen, van dit werk een prachtuitgaai" te maker. De omalagteekening (zwaluwen op telegragflijnen zittend) ia eener reclame voor een nieuw goort vogelzaad waardig, en op liet fijne dilettactisrne van den tekst wan-scbakeert de ver luchting als schaamteloos dilettantisme. De m'»' om de wereld in 40 dngen, of de loon van Pldleas l'eigg, door JAN FEITH Amsterdam, Schtlteni ea G.ltay. Het nieuwe jongensboek van Jan Feith te mogen aankondigen, is voor mij een weikelijk genoegen. VVant wie als Lij, weet zoo levendig, zoo frisch, zoo natuurlijk, jongenslectuur te schrijden? Hij is, wanneer hij vertelt, blijkbaar geheel in het verbaal, hij leeft het rcee, en doet het daardoor ook de lezers mede-leven. Zijn stijl is vlot en boeiend; nooit is hij droog of saai; zjn woorden zijn altijd typisch, teekenend, en vol humor. Ik ken geen anderen schrijver vcor de jeugd', die ióo precies den toon weet aan te slaan, die nooit doceert, nooit te gevoelig wordt, en altijd blijft op de juiste lijn. Hier praat gesn wijze, welwetende paedagoog neder..Wel godverdomme!" Pa verslikte zich haast in zijn thee. Zoo'n salamanders nest!" viel Moe uit. Zij wil wel," vertelde Mies neerslachtig, maar ze zegt, dat der Ma 't niet hebbe wil. En k vin der net 't aardigste kind van de heele klas." Nou, nou, misschien mag 't nog, as ze 't brieüe krijge. Plak jij der maar post zegels op." Mies ging ijverig aan't werk,haar gezichtje weer wat opgeklaard i u hoop. Den volgenden middag onder 't koffienur bracht de post drie brieven aan Moe's adres. Van je vriendinne, Mies," vroolijkte Moe. Voorzichtig eneed ze de eerste enveloppe open, hield het velletje op afstaud van haar gezicht. Die kinderen van Wimmers naagge niet." Ziet u," huilde Mies. Moe las hardop: Geachte Mevrouw ! ot mijn spijt kunnen wij voor onze kin deren geen gebruik maken van uwe vrien delijke uitnoodiging. Hoogachtend M. Wimmers?Tegel. Geen eens 'n rede geve ze op! Zulk volk l" En dan nog wel zoo'n kale ofcier l" Hier staat: hoogachtend", peinsde Moe. ..Zou ze kwaad zijn, dat ik met achtina" heb ueiet '.' Waren de andere briefjes nog maar niet weg." Mies builde nog, ineL Lefiig snikken. ] Kom kind, an zulk grcosch volk heb je toch niks. As-, al dr andere komme, dan ze; j dat kind nog spijt hebbe toe." j Wat zenuwachtig *need Moe de tweede enve| loppe open. Ook hierin eene weigering, in beleefde dankwooidec. Driftig smeet Moehet papier over de tafel, scheurde den derden buigend tot zijn jongeren, hier spreekt de jeugd met de jeugd, op de manier, die zrj begrijpt en waardeert. Er is niets van pedanterie in Feith's jongensboeken, niets van neerzien, als op half-onnoozelen, op de jongens, die hem zullen lezen... hij vertelt, hij vertelt gemoedelijk, grappig, spannend, en toch heel eenvoudig, het leven, het werke lijke leven na. Niets anders doet hij, maar dat is alles, wat noodig is. De jongens wenschen niet onderricht, bepreekt, terecht gewe zen te worden, zij willen zich ontspannen, zij willen genieten. En geniiten zullen zij van De reis om de wereld'in 40 dagen"; het is een der aardigste jongensboeken, die ik ooit heb geleien, behalve dan: Uit Piet's Vlegeljaren''... . De avonturen van den waren en waardigen zoon van fhileas Fogg, den strakken, onverstoorbaren James Fogg, die in voorspoed of tegenslag zich altijd gelijk blijft, die al zijn gemoedsaandoeningen uitdrukt door een wenkbrauw-optrekken, of een vaag gebaar met de hand, en van den werkelijk in zijn soort volmaakten Passepartout junior, op onverbeterlijke wijze verteld door den geestelijken en geesügen zoon van Jules Verne, houden bezig van het begin tot het einde; het eene pakkende voorval voigt op het andere, en men leest voort, leest voort, totdat het afwisselende, kleurrijke tafereelenverbaal zich geheel voor onze oogen heeft afgespeeld. Want dit is vooral ock een verdienste van het boek, dat het geen theorstiscti reisver slag is geworden. Men voelt de waarheid der beschrij vingen, van het woeste, eindelooze, bovennatuurlijke" Siberië, van het schilder achtige Japan, van den wilden auto-rit, de spoorbaan langs naar Amsterdam... Het is alles even boeiend, kleurig, warm en bewogen, en, wat niet het minste wil zeggen, alles even aannemelijk gemaakt. Dat de auteur zèlt een wereld-reiniger is, verhoogt natuur lijk sterk de waarde eri de werkelijkheid van zijn boek. De taak van den schrijver zou een lichte zij a geweest, als hij niets anders had willen doen, dan een feitelijke opsomming geven, van wat men zier, welke plaa.sen men zooal aandoet, welke zeeën men over moet, als men een reis orn de wereld" maakt. Maar die reis moest worden gedaan ia veertig dagen, zegge de helft van den tijd, waarin zij werd volbracht door zaliger Phüeas Fogg, het boek moest dus overal sluiten als een bus, geen leemten mochten er zijn, geen onwaarschijnlijkheden mochten er in voorkoiner). En op scherpzinnig-vindingrijke wijze wordt het ons verklaard, hoe het mogelijk wa,=, dat Pasa" alleen op een. locomotief naar Mockba" stoomde, wcrdt ons uitgelegd, hoe het vasteland van Amerika in drie dagen lijds kan worden overgestoken. Geestige vondsten heeft men in het boek telkens weer. Zoo bijvoorbeeld, als de stervende vader van James Fogg er uitbrengt; Pass Amsterdam", ga over Amsterdam, wat óók beteekenen kan: Pass' (Passepartoui's zoon] .woont in Amsterdam; en Kan het »!ot de twintig minuten verschil lusachen stadstrjd en spoortijd, die het den reizigers mogelijk maken nog op tijd vau imt Haar!e;nmerplein aaar het Centraa'-3:atioa te komer. Sommige tooneelen >:ija van onweerstaanbaar komische werking: Pass' als gids in het Siberische dorpje, de afscheidtfuif in den trein, met den machinist, die een kapiaars verloor, en telkens ttil-hieJd, omdat hij een locomotief vóór de zijne op de lijn zag staan, de dolle troïka-iit door detaï<.a <n toerdrp, dt) parade-fchipbreuk" op de Hawaï-eilanden, en wat al niet meer. Ik heb dit boek een jongensboek genoemd, omdat de auteur het voor jongens heeft be stemd, maar volwassenen zullen het zeker e ven gaarne lezen. De reis om de wereld per trein, riksja, onderzeesche boot, vliegmachine, is zeker een der interessantste, die ooit is beschreven. Wat illustraties betreft, had m. i. volstaan kunnen zijn met de zeer expressieve, bijna actieve, silhouet-teekeningen van den auteur. Een opmerking: op blz. 243 vermeldt de auteur: dat dit het servies was, waaruit hij den heer Fogg diens ontbijt had voorgedifnd, terwijl er over dit servies" en het heele ontbijt nog niet was gesproken; is hier niet iets weg-gevallen? Bij een herdruk kan het uitgelatene gemakkelijk; worden ingevoegd. en herdrukken komen er natuurlijk van dit inhoudsvolle, alleraardigste, alleronderhoudendste boek! JEAXXE REYNEKE VAX STUWE. EericMen. ^ HEH.M. GOKTEK. Bij de uitgevers Maas en van Sachtelen te Leipzig ig een. duitsche verta ling verschenen van H. Gorter, ,.Een klein heldendicht" en van Mei" van dien dichter. JAXSSKS'S PORTRET VAN MILTON. In den catalogus van deMilton-tentoonstelling het rorig jaar te Carabridge gehouden, staat bij een portret: fobn Milton aetatis euae 10 anno 1618" en verder: was painted in 1018, and is believed to have been oiie of the very earliest portraits e-xecuted in Endand by the youcgDutch painter.Corneiius Janssen, who came over from Amsterdam in that very year and settled in Black Friarg,London". Dat het portret in kwestie van Cornelis j Jangsen is, dat die schilder in het jaar 1018 in Londen was, en dat dit portret een van 4-0 cs?;tïper regel. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen bij A. r t i", doorloopende schilderij en- fcentoonstelli ng a ! daar. Nu is het tijd U te abonneeren op ELSEVIER'* Geïllustreerd Maandschrift. Dit mooisto Nederl. Geïll. Tijdschrift be spreekt geen gebenrteuissfn van voorhygaand belansj, maar geeft per jaar voor /l 2.50 in bijna 1000 bladz. artikelen en platen van blijvende waarde; het is daarom iets om te bezitten en te bewaren. Uitg.-M. ELSEVIER" teA'damen bd.Botkh. Pian»-, Orel- en Möziektoudel iialshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Hunr. EEPAEEEEEN STEMMEN KUILEN. Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. »e STAAT «ARANDEERT U eeu ONVERVALSCIIT product. Boterbamlel XUIDLAREN", MGULIERSGRACHT 27. TïLEFOON 8935 brief open. Wat bedaarder vertelde ze: me vrouw Eieters schrijft, dat de kindere niet door do avondlucht magge." Dat's ook een strontreden!" viel Pa uit. Nou, 'k ken toch " De leugen legt er 'n vingerdik op. En dat 's 'n domineesvrouw l Ik denk, dat dominee Kieters duim en vinger aflikt na mijn cente." Och, misschien hebben de kindere geen mooie kleere, ' goedigde Moe. Maar Mies vertelde tusschen haar snikken in: Gretha Rieters is 'n vriendinnetje van Lies Wimmers; en Lies zei 't al, dat zij ook niet mocht/' 't Is toch wst te zeggen," wonderde Moe, dat dat der nou al in gebracht wordt, in die chapeu." Na lederen gchooltijd kwam Mies zenuw achtiger thuis, werden Pa en Moe driftiger, als de post bedankjes bracht. Drie namen maar aan: twee winkeliers en mevrouw van Efïen, de vrouw van den advo caat, die zooveel verdiend had aan van Dalen in zijn proces met de bouwvereeniging. Den derdeii dag triestte stemuiing van treurigheid in de huiskamer. Mies raas.ïe opgewonden: ik heb toch lekker verteld, dat der 'n goochelaar komt, en dat we zooveel lekkers krijge, en dat ik er in 'n rijtuig heenga, en dat ik 'n jurk krijg van twintig guldel" Maar as der zoo weinig kinderen komme, is der niks an/' vond Moe, en Mie? viel weer met 't hoofd op de tafel, wild huilend. Moe veegde cok haar oogen af. In eens keek Mies op. Schrijft u r.u2 e?." Béje ptapel!" viel Pa uit. ..A-; die lamptrale niet wilie! . . . Maar Moe, in haar zroote medelijden met Mies, zei peinzend: .,as 't maar iiitvp"... Ik zou der dan in ieder geval Y. hartig woordjo van zegge," laadde i'.<. Maar Moe weerde af: cee, nee, met hard heid krijg je niks gedaan ; je mot 't heelemaal in 't beleefde doerj." Weer zat moe den heelen avond te schrij ven, de weigeringsbriefjes naast haar velletje. Geachte Mevrouw I 't Spjjt Mies en ons zoo, as dat U schreef, dat uwes kinderen niet maggen kommen op ons parteitje, 't Zal heus een erg net parteitje zijn, en der zal geen on vertogen woord gezeid worden. Dus misschien be denkt u uw nog. Hoogachtend B, van Daalen?Wefferman. Pa vond de briefjes gek vau beleefdheid, maar Moe hield vol, dat 't anders niet zou helpen. Al zou je zelieveres flink dehuid volschelde!" 't Zal toch niet helpe," mompelde Pa. Pa hal gelijk. De antwoorden bleven be leefd weigerend, sommige zeer koe!-afwijzend, andere rnet hooghartig ongeduld om 't aandringen. Toen het laatste kwam, snikten Moe en MIPS 't pamen uit. Maar Moe veegde snel hare oogen af, beloofde groot: nou vrage we de heele klas van je vroegere school, en Piet en Jet van tante Kee, en Mien Dammers i en Jan van Uilen. En je nieuwe jurk krijg je toch... en we gaan met 'u rijtuig." Ja maar, ja maar l nou vrage ze mijn i ook nooit!" j Mies snikte heftiger. i ..Ja later, later, misschien we'," troostte j Moe vaag. En ineens, blij om wat ze bedacht: weet je wat, as dan een van die kindere | in je k.'as jarig is, mot je ze maar'n cadeautje j geve, dan vrage ze je -misscbien toch." Mits lachte flauwtjes, streek de haren weg uit haar lik bermuda oogen. Moe veegde nog met 't gehort over hare ooger.. zat bedroefd voor zich te-staren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl