Historisch Archief 1877-1940
-10
DE AMS'TEHDAM'M'E'R WEEKBLAD VOOR 'NEDEHLAND.
Nx>. 1649
In togwMtelliDK met de staal-prodnctie,
heeft die van ijzer in Amerika sedert de
eerste helft van 1908 een belangrijke toename
ondergaan. De productie-capaciteit der hoog
ovens was wekelijks:
ixgin Juli 1907 528,000 ton
November 49UOOO
Januari 1908 233000
Oclober 338.000
December 381.< 00
Januari 4000CO
De opbiengst van de maand October 1907,
n). 2.837.000 ton, was tot dusver de grootste
in eenige maand. Begin 1908 was de productie
niet minder dan tot 40 % van het niveau
tijdens de hoogconjunctuur ingekrompen en
gedurende de eerste 11 maanden van 1908
werd in Amerika slechts 13880000 ruw y«er
geproduceerd tegen 24.080.000 ton in hetzelfde
tod vak van 1907.
Met een productie van 400.000 ton per
week, d. i. 20.800.000 ton per jaar, is deze
dus begin Januari 1909 meer dan 75 96
grooter dan bühet begin van 1908, maar
b|j den geringen afzet van geheel-fabrikaten
is het niet zeker, dat de hoog-ovens op dit
niveau kunnen worden gehouden.
Met veel meer reden dan voor 1008 mag
echter voor 1909 krachtiger herleven van
handel en nijverheid worden verwacht, indien
sich althans geen nieuwe storende invloeden
voordoen.
Blqkbaar is ook de beurs dit jaar met
hoopvolle verwachting ingegaan en is haar
vertrouwen inde toekomst der Steeltrust
aandeelen door de ongunstige raming der
netto's over het 4e trimester 1908 niet aan
't wankelen gebracht, daar sedert het bekend
worden van die raming de koers der commons
?en nog hooger niveau beef c bereikt, zoodat
de rente-opbrengst thans beneden 4 % is,
niettegenstaande onder de tegenwoordige
omstandigheden vooreerst geen verhooging
te verwechten is van het dividend ad 2 %.
Maar het vertrouwen in de wij je, waarop
de Steeltiust wordt beheerd, is toegenomen
toen ondanks den voorspoed van 1906
en 19i>7 met netto-ontvangsten van resp.
? 156.62-i.OOO en $ 160.984 000. het testuur
met het oog op de te verwachten minder
vette jaren niet is overgegaan tot
dividendverhooging-op de commons, niettegenstaande
dit algemeen was verwacht.
Inmiddels z(jn de juiste cijfers van het
laatste kwartaal gepubliceerd en wel met
126.228.COO netto. Voor het geheele jaar
maakt dit $ 91.800.000, dus ruimschoots vol
doende om de vaste lasten en dividenden te
dekken, waarna nog £11.000.000 overblijft,
nadat voor annordisatie het noodige is afge
zonderd.
Maar voor uitbreiding en verbeteringen,
waarvoor in de beide voorafgaande jaren
ruim £ 100 OOO.OCO werd besteed, kon ditmaal
niets worden afgezonderd.
29/1?'09. V. D. S.
Tentoonstelling G, Spor, Piet HoMriaan,
Jan Slüjters in M Steüelp Mnstni
ir.
Mondriaan. Die slechts het werk van hem
zag op tentoonstellingen van Arti en Lucas,
kent dezen schilder niet. En ik voeg erbij,
dat niet-kennen is een gemis aan genieting
eener kunstuiting, lang niet uitgewassen nog
tot vasten stand, maar zoo intiem en oprecht
als er nu in Holland maar matig voorhanden is.
Mondriaan lijkt me een kunstenaar van het
adele ras, dit wil ik van harte uitzeggen, vóór
alle critische beschouwing over zy'n werk. 'V ant
de taak der critigk moet beginnen toch met
erkenning en aanwijzing der kwaliteiten.
Ik heb nu onverwogen mijn indruk uitge
sproken over dit werk; het is een meeninp, die
ik luid wilde verkondigen tegenover zooveel
miskenning van de mooie, reine kwaliteiten
bij dezen schilder. Aan ieder, die weifelt in
oordeel over hem onbekend werk, maar dat
hem treft, wil ik steeds als maatstaf der
waardebepaling aanraden, beantwoording op
de vraag: Zou ik het graag in mijn bezit
willen hebben? Ik zeg dan voor hél veel, voor
bijna alle die armzalig ingelaste... gtudie's?
schetsen? ? in ieder geval als paskjaar
schilderij af te wijzen dingen gretig: ja.
Dit werk is boordevol van ontroering. Het
bevat een wereld van doorleefde aandoenin
gen, dag aan dap, uur op uur, schijnt het wel.
Zijn het schilderijen, zijn het verzen, son
netten; zijn het muzikale kleurgatnma's op
verschillende motieven, deze interpretatie's
van talrijke landschapgevallen, van zoovele
dag-, avond en nachtmomenten? Of zijn het
belichaamde droomen van een stil bewogen
aanschouwer, met zijn kijk over het land in
de luchten, heel lang, maar starend in zich
zelf, onbewust, naar het afschjjnsel van die
stoffelijke wereld op het dienende vlak zijner
ontroering? De geestelijke aard van dit werk
er gaat een suisiug door van weemoed,
het is beminnelijk als de huiverende zang
stem van een kind. Noem nu, die
onafgewerkte, soms nauw-aacgeeausde dingen,
studie's, impressie's of stemmingen het zijn in
werkelijkheid vergeestelijkte
landschapbeeldingen. Specifiek ons hollandsch landschap.
Het verschijnt er onder alle welbekende
gedaanten, in alle dispositie'», in alle gesteld
heden van weer en daggetij. Toegestemd, het
zyn veelal indicatie's, maar zoo ongerept en
popelend van bedoeling, met een zoo stil
llonkerecde schijn overtogen, dat zij tot een
verbeeldingsgezicht kunnen verheffen de ge
moedservaringen, die schuilen in de herinne
ring van hem, die zelf met verrukt oog en
ontroerde waarneming, ooit zijn paseen op
buitenwandelingen heeft ingehouden. Is het
gezegde kunst moet verheffend werken" dan
zoo'n gemeenplaats gewordan, dat de zin er
van niet meer kan doorvorscht worden? Want
de menschen gaan hier veel met koel oog
voorbij; als toeristen in hun verheerlijking
van bergstreken, zoeken zij slechts bij de
model-schilderijen naar den bron van
levenszaligheid, die het kunstwerk over de aarde
brengt. Maar weet, een kunstwijze, tot vollen
uitbloei geraakt, krijgt aldra een etiquet en
niet meer de innerlijke aard, maar het etiquet
wordt waargenomen bij waardeeehatting van
een kunstuiting. Het oog heeft evengoed zijn
veroordeelen, als de opinie bij de menschen.
Het werk van Mondriaan van den meer
technifchen kant gezien daar zal verband
zijn tusschen vorm en inhouJ. Mooie bedoe
lingen, zoo ze vermogen zich aan ons kenbaar
te maken, moeten ook ter beschikking heb
ben doeltreffende .middelen van uitdruk
king. Deze schilder en teekerjaar is geen
tobber in de praktijk. Uit zijn heel vroege
dingen (zie bijvoorbeeld het stilleven)
kan blijken; dat hij altijd veraf was van een
stunteligen knoeier met kleuren, van een
onbeholpen teekenaar. Er is wel degelijk
vormkiacht achter deze verschillende uitin
gen, een zuiver ge roei Toor kleur en toon,
in den algemeenen zin van deze kwalificatie.
Maar er zijn wrjdseher hoedanigheden; in
dit werk is voor mjj nu .kennelijk een
grootgohhe.il van geest, een verbeeldingsvol gezicht,
een mime en zeer zelfstandige opvatting van
constructie, van bouw. De indeeling van ver
schillende landschapgevallen is verrassend
om de origineele tafereelschikking. In het
heel vroege gezicht op een grachtje in de
verdwenen Vinkenbuurt, heeft het voorgrond
plan een bijzonder gewicht in het geheel.
Zie daar dichtbij, de sombere boerenwoning in
den avond, met het accent van droefgeestig
heid hierin zoo nadrukkelijk, waar de laatste
lichtscheutjes uit de lucht rillen over het
slootje, dat naar de diepte gaat en met de
geheimnisvolle duisternissen, die doezelen
over den voorgrond. Daar dichtbij het ge
waagde stoute effectvolle etuk, ook een
avondstond, waar een molen opdoemt tegen
een donkere lucht met een breede lichtscheur
erin. Maar loop vooral niet zoo gauw voorbij
de teekeningen (al zjjn er werkelijk wat te
veel) teekenstudie's hecht van bouw, ezpressii f
van lijn. Heel simpele gevallen, als een vlak,
wijd uitgestrekt bouwland met een zeer
welbegrepen en klemmende aanduiding van
het kringverloop der lijnen, die de akkers
begrenzen. Let ook op dat geschilderde
paardenstudieije, om den gevoelig algemeenen
bruioen klenrnoot, om de karakteristiek in
de vormduidmg. Enz. Enz.
De tegenwoordige wending in zijn ont
wikkelingsgang lijkt een psychisch raadsel.
Of er een veer gesprongen is in een fijn
bewerktuigd zennwstel, of een te strak turen
in zich zelf, het onderscheidingsvermogen
verbijsterde.
Het idee flxe ontstaan uit isolement ? Maar
is het een aberratie van den geest, nemen we
eens aan, het is geenzins een grillige neiging,
een ijdele zucht naar het extravagante. Het is
zeer kennelijk een o vergang uit vollen gemoede,
een verplaatsing van kunstopvatting en in
zicht, welgemeend en naivelijk overtuigd
Het doel ? het lijkt me de ijlste uitdrukking
te zoeken voor de verschijning der dingen,
schier onbewust symboliseerend. Alleen komt
het me voor dat de vordering tot deze hou
ding van den geest den noodigen steun mist
van beradenheid, van wijs inzicht. Alles wat
als mooi ons treft kan uitgedrukt worden, maar
met de eigendommelijke middelen van iederen
kunstvorm. Eerst de sensatie, dun de be
zinning voor de wijze die kenbaar te maken.
Zoo kan men soms bewegingen zich verbeel
den 19 zien op den maatgang van muziek,
neem ik duidelijk waar voor mijn gesloten
oogen kleurdraaiingen in bepaalde vormen,
na in een sterk licht te hebben gestaard.
Ongeveer als het pogen deze subtiele verschijn
selen te fixeeren, lijkt me dat getracht werd
uit te vinden den beeldingsvorm voor wat er
schijnbaar is bij de physieke werking der
kleurgolving op het netvlies van het oog,
starende onafgewend op een molen tegen
den zonnevlam, die aan 't uit branden is. Het
is stout van onderneming, maar het is het
vasthouden aan zijn kleed van een schim.
Toch, al moge er dan ook begripsverwarring
zijn, zie ik hier teekecen van vordering. Het
omzettingsproces in de ontwikkeling verkeeit
alleen in een phase van crisis.
Want ik erken bij verschillende van die
rare dingen" iets van wezenlijke schoonheid,
in enkele der zonnebloemen, in het
iandschapje met het (te stoffelijk) oranjewolkje,
maar vooral in de drie schilderij ij es mei
de hooischelven. Ik heb ze herhaaldelijk ge
zien, met stijgende belangstelling, overtuigd
nu, dat hierin een aanmerkelijke schrede
vooruit werd gedaan, sinds het vorige werk.
Daar is gewin aan kracht, verdieping van
inzicht, verbreeding van waarneming. Deze
schilderijtjes vormen een cyclus; ze hooren
bij elkaar. Het zijn hooimijten, objecten ge
geven in hun wisselende verschijning naar
de oorzakelijkheid van drie verschillende
weersgesteldheden. In I staat de plompe
gedaante in kleur-brand. ontstoken door het
bloedige licht van een zonsondergang. In II
klaart de kleur der hooiuiijt weer op, effen
en toon'oos, herneemt zijn nuchtere wezenlijk
heid, als de zon is weggezonken en er een teere
zwijmeling is van rose tinten in de heldere
lucht. In III de schelft gezien in het
later avonduur, nu somber-zwarlig, verwor
dend tot een massale siihouette, spokend
tegen een luoht,' die doorstriemd lijkt van
hagelbuien, en vóór den nacht, even opklaart
in krijtend lichtschijnsel.
Ik hoop dat deze schilder, met zooveel
drang achter zijn streven, zoo
onzelfgenoegzaam, het evenwicht mogeviuden in geestelijke
bezonkenheid, in redelijk overlf g met zich zelf.
Jan Sluyters. De eerst opvallende eigenschap
van dezen tegenover zijn twee kamaraden,
ia wel die van handvaardigheid. Inderdaad
is zijn praktische bekwaamheid, zijn gemak
kelijke vastheid van leekenen, vau ten
bijzondere ontwikkeling en bij om wel onge
meen. Het ia werk om tegenover te stellen
aan dat van knaphandige buitenlanders,
waarbij wel eens gezegd wordt: Zóó leekenen
ze toch weinig ia Holland. Siuyters beschikt
over een, 'k zou haast zeggen acrobatisch
teekenvermogen, verbluffend soms van over
moedige stelligheid. Deze wel benijdenswaar
dige eigenschap is echter juist bij hem een
bedenkelijk iets, een klip. Figuurlijkerwijze
gesproken, steken hem de broodkrummels.
Hij zal zelf waarschijnlijk neerzien op het
ccquette dameeportret met breeden hoed,
uit een veel vroeger tijd ; maar 't is de vraag
of hij in het tegenwoordig stadium zijner
ontwikkeling, met zijn vermeenden
onafhankelijken kunstvorm, steeds óóveel rechter is
van uiting en grondiger van overtuiging. Een
zoo vlotte technische slagvaardigheid, heeft
steeds op zijn hoede te zijn voor de handgrepen
van trucqeerende schilderkunst Ik wecschte
meer schuchterheid, meer tastend zoeken in
dit werk. Het is te driest.
Wol is hier een totelu afwezigheid van
den holland.'che.n Jin-Saliegeest, maar het,
mist ook nagenoeg ten ee-ue male de vroom
heid van intentie, die hier zelfs den
hartstoehtelijksten schilder, Rembrandt, eigen was.
Wio weet ou het voor dezen schilder niet
heilzaam ZIJD, zich eens met d'.1 linkerhand
aan het werk te zetten. Want beweerd mag
ook niet wor !en, dat achter deze c.';\uerie
vau doen geea enkele aanduiding naar de
diepte, nooit een 8p-;uriiig van den geest
achter het uiterlijk vonnenste! aanwezig was.
Ik heb hierhij minder op het oog de schetsen
van guren, vooral uit de 2.p. demi-ruoude
en de café-chamant-wereld, danseressen e.a.,
die in actie soms wel van een stoute tour
nure zijn, maar waarbij toch meestal twijfel
aan genoegzame zelfstandige opvatting op
gewekt wordt, 't Zijn al te zeer kranige
charge's van een pientere teekenaar. Ik
bedoel andere dingen: portretjes, twee vrou
wenportretten, een paar kinderschetsen, vooral
die van een kinderkopje blijkbaar in
leflexlicht geteekend, met kralende oogen, een
studie met wat kleur verlevendigd, maar
die wat men noemt, gsheel op het leven
genomen is. Dit is origineel. Hierin zie ik
verheugender teekenen van Sluyter's knapheid
dan in dien .geaquarelleerden echets van een
mannenkop, al ia dit ook in zijn soort een tour
de force. Het schilderwerk is nog veel te veel
uitgevoerd volgens een vooropgezette methode.
Het bedoelt tot uitdrukking te brengen de k leur
in haar heftigste wezenlijkheid. Maar het blijkt
te ve>l tendenz bij iedere onderneming. De
geslotenheid in den bouw der lijnen wordt
er vaak bij ingeboet. De overtuiging er achter
lijkt me 't meest vast hierin, dat slechts
zulk streven tegenwoordig vruchtbaar kan
zijn, dat met alle conventie gebroken heeft.
Wat is conventioneel? Geen enkele con
ventie, geen dogma zelfs, is d priori ver
werpelijk en mij dunkt, dat iedere nieuwe
kunstleer, die de grondige formules voor baar
principes gevonden heeft, nooit een zoodanige
vijandige s;elling zal innemen. Intu-schen ia
er onder het schilderwerk, bij debuitenstudie's
allermeest, onmiskenbaar 't een en andere
waarin da kleur zuiver brandt, dat van scherpe
licht-uitdrukking is. Soms ook verteederd
tot fijne blankheid, als het gezicht aan den
Amstel.
Ook zijn er in het zeer doorwerkte (wat
vermoeid) portret der oude dame, kwaliteiten
die verdienden opgemerkt te worden. Als
toonbeeld van ernstig streven in dezen lijn,
zou ik het althansaan de groote danszaal willen
tegenover zetter.
Het stilleven van dien bontkleurijjen rom
mel van heilige beeldjes, kunstbloemen, etc.
is opmerkenswaardig van levendige karak
teristiek, hoewel te illustratief voor een
schilderij.
Dan is een naakte vronweromp, met een kop
erop waarin (gewild) fascineerende oogen, een
studie van beteekenis; de wulpsche geest
van deze kunst is er, a's in menig ander
figuur, zeer merkbaar. Iemand met een kunnen
als Jan Sluyters, kan geen schilder zonder
beteekenis genoemd worden. Hij heeft onbe
twistbaar talent. De groote fout in zijn werk
meen ik reeds aangeduid te hebben: het
lichtzinnige, redelooze gebiuik van zijn capa
citeiten.
Hij moest evenals het, zelfs welwillende
publiek nu doet (en met recht) wat meer
mistrouwend tegenover zich zelf staan. De
kunst zal meer warden een bouwsel vanden
geest.
Ten slotte, wijs ik, als verklaring voor dit on
gewoon lange verglag.naar de merkwaardigheid
van deze tentoonstelling. Merkwaardig niet om
de aanwezigheid van voldragen meesterwer
ken, maar om het samentrefl'en van een drietal,
die met zeer verschillende eigenschappen en
dodingen, onafhankelijk van elkaar, getui
genis geven van den altijd levenden
groeidrang van jonge elementen in de kuns'.
Een Amsterdammer zou platweg zeggen:
wat leven in do schilderijbeweging" mag
er wel i ens zijn tegenwoordig.
W. STEE.VIIOFF.
Jiig ie Mftsina 5 Februari 1783,
11 ritf uit Napels van 18 Fel»: -Z7S.7.
II.
Den 8-ten Februari, drie dagen na de
ramp, diende de Magistraat van Messina
aan den koning van Napels en Siciliëeen
smeekschrift in van dezen inhoud:
De droeve gebeurtenissen, welke den
5en Februari ten half tien ure haar begin
namen, en tot op dit oogenblik aanhouden,
in welk de raad met tranen in de oogen,
Uwe Majesteit eene beschrijviog daarvan
onderdanig aanbiedt, zonder deze voor dit
maal volgens de voorbeschreven gewoonte
door handen van den onderkoning aan
hoogstdeszelfs troon te laten toekomen,
zullen buiten twijfel Uwe Majesteit met"
smart vervullen. Onder do goddelijke toe
lating is het gebeurd, dat onze ongelukkige
Stad door de schriklijkste en ongehoordst3
aardbevingen in een puinhoop is veranderd.
Zij begonnen op gernelden dag en uur, en
gingen genoegzaam ieder kwartier uurs
voort, alle de gebouwen zonder uitzondering
om to werpen: het koninklijk Paleis, dat
des aardbissuhops, do schouwburg, de bank
van leening, het groote hospitaal, de beide
koninklijke convenier, do domkerk met
haren grooten kloktoren, niet r>'n woord
alle de gebouwen, kloosters en conventen
zijn iugestort. Uit de laatsten zwerven do
monniken rond zond zonder te weten, waar
zij in 't toekomende een verblijf zullen
vinden, gelijk ook het Volk, welk nog zijn
leven gered heeft: maar, Sire! welk een
droevige vortooniny is het, het grootste
deel der inwoners gant-ich verbleekt en
slechts half levende onder de ingestorte
gebouwen to zien, zonder hen, wegens ge
brek aan werklieden, te kunnen helpen.
Het huilen, schreien, klagen en zuchten,
welke men van allo kanten hoorde, was
zoo veel te aandoenlijker, vermits men den
ongelukkigen geen bijstand kon aanbrengen.
Bij een zoo vreeslijk gezicht kwam nog
een ander. Men zag namelijk de puinhoopen
der omgevallene paleizen en hui/ïen in brand
geraken, want de eerste aardbeving gebeurde
ten tijde der toebereiding van het gewone
middageten, weshalven overal in de keuken
vuur brandde. Des konings luitenant ver
zuimde wel niet, met zijn volk spoedig aan
te komen; maar hij kon, uit mangel vau
arbeidslieden en werktuigen, weinig hulp
bewijzen. Ook was het niet mogelijk den
brand door kanonschoten van het koninklijk
fregat uit to blusschon; dezelvo hield veel
rueei1 hardnekkig aan, om de overblijfsels
eener stad, welke te voren de rreai iiarer
beiieerschers en do bloeiendste des
koiiingrijks was, ten volle in de asche to leggen."
't Is ontnooglijk, Sire! de onvermijdelijke
gevolgen van dit ongeluk, n.l. den jammer
en do ellende, welke tegenwoordig hies
heersenen, met do pen to beschrijven. De
j graaiimagai.ijiien der stacl zijn neergestort;
i het ontoreokt dus aan liet zoo noodige
heeft zich veranderd, daarom faalt het ook
in de openbare bronnen aan dit onontbeer
lijk element. De molens staan stil, en dus
kan er geen meel worden gemalen.
Kortom, de vreeslijke wanorde bij eene
zoo treurige gelegenheid bracht het volk,
in groote hoopen verzameld, in de uiterste
verwarring. Sommigen riepen om brood,
anderen beweenden bitterlijk hnnne onder
de puinhoopen begravene naastbestaanden,
en hun verloren haven en goed. De
bedienden, van wegens de overheid daartoe
verordend, wendden wel alle moeite en vlijt
aan, om de diefstallen te verhinderen; maar
het ontbrak niet aan goddelooze menschep,
zonder gevoel, medelijden en godsvrucht,
welken ook deze harde tuehtroede van God
niet terug kon houden, orn niet alleen de
huizen van bizondere personen, maar ook
openbare gebouwen, leenhuizen te plunderen
en te rooven. Alleen kan de machtige arm
van uwe Majesteit bij een keten van zoo
vele ongelukken helpen, om weder leven in
deze stad; te brengen, en dezelve te her
stellen, gelijk het nog geschieden kan."
De liaad smeekt derhalve uwe Majesteit
om genadigen bijstand aan geld en volk,
opdat de straten, geheel en al met puin
hoopen en lijken bedekt, weder gangbaar
gemaakt kunnen worden. Hj smeekt nog
verder om levensmiddelen van allerlei
soort tot onderhoud der burgers, die op
het platte land verstrooid zijn, opdat zij
bij het leven bewaard en niet genoodzaakt
worden, tot groot nadeel van Uwe Majesteits
Schatkamer, bij welke tegenwoordig alle
eischen zoowel van tollen als van andere
schattingen moeten ophouden, ergens anders
heen te vluchten. Ten besluite smeekt nog
de Kaad om alle noodigen onderstand en
hulp, bijzonder om bakkers en timmerlieden,
opdat er, zooveel mogelijk, voor het onder
houd der inwoners kunnen gezorgd, en zoo
ras het doenlijk is met de wederopbouwing
hunner omgevallen woningen een begin ge
maakt worden."
De Koning van Napels en Siciliëver
strekte, zooals reeds bleek, ruimschoots
hulp, aan contanten 400,000 dukaten. Ook
de Konirg van Frankrijk zond, zocdra hij
de ramp vernam, twee schepen met 40
duizend zakken meel en een groote menigte
andere eetwaren.
De aardbeving hield, zich ook naar andere
plaatsen uitbreidende, meer dan een maand
aan; zij duurde Unger dan tot 28 Maart.
Nauwlijks was men van den eenen schrik
eenigszins bekomen of er ontstond een
nieinve. Het aardrijk was in gestadige
beweging.
Eindelijk, toen men tot kalmte was ge
komen en de ramp kon overzien, bleek, dat
Messina wel verwoest, maar in plaats 20.000
nienschenlevens, slechts 500 te betreuren
had. Daar de aardschokken met groote
tusscheripoozen waren geweest, hadden velen
de stad kunnen ontvluchten.
Ontzettend waren echter de verwoestingen
in andere plaatsen als Oatana, Keggio, enz.
geweest. In Calabriütelde men 57 plaatser,
grootendeels verwoest. Het volledig getal
der omgekomenen bedroeg 26.740.
Do ingenieurs oordeelden dat de grond
te Messica wegens de menigvuldige
scheurer, allen met zeewater gevuld, geen nieuwe
gebouwen meer dragen kende.
Het middenpunt der aardbeving is ge
weest op tien berg Monte Cauione, ook wel
Asprotnonte genoemd. Deze berg maakt
een deel uit van de reeks bergen, die geheel
Italiëverdeelen. De aardbeving had zich
uitgestrekt van .Pizzo en Monteleono tot
S7//o en kaap ^fx»'ffi'fiitni en vervolgens
zeer over het geheele CalttbriffUe Halfei
land hebbende doen gevoelen, heeft zij zich
uitgebreid tot Si/uillace, welke de oostelijkste
greuspaal derzelve, gelijk Piszo haar weste
lijkste geweest is. K.
levensmiddel, tu v.'ctuu: brood. ])o Ruud.
j zocht wel dit gebrek zoo veel mogelijk lo
: verhelpen, door dien hij eenigo schepen,
| daarmede beladen, in Je haven liet brengen.
Maar, Sire! hoe kan men do granen in
brood veranderen, wanneer de bakovcus en
de duartoo vereischte gereedschappen onder
do puin begraven, en do baikers zelve of'
dood of gevlucht zijn? De loop der wateren
&
Aan dtn heer «S'. Ooudsmit,
Ik ben geabonneerd op de Groene" en
las uw kritiek over freule dn Savornin
Lohman's boek : Uit de sfeer aerukt''. U
ken ik nijt en het bewuste hoek ken ik we1.
Volgens u bad de redactie de onderscheidende
vriendelijkheid gedaan, u tot een critische
kennisstevinat te inviteeren, maar mag ik u
een kleine vraag doeu ? Schuilt er een per
soonlijke vt.ete tus-chen u en freule Ijohmac?
Die groote critiek van bijna drie kolommen
lezende, XL u men bepaald tot cïe conclusie
daarvan komen.
Wat em venijnige, ia hatelijke kennisne
ming! van uit de sfeer gerukf'I
Was liet soms uwe bedoeling enna geducht
vinn';< U- zijii, dan is 'i n. geloof ik, wel
gelukt, luaar w u!, vreemde Kinnen schrijft ge?
Kr -'--? ;/<?<,'! :?"/< in H<I: U'itl:. Hoa zou ergens
zon moeten komen, als men een onderwerp
neemt waar geen 20?» in door komt'
Een meisje <;at hard moet werken en in
eeu imilifu komt, waar ze niet in hoort, dat
is toch niet zco aangenaam, dunkt me; dat
:ceifde meisje niet later in, dat ze haar schit
terend engagement moet afmaken, omdat ze
niet genoeg van haar aanstaande aoudt en
pre-feri'cr! dan haar ;:orgvolle moet-lcrsn hoven
een-zich-verkoopen van-haar-lichaam zonder
liefde, vraaria zij op dit oogenblik zich gelijk
acht aan een publieke vrouw.
Dat is dui alweder een toestand, waarin
geen zon doorkomt; iioe wilt u nu in Gods
naam daar warmte aanbrengen?
,, f'//1 !/'>?'!: v'^ t't''H, lf'.ii(;*'n r'//-/, br']>n tot p/nd,"
ze>! t u; hoe ii? 't mogelijk; ik vind't juist zoo
goed geteekend. 't is alsof ik dat meifie vóór
me zie!
Ik kan niet si!-- v- . L- ' , T- _ ,.
hebt is( i';riefchrnvci; *? " "i
!/!?'?? en ik ri.,-1 dat ' een ) och hpat
schuilt in die venijnige regels .nuien dit
((?«'t/1 is. tracht dan de persoon va:> het werk
te s hridcu; u bevindt u daar altijd wél lij.
6e Jaargang. 31 Januari 1909
Eed.: C. H. BEOEKKAMP, Damrak 59 Amst.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
Oplossing van pr. No. 129 van den auteurr
Wit: 3329, 22-17, 37-31, 49-44, 44-40, 42-38,
48:19, 25:1:
Een zeer aardig idee, terwijl de zwarte schijf'
45, die bijna de damlij n heeft bereikt, takt vol
weder verwijderd wordt.
Oplossing bladprobleem Jacobson:
Wit: 2822, 4943, 35:4, 4:10!
Zeer goed samengesteld en bet practische
spel vrijwel weergevend.
NATIONALE SIMULTAAN-WEDSTRIJD.
PER CORRESPONDENTIE.
A. z 1-7, w 40-35.
B. z 19-24, w 30 31.
C. z 33, w 4-31, z 20-24, w 31-37.
D. z. opgegeven.
E. z. 5-10, w 35-80.
F. z 19 24, w 23-18, z 13:22, w 28:17.
G. z 15-20, w 35 30.
H. z 14-19, w 39 33.
Zwart moet spelen.
Probleem No. 130, van den auteur M. de Leeuw,
Alkmaar.
Zwart (11 ecbijven).
Wit (11 schijven).
Oplossingen moeten binnen 14 dagen wor
den opgezonden aan bovenstaand adres.
KLEINE STUDIES. IX.
Wij hebben uit de voorgaande studie opge
merkt, dat zwart, hoewel op verschillende
manieren een drie slag kunnende maken, door
artikel 6 verplicht wordt de meeste .?dus
vier stukken te slaan er, dat, indien tijdens
het slaan de stukken zouden weggenomen
worden, zwart met n slagzet alles wegslaat,
hoewel bij den aanvang van den slagzet, de
schijf 32 genoegzaam gedekt staat, en geen
enkel gevaar bedreigt. Er zouden dus bij ge
lijktijdig wegnemen, meer stukken geslagen
worden, dan rechtmatig kon geschieden, en
dit is onrechtvaardig en ons nobelspel onwaar
dig. Ten slotte heeft het eenvoudige voorbeeld
ons duidelijk geleerd, dat er dikwijls winst
te behalen ie, waar deze niet altijd wordt
opgemerkt, terwijl het reglement den speler
juist da gelegenheid geeft om sctioone com
binaties te ontwikkelen. Er is dan ook vrijwel
geen spel, dat zich zoo bij uitstek leent tot
het construeeren van diep berekende slag
zetten, als het damspel, en maar al te dikwijls
gaan ze nog verloren, door het niet goed
bekend zijn met de grondregels waarop het
damspel berust.
Dat het reglement ons toestaat meermalen
over dezelfde open ruit te slaan, maar niet
ten tweede male over hetzelfde stuk, is even
eens rechtmatig, wijl de grondslag waarop
het spel berust geen andere regel kan toe
staan. Immers, evenmin als men hetzslfde stuk
tweemaal achter elkander mag verzetten
evenmin mag men een reeds geslagen gtuk
nogmaals slaan. Zoodra een stuk geslagen ie,
moet het beschouwd worden als nitt meer
op het bord staande. Dat evenwel een ge-sla
gen stuk oj) het bord moet blijven staan tot
da slag volledig is geschied, is zeer juist
ingezien en door het voorgaande duidelijk
gemotiveerd.
Om het meermalen over de ope'n ruit
slaan" t;oed te begrijpen, willen wij meteen
practisch voorbeeld ook dit nader uiteenzetten.
Wij nemen weder een eenvoudig voorbeeld,
om de bedoeling van het reglement vlug te
snapper), terwijl dan tevem rekening wordt
gehouden met de liamkennis van pas
beginnenden. die onze studie ook gaarne zullen
volgen.
Voorbeeld:
Vnrr.- eer. ri;k'/'ijl: deel t^egpvend aan een
niet geher! misdadige hoii'elijkheidrf-gewoonte,
willen wij 'J. Arntzenius wei <ie verzekering
geven, nimmer tot freule L'ihman in dishar
monische l>eirekking !e hthheu gestaan, en
dat wij inderdaad haar of zijn lieve raadge
ving met ai dt' pieteit, die wij n;-n het ver
leden verschuldigd zijp, zullen vveten te
betraciiten,
A'datu, 27-l-'OU. GouoiinT.
. . x.n'?r.oric's ilai de beurt van spekn aan
i art ie, ^Ict r-en duidelijk, dat deze vrijwel
| \ ~i". h. is, K-:,.1; te spelen. Want, zou wit
j hierna dam ha'.ea op ruit l, dan »o!gde:
.?- ^ v l 2 , z C T-41, en het spel was remise'
Zou wit daartegenover 31-27 spelen, dan
volgde: z 22:31 enz., en men kreeg van het
! zelfde laken een pak. 21-26 is dus de juiste
! zet en brengt oogenfchijnlyk de remise ie
! voorschijn, hetgeen voor zwart voldoende is,
i wegens zijn minder gunstige stelling.
Iiidien wit nu aandachtig het spel
doorI werkt, blijkt hem weldra, dat met 34-;,O als
Ie vervolg-zet, de winst verkregen wordt. b.v,
z 21 2ö, w 34 30, z 25:43 (de meeste stuiken
j moeien geslagen worden), w 6-1, z 20:37, w 1:4!
! Vi'ij zien nu, dat wit tweemaal de ruit 18
l passeert, en dit is geoorloofd, want r-r beslaat
geeii enkel motief ooi het te beletten, wijl
aan de grordslag van het damspel niet te
kort gedaan wordt.
(Wordt vervolgd.)