Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTKH-DASMIMER W E EK B li A D VOOR NEDERLAND.
Hb; 1049
r
kracht, machtfelon tegenover den druk
des werkgevers, tot weerstand in staat,
vaaneer die van gelijkgezinde
vakgenooten haar verhoogt.
Dit eenvoudig beginsel heeft aanleiding
gegeven: in de eerste plaats, tot het op
richten der Vakvereeniging; vervolgens,
tot* de afspraak, die men het collectieve
arbeidscontract noemt; eindelijk en komt
de nood aan den man, tot het bezigen
van het uiterste strijdmiddel: de staking.
Geheel deze korte samenvatting even
wel legt bloot den stand van zaken op
economisch gebied, d. w. z. den toestand
en de hulpmiddelen, wanneer, regelmatig,
vraag en aanbod tegeno rer elkander staan.
Geheel anders wordt de zaak, wanneer
wij, buiten het economisch gebied, op een
. terrein ons bevinden, dat geschapen is,
door den oogenblikkelijken nood, waarin
roorzien moet worden.
Indien, onder gewone omstandig
heden, een schip koers zet naar eene
bestemmingshaven, gelden, voor casco,
lading en bemanning, de gewone regelen
van zeemanschap.
Steekt er daarentegen een storm op,
waarbij het leren van allen «e alles is
genoemd, dan hangt de redding af van
de middelen, waarover men beschikt, .en
moet men, in den volsten zin des woords,
roeien met de riemen, die men heeft.
ZÖó, hier. "Waar loon is vergoeding
voor dienst, wordt het loon bepaald, zoo
mogelijk, verhoogd,.door de factoren en
op de wijze zooeven aangeduid.
Yérvalt eehter dit uitgangspunt, dan
is er niet veel scherpzinnigheid noodig,
om in te zien, dat geheel de zaak van
aanzien verandert.
Bij werkverschaffing nu, als een vorm
van hulp, aan tijdelijk werkloozen ge
boden, ia het loon niet, eene vergoeding
van dienst, door vraag en aanbod bepaald,
maar een, door offervaardigheid van
particulieren en gemeente, beschikbaar
.gesteld hulpmiddel, om in een, naar
te hopen valt, voorbij gaanden nood te
voorzien.
Dit blijkt, zonneklaar, uit de poging
zelve om werk te verschaffen, d. w. z. uit
de maatregelen, genomen om, niet later,
niet straks, niet misschien, maar nu, maar
dadelijk, maar op staanden voet, de
gelegenheid te openen tot tegemoet
koming in nooddruft, door
arbeidsvergoeding, in betaling van loon gelegen.
Het blijkt verder met niet geringere
duidelijkheid, uit den kring van personen,
die, getroffen do Dr de ramp van werke
loosheid, zich aanbieden tot het openen
der hulpbron, dm innen der verdienste,
verknoaht aan en gevolg van onverschillig
welken, door hen, te verrichten arbeid.
Het blijkt eindelijk, onmiskenbaar, uit
het feit, dat niet de gewone maatschap
pelijke invloed van behoefte aan arbeid,
noch de vergelding daarvan als loon, den
loonstandaard in het leven riep, maar
de behoefte kunstmatig geschapen, en de
de middelen ter vergelding, vrijwillig
bijeengebracht zijn.
In dit geval, ontbreken alzoo niets meer
TJf minder dan alle elementen der ge
wone arbeids- en loonsverhoudingeu, en
is men geplaatst, voor een hoogst
betreurenswaardigen, maar tevens
eigenaardigen toestand, waarin, eenerzij ds, de
fierheid van den werklooze ontzien, maar
tevens, onverbiddelijk, rekening moet
gehouden worden met zoodanige ver
plichtingen, als de omvang van het kwaad
der werkeloosheid, en de middelen om
in het euvel te voorzien, gebiedend voor
schrijven.
Immers, werkverschaffing is slechts
n vorm van ondersteuning, en wel een
vorm, die niet alle werkloozen te stade
komt. Ongebaat, dóór dien vorm, blijven
zij, die, om het even door welke oorzaak,
(ontoereikendheid van werk; persoonlijke
onbekwaamheid; wat dies meer zij),
loon niet verdienen, en toch, zonder
bepaald armlastig te worden, tijdelijken
steun behoeven.
De . schromelijke misvatting nu der
werklooze stakers, is, dat zij, onbewust
misschien, maar feitelijk metterdaad, zich
voorstellen, dat en handelen alsof: werke
loosheid gelijk te stellen ware met gewone
arbeids- en loonverhoudingen.
Hun aandringen op een bepaald fixum
van loon, ontleend aan gewone econo
mische verhoudingen, mist iederen
redelijken grond, omdat de vooronderstelling,
waarvan daarbij uitgegaan wordt, faalt.
Het werk, dat zij verrichten tegen
HET VISSCHEKSBRUIDJE
DOOK
G. J. K.
-?*«??Vader was al thuis. Govert en Dirk ook,
en oome Pieter en oome Gerrit, en haar neefs
van moederskant; heel haar volk was haast
terug, 't Lag er schuit aan schuit in de haven
en er moesten er nog meer komen, 's Nachts
?waren er nog twee binnengevallen, maar
dat waren al mee van de laatsten.
Klaas zou nu ook gauw terug zijn. Elk tij
kon ie verwacht worden, vanavond al, want
de gelegendheid was dienstig: d'r stond 'n
mooi koeltje van 't westen en 't water
waste weer al.
't Waren maar praatjes van die logger die
overvaren was geworden door 'a Engelsche
trawier, praatjes, dat was 'n Oostendenaar
geweest en geen logger, 't Had immers in
de krant gestaan:... ,,'n onbekend gebleven
visschersvaartuig, vermoedelijk 'n kotter uit
Oostende" ... dat had er letterlijk gestaan.
Wel was in 'n later .bericht nog gesproken
van 'n abuis,... maar Klaas was 't niet ge
weest, dien zou je t'avond of morgen wel
zien arriveeren.
redelijk, vooraf hun medegedeeld; maar
huns inziens, ongenoegzaam loon, is
er eea, waarbij thans,, te hunnen1 be
hoeve, vooruit geloopea wordt op eene
toekomst, met voor het oogenblik onze*
keren loonstandaard. Hoe deze zijn zou,
bleef het werk, thans, achterwege, om,
na jaren wellicht, ter hand te worden
genomen, weet niemand te zeggen, omdat
niemand, nu voor alsdan, de verhouding
van vraag en aanbod weet te bepalen.
Mitsdien, is de bewering der ongenoeg
zaamheid van thans uitgekeerd loon of
een slag in de lucht, zonder eenigen
grond, of een wissel op de toekomst, die
niemand in handen heeft.
Niet beter, staat het met de bewering,
dat het standaardloon van hen, die regel
matig aan denarbeidzijn gebleven, gedrukt
worden zou, namen de werkloozen genoe
gen met het hun toegekende mindere loon.
Indien er patroons aanwijsbaar waren,
die, onder dit voorwendsel, zich vernede
ren tot loonsverlaging van hun werkvolk,
in regelmatigen dienst, zij zouden spoe
dig, dóór openbaarheid, achterhaald en
door de openbare meening tot hun plicht
gebracht worden.
Eindelijk, is de eisch van
loonsverbooging, bij werkeloosheid, voor inwil
liging niet vatbaar, naardien gemeenzaam
uitgedrukt, hulp uit de lengte of uit de
breedte moet komen, en de bepsrkte mid
delen veroorzaken, dat het surplus aan
hen,die te werk worden gesteld, uitbetaald,
aan hunne minder gelukkige lotgenooten
wordt onttrokken.
Op deze gronden moet; m. e.
deC>mmissie, die, ter beatrij ding'der werkeloos
heid, zich heeft gevormd, bij hare wei
gering om aan den eisch der stakers te
voldoen, in het gelijk worden gesteld.
Am'm, 28 Jan. '09 J. 1. LEVY.
Een Botterdamsch. voorbeeld.
Niet lang geleden heb ik in dit weekblad
uiting gegeven aan een klacht, die in de
laatste maanden algemeen in de kringen
der vereenigde werklieden van alle rich
tingen is gehoord geworden, en waardoor
in verschillende plaatsen reeds scherpe con
flicten zijn uitgebroken; de klacht nl, dat
van d°> zijde der werkgevers-vereenigingen
zoo bitter weinig neiging wordt betoond
om bij bet samenstellen van een arbeids
contract, gelijk door de Wet op het Arbeids
contract in sterke mate wenschelijk is ge
worden, met de vat vereenigingen der arbei
ders rekening te houden, en met dezen
overleg te plegen.
De werkgevers in verschillende bedrij yen
maken gemeenschappelijk een
contract,eenslui lend voor alle werkgevers voor a plaats
of in n bedrijf, profiteeren dus zélf in de
eerste plaats van de voordeelen welke een
gemeenschappelijk en vereeuigd optreden
hun biedt, radar... bieden het aldus in
gemeenschappelijk overleg opgemaakte con
tract den arbeiders ... individueel aan.
Hun overwicht als werkgever op de
arbeidsmarkt, een overwicht hetwelk wordt
veroorzaakt door het o-/er-aanbod van werk
krachten en door de eigenschap der arbei
ders dat zij gedwongen zijn op straffe van
gebrek, ten slotte tegen elke voorwaarde,
ook op de slechtste, hun arbeids-kracht aan
te bieden, dat overwicht is thans nog
versterkt door hun vereeniyd optreden.
Zóó worden de arbeiders niet zelden als
volkomen onmondigen en
per-se-kwaadwilligen behandeld, en tarten de werkgevers
soms uit tot strijd; welke strijd meermalen
voorkomen zou kunnen worden, indien werde
erkend dat de organisatie van arbeiders is
ren instelling die getuigt van opoffering,
bewustzijn en verantwoordelijkheids-gevoel,
deze gerespecteerd en erkend dient te wor
den, en dóór deze erkenning naar een beteren
grondslag der arbeidsverhoudingen, een
betere rechtgbedeeling binnen het bedrijf,
en voorkoming van kleine, voor allen schade
lijk* conflicten, moet worden gestreefd.
Kleinere conflicten. Want grootere con
flicten zullen toch voarkomenj zijnde een
verschijnsel, voortvloeiende uit de
opwaartsche bewegingen der arbeiders. Maar ook
zelfs grootere conflicten kunnen getuige
het voorbeeld der Duitsehe typografen
door een volledige erkenning der arbeiders
organisatie van de zijde der
patroonsvereeniging, tot een geringer aantal worden
teruggebracht.
?% &
-XWie zou, bij deze overwegingen, niet met
veel genoegen kennis nemen van het jongste
Eotterdamsche voorbeeld. Een voorbeeld
van eene volkomene erkenning der arbei
dersorganisatie, niet alïeen omdat het omvat
het voor die stad en voor ons land zoo
uiterst belangrijke havenbedrijf in zijn ge
heel, maar ook omdat deze overeenkomst
in haar sjort wel de bsste mag geacht
Praatjes, wat maakte dat nou uit 'n week
langer of korter; kon je 'r ooit op aan wan
neer de schuiten terug waren, immers nooit!
Van de vorige teelt d'r oom» P^oter eventjes
zestien weken ... zesfien weken .. . Zeiden
de menschen toen ook niet allerhande malie
dingen? 'n Ieder had wat: omgeslagen, ge
strand, lek gesprongen, o/erv'aren, weet ik
'c... maar of ie wel netjes binnen kwaui
met tachtig last haring en niets gebeurd dan
'n man met 'n zwerende vinger! Neen,
malligheid, wanneer je a's vrouw zijnde bij
elk los gerucht maar dadelijk aan 't ergste
dacht, had je wel dagwerk . ..
Wat moest je dan wel beginnen ?.!< 't
stormweer \vas d in kon j;; we' heele
dagen zitten treuren ! Xeen hoor, nog maar
'n paar daaïjes geduld en dan zou h'r vent
'r wel zijn ...
Je moest je verstand gebruiken dat zei
moeder altijd, anders werd je oud voor je tij 1:
en moeder wist er van moti te praten. ..
dertig jaar, als 't niet langer was ...
Maar, 't duurde toch lang, en 't wachten
was zoo vervelend nu suop trouwen atond...
Aan 'n ongeluk wou 7.0 niet donken, nooit
in haar leven was er ia do familie uo;? wat
gebeurd met varen... (Taoeurdu er eigenlijk
wel ooit iets ernstigs op 'c dorp? Vroeger,
ja vroeger, tO3n ze nog zoo'n klein meisje
was, maar tegenwoordig hoorde je daar zoo
niet meer van ...
worden van die, welke tot nu toe in -ons
land in groote bedrijven zijn afgesloten.
Yan beteekenis om nog mér redenen.
Tot na toe is de Rotterdamsche haven,
jaren en jaren achtereen, het terrein geweest
van herhaalde groote en kleine arbeids
conflicten. Het bedrijf, waarin de stuwadoors
zulk een belangrijke rol spelen, leent zich
daartoe bijzonder. De werklieden vormen
een enorme massa unskilled labourers",
door het ongeregelde werk, den afwisselenden
arbeid in de buitenlucht en de ongeregelde
betaling gevormd tot een weinig onderdanig
ras, die, hoewel tot geregelde en blijvende
opoffering voor de organisatie moeilijk te
krijgen, toch allicht geneigd zijn, tegen
willekeur en tegen schending van eens
verkregen- rechten kras op te komen. En
het neerleggen van den arbeid was tot nu
toe voor hen daartoe wel het eenige middel.
Da werkgevers hebban het tot aan het
vorige jiar tot een blijvende, omvattende,
ingrijpende organisatie, ordenend en rege
lend optredend, niet kunnen brengen. Eens
ingevoerde en erkende regelingen werden
al spoedig hier en daar weer overtreden,
en dit leidde alweer tot herhaalde con
flicten, met loonverlies voor de arbeiders,
en last en schade voor de ondernemers.
Totdat in 1907 de werkgevers, als ge
volg en onder den invloed vaa de
elevatorkwestie, twee sterke werkgevers-vereeni
gingen vormden, n van stuwadoorsf en
n van cargadoors, bij notarieele acte
opgericht, en de leden verplichtende, op
poene van hooge boeten, de besluiten der
vereenigingen na te leven.
Deze vereenigingen zijn dadelijk reeds
bij hare oprichting tot de erkenning ge
komen, dat de nige weg om tot een meer
vredigen en regelmatigen toestand te komen
was: een arbeidsovereenkomst, met de
volledige erkenning en gelijkberechtiging
der arbeiders als grondslag.
Zóó werd in begin April 1907 bij de
arbeiders-vereenigingen ingediend een con
cept-arbeidsovereenkomst, en na langdurige
onderhandeling is thans deze overeenkomst,
omvattende het geheele havenbedrijf met
10 000 a 11,000 arbeiders, door beide partijen
vastgesteld. En in haar wezen is het, de
omstandigheden in aanmerking genomen,
een voorbeeld voor de werkgevers op andere
plaatsen.
* *
#
De thans gesloten overeenkomst in het
Rotterdamsche Havenbedrijf is in tweeën
verdeeld.
IQ de eerste plaats een uitvoerige, gede
tailleerde lijst bavattende de belooning van
alle soorten arb3id in stukloon, lastengeld,
per gewicht, par ,uur, per dag, enz. Het
zou geen reden hebben, iets van deza be
looningen en deze tarieven hiertereleveeren.
Het doet er voor deze beschouwing ook
niet toe. Het is een codifioeering van de
loanlijst van 1896 aan- en bijgevuld door
hetgeen in 1900 en in 1907 is bereikt ge
worden, en geheel opnieuw herzien. Klke
bootwerker, onverschillig in welke branche
hij werkt, weet, hoeveel zijn loon i^, bij
dag, bij avond, bij nacht, bij Zon- en feest
dagen.
Ik vermeld van de bijbepalingen slechts
deze.
De Zondagsarbeid zal met een extra-loon
van ?12.?per Zondag, de uacht-arbeid met
? 3.?per nach- bi-loond worden. Het loon
mag in kroegen niet worden uitbetaald,
terwijl personen beneden 18 jaar niet aan
den arbeid mogen worden gesteld.
Maar van grooter beteekeuis dan deze
loonlijst is de geschapen waarborg om de
ititi'oei'iii/j van deze uitvoerige loonlijst te
verzekeren. Want reeds vroeger werden
zulke loonlijsten ontworpen en aangenomen,
maar door het ontbreken van dezen waar
borg voor naleving, beteekende deze vast
stelling in den regel niet veel.
Hoe is deze waarborg geschapen?
In het kort aldus.
Beide patrponsvereenigingen eener-, en
vijf plaatselijke vereenigingen van haven
arbeiders anderzijds, hebben eene wettelijke
overeenkomst aangegaan, waarbij zij elkan
der als gelijkberechtigde ongelijkwaardige
partijen beschouwen. De
werkgevers-veroenigingen verplichten zich tegenover de
vakvereenigingen, dat hun leden op geen
andere voorwaarden zullen laten dan in
bovenbedoelde arbeidslijst is aangegeven.
De vakvereenigingen verplichten zich daar
tegenover, dat hun leden zich bij de werk
gevers voor geen andere voorwaarden zullen
aanbieden; niet alleen bij de
werkgeversleden niet, maar evenmin bij de
werkgeversm'ëMeden, d. i. met de bedoeling, een
onzuivere concurrentie tegen te gaan. Zoo
er afwijkingen van de bepalingen worden
geconstateerd, zullen de werklieden niet
den arbeid mogen neerleggen, maar hebben
zij het bestuur hunner vereeniging er mee
in kenuis te stellen, die te samen met het
bestuur der patroousvereeuiging zal trachten,
de zaak op te lossen. Gelukt dit op deze
wijze niet, dan zal er een klacht kunnen
worden ingediend bij een Scheidsgerecht,
bestaande uit 3 seheiJsmannon: -t werkge
vers en 4 werklieden, met een voorzitter
die slechti bij eenstemmigheid zal kunnen
't Wa? allean jammer dar. 't nu juist ,;oo
erg lang duren moeit; de dag van ondertrouw
was a. verschenen; dat zou de derde geweest
zijn, en den Zondag daarop hal dd eerata
afkondiging iu de kerk moeten plaats hebben.
Wat zou dat mal klinken in zoo'n voils
kerk: ondertrouwd: Klaas de iïooi en J.iue
Schippers . . . iedereen zo.; baar aankijken . . .
't ILuisjri was ook al klaar, de metneltje-s
stonden er al in. Dat was maar mooi geloopen
met die woning, 't Werd hoe langer hoe
lastiger orn 'a huis te vinden iu ha ir stand.
Krotjas '.varen '; mees'al, waar ze niet iu zoa
willen uu ze zoo veel rijkdom gezien had in haar
dienst. . . Ku c'B;':r da; die dingen n os» waren ;
je küi; het haas!, niet b.j varen. Maar w- waren
fijn geholpen door den reeder: 'n -J'noe-k
spuiistja waa 't, en Ivnas zoa schipper worden
op de nieuwe logger, die bij Kraan gebouwd
werd, voor da aanstaande teelt, 't Was 'n
pracht van 'u schuit, ze was 'uj gaan zien
me', mo ider ... 'n baas hoor! Van ;ji heel
uien w fitsoen, mst 'a fci.oomJünk'.ïv OQ ie
zouden 'n man mér varen ea allerU-i b'.Hnyi.'
ins'ïlüngan i;rij^en van percects-n c:ii zoo . , .
K.]&-w zou volgend jaar l'iii^-iU-r d'r ;n-e op
de iiarinx'i-ifoherij ,raan . . . ,,om (i. 7/iiJ";
dat wa? óók nieuw. Duur was nog geen reduit
ge.weefit. . . maar op 't kautoor hadden KÖ't.
'm al uitgeduid hoe ia varen moest. . .
lïoulügne zelen ze ...
Klaaj ha l 'r helderweg tegen opgezien :
worden gekozen. En indien de partyen
het over dien persoon niet eens kunnen
worden, of wél onderling omtrent de
scheidsmannen niet tot overeenstemming kunnen
komen, zal de Heohtbanfc te Rotterdam
deze personen aanwijzen, zoodat in elk
geval de tot-stand-koming van zulk een
soheidsgereeht verzekerd is.
* * *
Ik noem deze arbeids-o vereenkomst een
voorbeeld. Zeer zeker zullen de werkgevers
daartoe niet zijn overgegaan dan uit wel
begrepen eigenbelang, nl. meer zekerheid
te verkrijgen, dat het gevaar van plotselinge
stakingen riet voortdurend boven 't hoofd
hangt. Doch desniettemin is het toe te jui
chen, dat zij zich boven de vooroordeelen
die andere werkgevers nog steeds tegen
de vakvereeniging toonen, hebben weten
te verheffen, en van hun all
n-zeggenschap afstand hebben gedaan, niettegen
staande ze wisten, dat verreweg het grootste
deel der bootwerkers nog buiten de orga
nisatie staat. Zij zullen zich wel bewust
zijn, dat zij door deze overeenkomst de
organisatie bevorderen, maar aanvaarden
dit, omdat zij erkennen dat slechts langs
dezen weg orde en regel in het bedrijf kan
komen.
En daarom is dit Rotterdamsche voor
beeld toe te juichen.
B|j Jozef Israë's in urn Haag,
Een witbepleisterd huis, zich eer klein
dan groot voordoend aan de deftige gracht
met al haar hooge gevels, een ouderwetsch
stoepje van een tree of vier en een
ouderwetsche bel, hier woant Jozef Israëls.
Een helder en vriendelijk dienstmeisje
opent. Ik ga door een roodpeluche kamer,
belendend aan een andere roodpeluche
kamer, beide hoogsteenvoudig, als leefden
er brave, maar on belang wekkende
burgerlieden, die in de jaren 'zestig zich hebben
ingericht".
Het staat me voor, dat ik ooit onder
eenzelfde impressie van zulk een
opvallenden eenvoud kwam.
Ik s'ond eens, een jaar of vijf terug, in
de voorkamer van Meunier, den grooten
Belgischen beeldhouwer en schilder, die
sedertdien gestorven is. Het was geen
lichtblauw-geschort en appelblank meisje,
dat me open deed, maar een oude, ver
moeide en s'ofl'ende dienstbare. De salon"
was niet egaal-rood, maar egaal-dof-groen.
Doch toen, als thans, was er de eenvoud,
de slecht'-en-reehte, ouder wetsch burger
lijke eenvoud. Toon, als thans, kwam ik
onder den vreemden indruk, waarvan het
eigenlijk zoo vreemd is dat hij "aldus
aandoet, een kunstenaar-voor-alle-tijden,
als ware hij een aarts-'conservatief, behuisd
te> zien op den eigen zoo ongekunstelden
trant van zijn tijd".
liet is juist zoo schoon. Wie diep voelt
verloochent niets.
Ik heb telkens moeten terugdenken aan
den ouden (Jonstantin Mennier, na mijn
bezoek bij dezen jongen Jozef Israëls.
Beiden groot, óók voor de nakomeling
schap, beiden zuiver van eenvoud; maar
de jongere (Meunier) gebukt onder den
ouderdom van zijn jaren en de zware
twijfelmoed en kommer van zijn geest, en
de veel oudere (Israëls) nog jong als een
jonge wilg. Beiden hebben ze het leven
met hartstocht beloerd om het vast te leggen,
beiden zijn ze vol meegevoel geweest voor
de beroeringen, die het diepst gaan in het
mens'jhenhart en die voor alle tijden in
wezen dezelfde waren en de voornaamste:
voor de liefde van moeder tot kind, voor
den zoeten drift, die den jongen man het
meisje doet zoeken, om met haar te praten
aan het open raam of met haar te wandelen
in den avond, voor het verdriet alleen op
de wereld" te zijn, voor de wrok, die een
heel leven bederft, voor het berouw, dat
als een regen valt op een dorgeworden
akker, voor de vernedering in trots, en
voor de vernedering met geduld gedra
gen ; voor al die dingen, groot en
algemeen bagrepen, als boeldingen, niet van
een mensch maar van de menschheid, hebben
die twee kunstenaars gevoeld, en hoog
hebben zij ze uitgedragen boven hun ont
roeringen van het oogenblik.
* *
*
Om tot het atelier door te dringen van
Meuuier moest men een lange gang door
en wat trapjes :if; bij Israëls oon lange
gang door en wat trapjes op. Bij beiden
doet de eenzame wandeling door zoo'n lang
en smal voorportaal, aan 't eind waarvan
men den kunstenaar weet, den uitbeeldor
voor altijd van ons aller leven in diepsten
zin, vanzelf aan als een gang der
overIIIMHMII IMMIIIHIIII
om de Zuid" had hij gezegd tekende hferen,
om <lb Zuid''.,, daar zit geen haring! '
Maar meneer hal 'm ge-.e^d: Klaas ga
jij dat nou snaar '* probseren: geeft 't niks
dan j,'ütft 'r nik-:/' en toen had meneer 'tn
op z'u schouder geklopt... toch erg hartelijk...
Maar eerst xou'len zy trou.ven en vanden
winter gezellig hu;zen, vlak achter haar eigan
thuis, in 't kol.kja waar die knappe nieuwe
v.'oaiiigen stonden... ec'ita burgerwoniügen.
Kn ioch was er a'Uljor iets al. -5 aus-st tij
haar. Zi \vi-;r- i-i^ealijk niet eens of 't wel
:in;zst WKS. maar 'c verliet haar niet meor,
ginds diert berusten Donderdai-avon i.
'i Werd 'r niet bïter op nu Klaas op zich
?\vacht'.üi Het... 'Jo w-'>u er in:-*t niemand over
praten vooral niet met Marie, die ?ocu haar
eotiig^te vrien.'.iii WAS, er, die aPes van lu'.ar
wist . . .
N' een. lenen Marie duïfie sis er heeiarnaa'i
uï'n. Waarom durfde se toch
niét over (>
uit.t? M-irii:
11 iet i: waad
la ':?.?'?' ;'fe?
<'<i ::ï:iae.iB om zoo'n kleinigheid
!;:ür worden? Wel .-.on ze (-en
;;an raceten hooren: meisje,
peinzingen". Maar bij Israëls klimt de
bexoeker omhoog, naar de helderheid en
het zelfvertrouwen, bij Meunier daalde hij
af naar geringschatting van liet bestaan
en berusting.
Het is niet om de figuur van dien door
mij erbij gehaalden Belgischen kunstenaar
dat ik de vergelijking zoo volhoud. Het is
hier geen parallel van personen, maar van
inzichten. Israëls, dat is immers de Jood,
op zijn best, op z\jo schoonst, die met hart
en geest gelooft in het leven, Meunier, dat
is de man van onzen Europeeschen stam
en Christen, die als hij in iets gelooft
bij al z\jn twijfelingen, gelooft in den dood.
In Israëls overwint, meen ik, een ernstige
dadelijke vreugde, in iemand als Maunier een
hoopvol verdriet.
* *
*
Het is dat blijde, dat krachtige, wat me
het meest heeft getroffen, tot in alle details.
Daar babbelde, met fijne trekjes spelend,
een geest, die der toekomst toebehoort,
van wien het zeker is, dat men over vele
eeuwen hem met eerbied noemen zal, en voor
wien het heden dug net even de waarde
kon hebben van een voorbijgaand iets.
Spreekt hij dus hoog boven het heden uit?
In 't geheel niet. Integendeel, geen punt
dat he.m niet interesseert. Geen zaak, hem
zelf betreffende, waarover hij niet met
nauwgezetheid wil z\jn ingelicht. Een
fijnvoelende, vrouwelijke nieuwsgierighaid ten
opzichte van allerlei vraagstukken van den
dag; een aangename waardeering van goede
dingen, die naar aijn overtuiging gedaan zijn
of gezegd; een vlijtig kennisnemen van wat
er zooal gebeurt in, de literatuur, de kunst,
de bescheiden Nederlandsche journalistiek;
een prettige vijandschap tegen booze
critiek; glunder spotten met enkele heeren,
die hem dwars zitten; genoegelyk de zege
behalen.
Vijf en tachtig jaar oad, en zóó opge
wekt en pienter en strijdvaardig midden
in 't leven te staan!
Nietwaar, welk een openbaring eigenlijk
voor ons, voor wie kunst en tragische
grootheid vast n zijn, die ons ie leren
grooten kunstenaar denken in somberheid
tuaschen de mensehen gaande.
Het is niet noodig hierbij alleen te denken
aan een Beethoven of Rembrandt, waarover
Jozef Israëls zelf trouwens in allen eenvoud
met bewondering spreekt, en als hier
een paar verzen volgen van Auguste Barbier,
waarin Miehel Angelo wordt geteekend, is
het niet om onzen Hollandschen schilder
op diens ontzaggelijke hoogte te stellen.
Groot is evenwel groot, ook al blijft er
grooter. De adem, die door Israëls' kunst
gaat, huilt soms als een zware regenwind
over een vlakte, en de schepper van zulke
kunst denkt men zich, onwillekeurig,
zeker niet anders dan gebukt onder 't bestaan.
Que ton visage est triste et ton front
amaigri,
Sublime Michel-Ange, o vieux tailleur
de pierre l"
Aussi, quand tu parvins tasaisondernière,
Vieux hon fatigtié, soua ta blanche criirière,
T u inourus longuement plein de sloire
et d'ennui."
* *
*
..Weet u, wat me veel kwaad gedaan
heeft ?'" vroeg Israëls. Dat ik niet altijd
gedurfd heb. Ik liet me beïnvloeden door
wat ee zooal zeiden. Dan dacht ik: hé,
vinden ze dat nu niet goed ? Maar tegen
woordig zeg ik: dat is verkeerd, je moet
niet luisteren naar wat de anderen di nkei.
Zowih jezelf liet vindt zóó is het goed".
Heerlijk zelfvertrouwen pp uw leeftijd!
Kerngezonde, krachtige, jonge, vijf en
tachtigjarige Israëls!
W.
Achter de Wereld, door JEANNE EEVNKKE
VAK STUIVE, 2 dl. L. J. Veen, Amster
dam (19U8).
Zoo men Jeanne Reyneke niet kende uit
zoovele harer andere boeken Huize Teraar,
Het Leege Leven, Arl, de Ina-serie, om HT
eenige te noemen, zou deze nieuwe rotnan
bepaald ongeschikt zg'n om een goeden dunk
van haar te krijgen. Het is iets heel merk
waardigs, dit gebrek aan zelfcritiek,dat
scorijvers van groot productievermogen toonen,
alsof zij eigenlijk wilden zeggen: beste men
schen, kijkt mij nu niet zoo op de handeu ;
ik heb zooveel en voortdurend te uiten, dat
ik waarlijk mgn woorden niet op een
goulschaal wegen kan. Op mijn geheele
oeuvre, alles en alles, komt 't aan, niet of er
n deel toevallig beier is dan 'c ander.
Aldus bedoelen het wellicht die k u sisten ir ~,
geheel of ten deele onbevmt, en zij heo >en
ongetwijfeld gelijk zoo te meenen.
Maar wij, nu levenden en wier taak is
verglas; uit te brengen van de bleken, naar<uat,ti
zij uitkomen, kunnen on<aan zoodanige
overweging moeilijk storen, moeten elk uien v
il^fl, wel aU een geheel behandelen, waarb.j
hoogstens het vorige product van den aneur,
maar zeker niet zijn nog ongeschreven voUeü.i
in aanmerking ko ut.
oij
.?( r
h u
N'eeii ''.o.j'ii ???(Ti.inning vin Marie d:.it w)';
ze liefer m;s'üop',-u; je zou oie- ivat liooren
als ze op 'n goeie dag zei: Marie, 'k b 'i
de waarzegster geweest!"...
Zij xÈ'f vond her, toen zoo heel erg ni
ze kende meidt-n die er eiken week heen
gen. wat zou \ ook?
Toch zou ze wel 's graag met Marie 'r .>.
willen praten: of 'r nu we:;enlijk niets v
aan was, wat dia wijven zeiden, en als r <
van waar was, wiit of 't dan ^eieekende: ,/>?'
'n i/rooi ::itt?r tuit -/ij k'na-n ie gaan in ./.
u in'nii'rtt n"<)rd': l/>'t'rij'i <i[t '?/* zikerc'n ',?;
tiiii-eruxKiit" . . . iaar moest <;e nu altijd m ;;
aan den -ten ..........
't Werden atiile uaj'iarsdaJren. Dagen WK '
de zomer maar nmt, se leiden wil, in-- »
i-mand die hè--! onl wordt.
t] keu dag opnieu v wan het war:n en i
hemel wolfceulooa, nisar de nevelen war- ?
al. In de lucht roerden allerlei jernchtei:
vertrekkf-nde VO/H!S en d'-> zee lag ro"
zo>. der «oif of deining: al^én tegen 't
La
hoofd en op het s-lrand d .var ruifchu :
zwak. . .
K lans was nog nifst hinnsü. Versche'
i/asten waren Ml w»--er na;».' «-e vertrokke
n> 'g t-'fii t'.v-edr", Reinere r<jis :e rnake:;.
van hen \f.iie;> er ook al ",vi-r gekeerd
({?tevvel i'ien u.>:i u^-en ie<Kjii v"ond '
geluk va-U t« Mehnn, werd er toch het g
Oi'-prok-n e-u xac-i v-sfian tie^on uien on i
te wuriU-j). vVaar bleef dio sc'mit, wat w.