Historisch Archief 1877-1940
No. 1649
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
L
.>»?
t
Les premiers pas. Pastei van J. F. Millet.
* Klein Jantje. Kompozitie van JoteJ I&raè'ls.
Wij fftvin de kompozilie hier naar het gravwe'je van J. H, Rennffeld in De Kinderen der Zee. Overigtm mag
men de waarde van het schilderij vooral nitt naar dit vtrttijfde en verarrnie gravuretje neten. (V.)
fceupiitiu böJozef liiaêls
en tg Miüet.
Dikwijls heb ik er aan gedacht een
onmiddellijk en schakel te zoeken tussehen de
Haagsche schilderkunst en de
Barbizonscbool. Het is niet gemakkelijk. Men voelt
?wel dat er in vele dingen na verwantschap
heeft bestaan. Maar een bepaald historiesch
verband aan te wijzen, dat is toch nog weer
wat anders. Dat de oude van Wisselingb.
reeds vroeg Troyons en Courbets bierheen
haalde, en dat, al was ons publiek toen van
die kunst nog lang niet gediend, de jonge
schilders deze stukken gretig bij hem kwa
men- bewonderen, ja dat staat wel vast. En
de passage uit bet Dagboek van Gerard
Bilders, waar deze met opgetogenheid de
namen noteert van de Fransche schilders,
?wier werken hem op de Brusselsche
tentoonstelling van 1860 werden geopenbaard, blijft,
om den invloed aan te wijzen welken de
Hollanders dier dagen ondergingen, een
plaats van bel*ng. Doch te dikwijls ont
snappen ons bij diergeljjk onderzoek de
draden, juist op het ojgeublik dat wij
meenden een weg door het labyrinth te
hebben gevonden. En zóó voorzichtig moet
men wezen bij het trekken van konkluzies
uit in hun verband niet genoegzaam
gekontroleerde feiten, dat het bij een nauw
gezette nasporing somtijds blijkt, hoe in
sommige dingen, wat men meende voor ge
volg te moeten houden eerder aanleiding,
en wat men als oorzaak beschouwde, inder
daad misschien wel nawerking was.
Er is vaak op eea zekere verwantschap
tusschen de kunst van Mitlet en die van
Israëls gewezen. De eerste werd in 1814,
de tweede in 18M geboren, en Millet was
dus tien jaar ouder. Toen Israël» als jonge
man te Parijs onder Picot werkte, kwam
Millet's kunst reeds in aanzien, en Israëls
maakte toen van Parijs uit ook een uit
stapje naar B.rbizon. Later in 1853, ver
toefde hij daar weder ongeveer een week.
Een en ander wettigt het vermoeden dat
Israëls, waar zijn werk eenige gelijkenis
met de kunst van den Franschman biedt,
in de periode zijner vorming een direkten
invloed van Millet's kunst zou hebben
ondergaan.
Maar bij een nader onderzoek in deze lijn
stuitte ik op bizonderheden welke dit vermoe
den geenszins versterken. Ten eerste heeft
Israëls in vroeger tijd wel bezoeken aan Bar
bizon gemaakt, maar met kennis van of be
wondering voor de kunst van Millet, hadden
deze kennelijk niets te maken. Hij heeft
hft eerst, na die bezoeken, in 1856 van den
Franschen meester en zijne beteekenis ge
hoord door Mouilleron. Deze uitnemende
lithograaf was door de Fransche regeering
naar Amsterdam gestuurd om een
steenteekening naar De Nachtwacht te maken.
Maar Vrijdags, als de zaal in
hetTrippenhu's werd schoongemaakt, en Mouilleron
duar dus niet terecht kon, kwam hij bij
Israëls op diens atelier aan de Rozengracbt
werken Toen het schilderij Eerste Lirfde
gereed was, maakte Mouilleron daaivau een
lithografie, en toen Israëls De Wieg schil
derde teekende de Franschman zelfs ia het
atelier mee naar het model. Bij die gelegen
heden nu sprak Mouilleron hern over Millet.
Hij zei: Ik wou dat Millet of Delacroix
hier waren om j e raad te geven; die zouden
het beter doen dan ik.
Maar zoo weinig was Israëls door die
gesprekken eigenlijk nog nader tot Millet
gekomen, dat toen bij, verscheidene jaren
later, in 1-67, voor de wereldtentoonstelling
naar Parijs ging, en daar voor het eertt
een aantal Millet' i zag, hij er volstrekt niet
verrukt over was. H«t groot-eeuvouiige
in die kunst vermocht hij toen eigenlijk
nog niet zoo te voelen.
Een ooeenblik echter heb ik toch gemeend
uit een kompositie zelf van Israëls eenigen
direkten invloed van Millet te kunnen aan
wijzen. Het was toen mij de overeenkomst
van onderwerp en samenstel opviel tusschen
het schilderij van Israëls dat Klein Jant\e
of Eerste stap tot titel heeft en de onder
scheiden pastelteekeningen van Millet, die
onder den naam Premiers pas beroemd
werden.
Bij beide meesters vindt men in de open
lucht links een jonge moeder, die haar
kindje probeert te laten loopen en rechts
een neergehurkten vader, die zijn armen
uitstrekt om het kindje op te vangen. Zie
daar, zoo dacht ik aanvankelijk, da moge
lijkheid, dat Israëls althans een sujet aan
Millet heeft ontleend.
Maar de feiten liggen wel zew anders.
Het geval van dat kindje dat loopen leert,
Krabbel van Jozef Israëls uit zijn oude Zandvoorteche schetsboek.
Krabbel van Jozef laraëls uit zyn oude Zand?oorteche schetsboek.
heeft Israëls in Zandvoort, in het gezin van
den timmerman van Duivenbode, waar hij
's zomers in huis woonde, eerst binnenshuis
gezien. Daarop dacht hij het zich buiten
toch mooier en schilderde van dat erf en
het verschiet bij de Duivenbodes een heel
mooie, uitvoerige studie, die Mauve later
heeft gehad. Ik meen dat het schilderij in
1860 tot stand kwam. In elk geval zond
hij het, nadat het in Amsterdam geëxpo
seerd geweest was, naar den Parijschen
Salon van 1861, waar het met vier andere
stukken van zyn hand zeer de aandacht trok.
Théojhile Gautier wijdde toen in zijn ook
nu nog lezen»waardigen Abéc&laire vier
bladzijden aan die inzending, aldus begin
nende :
II nous semble que cette expositiou est
Ie début de M. Israöls, car notre mémoire
ne nous rappelle aurune oeuvre de lui, et
ses tableiux sont trop remarquables pour
ne pas y avoir laissétracé.
Eerst spreekt hij dan verder over de
sombere poëzie van den Schipbreukeling,
om daarna Kleine Jan zoo te beschrijven:
Petit-Jean fait ses premiers pas dans la
vie, soutenu par sa mère, appelépar son
père dont Ie geste a beaucoup de véritéet
de naturel. Ce ne sera pas un prince que
Petit-Jean, mais il fera son chemin tout de
même. Les bonnes grosses couieurs de la
santéreluisent sur ses joues rouges comme
des pommes d'api. 11 devriendra, pour peu
que Dieu lui prote vie, un brave et fort
paysan comme les auteurs de ses jours, tout
fiers d'avoir un si beau gare, car nous
sommes en Bretagne, s'il faut s'en
rapporter au eostume des acteurs de cette petite
idylle domestique. Au fond l'on apwoit
les chaumières d'un village, et sur Ie devaot
sautille une pie familière.
In dien Parijschen Salon nu, moet Millet
die er zelf o. a. zijn fameuze Totidnuse de
moutons expozeerde, het zoozeer de aan
dacht trekkende schilderij van den hem
verwanten Hollander hebben opgemerkt. Kn
daar het nu blijkt zeer vast te staan, dat de
pastels die Millet van hetzelfde onderwerp
in ongeveer dezelfde kompozitie maakte, op
zijn minst eenige jaren na dezen Salon
ontstonden, heeft men hier toch wel weer
een bewijs, hoe omzichtig men, ook in
kunsthistorie, met het trekken van konklu
zies moet zijn. A priori zou het waarschijn
lijk zijn, dat de jongere, die bovendien nu t
dadelijk met het schilderen van landelijke
scènes begon, zijn geval ontleende aan het
werk van den ouderen, voor wien het sujet
zoo karakteristiek mogelijk is. Toch strookt
deze onderstelling in geen geval met de
waarheid. En integendeel is het aanneme
lijk dat, al heeft Millet, gelijk van zelf
spreekt, het eerste loojen van een kind
honderd maal zelf kunnen bespieden ??de
groote Fransche boerenschilder, door het
zien van Israëls'schilderij op het denkbeeld
gekomen is, het sujet ook eens in een
diergelijke kompozitie te behandelen. Als er
dus ontleenen moest zijn, kun Israëls het
stellig niet aan Millet, maar zou Mület het
aan sraöls hebben gedaan, en dit scheen
mij kurieus genoeg om eens vast te stellen.
***
Maar u» is het de moeite waard, afgezien
van den tijd van hun ontstaan, de kompo
zitie van Millet en die van Israëls ook nog
eens als zoodanig te vergelijken.
Bij Millet is het uit dat vóór het huis
gelegen tuintje komen stappen van de meer
meewerkende vrouw met het kindje mooier,
warmer, ook omdat men daar den achter
grond van het thuis, van het familieleven
in voelt, en bet uit dat stille honk naar
den even zijn werk neerleggen ien zwoeg- man
toekomen, het tafereel nog echter en intiemer
maakt.
Ook komt Millet door dat dwars uit den
grond treden van die rechtsche groep, meer
boven het bas-relief-achtige uit, waar Lraëlj,
die in zijn jeugd veel met de gravuretjes
naar Ftaxoun omging, hier nog wat aan
blijft hangen.
Maar de op zichzelf prachtige figuur van
den man is bij Millet in het verband te erg.
Kop en armen strekt hij naar voren met
een heftigheid, die het kind bijna zou doen
verschrikken. Bij het omgaan met kleuters
pleegt men «achter te gebaren, Hij zet
zich schrap alsof hij iets met kracht op
hem aanvarends wilde opvangen. D t komt
ook uit in de wijze waarop hij zich in het
op den grond gebogen linkerbeen een steun
verschaft.
Hoe is dit bij den Hollandschen meester?
Het allereerste krabbeltje, dat ik in het
mij toebehoorende oude Zandvoortsehe
schetsboek voor deze kompozitie van Israëls
aantrof, geeft nog maar heel weinig pozitiefs.
Nitit veel meer dan de onderlinge stand
der figuren is neergeschreven. De moeder
wordt maar met enkele streepjes aktie-loos
.aangeduid. Het kindje huppelt, in plaats
van met schroom zich los te voelen laten.
Maar de vader heeft al iets van zijn hou
ding, en daarin is het rechterbeen knielend
doorgebogen.
Diezelfde houding vindt men in twee
détail-krabbels van den man uit hetzelfde
schetsboek verder nagespeurd. Alleen is
de rechterknie nu opgestoken, terwijl de
liv.ker doorbuigt, juist zooals wij dat bij
Miliet zien. Op de eene schets is het
steunend doorbuigen van de figuur sterker
gemarkeerd.
Blijkbaar echter heeft deze, toch altoos
eenigszins gymnastische houding, die aan
den welgewogen stand van een antiek beeld
herinnert, onzen schil ier bij nader indenken
mishaagd. Het mocht er hier niet om te
doen zijn een mooi statiesch evenwicht of
een tr- ffende epierwerking te doen uitkomen.
Het gold hier vooral een fijne, stille aktie
uit te drukken. De vader, zich dus op den
grord tot het kindje verkleinend, moest
zelf iets van een kindje aannemen. En dit
voelend, wierp Israels het heroïsche van
de eerst ontworpen houding geheel
o'erboord en zette den man op zijn schilderij
in een houding, zooals iemand die in wer
kelijkheid aannemen zal, die met een kind
kinderlijk wil zijn, door hem namelijk op
twee gebogen knieën te laten neerhurken,
alsof bij geree l was tot het spelletje van
op den grond kikkeren. Zóó paste de man
in het zacht-idyllische tafereel.
Uit dit vroege schildei ij van Jsraëls spreekt
aldus reeds een voor hem karakteristieke
trek. E'enals bij Millet het geval geweest
was, is zijn jeugd-opvoeiling die van een
historieschilder geweest. Hij had de kunst
de biïiir tine fiytire grondig geleerd en hij
had zich verdiept in het uitdrukken der
bizondere handelingen en expressies van
meuachen en in hun samenspel bij een
kompozitie. En hij begon zich daarin bij
groote traditiën aan te sluiten. Op het, ge
lijktijdig met het tafereel dat ons bezighoudt,
outstaue schilderij van den Schipbreukeling
schroomde bij niet de vrouw met de twee
kinderen voorop in den stoet, naar een
kompozitie van Ilafael, Jjoth en zijn twee
dochters voorstellende, te ontwerpen. En
evenals Millet bleef hij ook in het eerste
ontwerp met dezen halt' knielenden vader
in de sfeer van het klassieke. Maar wij
zien er hem zich dan welbewust uit los
maken om op nieuwen koers het eigen
aardige te zoeken. Gelijker wijze hij van de
armoede niet de miserie maar den schat
van l»et natuurlijke zou leeren geven, zoo
wilde hij in het algemeen het gemeenzame,
zonder tiet heroiesch te kleuren, om
zichzelfs wille ontginnen, en bet platte latende
liggen er het intieme in treffen. In het
schilderij van het jongetje, dat zijn eerste
schreden zet, zien wij den schilder zelf een
belangrijke eerste schrede doen op deze
baan, eii dat is het wat, ook na vergelijkirg
met een overigens rijper kompozitie als die
van M liet, er de beslissende beteekenis
van blijft uitmaken.
De nog verder volwassen kunst van Israëls
zou de uitdrukking der figuren niet zoeken
in naar buiten werkende akties. Maar de
uiterlijke beweging al roeer temperend, zou
zij er in slagen de gemoedsbeweging van
binnenuit te doen spreken. Daarin misschien,
en in het door stille harmoriiën wél
akkompagneeren van die van binnen uitademende
mensehelijkheid, is alnu-ó des meesters
wezenlijkste kracht te bewonderen.
JAN VETH.
trili !en Tan uitrent ei trly
gelet en o?er scfiUaün m M hr, s.
Een ongelukkige vrouw". We aarzelen
niet dit een van Je schoonste doeken der
expositie te noemen. De compositie vol
gevoel is met liembrandtieken gloed en
effect geschilderd. De cenigszins noncha
lante, hier en daar onuitvoerige behandeling
is een eigenaardigheid van den meester,
die we voor zooveel schoons met toegevend
heid moeten voorbijgaan.
Geertemoei '. Is 't Ilembrandt, die als
een tweede Lazarus van den dood opgewekt
het penseel van den kunstenaar geleid heeft,
en zijn gloed en effect aan dat hoofd mede
deelde? Kleurenpracht en beerlijken,
krachtigen toon moge men hier om het zeerst
bewonderen.
N. Rolt.Courant 18GO.
TeittuOHnt te Rotterdam.
Zou J. Israëls het verwijt kunnen ontgaan
van een goede conceptie te bederven door
wat al te vrije, schier slordige uitvoering?
De Willem de Eerste in den raad hij de
Landvoogdes, door laatstgemelden srp
'xposeerd,is overigens hiatoriesch goed begrepen;
de oude Viglius, wien de stoute taal van
Willem buiten zichzelven Vieeft gebracht
van schrik is een uitmuntende figuur ; maar
koppen, handen en stoffen zijn met eene
oppervlakkigheid geschilderd, die zelf» de
verdienste van het koloriet afbreuk doet.
Th. van Westhreene in de Kun if (kroniek
1855. Tentoonstelling te Parijs.
De heer Israëls is inderdaad een talent,
dat vrij stoute verwachtingen nog ver over
treft. Hij bewijst dat hij zich met de
schildering van plat en oppervlakkig ge
voel niet tevreden stelt; en hy weet
oogenblikken te kiezen, waarin het gevoel zulke
fijne toestanden doorleeft als het alleen
mannen vau genie gegeven is met vol be
wustzijn op te merken en uit te drukken.
Zijn ?Na den storm" op Arti (No. 71) is
eea visschers woning met openstaande deur,
waar de jo< ge vrouw op de drempeltrede
zit en uitkijkt; waar de oude moeder tegen
den verlichten muur staat, als een beeld
der zwijgende ongerustheid misschien
der uitgedoofde hoop; waar het blonde
jongetje, alleen tijdig aan zijn middageten
geholpen aan tafel zit, maar met den
leegen lepel aan den mond, met den
strakken blik vooruit en de bandjes boven
het bord, genoeg te kennen geeft, dat hy
voelt, dat het niet goed is met de huisge
noten: dat Varier ontbreekt.
Een arider schilderijtje op de Sted. Ten
toonstelling (No. 220) is door een desverwant
deiikbeeld geïnspireerd: een meisje op een
strandduin zittende. Hier schijnt de
nachtlucht nog niet geheel voorbijaetrokken, en
de kleur en vorm van het liet' gelaat bewijst,
dat ze daar reeds lang zoo heeft uitgezien.
Op Arti hangt ook een studiekop vau onzen
jongen kunstenaar. Een jeugdige vrouw
met hangende zwarte haren. De naam is
gelukkig gekozen : Infortunata. Ook zelfs de
taal waar de naam in gedacht wordt, ver
hoogt de beteekenis der schilderij.
Panicels Forentitr
(psfttdi/tiym va» Alb. 'J hym)
Uietsche Warande 1858
Hoe veel edeler en waardiger is de figuur
door een kunstenaar als Israëlx gemaakt,
die zija fijne typen van visscliers-vrouwen
niet op deze wijze exploiteert; die geen
schiMerkjimers afbeeldt m«t mm of meer
ontkleede modellen, terwijl de schilder al
of niet even i» uitgegaan; die ons nooit in
de coulisses laat kijken en genoeg smaak
heeft om Lamartines voorbteld (met zijn
Eaphael) geenszinn te volgen. Hoe fijn en
diep voelt deze kunstenaar. Wel repeteert
hij zich een weinig, wel is zijn bedroefde
visscherin wat al te onafgebroken lijdende:
niaar voor het overige, ik liep hoog met
zijn Na den storm ' (de grootmoeder, de
vrouw en de kleine eten ie knaap); ik vind
ontzaglijk veel ^choons in zijn Ongelukkige
vrouw" (no. 104): dat hoofd en die rechter
hand zeggen meer than is thought of in
your philosophy", gij theori=tenen propagan
disten der naattlooperij,
(psewlonym vin Alb. Thijm)
Diettche Warande, 1860,
Wie voor de eerste waal in zijn leven op
JBCht gaat het f t altijd geluk ; wie evenwel
ook maar een heet je verstandig is prooeert
het geen tweeden keer.
Na het gunstig onthaal dat de paar blad
zijden gevoT den hadden, die ik aan Degas
heb gewijd ze zijn immers zeifg in 't
Russisch veriaald had ik uiijze f den duren
eed gedaan nooit meer te n'hnjven. Zege
vierend bl^t-f ik den verleidingen vau de
uitgevers weerstand Meden, en alleen wie
ooit aan drukickt z ch heeft overgegeven
kan met me meevoelen hoe moeielijk dat is.
Daar gebeurde het, op een mooien
Septemherdag van 't vorig jaar, toen is met
I-ra es voor zijn paviljoen in Scheveningen
na hei tweede ontbijt een kop koffie zat te
drinken en sigaretten te rooken, dat 't ge
sprek zooals wel eens meer onder colle
ga's .?op de critiek kwam. En. ZO" iteena,
zei de mee-ter: -ooals over Degas, moest
je eens over mij schrijven". En daar waren
me al in^jn gofde voorct-mt-ns meteen
gevlogen, voor de blijde hoop aac mijn
liefde en vereeriog voor Ltfaë'g in 'i open
baar uiiing te kunnen geven. Den volgpnden
dag al reden wij naar den Haag, en y.octiten.
in 't atelier het noodue materiaal aan
lerkerimacn, eisen, photografieën, die de tekst
zouden begeleiden, bij elkaar.
Toe hiertoe ging alles prachtig.