De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 31 januari pagina 2

31 januari 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTKH-DASMIMER W E EK B li A D VOOR NEDERLAND. Hb; 1049 r kracht, machtfelon tegenover den druk des werkgevers, tot weerstand in staat, vaaneer die van gelijkgezinde vakgenooten haar verhoogt. Dit eenvoudig beginsel heeft aanleiding gegeven: in de eerste plaats, tot het op richten der Vakvereeniging; vervolgens, tot* de afspraak, die men het collectieve arbeidscontract noemt; eindelijk en komt de nood aan den man, tot het bezigen van het uiterste strijdmiddel: de staking. Geheel deze korte samenvatting even wel legt bloot den stand van zaken op economisch gebied, d. w. z. den toestand en de hulpmiddelen, wanneer, regelmatig, vraag en aanbod tegeno rer elkander staan. Geheel anders wordt de zaak, wanneer wij, buiten het economisch gebied, op een . terrein ons bevinden, dat geschapen is, door den oogenblikkelijken nood, waarin roorzien moet worden. Indien, onder gewone omstandig heden, een schip koers zet naar eene bestemmingshaven, gelden, voor casco, lading en bemanning, de gewone regelen van zeemanschap. Steekt er daarentegen een storm op, waarbij het leren van allen «e alles is genoemd, dan hangt de redding af van de middelen, waarover men beschikt, .en moet men, in den volsten zin des woords, roeien met de riemen, die men heeft. ZÖó, hier. "Waar loon is vergoeding voor dienst, wordt het loon bepaald, zoo mogelijk, verhoogd,.door de factoren en op de wijze zooeven aangeduid. Yérvalt eehter dit uitgangspunt, dan is er niet veel scherpzinnigheid noodig, om in te zien, dat geheel de zaak van aanzien verandert. Bij werkverschaffing nu, als een vorm van hulp, aan tijdelijk werkloozen ge boden, ia het loon niet, eene vergoeding van dienst, door vraag en aanbod bepaald, maar een, door offervaardigheid van particulieren en gemeente, beschikbaar .gesteld hulpmiddel, om in een, naar te hopen valt, voorbij gaanden nood te voorzien. Dit blijkt, zonneklaar, uit de poging zelve om werk te verschaffen, d. w. z. uit de maatregelen, genomen om, niet later, niet straks, niet misschien, maar nu, maar dadelijk, maar op staanden voet, de gelegenheid te openen tot tegemoet koming in nooddruft, door arbeidsvergoeding, in betaling van loon gelegen. Het blijkt verder met niet geringere duidelijkheid, uit den kring van personen, die, getroffen do Dr de ramp van werke loosheid, zich aanbieden tot het openen der hulpbron, dm innen der verdienste, verknoaht aan en gevolg van onverschillig welken, door hen, te verrichten arbeid. Het blijkt eindelijk, onmiskenbaar, uit het feit, dat niet de gewone maatschap pelijke invloed van behoefte aan arbeid, noch de vergelding daarvan als loon, den loonstandaard in het leven riep, maar de behoefte kunstmatig geschapen, en de de middelen ter vergelding, vrijwillig bijeengebracht zijn. In dit geval, ontbreken alzoo niets meer TJf minder dan alle elementen der ge wone arbeids- en loonsverhoudingeu, en is men geplaatst, voor een hoogst betreurenswaardigen, maar tevens eigenaardigen toestand, waarin, eenerzij ds, de fierheid van den werklooze ontzien, maar tevens, onverbiddelijk, rekening moet gehouden worden met zoodanige ver plichtingen, als de omvang van het kwaad der werkeloosheid, en de middelen om in het euvel te voorzien, gebiedend voor schrijven. Immers, werkverschaffing is slechts n vorm van ondersteuning, en wel een vorm, die niet alle werkloozen te stade komt. Ongebaat, dóór dien vorm, blijven zij, die, om het even door welke oorzaak, (ontoereikendheid van werk; persoonlijke onbekwaamheid; wat dies meer zij), loon niet verdienen, en toch, zonder bepaald armlastig te worden, tijdelijken steun behoeven. De . schromelijke misvatting nu der werklooze stakers, is, dat zij, onbewust misschien, maar feitelijk metterdaad, zich voorstellen, dat en handelen alsof: werke loosheid gelijk te stellen ware met gewone arbeids- en loonverhoudingen. Hun aandringen op een bepaald fixum van loon, ontleend aan gewone econo mische verhoudingen, mist iederen redelijken grond, omdat de vooronderstelling, waarvan daarbij uitgegaan wordt, faalt. Het werk, dat zij verrichten tegen HET VISSCHEKSBRUIDJE DOOK G. J. K. -?*«??Vader was al thuis. Govert en Dirk ook, en oome Pieter en oome Gerrit, en haar neefs van moederskant; heel haar volk was haast terug, 't Lag er schuit aan schuit in de haven en er moesten er nog meer komen, 's Nachts ?waren er nog twee binnengevallen, maar dat waren al mee van de laatsten. Klaas zou nu ook gauw terug zijn. Elk tij kon ie verwacht worden, vanavond al, want de gelegendheid was dienstig: d'r stond 'n mooi koeltje van 't westen en 't water waste weer al. 't Waren maar praatjes van die logger die overvaren was geworden door 'a Engelsche trawier, praatjes, dat was 'n Oostendenaar geweest en geen logger, 't Had immers in de krant gestaan:... ,,'n onbekend gebleven visschersvaartuig, vermoedelijk 'n kotter uit Oostende" ... dat had er letterlijk gestaan. Wel was in 'n later .bericht nog gesproken van 'n abuis,... maar Klaas was 't niet ge weest, dien zou je t'avond of morgen wel zien arriveeren. redelijk, vooraf hun medegedeeld; maar huns inziens, ongenoegzaam loon, is er eea, waarbij thans,, te hunnen1 be hoeve, vooruit geloopea wordt op eene toekomst, met voor het oogenblik onze* keren loonstandaard. Hoe deze zijn zou, bleef het werk, thans, achterwege, om, na jaren wellicht, ter hand te worden genomen, weet niemand te zeggen, omdat niemand, nu voor alsdan, de verhouding van vraag en aanbod weet te bepalen. Mitsdien, is de bewering der ongenoeg zaamheid van thans uitgekeerd loon of een slag in de lucht, zonder eenigen grond, of een wissel op de toekomst, die niemand in handen heeft. Niet beter, staat het met de bewering, dat het standaardloon van hen, die regel matig aan denarbeidzijn gebleven, gedrukt worden zou, namen de werkloozen genoe gen met het hun toegekende mindere loon. Indien er patroons aanwijsbaar waren, die, onder dit voorwendsel, zich vernede ren tot loonsverlaging van hun werkvolk, in regelmatigen dienst, zij zouden spoe dig, dóór openbaarheid, achterhaald en door de openbare meening tot hun plicht gebracht worden. Eindelijk, is de eisch van loonsverbooging, bij werkeloosheid, voor inwil liging niet vatbaar, naardien gemeenzaam uitgedrukt, hulp uit de lengte of uit de breedte moet komen, en de bepsrkte mid delen veroorzaken, dat het surplus aan hen,die te werk worden gesteld, uitbetaald, aan hunne minder gelukkige lotgenooten wordt onttrokken. Op deze gronden moet; m. e. deC>mmissie, die, ter beatrij ding'der werkeloos heid, zich heeft gevormd, bij hare wei gering om aan den eisch der stakers te voldoen, in het gelijk worden gesteld. Am'm, 28 Jan. '09 J. 1. LEVY. Een Botterdamsch. voorbeeld. Niet lang geleden heb ik in dit weekblad uiting gegeven aan een klacht, die in de laatste maanden algemeen in de kringen der vereenigde werklieden van alle rich tingen is gehoord geworden, en waardoor in verschillende plaatsen reeds scherpe con flicten zijn uitgebroken; de klacht nl, dat van d°> zijde der werkgevers-vereenigingen zoo bitter weinig neiging wordt betoond om bij bet samenstellen van een arbeids contract, gelijk door de Wet op het Arbeids contract in sterke mate wenschelijk is ge worden, met de vat vereenigingen der arbei ders rekening te houden, en met dezen overleg te plegen. De werkgevers in verschillende bedrij yen maken gemeenschappelijk een contract,eenslui lend voor alle werkgevers voor a plaats of in n bedrijf, profiteeren dus zélf in de eerste plaats van de voordeelen welke een gemeenschappelijk en vereeuigd optreden hun biedt, radar... bieden het aldus in gemeenschappelijk overleg opgemaakte con tract den arbeiders ... individueel aan. Hun overwicht als werkgever op de arbeidsmarkt, een overwicht hetwelk wordt veroorzaakt door het o-/er-aanbod van werk krachten en door de eigenschap der arbei ders dat zij gedwongen zijn op straffe van gebrek, ten slotte tegen elke voorwaarde, ook op de slechtste, hun arbeids-kracht aan te bieden, dat overwicht is thans nog versterkt door hun vereeniyd optreden. Zóó worden de arbeiders niet zelden als volkomen onmondigen en per-se-kwaadwilligen behandeld, en tarten de werkgevers soms uit tot strijd; welke strijd meermalen voorkomen zou kunnen worden, indien werde erkend dat de organisatie van arbeiders is ren instelling die getuigt van opoffering, bewustzijn en verantwoordelijkheids-gevoel, deze gerespecteerd en erkend dient te wor den, en dóór deze erkenning naar een beteren grondslag der arbeidsverhoudingen, een betere rechtgbedeeling binnen het bedrijf, en voorkoming van kleine, voor allen schade lijk* conflicten, moet worden gestreefd. Kleinere conflicten. Want grootere con flicten zullen toch voarkomenj zijnde een verschijnsel, voortvloeiende uit de opwaartsche bewegingen der arbeiders. Maar ook zelfs grootere conflicten kunnen getuige het voorbeeld der Duitsehe typografen door een volledige erkenning der arbeiders organisatie van de zijde der patroonsvereeniging, tot een geringer aantal worden teruggebracht. ?% & -XWie zou, bij deze overwegingen, niet met veel genoegen kennis nemen van het jongste Eotterdamsche voorbeeld. Een voorbeeld van eene volkomene erkenning der arbei dersorganisatie, niet alïeen omdat het omvat het voor die stad en voor ons land zoo uiterst belangrijke havenbedrijf in zijn ge heel, maar ook omdat deze overeenkomst in haar sjort wel de bsste mag geacht Praatjes, wat maakte dat nou uit 'n week langer of korter; kon je 'r ooit op aan wan neer de schuiten terug waren, immers nooit! Van de vorige teelt d'r oom» P^oter eventjes zestien weken ... zesfien weken .. . Zeiden de menschen toen ook niet allerhande malie dingen? 'n Ieder had wat: omgeslagen, ge strand, lek gesprongen, o/erv'aren, weet ik 'c... maar of ie wel netjes binnen kwaui met tachtig last haring en niets gebeurd dan 'n man met 'n zwerende vinger! Neen, malligheid, wanneer je a's vrouw zijnde bij elk los gerucht maar dadelijk aan 't ergste dacht, had je wel dagwerk . .. Wat moest je dan wel beginnen ?.!< 't stormweer \vas d in kon j;; we' heele dagen zitten treuren ! Xeen hoor, nog maar 'n paar daaïjes geduld en dan zou h'r vent 'r wel zijn ... Je moest je verstand gebruiken dat zei moeder altijd, anders werd je oud voor je tij 1: en moeder wist er van moti te praten. .. dertig jaar, als 't niet langer was ... Maar, 't duurde toch lang, en 't wachten was zoo vervelend nu suop trouwen atond... Aan 'n ongeluk wou 7.0 niet donken, nooit in haar leven was er ia do familie uo;? wat gebeurd met varen... (Taoeurdu er eigenlijk wel ooit iets ernstigs op 'c dorp? Vroeger, ja vroeger, tO3n ze nog zoo'n klein meisje was, maar tegenwoordig hoorde je daar zoo niet meer van ... worden van die, welke tot nu toe in -ons land in groote bedrijven zijn afgesloten. Yan beteekenis om nog mér redenen. Tot na toe is de Rotterdamsche haven, jaren en jaren achtereen, het terrein geweest van herhaalde groote en kleine arbeids conflicten. Het bedrijf, waarin de stuwadoors zulk een belangrijke rol spelen, leent zich daartoe bijzonder. De werklieden vormen een enorme massa unskilled labourers", door het ongeregelde werk, den afwisselenden arbeid in de buitenlucht en de ongeregelde betaling gevormd tot een weinig onderdanig ras, die, hoewel tot geregelde en blijvende opoffering voor de organisatie moeilijk te krijgen, toch allicht geneigd zijn, tegen willekeur en tegen schending van eens verkregen- rechten kras op te komen. En het neerleggen van den arbeid was tot nu toe voor hen daartoe wel het eenige middel. Da werkgevers hebban het tot aan het vorige jiar tot een blijvende, omvattende, ingrijpende organisatie, ordenend en rege lend optredend, niet kunnen brengen. Eens ingevoerde en erkende regelingen werden al spoedig hier en daar weer overtreden, en dit leidde alweer tot herhaalde con flicten, met loonverlies voor de arbeiders, en last en schade voor de ondernemers. Totdat in 1907 de werkgevers, als ge volg en onder den invloed vaa de elevatorkwestie, twee sterke werkgevers-vereeni gingen vormden, n van stuwadoorsf en n van cargadoors, bij notarieele acte opgericht, en de leden verplichtende, op poene van hooge boeten, de besluiten der vereenigingen na te leven. Deze vereenigingen zijn dadelijk reeds bij hare oprichting tot de erkenning ge komen, dat de nige weg om tot een meer vredigen en regelmatigen toestand te komen was: een arbeidsovereenkomst, met de volledige erkenning en gelijkberechtiging der arbeiders als grondslag. Zóó werd in begin April 1907 bij de arbeiders-vereenigingen ingediend een con cept-arbeidsovereenkomst, en na langdurige onderhandeling is thans deze overeenkomst, omvattende het geheele havenbedrijf met 10 000 a 11,000 arbeiders, door beide partijen vastgesteld. En in haar wezen is het, de omstandigheden in aanmerking genomen, een voorbeeld voor de werkgevers op andere plaatsen. * * # De thans gesloten overeenkomst in het Rotterdamsche Havenbedrijf is in tweeën verdeeld. IQ de eerste plaats een uitvoerige, gede tailleerde lijst bavattende de belooning van alle soorten arb3id in stukloon, lastengeld, per gewicht, par ,uur, per dag, enz. Het zou geen reden hebben, iets van deza be looningen en deze tarieven hiertereleveeren. Het doet er voor deze beschouwing ook niet toe. Het is een codifioeering van de loanlijst van 1896 aan- en bijgevuld door hetgeen in 1900 en in 1907 is bereikt ge worden, en geheel opnieuw herzien. Klke bootwerker, onverschillig in welke branche hij werkt, weet, hoeveel zijn loon i^, bij dag, bij avond, bij nacht, bij Zon- en feest dagen. Ik vermeld van de bijbepalingen slechts deze. De Zondagsarbeid zal met een extra-loon van ?12.?per Zondag, de uacht-arbeid met ? 3.?per nach- bi-loond worden. Het loon mag in kroegen niet worden uitbetaald, terwijl personen beneden 18 jaar niet aan den arbeid mogen worden gesteld. Maar van grooter beteekeuis dan deze loonlijst is de geschapen waarborg om de ititi'oei'iii/j van deze uitvoerige loonlijst te verzekeren. Want reeds vroeger werden zulke loonlijsten ontworpen en aangenomen, maar door het ontbreken van dezen waar borg voor naleving, beteekende deze vast stelling in den regel niet veel. Hoe is deze waarborg geschapen? In het kort aldus. Beide patrponsvereenigingen eener-, en vijf plaatselijke vereenigingen van haven arbeiders anderzijds, hebben eene wettelijke overeenkomst aangegaan, waarbij zij elkan der als gelijkberechtigde ongelijkwaardige partijen beschouwen. De werkgevers-veroenigingen verplichten zich tegenover de vakvereenigingen, dat hun leden op geen andere voorwaarden zullen laten dan in bovenbedoelde arbeidslijst is aangegeven. De vakvereenigingen verplichten zich daar tegenover, dat hun leden zich bij de werk gevers voor geen andere voorwaarden zullen aanbieden; niet alleen bij de werkgeversleden niet, maar evenmin bij de werkgeversm'ëMeden, d. i. met de bedoeling, een onzuivere concurrentie tegen te gaan. Zoo er afwijkingen van de bepalingen worden geconstateerd, zullen de werklieden niet den arbeid mogen neerleggen, maar hebben zij het bestuur hunner vereeniging er mee in kenuis te stellen, die te samen met het bestuur der patroousvereeuiging zal trachten, de zaak op te lossen. Gelukt dit op deze wijze niet, dan zal er een klacht kunnen worden ingediend bij een Scheidsgerecht, bestaande uit 3 seheiJsmannon: -t werkge vers en 4 werklieden, met een voorzitter die slechti bij eenstemmigheid zal kunnen 't Wa? allean jammer dar. 't nu juist ,;oo erg lang duren moeit; de dag van ondertrouw was a. verschenen; dat zou de derde geweest zijn, en den Zondag daarop hal dd eerata afkondiging iu de kerk moeten plaats hebben. Wat zou dat mal klinken in zoo'n voils kerk: ondertrouwd: Klaas de iïooi en J.iue Schippers . . . iedereen zo.; baar aankijken . . . 't ILuisjri was ook al klaar, de metneltje-s stonden er al in. Dat was maar mooi geloopen met die woning, 't Werd hoe langer hoe lastiger orn 'a huis te vinden iu ha ir stand. Krotjas '.varen '; mees'al, waar ze niet iu zoa willen uu ze zoo veel rijkdom gezien had in haar dienst. . . Ku c'B;':r da; die dingen n os» waren ; je küi; het haas!, niet b.j varen. Maar w- waren fijn geholpen door den reeder: 'n -J'noe-k spuiistja waa 't, en Ivnas zoa schipper worden op de nieuwe logger, die bij Kraan gebouwd werd, voor da aanstaande teelt, 't Was 'n pracht van 'u schuit, ze was 'uj gaan zien me', mo ider ... 'n baas hoor! Van ;ji heel uien w fitsoen, mst 'a fci.oomJünk'.ïv OQ ie zouden 'n man mér varen ea allerU-i b'.Hnyi.' ins'ïlüngan i;rij^en van percects-n c:ii zoo . , . K.]&-w zou volgend jaar l'iii^-iU-r d'r ;n-e op de iiarinx'i-ifoherij ,raan . . . ,,om (i. 7/iiJ"; dat wa? óók nieuw. Duur was nog geen reduit ge.weefit. . . maar op 't kautoor hadden KÖ't. 'm al uitgeduid hoe ia varen moest. . . lïoulügne zelen ze ... Klaaj ha l 'r helderweg tegen opgezien : worden gekozen. En indien de partyen het over dien persoon niet eens kunnen worden, of wél onderling omtrent de scheidsmannen niet tot overeenstemming kunnen komen, zal de Heohtbanfc te Rotterdam deze personen aanwijzen, zoodat in elk geval de tot-stand-koming van zulk een soheidsgereeht verzekerd is. * * * Ik noem deze arbeids-o vereenkomst een voorbeeld. Zeer zeker zullen de werkgevers daartoe niet zijn overgegaan dan uit wel begrepen eigenbelang, nl. meer zekerheid te verkrijgen, dat het gevaar van plotselinge stakingen riet voortdurend boven 't hoofd hangt. Doch desniettemin is het toe te jui chen, dat zij zich boven de vooroordeelen die andere werkgevers nog steeds tegen de vakvereeniging toonen, hebben weten te verheffen, en van hun all n-zeggenschap afstand hebben gedaan, niettegen staande ze wisten, dat verreweg het grootste deel der bootwerkers nog buiten de orga nisatie staat. Zij zullen zich wel bewust zijn, dat zij door deze overeenkomst de organisatie bevorderen, maar aanvaarden dit, omdat zij erkennen dat slechts langs dezen weg orde en regel in het bedrijf kan komen. En daarom is dit Rotterdamsche voor beeld toe te juichen. B|j Jozef Israë's in urn Haag, Een witbepleisterd huis, zich eer klein dan groot voordoend aan de deftige gracht met al haar hooge gevels, een ouderwetsch stoepje van een tree of vier en een ouderwetsche bel, hier woant Jozef Israëls. Een helder en vriendelijk dienstmeisje opent. Ik ga door een roodpeluche kamer, belendend aan een andere roodpeluche kamer, beide hoogsteenvoudig, als leefden er brave, maar on belang wekkende burgerlieden, die in de jaren 'zestig zich hebben ingericht". Het staat me voor, dat ik ooit onder eenzelfde impressie van zulk een opvallenden eenvoud kwam. Ik s'ond eens, een jaar of vijf terug, in de voorkamer van Meunier, den grooten Belgischen beeldhouwer en schilder, die sedertdien gestorven is. Het was geen lichtblauw-geschort en appelblank meisje, dat me open deed, maar een oude, ver moeide en s'ofl'ende dienstbare. De salon" was niet egaal-rood, maar egaal-dof-groen. Doch toen, als thans, was er de eenvoud, de slecht'-en-reehte, ouder wetsch burger lijke eenvoud. Toon, als thans, kwam ik onder den vreemden indruk, waarvan het eigenlijk zoo vreemd is dat hij "aldus aandoet, een kunstenaar-voor-alle-tijden, als ware hij een aarts-'conservatief, behuisd te> zien op den eigen zoo ongekunstelden trant van zijn tijd". liet is juist zoo schoon. Wie diep voelt verloochent niets. Ik heb telkens moeten terugdenken aan den ouden (Jonstantin Mennier, na mijn bezoek bij dezen jongen Jozef Israëls. Beiden groot, óók voor de nakomeling schap, beiden zuiver van eenvoud; maar de jongere (Meunier) gebukt onder den ouderdom van zijn jaren en de zware twijfelmoed en kommer van zijn geest, en de veel oudere (Israëls) nog jong als een jonge wilg. Beiden hebben ze het leven met hartstocht beloerd om het vast te leggen, beiden zijn ze vol meegevoel geweest voor de beroeringen, die het diepst gaan in het mens'jhenhart en die voor alle tijden in wezen dezelfde waren en de voornaamste: voor de liefde van moeder tot kind, voor den zoeten drift, die den jongen man het meisje doet zoeken, om met haar te praten aan het open raam of met haar te wandelen in den avond, voor het verdriet alleen op de wereld" te zijn, voor de wrok, die een heel leven bederft, voor het berouw, dat als een regen valt op een dorgeworden akker, voor de vernedering in trots, en voor de vernedering met geduld gedra gen ; voor al die dingen, groot en algemeen bagrepen, als boeldingen, niet van een mensch maar van de menschheid, hebben die twee kunstenaars gevoeld, en hoog hebben zij ze uitgedragen boven hun ont roeringen van het oogenblik. * * * Om tot het atelier door te dringen van Meuuier moest men een lange gang door en wat trapjes :if; bij Israëls oon lange gang door en wat trapjes op. Bij beiden doet de eenzame wandeling door zoo'n lang en smal voorportaal, aan 't eind waarvan men den kunstenaar weet, den uitbeeldor voor altijd van ons aller leven in diepsten zin, vanzelf aan als een gang der overIIIMHMII IMMIIIHIIII om de Zuid" had hij gezegd tekende hferen, om <lb Zuid''.,, daar zit geen haring! ' Maar meneer hal 'm ge-.e^d: Klaas ga jij dat nou snaar '* probseren: geeft 't niks dan j,'ütft 'r nik-:/' en toen had meneer 'tn op z'u schouder geklopt... toch erg hartelijk... Maar eerst xou'len zy trou.ven en vanden winter gezellig hu;zen, vlak achter haar eigan thuis, in 't kol.kja waar die knappe nieuwe v.'oaiiigen stonden... ec'ita burgerwoniügen. Kn ioch was er a'Uljor iets al. -5 aus-st tij haar. Zi \vi-;r- i-i^ealijk niet eens of 't wel :in;zst WKS. maar 'c verliet haar niet meor, ginds diert berusten Donderdai-avon i. 'i Werd 'r niet bïter op nu Klaas op zich ?\vacht'.üi Het... 'Jo w-'>u er in:-*t niemand over praten vooral niet met Marie, die ?ocu haar eotiig^te vrien.'.iii WAS, er, die aPes van lu'.ar wist . . . N' een. lenen Marie duïfie sis er heeiarnaa'i uï'n. Waarom durfde se toch niét over (> uit.t? M-irii: 11 iet i: waad la ':?.?'?' ;'fe? <'<i ::ï:iae.iB om zoo'n kleinigheid !;:ür worden? Wel .-.on ze (-en ;;an raceten hooren: meisje, peinzingen". Maar bij Israëls klimt de bexoeker omhoog, naar de helderheid en het zelfvertrouwen, bij Meunier daalde hij af naar geringschatting van liet bestaan en berusting. Het is niet om de figuur van dien door mij erbij gehaalden Belgischen kunstenaar dat ik de vergelijking zoo volhoud. Het is hier geen parallel van personen, maar van inzichten. Israëls, dat is immers de Jood, op zijn best, op z\jo schoonst, die met hart en geest gelooft in het leven, Meunier, dat is de man van onzen Europeeschen stam en Christen, die als hij in iets gelooft bij al z\jn twijfelingen, gelooft in den dood. In Israëls overwint, meen ik, een ernstige dadelijke vreugde, in iemand als Maunier een hoopvol verdriet. * * * Het is dat blijde, dat krachtige, wat me het meest heeft getroffen, tot in alle details. Daar babbelde, met fijne trekjes spelend, een geest, die der toekomst toebehoort, van wien het zeker is, dat men over vele eeuwen hem met eerbied noemen zal, en voor wien het heden dug net even de waarde kon hebben van een voorbijgaand iets. Spreekt hij dus hoog boven het heden uit? In 't geheel niet. Integendeel, geen punt dat he.m niet interesseert. Geen zaak, hem zelf betreffende, waarover hij niet met nauwgezetheid wil z\jn ingelicht. Een fijnvoelende, vrouwelijke nieuwsgierighaid ten opzichte van allerlei vraagstukken van den dag; een aangename waardeering van goede dingen, die naar aijn overtuiging gedaan zijn of gezegd; een vlijtig kennisnemen van wat er zooal gebeurt in, de literatuur, de kunst, de bescheiden Nederlandsche journalistiek; een prettige vijandschap tegen booze critiek; glunder spotten met enkele heeren, die hem dwars zitten; genoegelyk de zege behalen. Vijf en tachtig jaar oad, en zóó opge wekt en pienter en strijdvaardig midden in 't leven te staan! Nietwaar, welk een openbaring eigenlijk voor ons, voor wie kunst en tragische grootheid vast n zijn, die ons ie leren grooten kunstenaar denken in somberheid tuaschen de mensehen gaande. Het is niet noodig hierbij alleen te denken aan een Beethoven of Rembrandt, waarover Jozef Israëls zelf trouwens in allen eenvoud met bewondering spreekt, en als hier een paar verzen volgen van Auguste Barbier, waarin Miehel Angelo wordt geteekend, is het niet om onzen Hollandschen schilder op diens ontzaggelijke hoogte te stellen. Groot is evenwel groot, ook al blijft er grooter. De adem, die door Israëls' kunst gaat, huilt soms als een zware regenwind over een vlakte, en de schepper van zulke kunst denkt men zich, onwillekeurig, zeker niet anders dan gebukt onder 't bestaan. Que ton visage est triste et ton front amaigri, Sublime Michel-Ange, o vieux tailleur de pierre l" Aussi, quand tu parvins tasaisondernière, Vieux hon fatigtié, soua ta blanche criirière, T u inourus longuement plein de sloire et d'ennui." * * * ..Weet u, wat me veel kwaad gedaan heeft ?'" vroeg Israëls. Dat ik niet altijd gedurfd heb. Ik liet me beïnvloeden door wat ee zooal zeiden. Dan dacht ik: hé, vinden ze dat nu niet goed ? Maar tegen woordig zeg ik: dat is verkeerd, je moet niet luisteren naar wat de anderen di nkei. Zowih jezelf liet vindt zóó is het goed". Heerlijk zelfvertrouwen pp uw leeftijd! Kerngezonde, krachtige, jonge, vijf en tachtigjarige Israëls! W. Achter de Wereld, door JEANNE EEVNKKE VAK STUIVE, 2 dl. L. J. Veen, Amster dam (19U8). Zoo men Jeanne Reyneke niet kende uit zoovele harer andere boeken Huize Teraar, Het Leege Leven, Arl, de Ina-serie, om HT eenige te noemen, zou deze nieuwe rotnan bepaald ongeschikt zg'n om een goeden dunk van haar te krijgen. Het is iets heel merk waardigs, dit gebrek aan zelfcritiek,dat scorijvers van groot productievermogen toonen, alsof zij eigenlijk wilden zeggen: beste men schen, kijkt mij nu niet zoo op de handeu ; ik heb zooveel en voortdurend te uiten, dat ik waarlijk mgn woorden niet op een goulschaal wegen kan. Op mijn geheele oeuvre, alles en alles, komt 't aan, niet of er n deel toevallig beier is dan 'c ander. Aldus bedoelen het wellicht die k u sisten ir ~, geheel of ten deele onbevmt, en zij heo >en ongetwijfeld gelijk zoo te meenen. Maar wij, nu levenden en wier taak is verglas; uit te brengen van de bleken, naar<uat,ti zij uitkomen, kunnen on<aan zoodanige overweging moeilijk storen, moeten elk uien v il^fl, wel aU een geheel behandelen, waarb.j hoogstens het vorige product van den aneur, maar zeker niet zijn nog ongeschreven voUeü.i in aanmerking ko ut. oij .?( r h u N'eeii ''.o.j'ii ???(Ti.inning vin Marie d:.it w)'; ze liefer m;s'üop',-u; je zou oie- ivat liooren als ze op 'n goeie dag zei: Marie, 'k b 'i de waarzegster geweest!"... Zij xÈ'f vond her, toen zoo heel erg ni ze kende meidt-n die er eiken week heen gen. wat zou \ ook? Toch zou ze wel 's graag met Marie 'r .>. willen praten: of 'r nu we:;enlijk niets v aan was, wat dia wijven zeiden, en als r < van waar was, wiit of 't dan ^eieekende: ,/>?' 'n i/rooi ::itt?r tuit -/ij k'na-n ie gaan in ./. u in'nii'rtt n"<)rd': l/>'t'rij'i <i[t '?/* zikerc'n ',?; tiiii-eruxKiit" . . . iaar moest <;e nu altijd m ;; aan den -ten .......... 't Werden atiile uaj'iarsdaJren. Dagen WK ' de zomer maar nmt, se leiden wil, in-- » i-mand die hè--! onl wordt. t] keu dag opnieu v wan het war:n en i hemel wolfceulooa, nisar de nevelen war- ? al. In de lucht roerden allerlei jernchtei: vertrekkf-nde VO/H!S en d'-> zee lag ro" zo>. der «oif of deining: al^én tegen 't La hoofd en op het s-lrand d .var ruifchu : zwak. . . K lans was nog nifst hinnsü. Versche' i/asten waren Ml w»--er na;».' «-e vertrokke n> 'g t-'fii t'.v-edr", Reinere r<jis :e rnake:;. van hen \f.iie;> er ook al ",vi-r gekeerd ({?tevvel i'ien u.>:i u^-en ie<Kjii v"ond ' geluk va-U t« Mehnn, werd er toch het g Oi'-prok-n e-u xac-i v-sfian tie^on uien on i te wuriU-j). vVaar bleef dio sc'mit, wat w.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl