De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 7 februari pagina 2

7 februari 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R'D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1650 het wel niet denkbaar is, dat zij bij een der vele Reussen of bq de zonen van Prins Albrecbi van Pruissen, terecht zouden willen komen. Ook heeft, gelijk, het behoort, de ondere dochter van Prins I'rederik, den voorrang boven de jongeren. Afgezien van genealogische overleg gingen, die bij hot Nederlandsche volk zeker niet bijster zwaar wegen zullen, zou het van bijzondere waarde zijn, dat een toekomstige kroondrager, geboren ?ware in een klein land, van gelijksoortige staatkundige ontwikkeling als het onze; een land met een geschiedenis, die het geleerd heeft hoe de Machtige tegenover de Zwakke gaarne zich stelt.. Een vorst opgevoed te midden van verhoudingen, als die waaronder wij zei ven leven; behoorende tot een volk, naar stoffelijk en geestelijk bestaan aan het onze verwant; een natie aan welke het lot onzegd heeft de mogelijkheid van alle ander streven, dan dat tot bevordering van eigen weiVaart, en de toewijding aan de idealen van onafhankelijkheid, vrijheid en recht. Wij wenschen niet een sfel van grond wetsbepalingen aan te bieden, maar wij meenen, dat, indien men in de door ons aanbevolen richting, de erfopvolging tot een zekerheid wilde brengen, er bij het kinderloos verscheiden van H.M. geen aan leiding tot binnefllandsche beroeringen zou bestaan, daar er een naar de Grond wet voorgeschreven stemming over den regeeringsvorm, in verband met den door de Grondwet aangewezen troonopvolger, zon gehouden worden en er das van een aan eenige partij opgedrongen rege ling, tenzij bij meerderheid van stem men, geen sprake zou kunnen zijn. Maar hoe men hierover ook denke, door de bepaling, dat in het onderstelde geval, de kroon der Nederlanden, aan een der afstammelingen van Prins Frederik, een der Deensche prinsen, zou worden aangeboden, is alle gevaar, van een uit Duitschland, door middel van de Nederlandsche kroon te oefenen pressie, afge sneden, en bestaat er dus voor eene in ternationale beduchtheid geen grond. En nu spreken wij voortdurend van Duitschland. Geenszins omdat wij den Dnitschers in 't bijzonder onwelgezind zouden zijn. Waren de Engelschen of Franschen onze buren, wij zouden, onder gelijke omstandigheden, geen andere taal voeren. Ook een Engelsche opvolger zou al evenmin aanbevelenswaardig zijn. De groote mogendheden staan allen onder de tyranieke macht van het eigenbelang. De expansiezucht, in elk opzicht, is een natuurwet, en hoe zij zoowel in het ver borgen, als in het openbaar werkt, het is niet noodig er aan te herinneren. Doch gedachtig daaraan moge bij de thans aan de orde zijnde quaestie, de raad gegeten worden: klein volk, weer zooveel mogelijk eiken buitenlandschen invloed brj het bezetten van uw troon; blijf uw eigen meester, en verzuim dus niet de gelegenheid te gebruiken, die thans, gelukkig, nog voor u open staat. * * * En 't oogenblik schijnt nie.t ongunstig. Niet alleen, dat met de aankondiging van H. M.'s zwangerschap, het onderwerp althans den schijn van onkieschheid verloren heeft; wij zeggen den schijn, want meer dan die schijn, kon er voor eenig ernstig vaderlander, zelfs voor de aan het Hof verbondenen, niet bestaan maar in den laatsten tijd is de belang stelling, ook de moed, van hen, die hier ten opzichte van onze nationale politiek, in verband met de internationale politiek, het eerste woord te spreken hebben, aanmerkelijk toegenomen. IIHIIIIinilllllllUIMIIHIIIIIMtlllllllHIIIIIMIIM M UITSTAPJE NAAR HET VASTELAND Naar het EngelscTi, van EDGAB DGUBELL. Maar, vader " Ja, of je al praat, dat geeft je niks, Nellie. Ik zeg je, je trouwt Jim Rpgers niét. Dat staat bij mijn vast en as ik eenmaal wat beglote' heb, is t'r geen mensch die me van idee kan doen verandere'." Nellie Carter nam haar onverzettelijken ouden heer eenige oogenblikken lang op, zonder zich echynbaar uit het veld te laten slaan. Toen zei ze: Poel" nam haar rok op, wierp het hoofd in den nek en zeilde het vertrek uit. Brutaal ding I" zei de oude Carter. Krek as t'r moeder vroeger." Nu was juffrouw of liever mevrouw" Carter, want zoo liet ze zich onverbiddelijk door de dienstbode en de leveranciers noe men, kolossaal van omvang; ze had een erg rood gezicht, en toonde een besliste voorliefde voor een mengsel van scharlaken en hard purper in haar japonnen, en van bergblau w-groen en lichtblauw in haar hoeden. Daarentegen had miss Carter een goede op voeding gehad, kleedde zich altijd goed en had een beslist knap gezichtje. Mijnheer Carter was eigenaar van Carters Limited", de machinale varkensslagerij, met filialen in iedere stad en voorstad. Vroeger had hij lelf achter de toonbank menig pondje varkensvleesch afgewogen, doch nu was hij rentenier en plutocraat. Een zekere jonge werktuigkundige, James Eogers genaamd, die op de een of andere obscure fabriek ergens in het Zuiden van Londen in betrekking was, had reeda sedert eenigen tyd jufirouw Carter het hof gemaakt, doch zoowel mijnheer als mevrouw Carter beslisten, dat hua spruit een betere partij kon «n moest doen. Bijgevolg was den heer Hogers in flguurlgken zin de deur gewezen. Tot nu toe had juffrouw Carter geen be slissing kunnen nemen, doch zoodra haar ouders hun decreet uitgevaardigd hadden, Ongetwijfeld, gelijk wij in ons vorig artikel betoogden, onder den invloed ran de langzamerhand tot het volksbewustzijn doorgedrongen beteekenis der Entente. Niet alleen de discussie in de Tweede Kamer bij de behandeling der begrooting van Buitenlandsche Zaken gevoerd, de aandrang van links en rechts tot meerdere publiciteit van het door Buitenlandsche Zaken verrichte, de door ons vermelde verklaring van Dr. Kuyper over de regeling der erfopvolgings-quaestie, maar ook de nota van het Eerste Kamerlid v. Heeckeren, strekken daartoe ten bewijze. Over de door den laatste aan den Minister van Buitenlandsche Zaken ge stelde vraag: Zou de Regeering bezwaar hebben om zicht tot de kabinetten van Berlijn en van Londen (en zoo noodig ook tot de andere deelnemers) te wenden met de vraag, of die regeeringen zich op grond der Noordzee-entente van 1908 gebonden achten om ingeval, van een Europeeschen oorlog of dreigenden oorlog, de integriteit en c. q. de neutraliteit van het Nederlandsen grondgebied te eer biedigen", willen wij thuns niet handelen. Het voor de groote mogendheden zelve volstrekt onserieuse, en alleen voor de kleine mogendheden dwingende karakter van het Noordzee-tractaat, hebben wij uitvoerig in het licht gesteld, en zoo schijnt het ons zeer betwijfelbaar ofdèze entente wel een geschikt uitgangspunt kan zijn voor een onderzoek naar den lust der mogendheden om onze integri teit of neutraliteit bij een Europeeschen oorlog ta waarborgen. In elk geval, wat de heer Van Heeckeren beoogt, het is een zaak tot dusverre ganschelijk niet ernstig overwogen, maar zóó beteekenisvol van strekking, dat zij, om voor goed aan de orde te worden gesteld, nog geheel iets anders dan een ja of neen van den Minister vordert. Zeker hebben wij het initiatief van den heer v. Heeckeren als een teeken van leven te waardeeren, maar, zoo willen wij vragen, zou het niet practischer zijn, als hij, of een zijner partijgenooten, nu allereerst de erfopvolgingsquaestie tot oplossing poogde te doen brengen. Immers onze eer gedoogt niet, dat zij nog verder op de lange baan worde geschoven. En het is zoo, dit mag geenszins een partijzaak zijn, maar welke partij zou, na zóó lang gemeenschappelijk verzuim, er zich niet over verheugen, wanneer het thans aan het bewinizijnd kabinet, onder leiding van zijn toezienden voogd, Dr. Kuyper, ons uit het labyrint wist te helpen? Opdat er voor de buitenlandsche pers geen reden meer besta, met de Revue de Paris schamper te vragen, of wij alles hebben voorbereid om dit vraagstuk een oplossing te geven in overeenstemming met on je wenschen, onze onafhankelijkheid en nationale waar digheid. D. K. De mislukking van het Particu lier Initiatief' en de BisicoOverdracht" in zake Sociale Verzekering. De laatste beide jaren, maar vooral het laatste halfjaar is de kritiek, die op onze ongevallenwet wordt uitgeoefend, scherper en luidruchtiger geworden. Het is steeds crescendo gegaan. De verdedigers werden overstemd door de critici, j a 't leek soms wel of niemand meer den moed had 't voor de tegen woordige regeling der Ongevallenwet op te nemen. Tot dit boek verschenen, is. Met luide stem, soms te luid, neemt de schrijver de heer J. W. E. Duijs, 't voor de Onge vallenwet op, of juister gezegd: hij verdeiiininmiiniiiiiimmiiiiiiiii Minimin iiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiniiiiiiNiiiiiii ontdekte zjj, dat zij dol veel van mr. Hogers hield. Onmiddellijk dus na het gesprek waarmee dit verhaal begint, zocht miss Carter haar beminde op en verzekerde hem van haar onveranderlijke genegenheid. Trek 't je maar niet aan, Nelly; eindelijk krygen we onzen zin toch", zei mr. Rogers bij wijze van troost. De tijd der vacanties ?aderde anel en reeds hadden de heer en mevr. Carter verscheidene twistgesprekken gehad over welke badplaats ze met een bezoek zouden vereeren. Op zekeren dag kwam mr. Carter met een verbazingwekkend voorstel voor den dag. Jane", zei hij, late' me naar 't va beland gaan". Mevr. Carter staarde haar echtgenoot met ijskoude, onverholen verachting aan. Ga liever naar 't gekkenhuis l" merkte z 3 minzaam op. Ik begrijp waarachtig niet waarom je je zoo dik maakt", mompelde Carter beleedigd. Waarom kunne we niet naar 't vasteland gaan? We hebbe' d'r toch de cente' voor.'! John Carter, je woi' kindsch", zei mevr. Carter op strengen toon. Hoe durf je me te vragen mee naar 't vasteland te gaan, waar ze kikkers en slakke' ete', en waar de mensche' met messe' rondloope' net as wij 'n horloge in onze zak hebbe' ? Is dit denke' om je wettig getrouwde vrouw?" Maar, Jane ." Ik wil d'r geen woord meer over hoore', John afgeloope' l" Aldus werd het plannetje van den heer Carter in da geboorte gesmoord, maar later kwam hij met een nieuw argument aan, om er kracht bij te zetten. De bure' zoue' op hun nagels b'yte' van afgunst, Jane", merkte hij op. Dat geef ik toe, John," mompelde mevr. Carter nadenkend. Mr. Carter had de meest wondbare plek zyner goede vrouw uitgekozen. Haar hoogste ambitie was te schitteren in hare omgeving, en ze wist, dat als ze naar 't vasteland ging, ze hierover kon praten tot haar dood. Ze zag zich al zitten, zeggend: Toen ik in Parie" was," en stelde zich al voor hoe haar geduchtste mededingster, mevr. Hobbs, bleek zeu worden van afgunst. Maar haar vrees voor buitenlanders behield zelfs ook nu de overhand over haar maatschappelijke ambitie. digt de Ongevallenwet door een aanval op haar critici. Zwaar geharnast trekt hij te gen hen op en tracht geen wapen onge bruikt te laten. Met ijver heeft hij blijkbaar jaren-aan-een zijn materiaal verzameld, dat hij echter minder wetenschappelijk dan polemisch gebruikt. In zijn ijver oin de goede zaak zoo krachtig mogelijk te ver dedigen, dia hem en ons ter harte gaat, laat hij zich wel eens tot uitdrukkingen verleiden, die m. i. in een dergelijk werk niet te pas komen. De tegenstanders van de huidige regeling der Ongevallenwet laten geen wapen ongebruikt om die regeling te treffen. Hun heele campagne zit, zooals de heer Duijs bewijst, uitstekend in elkaar, maar daarom kan men hen slechts benijden, doch. moet men niet spreken over listige wijze" intriges" enz. De toon" van hot werk, en vooral in don laatsten tijd wordt er blijkbaar zooveel aan de ,,<yoecfe" toon getecht, zal velen afstooten en het boek ter zijde doen leggen. Doch daaraan zou men verkeerd doen, want men zou dan geen kennis nemen van heel het rijke materiaal, dat de heer Duijs ons aanbiedt. Reeds het eerste hoofdstuk de oorzaken van den strijd tegen de Rijksverzekeringsbank en de Ongevallenwet" verschaft ze. Wie de geschiedenis der Ongevallen wet heeft meegeleefd, de verwerping der Eerste Onge vallenwet, de tot stand koming der wet in haar tegenwoordigen vorm, zal hierin niet zooveel nieuws vinden, al zal men met genoegen de heldere uiteenzetting lezen, van de oorzaken van het deficit van de Rijksbank en van de verliezen, die particu liere maatschappijen moeten lijden. Het tweede hoofdstuk dat de wijze behan delt waarop de campagne tot heden werd fevoerd" brengt wel een staaltje ervan bij, at de tegenetanders van de Ongevallenwet soms over de schreef gaan in de wijze waarop zij den strijd voeren, maar wij willen ons meer direct bezighouden met het 3Ie hoofdstuk, waarin het doel der campagne en de gevolgen eener eventueele overwinning" worden behandeld. Het eigen lijke doel is niet de opheffing van het bekende deficit, maar volgens den schrijver ten Ie het onder meerdere werkgevers invloed brengen der ongevallenverzekering, ten 2e het recht van medespreken der arbeiders zooveel mogelijk te beperken, en ten 3de de staatsbemoeiïng, zoo ze niet heelemaal kon worden opgeheven, toch tot een minimum te reduceeren. Volgens den schrijver worden de werk gevers niet in de e plaats geleid door overwegingen van fiuancieelen aard, maar zagen zij, en volgens hem terecht, in het tot stand komen van sociale verzekerings wetten, geschoeid pp publiekrechterlijken leest de mogelijkheid geboren worden voor ee-ige machtsverschuiving in de positie die zij als werkgeversklasse tegenover hun ar beiders innemen. Door de publiekrechter lijke verzekering missen zij mede-icoggiagschap in de uitvoering der wet. Door den Staat te schuiven tusschen werkgever en werknemer, meenen zij dat het verband tus schen beiden op ruwe wijze is verstoord. Als werkgevers meenen zij verplicht te zijn voor do belangen vau hunne werk lieden te zorgen, ook voorde belangen van de industrie, die zij oordeelen dat door den Staat niet zoo goed kunnen worden behar tigd. De risico-overdracht is voor hen dan slechts een middel om tot het doel: medezegginschap, te geraken. Zoo tracht de schrijver te betoogen, en ver volgens behandelt hij de voordeelen die door de werkgevers gezegd worden aan de risico overdracht verbonden te zijn, o.a. dat 't aantal ongevallen zou verminderen, daar door de risico-overdracht de werkgevers worden geprikkeld al betere veiligheidsmaatregelen te beramen. Immers, hoe minder ongevallen, das te lager premie. Maar met een aan haling uit de memorie van antwoord van 1899 tracht de heer Duijs dit weerleggen. Wat hij daarvoor aanvoert lijkt mij hoewel sterk, niet afdoende; want al mag het aantal ongevallen stijgende zijn, al mag de stati stiek van de oorziken der ongevallen ook aangeven dat tegen zeer vele ongevallen Uufallverhütung" niet zou helpen, toch moeten betere veiligheidsmaatrelen minder ongevallen ten gevolge hebben, al wordt Nee, John, ik ga niet mee, afgeloope," zei ze. Mr. Carter zuchtte. Ik wil je wel bekenne'," zei hij, dat ik graag had kunne' zegge', dat 'k op 't vasteland geweest was. Maar ik zal je es wat anders vertelle'. 'n Paar maande' geleje' vertelde 'n amice van me in de City, me van 'n zaak die op zich neemt briefkaarten voor je te versture' uit alle plaatse' van 't Vas teland. Je heb' maar naar hun, kantoor te gaan en prentbriefkaarte' uit te zoekfe' voor al de plaatse' waar je beweert heen te wille' gaan, en d'r wat op te schrijve' en ze te adreaseere'. Dan stuurt die firma ze in goeie volgorde van de plaatse' op 't vasteland af. 't Eenige wat we dus te doen hebbe'," ging Carter voort, is naar 't een of ander rustig plaatsje te gaan, en vóór dat we gaan, de zaakjes op te knappe' met die lui, en dan vertelle' we an iedereen dat we gaan reize' op 't vastelacd. De briefkaarte' zorge' voor de rest." Mevr. Carter luisterde gretig. Dit voorstel lachte haar bijzonder toe; en eindelijk stemde zij erin toe. Daarr.a sprak ze van nitts anders dan van de aanstaande reis op het vasteland. Het deed haar goed te zien hoe mevr. Hobbs en andsre even aditenswaardige dames groen werden van afgunst, terwijl zij daar zoo non chalant, alsof 't niets te beduiden had, zat te babbelen over haar aanstaande bezoeken van Parijs, Berlijn, Kome, Madrid, St. Petersburg enz. Er bleef nog een tweede kwestie te regelen, en dat was waar zij hua vacantie wérkelijk zouden doorbrengen. Ik ga niet weer naar Margate of Ramsgate," *jzeize. Daar zijn we al jaren en jaren achtereen geweest." As we es naar Brighton ginge," zei Carter. Daar zoue' we iemand die we kenne' kunne' tegekome'. See, we moete' 'n stil plaatsje hebbe'." Na lang en rijp beraad kozen ze Bognor uit, daar dit te stil zou zijn voor iemand van de vrienden der Carters. En zoo reden op zekeren dag de beer en mevrouw Carter naar Loadon Bridge met een geweldige vracht bagage. Een aantal dan ook deze gunstige tendenz door meer dere slechtere opgeheven. *) Wil men de duur der invaliditeit en de voortdurende arbeidsongeschiktheid verminderen, dan wordt m.i. nog te weinig aandacht gewijd aan het feit, dat vooral de chirurgische wetenschap in dit opzicht veel verbetering eischt. De resultaten in Keulen, met spe ciale behandeling van beenbreuken, bereikt, moeten de chirurgen dunkt mij aanmoedi gen door nauwlettender studie, speciale behandeling, enz., de noodlottige gevolgen door een ongeval tot een minimum te re duceeren. Keulen leert ons, dat iu dit op zicht nog heel wat te do 311 is. Maar hiervoor is evenmin de risico-over dracht of het medezeggingsicliap der werk gevers noodig. Dat de arbeiders speciaal belang bij de risico-overdracfit hebben, in mijn uitvoerig artikel, in den vorigen zomer in dit weekblad opgenomen, heb ik, geloof ik, aangetoond, dat het eenig belang, dat zij er bij zouden kunnen hebben, nl. dat de werkgevers hen half-valide weder in dienst zouden nemen om hun geheel herstel te bespoedigen, dat daarvoor de publiekrech terlijke regeling geen bezwaar is. De lezer zal dus kunnen begrijpen, dat schrijver dezes het met den heer Duijs eens is, waar deze geen enkel voordeel voor de arbeidersklasso kan bespeuren in de risico overdracht. Wat b.v. als een voordeel der risico overdracht wordt aangeprezen, nl. dat kleine ongevallen in de fabriek worden behandeld en niet aangegeven, welk voordeel bij opheffing der publiekrechterlijke regeling nog aan merkelijk zal stijgen, is zonder twijfel voor de arbeiders geen voordeel. Vermindering van het aantal ongevallen zal zeker daling der premies, der onkosten ten gevolge hebben. Maar ten nadeele der arbeiders. Wie zal nl. beoordeelen of een ongeval ernstig genoeg is om te worden aangegeven ? De patroon, de verbandmeester der fabriek enz. Dus: niet-deskundigen. Gevolg zal zijn dat verscheidene ongevallen, door leeken als van weinig belang beschouwd, later zullen blijken (door verergering) van ernstigen aard te zijn. Zoo is mij bekend hoe een oogongeval als van te weinig belang niet werd aangegeven. Later bij een tweede ongeval, dat er kort op volgde, werd ook het eerste oogongeval wegens voortdurend klagen behandeld. Er bleek een metaalsplinter in het oog te steken! De heer Duijs beargu menteert een en ander mot cijfers uit officieele stukken. In de vier laatste hoofdstukken van het hier besproken werk wordt de vraag onder de oogen gezien: Waaraan is het tegen woordig tekort te wijten'? Vervolgens: hoe zou daarin t dans moeten worden voorzien en op welke wijze kan in de toekomst een dergelijk tekort voorkomen worden;1 Op de eerste vraag geeft de schrijver een uitvoerig antwoord, waaruit blijkt, dat de risico-overdracht daaraan de grootste schuld heeft. Het antwoord op de tweede vraag is dan vrij gemakkelijk. Degenen, die de risieo-overdracht hebben toegepast, moeten het te kort bijpassen d.w,z. de premies moeten verhoogd worden en wat de laatste vraag betreft, schrap de risico-overdracht en het zal uit zijn. Ik geloof, dat de schrijver hier de kwestie niet in 't hart heeft getast. Zeker, als er tekort is verhoog je de premies, de ont vangsten vermearderen, de uitgaven niet in die mate en het tekort zal verslinken. Zoo eenvoudig is de zaak niet. De oppo santen beweren juist dat de premies hoog genoeg, maar dat de uitgaven te groot zijn, omdat de administratie te duur is. Dit nu wordt niet genoeg weerlegd. De voorstan ders der publiekrechterlijke regeling moeten m. i. wel degelijk onderzoeken of er niet bezuinigd kan worden. Of met het behoud van het beginsel de uitgaven, niet voor de eigenlijke ongevallen noodig, niet kunnen dalen. Zou dit kunnen worden bereikt, dan zou men de oppositie enorm verzwakken. *) Maar daarmee wil ik geenszins zeggen, dat voor verbetering van Unfallverhüting" de risico-overdracht onontbeerlijk is. Integen deel 't lijkt me dat Rijksverzekeringsbank en Arbeidsinspectie hier een vruchtbaar terrein voor samenwerking moeten vinden. *) De van-Zaterdag-tot-Maandag badplaat sen der Londenaars en vooral van de langer daar vertoevende par venu's. afgunstige vrienden zagen hen vertrekken, voor zoover zij wisten, om den boottrein te halen. En na dat oogenblik begonnen er brief kaarten te komen. Ze begonnen met ansichten uit Parijs en toen kwamen er achtereenvol gens uit Orleans, Lyon, Marseille, Monte Carlo, Nice, Florence, Rome, Luzern, Innsbrück, Venetië, Triest, Weenen, Praag, Leipzig, Berlijn, Haunover, Keuien, Brussel, Brugge en Ostende. Een voortdurende stroom vrien den bezocht geregeld de villa der Carters te Ciapham, om de briefkaarten-tentoonstelling te bezichtigen. Zij volgden de Carters op heel hun langen tocht met gevoelens van onvermengde afgunst. In meeriere fomilieacliooten ontstond er tweedracht want el se bezoekster deelde haren echtvriend mede, dat als ze den heer Carter inplaats van hem getrouwd had, ze nu ook op 't vasteland had kunnen reizen. 't Gevolg was dat er verscheidene echtgenooten in Clapham rondliepen, dorstend naar 't bloed van Carter. Onderwijl wareii Carter en zijn vrouw te Bognor aangekomen ea binnen drie dagen verveelden zij er zich dood. ,.Ik zeg maar, d'r gaat niks bove'Margate", mompelde Carter op zekeren morgen somber. ,, lohn, gauw je hoofd achter je krant," fluisterde mevrouw Carter plotseling. Daar komt die ouwe iang van 'n mevr, Wilson au." Het omvangrijke lichaam van Carter trilde als een half-warme vlade, en h\j stak zijn hoofd haastig; achter zijn courant. Mevrouw Carter stak woest haar goud met-scharlaken parasol op fin gaf een niet slechte nabootsing van een stormvogel te zien. Langzamerhand trok het gevaar af en toen haastten de Carter's zich naar hun pension. We kunne' helaas niet langer blijve'," riep mevrouw Carter. Ocb, heere, ik ben d'r kapot van!" Mijnheer Carter legde dus aan de peneionhoudster uit dat dringende zaken hem en zijn vrouw wegriepen. De goede dame merkte terloops op, dat de dringende zaken den heer Carter op een maand huurder kamers zouden te staan komen. Mr. Carter betaalde dit met genoegen en vertrok met zijn vrouw naar een ander oord. Te Littlehampton stapten ze uit. en liepen kalm 't perron af, toen mevrouw Carter haar Genoeg middelen zijn reeds genoemd o.a. decentralisatie. Ik wijs b. v. nog op de Plaatselijke Commissie volgens art. 86, die zonder in haar tegenwoordigen vorm veel nut te stichten, de Bank stapels schrijf werk enz. bezorgt. Ook wat de heer Duijs wil na opheffing der risico-overdracht lijkt mij wel aan eenige bedenkingen onderhevig. Hij wil de onkosten dan niet verhalen door premies, hooger of lager naar den aard van het bedrijf' maar hij wil ne premie heffen m.a.w. eene belasting ervan maken, die alleen varieert door loonhoogte eu loon bedrag. Ongetwijfeld zeer eenvoudig, maar geheel in strijd met het beginsel, dat onze wet ten grondslag ligt, n.l. dat het bei/rijf de risico moet dragen. Zijn boginsel is lelastituj van industrie, handel en nijverheid. Con sequent door geredeneerd zou hij evenals bij staaisouderdomspensioen moeten komen tot een staatsongevallenrente, terwijl dan de onkosten uit de staatskas worden bestre de o, uit de algemeene staatsinkomsten. Een beginsel, dat wellicht onder andere maatschappelijke verhoudingen voor verwe zenlijking vatbaar is, doch waarvan de toe passing mij thans onaannemelijk voorkomt. Daar er van invoering ook wel geen sprake zal zijn, volsta deze korte opmerking. Resumeerende zou ik willen zeggen, dat het boek veel waardevol materiaal verschaft, dat het geslaagd is in zijn aanval op de risico-overdracht die te onzaliger ure in de wet is opgenomen, doch dat de schrijver overigens te kort schiet in de weerlegging van de bezwaren, die rijzen tegen de dure" ongevallenwet en zijn belastingstelsel, dat het premistelsel moet vervangen, niet aan nemelijk genoeg heeft kunnen maken. Haarlem 1908. J. GEBRITSZ. M. H. VAN CAMPEK, Opstellen. Bussum, C. A. J. van Dishoeck 1908. ^.Critici en recensenten staan in onzen plezierigen tijd waarin haast ieder leeft, en zich zijn buurman voorgtelt, met n oog scherp lettend op eigen doen-en-laten, eigen houding vooral, en n op dat van de concurrentie" nu juist niet in een reuk van heiligheid. Kon men het alles eens hooren wat onder de menigte ook die der kunstenaars en kunstminnenden over de recenseerende dames en heeren wordt uitgeroepen of gemompeld, gegrijnelacht of gevloekt het zou een kunst op zichzelf worden den noodigen hoogmoed" bijeen te garen om aan een nieuwe recensie te be ginnen. Iemand, wiens bloedeigen en teergeliefJe zoon veel aan de litteraire boekbeoordeeling doet, noemde in een gezelschap van goadgeloovige buitenstaanders, als eenige oorzaak van de felheid der tegenwoordige critiek: Jaloezie, niets dan broodnijd en jaloezie, meneer! Ze gunnen elkaar 't licht ia de oogen niet!" Ea over de heergchende anarchie" (zonderlinge contradictio in ter minis!), het elkaar moed- en kwaadwillig tegenspreken, de kliekgeeat, de oogendienery, de onedele wraaknemingen der recensenten, werd, misschien nooit zooveel als tegen woordig, gehoofdschud, gesputterd, getoornd, ja geraasd en geraaskald, en dat niet alleen over de thee- of bittertafeltjes, maar helaas l ook in dagbladkolomnaen, en ten aauhoore der goe-gemeente, die bij haar krant zweert. Helaas, zeg ik. Want waarlijk laat ik het maar in gemoede mogen verzekeren, daar bewijzen nu eenmaal onmogelijk is het is allemaal zoo vreeslijk niet, er is eigenlijk maar hél weinis; van aan; ons landje" en onze tijd" zijn in dit opzicht (als in wel meer andere, geloof me) vrij wat beter dan men waant (of voorgeeft te wanen).-Al mogen er dan ook niet zelden wat oer-meu£chelijk vooroordeel, persoonlijke antipathie, rancune en meer van die verwarrende duiveltjes in 't spel zijn 't spel, inderdaad, een schoon man plotseling bij den arm greep en hem in bet damessalon trok. Toen Carter weer wat op adem gekomen was, staarde hy zijn vrouw aan met half btleedigden blik. Wat is t'r nou, Jane?" vroeg hij geërgerd. Ben je niet goed wijs geworde?" O, John, dit kom 'k niet te bove'," hijgde mevrouw Carter. Zag je dan niet wie dat was hij de kiosk? Mevrouw Perry. Wat zie je daar John?" vroeg ze achterdochtig. Niks, Jane," gromde de plutocraat van Clapham. Maar in ieder geval zulle me hier wel niet kunne blijve'. Wat nou?" Zeg es, dat is 'n dames-salon," riep plot seling een stationskruier door de deur. D'r uit, hoor." Mr. Carter was téverslagen om iets tegen te zeggen, en verliet de wachtkamer als een lam en bleef somber naar een paar aanplak biljetten staan kijken. Jane," zei hij plotseling, late me naar Southsea gaan." En aldus kropen ze met het boemeltreiutje voort naar Southsea, waar ze laat in den avond aankwamen. Zij namen hun intrek in het Stationshotel en begaven zich kort daarna doodmoe ter ruste. Maar juist toen Carter in zou dommelen, greep z'n vrouw hein bij den arm en kreunde. Kramp?" vroeg Carter slaperig. Ik herinner me daar," kermde mevrouw Carter, dat Godby en zy'n vrouw ook ia Southeea zijn. Mr. Carter kwam overeind en sprak geruimen tijd over dit onderwerp. Zijn weuschen voor de familie Godby vloeiden letterlijk van zijn lippen als water kokend water. ,,We gaan naar Portsmouth en dan steken we over naar Wight," besliste hij, toen hij zijn rijke woordenschat bad uitgeput. Den volgenden morgen slopen ze reeds vroeg naar het station, spoorden naar Ports mouth en staken over. Zij zaten somber naar de dansende golven te kijken, toen ze plot seling achter zich stemmen bekende stemmen, hoorden. Ik hoor, dat ze zich best ammeeren. De laatste briefkaart die ik gezien heb voor we vertrokken, kwam van 'n plaats die geloof ik Innsbrück heette. Waar ligt dat, George ?" Ergens in Frankrijk," antwoordde George en toen verwijderde het paar zich. 't Is Harris met z'n vrouw!" hijgde me

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl