Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T E R'D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
1650
het wel niet denkbaar is, dat zij bij een
der vele Reussen of bq de zonen van
Prins Albrecbi van Pruissen, terecht
zouden willen komen. Ook heeft, gelijk,
het behoort, de ondere dochter van Prins
I'rederik, den voorrang boven de jongeren.
Afgezien van genealogische overleg
gingen, die bij hot Nederlandsche volk
zeker niet bijster zwaar wegen zullen,
zou het van bijzondere waarde zijn, dat
een toekomstige kroondrager, geboren
?ware in een klein land, van gelijksoortige
staatkundige ontwikkeling als het onze;
een land met een geschiedenis, die het
geleerd heeft hoe de Machtige tegenover
de Zwakke gaarne zich stelt.. Een vorst
opgevoed te midden van verhoudingen,
als die waaronder wij zei ven leven;
behoorende tot een volk, naar stoffelijk en
geestelijk bestaan aan het onze verwant;
een natie aan welke het lot onzegd heeft
de mogelijkheid van alle ander streven,
dan dat tot bevordering van eigen
weiVaart, en de toewijding aan de idealen
van onafhankelijkheid, vrijheid en recht.
Wij wenschen niet een sfel van grond
wetsbepalingen aan te bieden, maar wij
meenen, dat, indien men in de door ons
aanbevolen richting, de erfopvolging tot
een zekerheid wilde brengen, er bij het
kinderloos verscheiden van H.M. geen aan
leiding tot binnefllandsche beroeringen
zou bestaan, daar er een naar de Grond
wet voorgeschreven stemming over den
regeeringsvorm, in verband met den door
de Grondwet aangewezen troonopvolger,
zon gehouden worden en er das van
een aan eenige partij opgedrongen rege
ling, tenzij bij meerderheid van stem
men, geen sprake zou kunnen zijn.
Maar hoe men hierover ook denke, door
de bepaling, dat in het onderstelde geval,
de kroon der Nederlanden, aan een der
afstammelingen van Prins Frederik,
een der Deensche prinsen, zou worden
aangeboden, is alle gevaar, van een uit
Duitschland, door middel van de
Nederlandsche kroon te oefenen pressie, afge
sneden, en bestaat er dus voor eene in
ternationale beduchtheid geen grond.
En nu spreken wij voortdurend van
Duitschland. Geenszins omdat wij den
Dnitschers in 't bijzonder onwelgezind
zouden zijn. Waren de Engelschen of
Franschen onze buren, wij zouden, onder
gelijke omstandigheden, geen andere taal
voeren. Ook een Engelsche opvolger zou
al evenmin aanbevelenswaardig zijn. De
groote mogendheden staan allen onder
de tyranieke macht van het eigenbelang.
De expansiezucht, in elk opzicht, is een
natuurwet, en hoe zij zoowel in het ver
borgen, als in het openbaar werkt, het
is niet noodig er aan te herinneren.
Doch gedachtig daaraan moge bij de
thans aan de orde zijnde quaestie, de
raad gegeten worden: klein volk, weer
zooveel mogelijk eiken buitenlandschen
invloed brj het bezetten van uw troon;
blijf uw eigen meester, en verzuim dus
niet de gelegenheid te gebruiken, die
thans, gelukkig, nog voor u open staat.
* *
*
En 't oogenblik schijnt nie.t ongunstig.
Niet alleen, dat met de aankondiging
van H. M.'s zwangerschap, het onderwerp
althans den schijn van onkieschheid
verloren heeft; wij zeggen den schijn,
want meer dan die schijn, kon er voor
eenig ernstig vaderlander, zelfs voor de
aan het Hof verbondenen, niet bestaan
maar in den laatsten tijd is de belang
stelling, ook de moed, van hen, die hier
ten opzichte van onze nationale politiek,
in verband met de internationale politiek,
het eerste woord te spreken hebben,
aanmerkelijk toegenomen.
IIHIIIIinilllllllUIMIIHIIIIIMtlllllllHIIIIIMIIM
M UITSTAPJE NAAR HET VASTELAND
Naar het EngelscTi, van
EDGAB DGUBELL.
Maar, vader "
Ja, of je al praat, dat geeft je niks, Nellie.
Ik zeg je, je trouwt Jim Rpgers niét. Dat
staat bij mijn vast en as ik eenmaal wat
beglote' heb, is t'r geen mensch die me
van idee kan doen verandere'."
Nellie Carter nam haar onverzettelijken
ouden heer eenige oogenblikken lang op,
zonder zich echynbaar uit het veld te laten
slaan.
Toen zei ze: Poel" nam haar rok op,
wierp het hoofd in den nek en zeilde het
vertrek uit.
Brutaal ding I" zei de oude Carter. Krek
as t'r moeder vroeger."
Nu was juffrouw of liever mevrouw"
Carter, want zoo liet ze zich onverbiddelijk
door de dienstbode en de leveranciers noe
men, kolossaal van omvang; ze had een erg
rood gezicht, en toonde een besliste
voorliefde voor een mengsel van scharlaken en
hard purper in haar japonnen, en van
bergblau w-groen en lichtblauw in haar hoeden.
Daarentegen had miss Carter een goede op
voeding gehad, kleedde zich altijd goed en
had een beslist knap gezichtje.
Mijnheer Carter was eigenaar van Carters
Limited", de machinale varkensslagerij, met
filialen in iedere stad en voorstad. Vroeger
had hij lelf achter de toonbank menig
pondje varkensvleesch afgewogen, doch nu
was hij rentenier en plutocraat.
Een zekere jonge werktuigkundige, James
Eogers genaamd, die op de een of andere
obscure fabriek ergens in het Zuiden van
Londen in betrekking was, had reeda sedert
eenigen tyd jufirouw Carter het hof gemaakt,
doch zoowel mijnheer als mevrouw Carter
beslisten, dat hua spruit een betere partij
kon «n moest doen. Bijgevolg was den heer
Hogers in flguurlgken zin de deur gewezen.
Tot nu toe had juffrouw Carter geen be
slissing kunnen nemen, doch zoodra haar
ouders hun decreet uitgevaardigd hadden,
Ongetwijfeld, gelijk wij in ons vorig
artikel betoogden, onder den invloed ran
de langzamerhand tot het volksbewustzijn
doorgedrongen beteekenis der Entente.
Niet alleen de discussie in de Tweede
Kamer bij de behandeling der begrooting
van Buitenlandsche Zaken gevoerd, de
aandrang van links en rechts tot meerdere
publiciteit van het door Buitenlandsche
Zaken verrichte, de door ons vermelde
verklaring van Dr. Kuyper over de
regeling der erfopvolgings-quaestie, maar
ook de nota van het Eerste Kamerlid
v. Heeckeren, strekken daartoe ten
bewijze.
Over de door den laatste aan den
Minister van Buitenlandsche Zaken ge
stelde vraag: Zou de Regeering bezwaar
hebben om zicht tot de kabinetten van
Berlijn en van Londen (en zoo noodig
ook tot de andere deelnemers) te wenden
met de vraag, of die regeeringen zich
op grond der Noordzee-entente van 1908
gebonden achten om ingeval, van een
Europeeschen oorlog of dreigenden oorlog,
de integriteit en c. q. de neutraliteit van
het Nederlandsen grondgebied te eer
biedigen", willen wij thuns niet handelen.
Het voor de groote mogendheden zelve
volstrekt onserieuse, en alleen voor de
kleine mogendheden dwingende karakter
van het Noordzee-tractaat, hebben wij
uitvoerig in het licht gesteld, en zoo
schijnt het ons zeer betwijfelbaar ofdèze
entente wel een geschikt uitgangspunt
kan zijn voor een onderzoek naar den
lust der mogendheden om onze integri
teit of neutraliteit bij een Europeeschen
oorlog ta waarborgen. In elk geval, wat
de heer Van Heeckeren beoogt, het is
een zaak tot dusverre ganschelijk niet
ernstig overwogen, maar zóó
beteekenisvol van strekking, dat zij, om voor goed
aan de orde te worden gesteld, nog geheel
iets anders dan een ja of neen van den
Minister vordert.
Zeker hebben wij het initiatief van
den heer v. Heeckeren als een teeken
van leven te waardeeren, maar, zoo
willen wij vragen, zou het niet
practischer zijn, als hij, of een zijner
partijgenooten, nu allereerst de
erfopvolgingsquaestie tot oplossing poogde te doen
brengen. Immers onze eer gedoogt niet,
dat zij nog verder op de lange baan
worde geschoven. En het is zoo, dit mag
geenszins een partijzaak zijn, maar welke
partij zou, na zóó lang gemeenschappelijk
verzuim, er zich niet over verheugen,
wanneer het thans aan het bewinizijnd
kabinet, onder leiding van zijn toezienden
voogd, Dr. Kuyper, ons uit het labyrint
wist te helpen? Opdat er voor de
buitenlandsche pers geen reden meer besta,
met de Revue de Paris schamper te
vragen, of wij alles hebben voorbereid
om dit vraagstuk een oplossing te geven
in overeenstemming met on je wenschen,
onze onafhankelijkheid en nationale waar
digheid. D. K.
De mislukking van het Particu
lier Initiatief' en de
BisicoOverdracht" in zake Sociale
Verzekering.
De laatste beide jaren, maar vooral het
laatste halfjaar is de kritiek, die op onze
ongevallenwet wordt uitgeoefend, scherper
en luidruchtiger geworden. Het is steeds
crescendo gegaan. De verdedigers werden
overstemd door de critici, j a 't leek soms wel of
niemand meer den moed had 't voor de tegen
woordige regeling der Ongevallenwet op te
nemen. Tot dit boek verschenen, is. Met
luide stem, soms te luid, neemt de schrijver
de heer J. W. E. Duijs, 't voor de Onge
vallenwet op, of juister gezegd: hij
verdeiiininmiiniiiiiimmiiiiiiiii Minimin iiiiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiniiiiiiNiiiiiii
ontdekte zjj, dat zij dol veel van mr. Hogers
hield.
Onmiddellijk dus na het gesprek waarmee
dit verhaal begint, zocht miss Carter haar
beminde op en verzekerde hem van haar
onveranderlijke genegenheid.
Trek 't je maar niet aan, Nelly; eindelijk
krygen we onzen zin toch", zei mr. Rogers
bij wijze van troost. De tijd der vacanties
?aderde anel en reeds hadden de heer en
mevr. Carter verscheidene twistgesprekken
gehad over welke badplaats ze met een bezoek
zouden vereeren. Op zekeren dag kwam mr.
Carter met een verbazingwekkend voorstel
voor den dag.
Jane", zei hij, late' me naar 't va beland
gaan". Mevr. Carter staarde haar echtgenoot
met ijskoude, onverholen verachting aan.
Ga liever naar 't gekkenhuis l" merkte z 3
minzaam op.
Ik begrijp waarachtig niet waarom je je zoo
dik maakt", mompelde Carter beleedigd.
Waarom kunne we niet naar 't vasteland
gaan? We hebbe' d'r toch de cente' voor.'!
John Carter, je woi' kindsch", zei mevr.
Carter op strengen toon. Hoe durf je me
te vragen mee naar 't vasteland te gaan,
waar ze kikkers en slakke' ete', en waar de
mensche' met messe' rondloope' net as wij
'n horloge in onze zak hebbe' ? Is dit denke'
om je wettig getrouwde vrouw?"
Maar, Jane ."
Ik wil d'r geen woord meer over hoore',
John afgeloope' l"
Aldus werd het plannetje van den heer
Carter in da geboorte gesmoord, maar later
kwam hij met een nieuw argument aan, om
er kracht bij te zetten.
De bure' zoue' op hun nagels b'yte' van
afgunst, Jane", merkte hij op.
Dat geef ik toe, John," mompelde mevr.
Carter nadenkend.
Mr. Carter had de meest wondbare plek
zyner goede vrouw uitgekozen. Haar hoogste
ambitie was te schitteren in hare omgeving,
en ze wist, dat als ze naar 't vasteland ging,
ze hierover kon praten tot haar dood.
Ze zag zich al zitten, zeggend: Toen ik in
Parie" was," en stelde zich al voor hoe haar
geduchtste mededingster, mevr. Hobbs, bleek
zeu worden van afgunst. Maar haar vrees
voor buitenlanders behield zelfs ook nu de
overhand over haar maatschappelijke ambitie.
digt de Ongevallenwet door een aanval op
haar critici. Zwaar geharnast trekt hij te
gen hen op en tracht geen wapen onge
bruikt te laten. Met ijver heeft hij blijkbaar
jaren-aan-een zijn materiaal verzameld, dat
hij echter minder wetenschappelijk dan
polemisch gebruikt. In zijn ijver oin de
goede zaak zoo krachtig mogelijk te ver
dedigen, dia hem en ons ter harte gaat,
laat hij zich wel eens tot uitdrukkingen
verleiden, die m. i. in een dergelijk werk
niet te pas komen. De tegenstanders van de
huidige regeling der Ongevallenwet laten
geen wapen ongebruikt om die regeling te
treffen. Hun heele campagne zit, zooals de
heer Duijs bewijst, uitstekend in elkaar,
maar daarom kan men hen slechts benijden,
doch. moet men niet spreken over listige
wijze" intriges" enz. De toon" van hot
werk, en vooral in don laatsten tijd wordt er
blijkbaar zooveel aan de ,,<yoecfe" toon
getecht, zal velen afstooten en het boek ter
zijde doen leggen. Doch daaraan zou men
verkeerd doen, want men zou dan geen
kennis nemen van heel het rijke materiaal,
dat de heer Duijs ons aanbiedt.
Reeds het eerste hoofdstuk de oorzaken
van den strijd tegen de
Rijksverzekeringsbank en de Ongevallenwet" verschaft ze.
Wie de geschiedenis der Ongevallen wet heeft
meegeleefd, de verwerping der Eerste Onge
vallenwet, de tot stand koming der wet in
haar tegenwoordigen vorm, zal hierin niet
zooveel nieuws vinden, al zal men met
genoegen de heldere uiteenzetting lezen,
van de oorzaken van het deficit van de
Rijksbank en van de verliezen, die particu
liere maatschappijen moeten lijden.
Het tweede hoofdstuk dat de wijze behan
delt waarop de campagne tot heden werd
fevoerd" brengt wel een staaltje ervan bij,
at de tegenetanders van de Ongevallenwet
soms over de schreef gaan in de wijze
waarop zij den strijd voeren, maar wij
willen ons meer direct bezighouden met
het 3Ie hoofdstuk, waarin het doel der
campagne en de gevolgen eener eventueele
overwinning" worden behandeld. Het eigen
lijke doel is niet de opheffing van het
bekende deficit, maar volgens den schrijver
ten Ie het onder meerdere werkgevers
invloed brengen der ongevallenverzekering,
ten 2e het recht van medespreken der
arbeiders zooveel mogelijk te beperken, en
ten 3de de staatsbemoeiïng, zoo ze niet
heelemaal kon worden opgeheven, toch tot
een minimum te reduceeren.
Volgens den schrijver worden de werk
gevers niet in de e plaats geleid door
overwegingen van fiuancieelen aard, maar
zagen zij, en volgens hem terecht, in het
tot stand komen van sociale verzekerings
wetten, geschoeid pp publiekrechterlijken
leest de mogelijkheid geboren worden voor
ee-ige machtsverschuiving in de positie die
zij als werkgeversklasse tegenover hun ar
beiders innemen. Door de publiekrechter
lijke verzekering missen zij
mede-icoggiagschap in de uitvoering der wet. Door den
Staat te schuiven tusschen werkgever en
werknemer, meenen zij dat het verband tus
schen beiden op ruwe wijze is verstoord.
Als werkgevers meenen zij verplicht te
zijn voor do belangen vau hunne werk
lieden te zorgen, ook voorde belangen van
de industrie, die zij oordeelen dat door den
Staat niet zoo goed kunnen worden behar
tigd. De risico-overdracht is voor hen dan
slechts een middel om tot het doel:
medezegginschap, te geraken.
Zoo tracht de schrijver te betoogen, en ver
volgens behandelt hij de voordeelen die door
de werkgevers gezegd worden aan de risico
overdracht verbonden te zijn, o.a. dat 't
aantal ongevallen zou verminderen, daar door
de risico-overdracht de werkgevers worden
geprikkeld al betere veiligheidsmaatregelen
te beramen. Immers, hoe minder ongevallen,
das te lager premie. Maar met een aan
haling uit de memorie van antwoord van
1899 tracht de heer Duijs dit weerleggen.
Wat hij daarvoor aanvoert lijkt mij hoewel
sterk, niet afdoende; want al mag het aantal
ongevallen stijgende zijn, al mag de stati
stiek van de oorziken der ongevallen ook
aangeven dat tegen zeer vele ongevallen
Uufallverhütung" niet zou helpen, toch
moeten betere veiligheidsmaatrelen minder
ongevallen ten gevolge hebben, al wordt
Nee, John, ik ga niet mee, afgeloope,"
zei ze.
Mr. Carter zuchtte. Ik wil je wel bekenne',"
zei hij, dat ik graag had kunne' zegge', dat
'k op 't vasteland geweest was. Maar ik zal je
es wat anders vertelle'. 'n Paar maande'
geleje' vertelde 'n amice van me in de City,
me van 'n zaak die op zich neemt briefkaarten
voor je te versture' uit alle plaatse' van 't Vas
teland. Je heb' maar naar hun, kantoor te
gaan en prentbriefkaarte' uit te zoekfe' voor
al de plaatse' waar je beweert heen te wille'
gaan, en d'r wat op te schrijve' en ze te
adreaseere'. Dan stuurt die firma ze in goeie
volgorde van de plaatse' op 't vasteland af.
't Eenige wat we dus te doen hebbe'," ging
Carter voort, is naar 't een of ander rustig
plaatsje te gaan, en vóór dat we gaan, de
zaakjes op te knappe' met die lui, en dan
vertelle' we an iedereen dat we gaan reize'
op 't vastelacd. De briefkaarte' zorge' voor
de rest."
Mevr. Carter luisterde gretig. Dit voorstel
lachte haar bijzonder toe; en eindelijk stemde
zij erin toe. Daarr.a sprak ze van nitts anders
dan van de aanstaande reis op het vasteland.
Het deed haar goed te zien hoe mevr. Hobbs
en andsre even aditenswaardige dames groen
werden van afgunst, terwijl zij daar zoo non
chalant, alsof 't niets te beduiden had, zat te
babbelen over haar aanstaande bezoeken van
Parijs, Berlijn, Kome, Madrid, St. Petersburg
enz.
Er bleef nog een tweede kwestie te regelen,
en dat was waar zij hua vacantie wérkelijk
zouden doorbrengen.
Ik ga niet weer naar Margate of
Ramsgate," *jzeize. Daar zijn we al jaren en jaren
achtereen geweest."
As we es naar Brighton ginge," zei Carter.
Daar zoue' we iemand die we kenne' kunne'
tegekome'. See, we moete' 'n stil plaatsje
hebbe'."
Na lang en rijp beraad kozen ze Bognor
uit, daar dit te stil zou zijn voor iemand van
de vrienden der Carters.
En zoo reden op zekeren dag de beer en
mevrouw Carter naar Loadon Bridge met
een geweldige vracht bagage. Een aantal
dan ook deze gunstige tendenz door meer
dere slechtere opgeheven. *) Wil men de
duur der invaliditeit en de voortdurende
arbeidsongeschiktheid verminderen, dan
wordt m.i. nog te weinig aandacht gewijd
aan het feit, dat vooral de chirurgische
wetenschap in dit opzicht veel verbetering
eischt. De resultaten in Keulen, met spe
ciale behandeling van beenbreuken, bereikt,
moeten de chirurgen dunkt mij aanmoedi
gen door nauwlettender studie, speciale
behandeling, enz., de noodlottige gevolgen
door een ongeval tot een minimum te re
duceeren. Keulen leert ons, dat iu dit op
zicht nog heel wat te do 311 is.
Maar hiervoor is evenmin de risico-over
dracht of het medezeggingsicliap der werk
gevers noodig.
Dat de arbeiders speciaal belang bij de
risico-overdracfit hebben, in mijn uitvoerig
artikel, in den vorigen zomer in dit
weekblad opgenomen, heb ik, geloof ik,
aangetoond, dat het eenig belang, dat zij
er bij zouden kunnen hebben, nl. dat de
werkgevers hen half-valide weder in dienst
zouden nemen om hun geheel herstel te
bespoedigen, dat daarvoor de publiekrech
terlijke regeling geen bezwaar is. De lezer
zal dus kunnen begrijpen, dat schrijver
dezes het met den heer Duijs eens is, waar
deze geen enkel voordeel voor de
arbeidersklasso kan bespeuren in de risico overdracht.
Wat b.v. als een voordeel der risico
overdracht wordt aangeprezen, nl. dat kleine
ongevallen in de fabriek worden behandeld en
niet aangegeven, welk voordeel bij opheffing
der publiekrechterlijke regeling nog aan
merkelijk zal stijgen, is zonder twijfel voor
de arbeiders geen voordeel. Vermindering
van het aantal ongevallen zal zeker daling
der premies, der onkosten ten gevolge
hebben. Maar ten nadeele der arbeiders.
Wie zal nl. beoordeelen of een ongeval
ernstig genoeg is om te worden aangegeven ?
De patroon, de verbandmeester der fabriek
enz. Dus: niet-deskundigen. Gevolg zal zijn
dat verscheidene ongevallen, door leeken
als van weinig belang beschouwd, later
zullen blijken (door verergering) van
ernstigen aard te zijn. Zoo is mij bekend hoe
een oogongeval als van te weinig belang
niet werd aangegeven. Later bij een tweede
ongeval, dat er kort op volgde, werd ook het
eerste oogongeval wegens voortdurend klagen
behandeld. Er bleek een metaalsplinter in
het oog te steken! De heer Duijs beargu
menteert een en ander mot cijfers uit
officieele stukken.
In de vier laatste hoofdstukken van het
hier besproken werk wordt de vraag onder
de oogen gezien: Waaraan is het tegen
woordig tekort te wijten'? Vervolgens: hoe
zou daarin t dans moeten worden voorzien
en op welke wijze kan in de toekomst een
dergelijk tekort voorkomen worden;1
Op de eerste vraag geeft de schrijver
een uitvoerig antwoord, waaruit blijkt, dat de
risico-overdracht daaraan de grootste schuld
heeft. Het antwoord op de tweede vraag
is dan vrij gemakkelijk. Degenen, die de
risieo-overdracht hebben toegepast, moeten
het te kort bijpassen d.w,z. de premies
moeten verhoogd worden en wat de laatste
vraag betreft, schrap de risico-overdracht
en het zal uit zijn.
Ik geloof, dat de schrijver hier de kwestie
niet in 't hart heeft getast. Zeker, als er
tekort is verhoog je de premies, de ont
vangsten vermearderen, de uitgaven niet
in die mate en het tekort zal verslinken.
Zoo eenvoudig is de zaak niet. De oppo
santen beweren juist dat de premies hoog
genoeg, maar dat de uitgaven te groot zijn,
omdat de administratie te duur is. Dit nu
wordt niet genoeg weerlegd. De voorstan
ders der publiekrechterlijke regeling moeten
m. i. wel degelijk onderzoeken of er niet
bezuinigd kan worden. Of met het behoud
van het beginsel de uitgaven, niet voor de
eigenlijke ongevallen noodig, niet kunnen
dalen. Zou dit kunnen worden bereikt, dan
zou men de oppositie enorm verzwakken.
*) Maar daarmee wil ik geenszins zeggen,
dat voor verbetering van Unfallverhüting"
de risico-overdracht onontbeerlijk is. Integen
deel 't lijkt me dat Rijksverzekeringsbank en
Arbeidsinspectie hier een vruchtbaar terrein
voor samenwerking moeten vinden.
*) De van-Zaterdag-tot-Maandag badplaat
sen der Londenaars en vooral van de langer
daar vertoevende par venu's.
afgunstige vrienden zagen hen vertrekken,
voor zoover zij wisten, om den boottrein te
halen.
En na dat oogenblik begonnen er brief
kaarten te komen. Ze begonnen met ansichten
uit Parijs en toen kwamen er achtereenvol
gens uit Orleans, Lyon, Marseille, Monte
Carlo, Nice, Florence, Rome, Luzern,
Innsbrück, Venetië, Triest, Weenen, Praag, Leipzig,
Berlijn, Haunover, Keuien, Brussel, Brugge
en Ostende. Een voortdurende stroom vrien
den bezocht geregeld de villa der Carters te
Ciapham, om de briefkaarten-tentoonstelling
te bezichtigen. Zij volgden de Carters op heel
hun langen tocht met gevoelens van
onvermengde afgunst.
In meeriere fomilieacliooten ontstond er
tweedracht want el se bezoekster deelde
haren echtvriend mede, dat als ze den heer
Carter inplaats van hem getrouwd had, ze
nu ook op 't vasteland had kunnen reizen.
't Gevolg was dat er verscheidene
echtgenooten in Clapham rondliepen, dorstend naar
't bloed van Carter.
Onderwijl wareii Carter en zijn vrouw te
Bognor aangekomen ea binnen drie dagen
verveelden zij er zich dood.
,.Ik zeg maar, d'r gaat niks bove'Margate",
mompelde Carter op zekeren morgen somber.
,, lohn, gauw je hoofd achter je krant,"
fluisterde mevrouw Carter plotseling. Daar
komt die ouwe iang van 'n mevr, Wilson au."
Het omvangrijke lichaam van Carter trilde
als een half-warme vlade, en h\j stak zijn
hoofd haastig; achter zijn courant. Mevrouw
Carter stak woest haar goud met-scharlaken
parasol op fin gaf een niet slechte nabootsing
van een stormvogel te zien.
Langzamerhand trok het gevaar af en toen
haastten de Carter's zich naar hun pension.
We kunne' helaas niet langer blijve',"
riep mevrouw Carter. Ocb, heere, ik ben
d'r kapot van!"
Mijnheer Carter legde dus aan de
peneionhoudster uit dat dringende zaken hem en
zijn vrouw wegriepen. De goede dame merkte
terloops op, dat de dringende zaken den heer
Carter op een maand huurder kamers zouden
te staan komen. Mr. Carter betaalde dit met
genoegen en vertrok met zijn vrouw naar
een ander oord.
Te Littlehampton stapten ze uit. en liepen
kalm 't perron af, toen mevrouw Carter haar
Genoeg middelen zijn reeds genoemd o.a.
decentralisatie. Ik wijs b. v. nog op de
Plaatselijke Commissie volgens art. 86, die
zonder in haar tegenwoordigen vorm veel
nut te stichten, de Bank stapels schrijf werk
enz. bezorgt.
Ook wat de heer Duijs wil na opheffing
der risico-overdracht lijkt mij wel aan
eenige bedenkingen onderhevig. Hij wil de
onkosten dan niet verhalen door premies,
hooger of lager naar den aard van het
bedrijf' maar hij wil ne premie heffen
m.a.w. eene belasting ervan maken, die
alleen varieert door loonhoogte eu loon
bedrag. Ongetwijfeld zeer eenvoudig, maar
geheel in strijd met het beginsel, dat onze
wet ten grondslag ligt, n.l. dat het bei/rijf
de risico moet dragen. Zijn boginsel is
lelastituj van industrie, handel en nijverheid. Con
sequent door geredeneerd zou hij evenals
bij staaisouderdomspensioen moeten komen
tot een staatsongevallenrente, terwijl dan
de onkosten uit de staatskas worden bestre
de o, uit de algemeene staatsinkomsten.
Een beginsel, dat wellicht onder andere
maatschappelijke verhoudingen voor verwe
zenlijking vatbaar is, doch waarvan de toe
passing mij thans onaannemelijk voorkomt.
Daar er van invoering ook wel geen sprake
zal zijn, volsta deze korte opmerking.
Resumeerende zou ik willen zeggen, dat
het boek veel waardevol materiaal verschaft,
dat het geslaagd is in zijn aanval op de
risico-overdracht die te onzaliger ure in
de wet is opgenomen, doch dat de schrijver
overigens te kort schiet in de weerlegging
van de bezwaren, die rijzen tegen de dure"
ongevallenwet en zijn belastingstelsel, dat
het premistelsel moet vervangen, niet aan
nemelijk genoeg heeft kunnen maken.
Haarlem 1908. J. GEBRITSZ.
M. H. VAN CAMPEK, Opstellen. Bussum,
C. A. J. van Dishoeck 1908.
^.Critici en recensenten staan in onzen
plezierigen tijd waarin haast ieder leeft,
en zich zijn buurman voorgtelt, met n oog
scherp lettend op eigen doen-en-laten, eigen
houding vooral, en n op dat van de
concurrentie" nu juist niet in een reuk
van heiligheid. Kon men het alles eens
hooren wat onder de menigte ook die
der kunstenaars en kunstminnenden over
de recenseerende dames en heeren wordt
uitgeroepen of gemompeld, gegrijnelacht of
gevloekt het zou een kunst op zichzelf
worden den noodigen hoogmoed" bijeen te
garen om aan een nieuwe recensie te be
ginnen. Iemand, wiens bloedeigen en
teergeliefJe zoon veel aan de litteraire
boekbeoordeeling doet, noemde in een gezelschap
van goadgeloovige buitenstaanders, als eenige
oorzaak van de felheid der tegenwoordige
critiek: Jaloezie, niets dan broodnijd en
jaloezie, meneer! Ze gunnen elkaar 't licht
ia de oogen niet!" Ea over de heergchende
anarchie" (zonderlinge contradictio in ter
minis!), het elkaar moed- en kwaadwillig
tegenspreken, de kliekgeeat, de oogendienery,
de onedele wraaknemingen der recensenten,
werd, misschien nooit zooveel als tegen
woordig, gehoofdschud, gesputterd, getoornd,
ja geraasd en geraaskald, en dat niet alleen
over de thee- of bittertafeltjes, maar
helaas l ook in dagbladkolomnaen, en ten
aauhoore der goe-gemeente, die bij haar krant
zweert. Helaas, zeg ik. Want waarlijk laat
ik het maar in gemoede mogen verzekeren,
daar bewijzen nu eenmaal onmogelijk is
het is allemaal zoo vreeslijk niet, er is eigenlijk
maar hél weinis; van aan; ons landje" en
onze tijd" zijn in dit opzicht (als in wel
meer andere, geloof me) vrij wat beter dan
men waant (of voorgeeft te wanen).-Al mogen
er dan ook niet zelden wat oer-meu£chelijk
vooroordeel, persoonlijke antipathie, rancune
en meer van die verwarrende duiveltjes in
't spel zijn 't spel, inderdaad, een schoon
man plotseling bij den arm greep en hem
in bet damessalon trok. Toen Carter weer
wat op adem gekomen was, staarde hy zijn
vrouw aan met half btleedigden blik.
Wat is t'r nou, Jane?" vroeg hij geërgerd.
Ben je niet goed wijs geworde?"
O, John, dit kom 'k niet te bove'," hijgde
mevrouw Carter. Zag je dan niet wie dat
was hij de kiosk? Mevrouw Perry. Wat zie
je daar John?" vroeg ze achterdochtig.
Niks, Jane," gromde de plutocraat van
Clapham. Maar in ieder geval zulle me hier
wel niet kunne blijve'. Wat nou?"
Zeg es, dat is 'n dames-salon," riep plot
seling een stationskruier door de deur. D'r
uit, hoor."
Mr. Carter was téverslagen om iets tegen
te zeggen, en verliet de wachtkamer als een
lam en bleef somber naar een paar aanplak
biljetten staan kijken.
Jane," zei hij plotseling, late me naar
Southsea gaan."
En aldus kropen ze met het boemeltreiutje
voort naar Southsea, waar ze laat in den avond
aankwamen. Zij namen hun intrek in het
Stationshotel en begaven zich kort daarna
doodmoe ter ruste.
Maar juist toen Carter in zou dommelen,
greep z'n vrouw hein bij den arm en kreunde.
Kramp?" vroeg Carter slaperig.
Ik herinner me daar," kermde mevrouw
Carter, dat Godby en zy'n vrouw ook ia
Southeea zijn.
Mr. Carter kwam overeind en sprak
geruimen tijd over dit onderwerp. Zijn
weuschen voor de familie Godby vloeiden letterlijk
van zijn lippen als water kokend water.
,,We gaan naar Portsmouth en dan steken
we over naar Wight," besliste hij, toen hij
zijn rijke woordenschat bad uitgeput.
Den volgenden morgen slopen ze reeds
vroeg naar het station, spoorden naar Ports
mouth en staken over. Zij zaten somber naar
de dansende golven te kijken, toen ze plot
seling achter zich stemmen bekende
stemmen, hoorden.
Ik hoor, dat ze zich best ammeeren. De
laatste briefkaart die ik gezien heb voor we
vertrokken, kwam van 'n plaats die geloof
ik Innsbrück heette. Waar ligt dat, George ?"
Ergens in Frankrijk," antwoordde George
en toen verwijderde het paar zich.
't Is Harris met z'n vrouw!" hijgde
me