Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1651
zware verwondingen teweeg gebracht, l
braad gesticht en 11' andere misdaden ge
pleegd. En toch zfin daar naar evenredig
heid meer opgeslotenen" dan hier.
De heer de Stoere zal toch zeker niet
vinden, dat ethnógraphische voorwerpen
buiten de musea zóó gevaarlijk zijn, en nu
wellicht van zijn verzuchting over de
geweigerde ? 150.000 zoodanig versteld
staan, dat hij voortaan veiligheidshalve twee
straatjes omloopt, als hij een inspecteur
van het Erankzinnigenwezen ontmoet.
Men trachte ruimte te maken door andere
vormen van verpleging in toepassing te
brengen. Men bouwe zoolang bij, totdat
men niet meer behoeft te laten wachten.
Dan bestaat er kans, dat een aantal lijders
zóó spoedig herstelt, dat men in de ge
stichten nog eens ruimte overhoudt.
Dr. H. PINKHOF.
Van Kuisen en Tronen Frans Remover.
Haagsche roman, door JAN Wz.
AND&NNB. L. J. Veen, Amsterdam 1908.
Jammer, doodjammer van den flinken,
Beren knaap, die zijn lichtmiesery daar
gelaten meer deugden bezat dan de meeste
zijner genooten. Bij al zjjn fierheid en trots
en opbruisende drift had hij een vergevings
gezind,, haast teeder gemoed en menig arme
vrouw en dolende deern in Groot Mokum
heeft zegenwenschen uitgesproken over het
prachtig gelokte hoofd van den nooit
dronken maar vaak licht benevelden
nachtvogel Goga....
En wél gróót moet in die jonge borst
het fonds s ij n geweest van eerlijkheid en
ridderlijkheid, dat hij na 'n paai jaar van wild
zigeunerleven nog altijd 'n paar open heldere
kijkers had, die hij voor niemand behoefde
neer te slaan. Het was volkomen waarheid
wat hy eens tot... zyn vader zei...: ik
heb gemeen geleefd, maar ik ben nooit gemeen
geweest'. Die geschiedenis met Agnes ?... Zij
was hem blindelings gevolgd, zonder eenige
paaierij of slinksche belofte van zijn kant,
hu had haar eerlijk gezegd wat haar misschien
te wachten stond-in het groote Amsterdam.
Maar ze was bliod en doof geweest van
Goziekte (zoo noemde zijn clublui dat verschijn
sel). En toen hij genoeg van haar had? Toen
had hij niet gerust aleer ze'n flinke betrekking
had in 'n warenhuis, dat goede zaken met haar
maakte, want het heerenbeaoek verduabelde
sedert haar aanstelling. En ging Duco niet
soms naar 't warenhuis om 't lieve kind te
waarschuwen dat ze nu op het rechte pad
zou blijven?..." Enz. bl. 198 199.
Lang is het citaat, maar ook compleet.
Men kan er de talrijke
qualiteitenaandemonstreeren die dezen roman uit de beste
nadagen onzer slapste Romantiek zou men
zeggen eigen zyn. Men kan deze zelfs
kortelijk demonstreeren. Kleurlooze
verslagStyl, niet zonder vaardigheid, maar rhetorisch
achteloos en ongevoeld van woord en zins
gang; sentimenteel e verliefdheid op de
eigengeschapen figuren, hetgeen zeggen wil... wat
ik later zeggen zal; volmaakte romantiek in
levens- en wereldbegrip; jeugdig-overtuigd
zyn van het gewicht zyner bevindingen of
beweringen; ietwat vulgaire jovialiteit, blij
kende uit dat Groot Mokum", een uitdruk
king inderdaad van allerliefste koffiehuis
intimiteit...
Ziedaar zoowat het voornaamste, dat uit
het troebele water naar boven komt, als
men er in roert en dat de verdienste heeft
ook voor het gansene werk te gelden. Alleen
komt er misschien nog bij een volkomen gemis
aan karakterteekening en een
allerzonderlingste moraal. Doch dat ontbreken van
werkelijke menschelykheid houdt verband
met romantieke visie der dingen en verliefd
heid op het eigen maaksel, terwijl die
moraal... niet behoort tot de literatuur in
strikten zin, al is zij ook juist de voornaamste
reden waarom het boek de aandacht waard is.
Immers, met deszelfs literairen kant, met
het boek als kumlwerk, hebben wij nu wel
afgedaan. Men moge de eisenen voor het
ERFGENAMEN
DOOR
W. M. E B BIX K.
't Begon al zoetjes-aan te donkeren in de
kamer. Mevrouw Koppen had met hulp van
een van hare dochters de vaten gewasschen
en zat nu zwijgend voor het raam te kijken
op de straat, waar werkmenschen, soms mes
vijven, zessen naast elkaar, de blikken
koiiieflesschen bengelend op de rug^of in de hand,
haastig, verlangend thuis te zijn, met groote,
zware passen, de bovenlijven moe-voorover,
voorbijgingen.
't Was het dagelyksch rustig zitje voor de
thee, die aan het eind der tafel op 't nikkelen
comfoor te trekken stond boven het
spiritusvlammetje, dat om zich heen een kleine kring
van licht verspreidde door 't dunne trans
parant van aardewerk, dat aan de zijden in
't comfoor was aangebracht en waarop herde
rinnetjes met schaapjes waren uitgebeeld.
Stil was het in de kamer. Voor 't andere
raam, de hoofden by'na tegen 't glas gedrukt
om beter nog te kunnen zien, zaten Jet en
Tooa, de beide oudste dochters, te lezen,
terwy'l de jongste, een meisje van achttien
jaar, dat Anna heette, zich op de vloer een
litplaats had gezocht en 't hoofd had neer
gelegd op moeder's schoot.
Er werd gebeld. Mevrouw keek op.
Wie zou dat zy'n?" vroeg ze in 't algemeen,
maar kreeg geen antwoord. De beide oudsten
bleven lezen en ook Anna scheen zich van
de bel niets aan te trekken.
Toos, doe es open," zei mevrouw.
HèGod, ma, waarom ik nu? Ik kan nooit
ea gezellig doorlezen."
Jet, doe jy dan opeo."
Hèma, ik zit ook te lezen, dat ziet n
tooh wel. Waarom kan zy 't niet doen. Of
laat Anna het doen. Die doet niets, die zit
toch maar te slapen."
, Anna,'t hoofd oplichtend, zei vinnig dadely'k:
Nee maar, alsof dat wat anders is dan lezen.
romantisch verhaal nog zoo bescheiden stellen,
tot er haast niets meer overbluft dan papier
en druk, een geringe, de geringst mogelyke,
aantrekkelijkheid ter lezing en een weinig
aannemelijke menschelijkheid kan men een
auteur toch niet schenken.
Wij hebben nu eenmaal zekeren kijk op
's levensgebenren verworven, die tamelijk van
de vroegere, romantieke verschilt en waarvan
wij, gewis niet zonder ver watenheid, meenen,
dat zy beter aansluit bij de visie der beste
kunstenaars in vroegere tijdperken. Dit in richt
nu wenschen wij, hoe dan ook, terug te vinden
in een verhaal van de werkelijkheid, der
objectiviteit, die wif waarlijk ai subjectief
£t-noeg rangschikken door haar met onze
gedachten en woorden te herscheppen. Be vust
moet daar niet veel subjectiefs aan toegevoegd
worden, of ons se f oei van realiteit gaat
verloren.
De romanüci echter, die ook de wereld
onbevangen en objectief trachtten aan te z en,
waren minder zelfbewust dan wij en ook nog
sterker onder religieuse en moreele invloeden.
Ondanks hun beteren wil, verviel voor hen de
menschheid nog altijd in twee soorten: dagoede
menschen en de slechten, en &e balstnriee kin
deren vonden zij er vaak een prikkelend
genoegen in juist de slechten, de
maatschappelyk-verachten, te verheffen. Aldm heeft
Victor Hugo in al zijn romans gedaan en ook
Balzac ia daar menigmaal niet boven uit.
Eerst, de naturalisten, met Flaubert en
Zo'a, reageerden niet meer tegen een
religieu-;moreel-aesthetisehe onderscheiding, ondat zij
inderdaad in hun kunst van die scoeiding
geen weet, en dus geen last, hadden. En
tegelyk hiermede verviel, ten minste bij de
goede schrijvers, de voorkeur, die de roman
tieken voor hun helden, de sociaal-verwor
penen, betoond hadden en die heftiger was
naarmate zij die meer veracht wisten.
Sedert men de wereld aankeet, als de physici
de verschijnselen der natuur, behoefde van een
voorkeur geen sprake te zijn. Zoo er hartstocht
te pas kwam gold die allen levensuitingen.
het leven zelf, doch niet het eene verschijnsel
meer dan het andere. F.n de fchoone
ingehoudenheid.de noodzakelijke zelf bebeersching
die hiermee de kunstenaar die toch ook
steeds een men^ch van moreelen voorkeur
blijft zich oplegde, bewijst wel dat van deze
zijde bezien tenminste het naturalisme niet
de kunst der kleinen en jwakken" is, gelijk
V. Scheltema in zijn merkwaardig boek be
weren wil. Die kleinen en zwanen", de
ij4elen vooral, kwamen beter uit met de roman
tiek, die het oirbaar achtte zich boos te
maken op de zelfgei-chapun slechtaards of
de evenzeer eigen vervaardigde Deugd onsma
kelijk op te vrijen.... gelijk ook deze auteur
van Kussen en Tranen het zijne, heldin al op
pagina 2 belieft te doen. Maar wat daarachter
zit is niets dan sentimentaliteit en gevoelige
zelfverheffing, dezelfde sensatie die de men
schen bij een melodrama- vertooning den Held
doet toejuichen enden Valst-haard uiljouwen.
Zij gevoelen zich 3a,i n met dien held
(of heldin) en zoo ontzaggelijk veel braver
dan de slechtaard, dat het is als een lekker
lauw bad in streelende zelfverteedering.
Maar in de practijk des levens blijven zij
de harde krengen" (si j'oae rn'exprimer ainsi)
die zij altijd waren....
Natuurlijk slaat deze laatste kwalificatie
niet op de company present" van dezen
Haagschen auteur. Men kan een aroot karakter
zijn en toch slechte knnst maken. Van Attn
Troll, dien Tender,z-bar, beweert Heine im
mers hetzelfde: hij was geen talent, maar
een karakter, hetgeen dan inzake moraal
vooral blijken moest. Ook bij dezen letter
kundige. Zijn schrijven en zijn kijk op de
wereld en het leven mogen verbazend
ouderwetsch zijn, en, naar ruwe schatting, tusschen
de 1840 en, '50 te stellen, zijn moraal begrip
is daartegen des te moderner. Almachtige
gcön! Dat is om verblind en verbijsterd van
te worden als men dat leest. Mochten
wij ons nog al zelfvoldaan en superieur ge
voeld hebben bij het aanvankelijk gewaar
worden uit welke ganzepen (om het
ouwerwetsche aan te duiden) dit dikke boek
gevloeid was, zoodra, en zeifa nog eer, wij
halverwege waren, verdween die fierheid en
bevonden wij ons klagelijk klein van pure
verbouwereerdheid.
Want... wat gebeurt hier, wat wor It in
dit boek maar zoo eens eventjes opgezet?
Er is een schat" van een meisje, een
prachtkind van gezondheid, levenslust,
reinDoe jij 't maar hoor," en /.e wilde 't hoofd
we?r neerleggen, toen ma, om 't langer
kibbelen te vo:irkomen, zelf opstond.
Dan zal je moeder 't zelf maar doen.
Jullie zijn wel lieve kinderen, dat moet ik
zeggen."
Maar nijdig ineens sloe» Toos haar boek
dicht, sprong op on liep "vlug naar de deur.
Mevrouw ging nu weer zitten, luisterend,
wie er wezen zou.
Weer klonk de bel en Toos riep onder 't
loopen naar de trap: Ja, geduld een beetje."
Toen trok ze aan het touw.
Ma thuis?" vroeg et-n hooge mannenstem.
Hè?" zei mevrouw. Oom l'rans? Dat
gebeurt niet veel/'
Oom Frans?" vroeg Anna, arrejakkes."
Oom Frans was niet bemind. Heel zelden
kwam-i. Alleen, wanneer er iemand jarig
was, liet hij zich zien, maar r.ooit nog had i
ook een kleinigheid slechts gegeven, hoe
warmpjes hij ook in z'a duitjes aat.
Kom a boven," zei Toos.
Ma is immers thuis?"
Ja Oom."
Een oogenblik daarna vejscheen d.» lange,
magere gestalte van oom Frans, een broer
van pa, en even bleef hij staan om in het
schemerdonker van de kamer zich te ori
nteeren. Mevrouw stond op en zei:
Zoo, Frans. Ben jij daar?"
Dag Marie," zei oom en liep de kamer
in, gaf iedereen de hand. Jet ging weer
kalm door met lezen.
Geef oom es een stoei," zei mevrouw,
Laat maar, laat maar. 'k Ben er al," zei
oom, nerveus gebarend, nam zelf een stoel en
ging toen zitten bij de tafel. Eerst was't een
wederzydsch gevraag, hoe 't er mee ging, tot
oom, nadat een oogenblik niets werd gezegd,
vervolgde:
Je zult misschien vragen of er wat
bizonders is, dat ik nu kom."
Nu, 't mag tenminste wel een
bizonderheid heeten," antwoordde mevrouw.
Ja, je weet, 'k heb 't altijd allemachies
druk, zie je, 'k zeg, allemachies druk. Maar
'k ben er effetjes uitgabroke. 'k Heb van
middag.... vinde jullie goed, da'k een
sigaar opsteek?" en meteen trok-i z'n koker
uit z'n zak.
beid en deugd, zoo een meisje, als waarvoor
tegenwoordig zelfs de H. B. S.-directeuren
hun oogen neerslaan, als het wonderbare
licht uit. (die) stralende oogen" hun blik
ontmoet.
Enfin ... dat is dan toch waarachtig wel
een meisje, zooals een meUje wezen moet,
toch wel een normaal, een type-meisje, zou
ik meenen. Van decadentie, nevrose,
perversiteit en julke nare dingen, komt hier nu eens
heelemaal niets in (of ub) Wat zulk een
kind denkt en doet, kan geacht worden door
het allerbeste der natie gedacht en gedaan
te zijn en mag tot voorbeeld strekken. Is 't
waar of niet?
Welnu, dat eigenste meisje, dat bovendien
nog een wonder van handigheid, verstandig
heid en huialijke economie blijkt, dat meissie
verlieft op een twintig jaar ouderen oom. Xu
ja, zegt gij... als dat nu alles. ... Nee, dat
is niet alles, dat is heelemaal niet alles....
Ze is tegelijk onbewust verliefd, of zinnelijk
aangetrokken, of hoe noen 'C noemen "wil,
door den fieren knap»p" uit het lange citaat,
die ook zulse heldere kijkers" bezat. Maar
deze secundaire verliefdheid gevoelde zij als
een minderwaardige, als een enkel zinnelijke,
terwijl die voor oom" . ..
Niet dat deze genegenheid voor hem bepaald
ganz ohne mocht heeten. Het lieve Klaartje
geeft daar onloochenbare bewijzen van. Als
de veertigjarige oom zich als echtgenoot te
oud acht voor 18-jarig Klaartje, hoewel hij
haar aanbidt, forceert zij hem tot een
laatste afscheid op zijn kamer en ... en ...
in Jwijtnel verzonken had hij alle bezinning
verloren, behalve het bewustzijn van n
groote overweldigende liefdestroom, die hem
omhulde en doorvloeide en in hem afstroom ie
van vochtige, warme onverzadelijk dorstend?
lippen. Deze keer was beslissend ; hij voelde
het: hy' was verloren." (blz, 271).
Mij dunkt, dit is duidelijk. Ala een middel-,
schoon eer-bare oom met een 18-jarig nichtje
op zijn scioot, zich op die manier verloren"
voelt, dan... gebeurt er meer," zou Piet
van Gijzen zeggen.
Maar er blijkt hier ook nog op een andere
(zullen wij zeggen hoogzedt lijkt) bedoeling
aangelegd te zijn. Want na dit... vroeger
zouden wij het een ongeval genoemd hebben...
is Klaartje beter bestand tegen de verwerpe
lijke verlokking des fieren knaaps", meent zij.
Ala echter de oom", zich liefde- en
nehuldbewust losrukt en wegloopt, als Kiaartje
daarop zeer ziek wordt van liefde en ver
smacht, als ein llijk de oom zich van kant
maakt uit trouw aan 't gegeven woord en
Klaartjes ma van de schrik sterft, dan. . .
kooit het oogeubiik waarop Klaartje en Ijuco,
de fiare krjaap", elkander weer nadert-n
eu.. . de rest in een volgenden roman. Of
in alle romans van Marlilt, Werner, Hei
cburg en^. Het procédéis wolbekend : wat
eens elkander ha.ute, zal des te feller elkaar
beminnen.
Inlusrchen is d,^ vraag, hoe zit het
met deze moraal, die niei g~ëat heeft op
Jen dorren tronk der romantiek ? Is het
geval psychologisch mogelijk ? Bestaan er
zulke resolute maagden, die doen als Pri-ia
in Bouwmeester Solness / Maar Fiida wasén
klein barbaarije, een men^ch-die'tje. die een
voudig nam wat zij begeerde in
subliemonbewust egoïsme. . . . Kou deze auteur met
zijn Klaartje iets dergelijks bedoelen? Maar
daar ziet het niet naar uit, dat hij die
diepste décalentie, die in een grover
levenestaat zich weer tot gezondneid aanpast,
meenen zou. Eerder 7indt hij Klaartje een
superieur exemplaar der soort, wie noch
sociale conventie, noch kinderliefde, noch
schaamte, noch verstand, Eoch wat ook
terughoudt van hetgeen zijzelf goed en
gewenscht acht. En bet is belangwekkend te
bedenken dat deze auteur allicht een
geheelen kring van. eUjkvoe.enden om zich
v -riamelde, zoodat dit boek den geestesstaat
openbaren zou van een deel der burgerklasse,
die te gelijk maling" heeft aan de kunst
principes van '90 en aan het burgerlijk
fitHoen".
Waaruit blijkt dat het naturalisme toch niet
de schuld draagt van alle moreele
verwddering, ja, integendeel deze en de literaire
soms treffend camengaan.
Dat dit boek vele lezers vinden z d, behoeft
verder niemand te verwonderen want hei heeft
zeker d>ze verdienste dat 't met brutale over
tuiging geschreven is.
FRANS Cc K N-EX.
Jet, geef jij oom es een lucifer.... n
het afcchbakje." (er. gehoorzaamde, en onder
't heel voorzichtig afsnijden van het
sigarenpuntje vervolgde oom : ,,'k Heb vanmiddag
een brief gekrege vao tante van L'jukeu... .
dank JP, kindje..... of eigenlijk van...."
Oom deed de lucifer ontbranden, die voor
een korten tijd de schemerdonkere kamer
ilauw verlichtte, terwijl na eiten trek aan
de sigaar het vlaavnelja weer hooier op
schoot tn de uitaebiaiea rook zich door de
kamer spreidde. Toen blies hij 't vlauimfje
uit en even kijkend nu in ''t vuur van /-'n
sigaar, vervoij-de n ij : cf eigelijk van d'er
huishoudster, 'k zeg van d'er huishoudster,
en die schrijft, dal tante 't niet lang meer
zal make miiwchien."
Tante van Ljoken? wat heelt ze dan?"
Aat! de nii-re. De. dok'er geeft weinig
hoop meer. En nu meen ik, 'k zeg nu meen
ik, dat er indertijd na de dood van je man
geen toeziende voogd is benoemd voor je
kindere."
Neen," zs; mevrouw, dat is er ook niet.
Maar was dat dan noodig ?"
N'oodij? en iiiet noodig. ''t Is maar, "ie je,
tante is van de. Koppen's kant, en a's -M
nu sterft, Jan zijn jon kindere, en andere
nichtjes en ijeefjes natuurlijk, die zijn daa
erfgename, 'k zeg, die zijn dan erfgename.
En dan moet er voor de minderjarige k'.ndere
een toeziende voogd \reze, dat is de zaak."
O... ja... ais 't zóó is. Ais er wat te
erven valt. ..."
,,Dat zou 'k wel denke, ofschoon... ."
En dan is 't nog niet zoo heel zeker, dat
de kinderen hier wat zullen krijsen," zei ma.
Jou kindere niet? Waarom niet?" vroeg
oom verwonderd.
Nou, mij dunkt... na die geschiedenis
met dat porti et."
Portret? Wat voor portret?"
Maar weet je dat dan niet ?"
,,'k Weet van niks."
Maar je weet toch, dat my'n man met
tante woorden heeft gehad."
Weet ik niks van. Wat was dat dan ?"
Wel, oom heeit indertijd immers voor
jou en Jan dat groote portret van hem en
van tante laten maken."
Ja, dat weet ik. 't Hangt by me thuis."
Nagelaten. Studiën, door dr. H. J. POLAK.
Haarlem, H. D.Tjeenk Willink en Zoon.
1908.
Vier studiën zyn het die mejuffrouw Anna
Polak onder den bovenstaanden titel uit de
verspreide Essays van haren vader heeft
bijeengebracht ter herinnering aan zijnen
arbeid, vier studiën van verschillend gehalte,
en uit verschillenden tijd, doch elk op eigene
wijze bij uitstek geschikt om ons den diep
betreurden schrijver nogmaals voor oogen te
stellen, zooals de meesten onzer hem hebben
gekend.
De meesten. Want de krinj; dergenen, die
Polak in zijne volle beteekenis mochten
waardeeren, is beperkt. Hoe diepgaand da
keunis, hoe breed de belezenheid, hoe rijk
het oordeel ook moge ge *eest-zijn, dat den
schrijver in staat stelde deze studiën te schrij
ven, ook hijzelf noemde dezen arbeid
verpoozing", en onze warme waardeering voor
die verpoozingen kan ons niet doen vergeten
dat de uitnemendste krachten van zijn zeld
zaam begaafden geest zich hebben geopen
baard op een ander gebied, op het terrein
der historisch-filologische en kritische studie
van de Grieksche Oudheid.
Het is hier niet de plaats, om met ver
melding van titels die verklaring door be
wijzen te staven; ook is het aantal der
werken door Prof. Polak op het gebied der
klassieke philologie gepubliceerd, betrekkelijk
gering gebleven. Maar er zijn vele philologen
in Nederland, die nog uit anderen hoofde
dan uit gepubliceerden arbeid getuigenis
kunnen afleggen aangaande Polaks scherp
zinnigheid, aangaande zijne ontzagwekkende
kennis en zijn fijn kritisch oordeel. Wat
men zenden mocnt naar de studeerkamer
vaa den Rotterdamschen conrector, straks
(ua 1894) van den Groningschen hoogleeraar,
onverschillig of het een geschrift over Home
rus of over Callimachus was, over Plato of
over Epictetu*, over de Anthologia Graeca,
of over het Griekse hèdrama, dat werd daar
gelezen en beoordeeld met die aantrekkelijke
waardeering voor het goede, die geene fouten
voorbij ziet; en niet lang duurde het
korter naarmate de afzender jonger en onge
duldiger was of daar kwam een brief van
Polak: vier, zes, acht biadiijden, dicht be
schreven, clement doch eemjk in zijne af
keuring, warm in zijnen lof, suggestief in
zijne bestrijding en zijnen t-.ijfel. Was het
te verwonderen dat do drukpers hoe langer
hoe minder filologisch wt-rk van den
Groningscrien Hoogieeraar bracht, en dat
Polak zelf, slechts tea deele beseffend h >e
vruchtbaar voor vele zijner vakgeuooten de
ongedrukte arbeid zijner brieven was, sous
sla in wanhoop kon uitroepen: ,.Wat schrijft
gij allsn veel; ik moet dat alles leaen l"
Lezen was zijne taak, maar ook, het was
zijn talent. En van zijne uitnemende gaven
ais lezer getuigt op tretlende wijze dit viertal
studiën, uit een tijdvak van twintig jaren,
de Byzautijnsehe herinneringen (naar aanlei
ding van Schaepman's Aya S;,/ii) uit 18S6,
de karakterschets van Mommsen vastgeknoopt
aan de bespreking van het vijfde deel der
Römüc'ie fjeachichte uit het zelfde jaar, van
1893 de zeer breedvoerige studie over Ernest
Renan, welke wel slechts de histoire dupeuple
d'Israël in haren titel draagt, maar inderdaad
al de geschriften van Renan omvat, en ten
slotle de korte bescnouwing van Marcus
Aurelius' meditaliones (?Een dagboek uit
de oudheid") van 1907. On',e waardeering
van die vier studiën zal uit den aard der
zaak verschillend iijn. Van de eerste schijnt
het niet twijfelachtig, dat Polak zelf, indien
hij niet op grond van het feit dat de Aya
Sofia van Schaepman thans vrij wel vergeten
is, het stuk ter zijde had gelegd, toch zeker
in 1908 na de wijsiging door diepgaande
studiën als die van Krumbacher, Diehl,
Heeseling e. a. in ons aller oordeel over den
Byzantijnschen tijd" gebracht, de geheele schets
zou hebben omgewerkt. Maar desniettegen
staande zijn wij mejuffrouw Polak dankbaar
voor de opname. Om den Polaa: van vóór
dertig jaren te kennen is de herlezing de^er
studie kostbaar. Natuurlijk zag hy toen nog
in By.amiuma geschiedenis nauwlijks meer
| dan een decline and f uil: gonsden hem niet
nog de ooren van het zdutelo ize en
eindelooze gezwets dier vele Byzantijnse^
«choliasten, in zijne filologhcho studie met engelen
geduld door hem aaagelioord? Maar reeds in
de aandacht zelve door hem gewijd aan de
l
Nu juist. Toen kwam oom es, u>u wat een
jaar daarna, op een j>oeie da* plotseling over.
't Ge-tprek viel op de portretten en oom ver
telde, dat- i bij jou 't portret in et- n lijst had
i gezien. Wij hadden 't opt;eb</r^en, 1104 niet
laten encadreeren. 'k Weet mat, hoe het
kwam, maar op dat oogenblik durfde ik het
met te zezgeu, en oom KÖKK. de Kumer al
rond, maar zag 't niet. Toer. verzou ik een
leussentje en zei, dat 't was wegie.ra'i.kt, dat
we 't nergens konden lerii:; inden. Oom vond
't niet prettig, d^t ziig ik w<--. Maai- tante- is
er heel nijdig om gewacst. En roei; ooin ons
een audcr stuarde, was r-r etn i-'ief van 'ante
bij, il:e m'n man zoo rious mriaKte je wnöt
zelf wel, hoe scherp tante soms kan wezen
dat hij een nijdige brief terujïHcJfpi-f. En sinds
die tijd ".ijn we d'r nooit meer geweest."
Oom had verwonderd zitten luisteren en
gedurende 't verhaal was io«n een lichte
blijdschap bij hem opgekomer, Ala 't zóó
was, kon 't voor de kinderen >*an /-'n broer
wel ea minder goed aiioopen vrat de eri'eais
betrof en bleef er dus des 1 1- meer over o;n
te verdoelen. Hij wi»t, lal tante i:r goed bij zat.
Ja, als 't zóó is," zei hij. 't raadzaam vin
dend al vast voor te bereiden op een .;6ceplie.
Ken oouenbiik waa er toen weer stilte, tot
oom vervolgde: Eufin, je kunt niet wete.
Maar tante is nog al haatdragend weet je,
'k zeg, za is nog al haatdragend, ... Is 't lang
't Was even voor m n mau d dood.
Hm... Ja... Ja... Och, 't mensch kan
misschien nog een heele tijd leven, 'k Zal
es naar d'r toe gaan. Misschien hoor 'k nog
wel es wat van d'r ... Dus jullie zitte nou
met twee portrette van oom en tante. En
heb je die nou allebei laten omlijste?"
Welnee. Na die ruzie liggen ze nog zoo.
Je begrijpt, toen hadden we d'er heelemaal
geen lust oaeer in."
Nee ____ Nee ____ Enfin, 't zal misschien al
lang vergete zijn door tante. . . . Kom."
Oom keek op z'n horloge, boog zich naar 't
raam om beter te kunnen zien en stond toen
op. ,,'k Moet weg. Denk er nou nog es over,
je weet wel, over die voogd."
Kost dat veel geld?" vroeg mevrouw.
Och, veel en niet veel, zooals je 't noeme
wil. Als je 't noodig vindt ---- Willem, je
stad zoo grpotsch in de verte, vaak ont
goochelend bij naderen aanblik," ligt als een
voorgevoel van de belangstelling, welke weidra
de periode van Byzantiums bloei, dank zij
eener strengere en objectievere historiografie,
zou wekken.
Historische beschouwingswijze. Reeds in de
Byzantijnache Herinneringen toont hij daar
voor zijn eerbied.
Ernstig en langzaam lezer, heeft hij geene
verontschuldiging voor den dichter, die met
overhaasting werkt. Geen stroom van harts
tochtelijke invectieven" sleept hem mede.
Hij onderzoekt door strenge bronuenlectuur,
of niet wellicht verhoogde kennis personen
en feiten in klaarder licht plaatst dan waarin
de dichter ze had gezien.
De inspanning, tot zoodanig onderzoek
vereischt, heeft deze onvermoeide werker
ondanks zijne bedroevende zwakheid van
lichaam nooit ontweken. In den aanhef van
de studie over Theodor Mommsen, die mij
toeschijnt nog duidelijker dan de uitvoerige
Ejsay over Renan Polaks voortreffelijke gaven
te doen uitkomen, spreekt hij van de
vakgenooten", die bij de verschijning van het
vijfde deel der Komische Geschichte hunne
aanteekeningen oprakelen en hun geheugen
wakker schudden, om na te speuren of soms
eene plaats van een ouden echry ver, een op
schrift, eene munt, een datum aan de alles
omvattende geleerdheid van den giijien
meester is ontsnapt". Wie Polak zei ven
heeft gekend, die ziet hier t-en deel van
diens eigen arbeid beschreven. Evenwel
slechts een deel. Want by_deze minutiae bleef
hij niet staan. De onafgebroken lectuur bracht
aan zijnen rijken geest iets beters dan stof
voor bitse of eigenwijze kantteekeningen.
Niet dat de kritiek uitbleef l In hoofdzaak
zijn al de vier hier vereenigde studies ook
de laatste die de zijns inziens te hooge waar
deering van Marcus Aurelius' meditaties be
strijdt van kritischen aard. En vooral
ia de groote studie over Renan wordt de
schryver voornamelijk door zyn bezwaren
tegen Renans opvatting gebracht tot de
schoonste bladzy'den uit zyn boek. Zyn kleur
rijke teekening van den achtergrond dier
Joodsche wereld uit welke Jezus opkwam,
en zijn liefdevolle waardeering voorde religi
euze aspiratiën voor dat volk Israëls welks
dogmatische geloofsregelen hij reeds lang
had vaarwel gezegd, maar dat hij is blijven
eerbiedigen tot het eind toe. Kritiek ligt aan
dit alles ten grondslag: Polak was een van
hen die steeda onder het lezen de pen bij
de hand hebben; maar die kritiek was in
vorm en weien steeds voortreffelijk. Waarlijk
het was niet uit gebrek aan geest, dat hij
zich hei gevaarlijke genot placht te ontzeggen
van zijne lezers te doen lachen ten koste
zijner tegenpartij. Ofschoon Polak in stijl en
smaak waargchijnlijïonbewuit meer
Germaansch dan Gallisch was, hij had niet
den kanuibalisti-'.chen aanleg dier Duitsche
geleerden, die zooals hij ergens zegt, van tijd
tot tijd eenen letterkundigen tegenstander
of tegenvoeter levend moeten verslinden ter
scherping van hun wetenschappelijkeneetlmt.
Beschaafd in den vorm is deze schrijver
altijd, hetzij hij met zachte bestraffing van
ons vaderland wijst op den eerbied waarmede
de Duitscners niet slechts van onzen"
Moltke, of onzen" Bisrnarck doch ook van
onzen" Mom nsen spreken, hetzij hij om
eene eigenaardige zwakheid van Renan in
het licht te stellen opmerkt dat Ranans
teekenkunst eene bedenkelijke overeenKonvsc
vertoont met de schoonheid der Syrische
vrouwen, omtrent welke schoonheid de
fransche schrijver had verklaard dat de
voornaamste bekoring ervan in het weeke
der omtrekken ligt. En in het wezen is zijce
kiitiek hierdoor uitnemend, dat zij tracht te
toonen hoe het gecritiseerde wél had kunnen
worden gedaan. Hier ligt, meen ik, een van
de voornaamste verdiensten dezer essays.
Met Renan is Polak van meening, dat de
on wikkehn»sgang der menschheid zich even
min als die der natuur buiten ons lang)
aprioristischen weg door middel van afge
trokken bespiegeling en redeneering opsporen
laat, doch alleen vindoaar is aan de hand
der geschiedenis. Waar nu Po;ak ach door
die hand iaat geleiden, ontwikkelt hij zijne
boeiendste gaven. Voortreffelijk in hare
concisie zijn daarom zijne iografieën. Momnnen,
R.;nan, Murcua Aurelius, hoe steunt hem bij
de be-jchrijving hunner levens zij n zeldzaam
rijke en rijpe kennis om datgene in het licht
broer VViileui is er 't naa^t an toe, 'k KBK.
die is er 't naast an toe. Mij is de oudste."
Ik zal er dan nog es met Wiilem over
spreken."
Weja, doe dat. Nou, is ga dan maar.
Dag Marie, tiou je maar taai. ig meisje-J.
Jullie moete n >g maa>- niet 'e veel aan d-t
erfenis den>ce, hoor,' /.ei Oom met een lachj-3.
Je moet maar denke, anej Aat ja krijg; is
winst, 'n zeg, alles is winst. Al is 'tnoi^oo
wemi2.!'
We verlangen er hc-'inch niet naar, o.j'n,
d tl tante dood gaat,'' zei Jet scherp een
beetje, zoodat net zure lachj-s op oom's
jjezich! verkeerde in evonijt-s verlegen kijken.
. Verlautre en verlantre is t.vee," antwoordde
oom. Maar als je 't deed, 'k zeg ;Vs y*
't derd, dan kon ik 't, je uiet kwalijk neme."
., Verhangt u er dan naar?" vroe^ Jet brut.nl.
In? G jd nee. Zjoveel zal 't niet weze,
wat wy krijuje," antwoordde oom weer.
O," zei Jet en keerde zich toen plotseling
om, waarna ze weer haar boek opnam.
O >m Keen wat nij lig even, voe.de welde»
minaclriug van z'n ni.-htju, begre-.-p toea ook
ii.eens, da'i zich had versproken en zei: en
ai vvas 't veel, 'k zeg, al was 't veel. . . /'
Dan zou n er noi uu-1 naar verlangen.
Nee, dat begrijp ik," ?.ei Jet met intonatie
van spot.
Oom vond 't voorzichtiger er niet op door
te gaan. Toch zei hij, toegevend aan e^n
gavoei van wrevel, met een grimlachje, net
doend alsof 't een gektuidje was:
Jij mag er anders gerust naar verlangen,
nic-'ilje. Een meisje niet yelii, hè, je jreet wi-i ? '
,,'k Begrijp u niet."
Nou, nou," zei oom, iii 't vuur van z'n
sigaar blazend en ich daarna oinkeerend,
je verlangt toch OOK wel om te trouwen.
tiè, of niet ?"
Er is anders wel een middel, o-n dat
verhangen naar een man te duoden", zei Jut,
opkijkend naar haar oom, met drift-glaaa ia
de oogen.
Zoo?" vroeg oom, stilstaand.
Ja, door u hier ve-4 te laten zien," kwam
't snibbig-brutaal uit Jet's trillende lippen,
en wel Degrypend, dat ze haar oom hiermede
had beleedigd, keerde ze zich met een ruk
weer naar 't raam en keek naar buiten.