De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 14 februari pagina 2

14 februari 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1651 zware verwondingen teweeg gebracht, l braad gesticht en 11' andere misdaden ge pleegd. En toch zfin daar naar evenredig heid meer opgeslotenen" dan hier. De heer de Stoere zal toch zeker niet vinden, dat ethnógraphische voorwerpen buiten de musea zóó gevaarlijk zijn, en nu wellicht van zijn verzuchting over de geweigerde ? 150.000 zoodanig versteld staan, dat hij voortaan veiligheidshalve twee straatjes omloopt, als hij een inspecteur van het Erankzinnigenwezen ontmoet. Men trachte ruimte te maken door andere vormen van verpleging in toepassing te brengen. Men bouwe zoolang bij, totdat men niet meer behoeft te laten wachten. Dan bestaat er kans, dat een aantal lijders zóó spoedig herstelt, dat men in de ge stichten nog eens ruimte overhoudt. Dr. H. PINKHOF. Van Kuisen en Tronen Frans Remover. Haagsche roman, door JAN Wz. AND&NNB. L. J. Veen, Amsterdam 1908. Jammer, doodjammer van den flinken, Beren knaap, die zijn lichtmiesery daar gelaten meer deugden bezat dan de meeste zijner genooten. Bij al zjjn fierheid en trots en opbruisende drift had hij een vergevings gezind,, haast teeder gemoed en menig arme vrouw en dolende deern in Groot Mokum heeft zegenwenschen uitgesproken over het prachtig gelokte hoofd van den nooit dronken maar vaak licht benevelden nachtvogel Goga.... En wél gróót moet in die jonge borst het fonds s ij n geweest van eerlijkheid en ridderlijkheid, dat hij na 'n paai jaar van wild zigeunerleven nog altijd 'n paar open heldere kijkers had, die hij voor niemand behoefde neer te slaan. Het was volkomen waarheid wat hy eens tot... zyn vader zei...: ik heb gemeen geleefd, maar ik ben nooit gemeen geweest'. Die geschiedenis met Agnes ?... Zij was hem blindelings gevolgd, zonder eenige paaierij of slinksche belofte van zijn kant, hu had haar eerlijk gezegd wat haar misschien te wachten stond-in het groote Amsterdam. Maar ze was bliod en doof geweest van Goziekte (zoo noemde zijn clublui dat verschijn sel). En toen hij genoeg van haar had? Toen had hij niet gerust aleer ze'n flinke betrekking had in 'n warenhuis, dat goede zaken met haar maakte, want het heerenbeaoek verduabelde sedert haar aanstelling. En ging Duco niet soms naar 't warenhuis om 't lieve kind te waarschuwen dat ze nu op het rechte pad zou blijven?..." Enz. bl. 198 199. Lang is het citaat, maar ook compleet. Men kan er de talrijke qualiteitenaandemonstreeren die dezen roman uit de beste nadagen onzer slapste Romantiek zou men zeggen eigen zyn. Men kan deze zelfs kortelijk demonstreeren. Kleurlooze verslagStyl, niet zonder vaardigheid, maar rhetorisch achteloos en ongevoeld van woord en zins gang; sentimenteel e verliefdheid op de eigengeschapen figuren, hetgeen zeggen wil... wat ik later zeggen zal; volmaakte romantiek in levens- en wereldbegrip; jeugdig-overtuigd zyn van het gewicht zyner bevindingen of beweringen; ietwat vulgaire jovialiteit, blij kende uit dat Groot Mokum", een uitdruk king inderdaad van allerliefste koffiehuis intimiteit... Ziedaar zoowat het voornaamste, dat uit het troebele water naar boven komt, als men er in roert en dat de verdienste heeft ook voor het gansene werk te gelden. Alleen komt er misschien nog bij een volkomen gemis aan karakterteekening en een allerzonderlingste moraal. Doch dat ontbreken van werkelijke menschelykheid houdt verband met romantieke visie der dingen en verliefd heid op het eigen maaksel, terwijl die moraal... niet behoort tot de literatuur in strikten zin, al is zij ook juist de voornaamste reden waarom het boek de aandacht waard is. Immers, met deszelfs literairen kant, met het boek als kumlwerk, hebben wij nu wel afgedaan. Men moge de eisenen voor het ERFGENAMEN DOOR W. M. E B BIX K. 't Begon al zoetjes-aan te donkeren in de kamer. Mevrouw Koppen had met hulp van een van hare dochters de vaten gewasschen en zat nu zwijgend voor het raam te kijken op de straat, waar werkmenschen, soms mes vijven, zessen naast elkaar, de blikken koiiieflesschen bengelend op de rug^of in de hand, haastig, verlangend thuis te zijn, met groote, zware passen, de bovenlijven moe-voorover, voorbijgingen. 't Was het dagelyksch rustig zitje voor de thee, die aan het eind der tafel op 't nikkelen comfoor te trekken stond boven het spiritusvlammetje, dat om zich heen een kleine kring van licht verspreidde door 't dunne trans parant van aardewerk, dat aan de zijden in 't comfoor was aangebracht en waarop herde rinnetjes met schaapjes waren uitgebeeld. Stil was het in de kamer. Voor 't andere raam, de hoofden by'na tegen 't glas gedrukt om beter nog te kunnen zien, zaten Jet en Tooa, de beide oudste dochters, te lezen, terwy'l de jongste, een meisje van achttien jaar, dat Anna heette, zich op de vloer een litplaats had gezocht en 't hoofd had neer gelegd op moeder's schoot. Er werd gebeld. Mevrouw keek op. Wie zou dat zy'n?" vroeg ze in 't algemeen, maar kreeg geen antwoord. De beide oudsten bleven lezen en ook Anna scheen zich van de bel niets aan te trekken. Toos, doe es open," zei mevrouw. HèGod, ma, waarom ik nu? Ik kan nooit ea gezellig doorlezen." Jet, doe jy dan opeo." Hèma, ik zit ook te lezen, dat ziet n tooh wel. Waarom kan zy 't niet doen. Of laat Anna het doen. Die doet niets, die zit toch maar te slapen." , Anna,'t hoofd oplichtend, zei vinnig dadely'k: Nee maar, alsof dat wat anders is dan lezen. romantisch verhaal nog zoo bescheiden stellen, tot er haast niets meer overbluft dan papier en druk, een geringe, de geringst mogelyke, aantrekkelijkheid ter lezing en een weinig aannemelijke menschelijkheid kan men een auteur toch niet schenken. Wij hebben nu eenmaal zekeren kijk op 's levensgebenren verworven, die tamelijk van de vroegere, romantieke verschilt en waarvan wij, gewis niet zonder ver watenheid, meenen, dat zy beter aansluit bij de visie der beste kunstenaars in vroegere tijdperken. Dit in richt nu wenschen wij, hoe dan ook, terug te vinden in een verhaal van de werkelijkheid, der objectiviteit, die wif waarlijk ai subjectief £t-noeg rangschikken door haar met onze gedachten en woorden te herscheppen. Be vust moet daar niet veel subjectiefs aan toegevoegd worden, of ons se f oei van realiteit gaat verloren. De romanüci echter, die ook de wereld onbevangen en objectief trachtten aan te z en, waren minder zelfbewust dan wij en ook nog sterker onder religieuse en moreele invloeden. Ondanks hun beteren wil, verviel voor hen de menschheid nog altijd in twee soorten: dagoede menschen en de slechten, en &e balstnriee kin deren vonden zij er vaak een prikkelend genoegen in juist de slechten, de maatschappelyk-verachten, te verheffen. Aldm heeft Victor Hugo in al zijn romans gedaan en ook Balzac ia daar menigmaal niet boven uit. Eerst, de naturalisten, met Flaubert en Zo'a, reageerden niet meer tegen een religieu-;moreel-aesthetisehe onderscheiding, ondat zij inderdaad in hun kunst van die scoeiding geen weet, en dus geen last, hadden. En tegelyk hiermede verviel, ten minste bij de goede schrijvers, de voorkeur, die de roman tieken voor hun helden, de sociaal-verwor penen, betoond hadden en die heftiger was naarmate zij die meer veracht wisten. Sedert men de wereld aankeet, als de physici de verschijnselen der natuur, behoefde van een voorkeur geen sprake te zijn. Zoo er hartstocht te pas kwam gold die allen levensuitingen. het leven zelf, doch niet het eene verschijnsel meer dan het andere. F.n de fchoone ingehoudenheid.de noodzakelijke zelf bebeersching die hiermee de kunstenaar die toch ook steeds een men^ch van moreelen voorkeur blijft zich oplegde, bewijst wel dat van deze zijde bezien tenminste het naturalisme niet de kunst der kleinen en jwakken" is, gelijk V. Scheltema in zijn merkwaardig boek be weren wil. Die kleinen en zwanen", de ij4elen vooral, kwamen beter uit met de roman tiek, die het oirbaar achtte zich boos te maken op de zelfgei-chapun slechtaards of de evenzeer eigen vervaardigde Deugd onsma kelijk op te vrijen.... gelijk ook deze auteur van Kussen en Tranen het zijne, heldin al op pagina 2 belieft te doen. Maar wat daarachter zit is niets dan sentimentaliteit en gevoelige zelfverheffing, dezelfde sensatie die de men schen bij een melodrama- vertooning den Held doet toejuichen enden Valst-haard uiljouwen. Zij gevoelen zich 3a,i n met dien held (of heldin) en zoo ontzaggelijk veel braver dan de slechtaard, dat het is als een lekker lauw bad in streelende zelfverteedering. Maar in de practijk des levens blijven zij de harde krengen" (si j'oae rn'exprimer ainsi) die zij altijd waren.... Natuurlijk slaat deze laatste kwalificatie niet op de company present" van dezen Haagschen auteur. Men kan een aroot karakter zijn en toch slechte knnst maken. Van Attn Troll, dien Tender,z-bar, beweert Heine im mers hetzelfde: hij was geen talent, maar een karakter, hetgeen dan inzake moraal vooral blijken moest. Ook bij dezen letter kundige. Zijn schrijven en zijn kijk op de wereld en het leven mogen verbazend ouderwetsch zijn, en, naar ruwe schatting, tusschen de 1840 en, '50 te stellen, zijn moraal begrip is daartegen des te moderner. Almachtige gcön! Dat is om verblind en verbijsterd van te worden als men dat leest. Mochten wij ons nog al zelfvoldaan en superieur ge voeld hebben bij het aanvankelijk gewaar worden uit welke ganzepen (om het ouwerwetsche aan te duiden) dit dikke boek gevloeid was, zoodra, en zeifa nog eer, wij halverwege waren, verdween die fierheid en bevonden wij ons klagelijk klein van pure verbouwereerdheid. Want... wat gebeurt hier, wat wor It in dit boek maar zoo eens eventjes opgezet? Er is een schat" van een meisje, een prachtkind van gezondheid, levenslust, reinDoe jij 't maar hoor," en /.e wilde 't hoofd we?r neerleggen, toen ma, om 't langer kibbelen te vo:irkomen, zelf opstond. Dan zal je moeder 't zelf maar doen. Jullie zijn wel lieve kinderen, dat moet ik zeggen." Maar nijdig ineens sloe» Toos haar boek dicht, sprong op on liep "vlug naar de deur. Mevrouw ging nu weer zitten, luisterend, wie er wezen zou. Weer klonk de bel en Toos riep onder 't loopen naar de trap: Ja, geduld een beetje." Toen trok ze aan het touw. Ma thuis?" vroeg et-n hooge mannenstem. Hè?" zei mevrouw. Oom l'rans? Dat gebeurt niet veel/' Oom Frans?" vroeg Anna, arrejakkes." Oom Frans was niet bemind. Heel zelden kwam-i. Alleen, wanneer er iemand jarig was, liet hij zich zien, maar r.ooit nog had i ook een kleinigheid slechts gegeven, hoe warmpjes hij ook in z'a duitjes aat. Kom a boven," zei Toos. Ma is immers thuis?" Ja Oom." Een oogenblik daarna vejscheen d.» lange, magere gestalte van oom Frans, een broer van pa, en even bleef hij staan om in het schemerdonker van de kamer zich te ori nteeren. Mevrouw stond op en zei: Zoo, Frans. Ben jij daar?" Dag Marie," zei oom en liep de kamer in, gaf iedereen de hand. Jet ging weer kalm door met lezen. Geef oom es een stoei," zei mevrouw, Laat maar, laat maar. 'k Ben er al," zei oom, nerveus gebarend, nam zelf een stoel en ging toen zitten bij de tafel. Eerst was't een wederzydsch gevraag, hoe 't er mee ging, tot oom, nadat een oogenblik niets werd gezegd, vervolgde: Je zult misschien vragen of er wat bizonders is, dat ik nu kom." Nu, 't mag tenminste wel een bizonderheid heeten," antwoordde mevrouw. Ja, je weet, 'k heb 't altijd allemachies druk, zie je, 'k zeg, allemachies druk. Maar 'k ben er effetjes uitgabroke. 'k Heb van middag.... vinde jullie goed, da'k een sigaar opsteek?" en meteen trok-i z'n koker uit z'n zak. beid en deugd, zoo een meisje, als waarvoor tegenwoordig zelfs de H. B. S.-directeuren hun oogen neerslaan, als het wonderbare licht uit. (die) stralende oogen" hun blik ontmoet. Enfin ... dat is dan toch waarachtig wel een meisje, zooals een meUje wezen moet, toch wel een normaal, een type-meisje, zou ik meenen. Van decadentie, nevrose, perversiteit en julke nare dingen, komt hier nu eens heelemaal niets in (of ub) Wat zulk een kind denkt en doet, kan geacht worden door het allerbeste der natie gedacht en gedaan te zijn en mag tot voorbeeld strekken. Is 't waar of niet? Welnu, dat eigenste meisje, dat bovendien nog een wonder van handigheid, verstandig heid en huialijke economie blijkt, dat meissie verlieft op een twintig jaar ouderen oom. Xu ja, zegt gij... als dat nu alles. ... Nee, dat is niet alles, dat is heelemaal niet alles.... Ze is tegelijk onbewust verliefd, of zinnelijk aangetrokken, of hoe noen 'C noemen "wil, door den fieren knap»p" uit het lange citaat, die ook zulse heldere kijkers" bezat. Maar deze secundaire verliefdheid gevoelde zij als een minderwaardige, als een enkel zinnelijke, terwijl die voor oom" . .. Niet dat deze genegenheid voor hem bepaald ganz ohne mocht heeten. Het lieve Klaartje geeft daar onloochenbare bewijzen van. Als de veertigjarige oom zich als echtgenoot te oud acht voor 18-jarig Klaartje, hoewel hij haar aanbidt, forceert zij hem tot een laatste afscheid op zijn kamer en ... en ... in Jwijtnel verzonken had hij alle bezinning verloren, behalve het bewustzijn van n groote overweldigende liefdestroom, die hem omhulde en doorvloeide en in hem afstroom ie van vochtige, warme onverzadelijk dorstend? lippen. Deze keer was beslissend ; hij voelde het: hy' was verloren." (blz, 271). Mij dunkt, dit is duidelijk. Ala een middel-, schoon eer-bare oom met een 18-jarig nichtje op zijn scioot, zich op die manier verloren" voelt, dan... gebeurt er meer," zou Piet van Gijzen zeggen. Maar er blijkt hier ook nog op een andere (zullen wij zeggen hoogzedt lijkt) bedoeling aangelegd te zijn. Want na dit... vroeger zouden wij het een ongeval genoemd hebben... is Klaartje beter bestand tegen de verwerpe lijke verlokking des fieren knaaps", meent zij. Ala echter de oom", zich liefde- en nehuldbewust losrukt en wegloopt, als Kiaartje daarop zeer ziek wordt van liefde en ver smacht, als ein llijk de oom zich van kant maakt uit trouw aan 't gegeven woord en Klaartjes ma van de schrik sterft, dan. . . kooit het oogeubiik waarop Klaartje en Ijuco, de fiare krjaap", elkander weer nadert-n eu.. . de rest in een volgenden roman. Of in alle romans van Marlilt, Werner, Hei cburg en^. Het procédéis wolbekend : wat eens elkander ha.ute, zal des te feller elkaar beminnen. Inlusrchen is d,^ vraag, hoe zit het met deze moraal, die niei g~ëat heeft op Jen dorren tronk der romantiek ? Is het geval psychologisch mogelijk ? Bestaan er zulke resolute maagden, die doen als Pri-ia in Bouwmeester Solness / Maar Fiida wasén klein barbaarije, een men^ch-die'tje. die een voudig nam wat zij begeerde in subliemonbewust egoïsme. . . . Kou deze auteur met zijn Klaartje iets dergelijks bedoelen? Maar daar ziet het niet naar uit, dat hij die diepste décalentie, die in een grover levenestaat zich weer tot gezondneid aanpast, meenen zou. Eerder 7indt hij Klaartje een superieur exemplaar der soort, wie noch sociale conventie, noch kinderliefde, noch schaamte, noch verstand, Eoch wat ook terughoudt van hetgeen zijzelf goed en gewenscht acht. En bet is belangwekkend te bedenken dat deze auteur allicht een geheelen kring van. eUjkvoe.enden om zich v -riamelde, zoodat dit boek den geestesstaat openbaren zou van een deel der burgerklasse, die te gelijk maling" heeft aan de kunst principes van '90 en aan het burgerlijk fitHoen". Waaruit blijkt dat het naturalisme toch niet de schuld draagt van alle moreele verwddering, ja, integendeel deze en de literaire soms treffend camengaan. Dat dit boek vele lezers vinden z d, behoeft verder niemand te verwonderen want hei heeft zeker d>ze verdienste dat 't met brutale over tuiging geschreven is. FRANS Cc K N-EX. Jet, geef jij oom es een lucifer.... n het afcchbakje." (er. gehoorzaamde, en onder 't heel voorzichtig afsnijden van het sigarenpuntje vervolgde oom : ,,'k Heb vanmiddag een brief gekrege vao tante van L'jukeu... . dank JP, kindje..... of eigenlijk van...." Oom deed de lucifer ontbranden, die voor een korten tijd de schemerdonkere kamer ilauw verlichtte, terwijl na eiten trek aan de sigaar het vlaavnelja weer hooier op schoot tn de uitaebiaiea rook zich door de kamer spreidde. Toen blies hij 't vlauimfje uit en even kijkend nu in ''t vuur van /-'n sigaar, vervoij-de n ij : cf eigelijk van d'er huishoudster, 'k zeg van d'er huishoudster, en die schrijft, dal tante 't niet lang meer zal make miiwchien." Tante van Ljoken? wat heelt ze dan?" Aat! de nii-re. De. dok'er geeft weinig hoop meer. En nu meen ik, 'k zeg nu meen ik, dat er indertijd na de dood van je man geen toeziende voogd is benoemd voor je kindere." Neen," zs; mevrouw, dat is er ook niet. Maar was dat dan noodig ?" N'oodij? en iiiet noodig. ''t Is maar, "ie je, tante is van de. Koppen's kant, en a's -M nu sterft, Jan zijn jon kindere, en andere nichtjes en ijeefjes natuurlijk, die zijn daa erfgename, 'k zeg, die zijn dan erfgename. En dan moet er voor de minderjarige k'.ndere een toeziende voogd \reze, dat is de zaak." O... ja... ais 't zóó is. Ais er wat te erven valt. ..." ,,Dat zou 'k wel denke, ofschoon... ." En dan is 't nog niet zoo heel zeker, dat de kinderen hier wat zullen krijsen," zei ma. Jou kindere niet? Waarom niet?" vroeg oom verwonderd. Nou, mij dunkt... na die geschiedenis met dat porti et." Portret? Wat voor portret?" Maar weet je dat dan niet ?" ,,'k Weet van niks." Maar je weet toch, dat my'n man met tante woorden heeft gehad." Weet ik niks van. Wat was dat dan ?" Wel, oom heeit indertijd immers voor jou en Jan dat groote portret van hem en van tante laten maken." Ja, dat weet ik. 't Hangt by me thuis." Nagelaten. Studiën, door dr. H. J. POLAK. Haarlem, H. D.Tjeenk Willink en Zoon. 1908. Vier studiën zyn het die mejuffrouw Anna Polak onder den bovenstaanden titel uit de verspreide Essays van haren vader heeft bijeengebracht ter herinnering aan zijnen arbeid, vier studiën van verschillend gehalte, en uit verschillenden tijd, doch elk op eigene wijze bij uitstek geschikt om ons den diep betreurden schrijver nogmaals voor oogen te stellen, zooals de meesten onzer hem hebben gekend. De meesten. Want de krinj; dergenen, die Polak in zijne volle beteekenis mochten waardeeren, is beperkt. Hoe diepgaand da keunis, hoe breed de belezenheid, hoe rijk het oordeel ook moge ge *eest-zijn, dat den schrijver in staat stelde deze studiën te schrij ven, ook hijzelf noemde dezen arbeid verpoozing", en onze warme waardeering voor die verpoozingen kan ons niet doen vergeten dat de uitnemendste krachten van zijn zeld zaam begaafden geest zich hebben geopen baard op een ander gebied, op het terrein der historisch-filologische en kritische studie van de Grieksche Oudheid. Het is hier niet de plaats, om met ver melding van titels die verklaring door be wijzen te staven; ook is het aantal der werken door Prof. Polak op het gebied der klassieke philologie gepubliceerd, betrekkelijk gering gebleven. Maar er zijn vele philologen in Nederland, die nog uit anderen hoofde dan uit gepubliceerden arbeid getuigenis kunnen afleggen aangaande Polaks scherp zinnigheid, aangaande zijne ontzagwekkende kennis en zijn fijn kritisch oordeel. Wat men zenden mocnt naar de studeerkamer vaa den Rotterdamschen conrector, straks (ua 1894) van den Groningschen hoogleeraar, onverschillig of het een geschrift over Home rus of over Callimachus was, over Plato of over Epictetu*, over de Anthologia Graeca, of over het Griekse hèdrama, dat werd daar gelezen en beoordeeld met die aantrekkelijke waardeering voor het goede, die geene fouten voorbij ziet; en niet lang duurde het korter naarmate de afzender jonger en onge duldiger was of daar kwam een brief van Polak: vier, zes, acht biadiijden, dicht be schreven, clement doch eemjk in zijne af keuring, warm in zijnen lof, suggestief in zijne bestrijding en zijnen t-.ijfel. Was het te verwonderen dat do drukpers hoe langer hoe minder filologisch wt-rk van den Groningscrien Hoogieeraar bracht, en dat Polak zelf, slechts tea deele beseffend h >e vruchtbaar voor vele zijner vakgeuooten de ongedrukte arbeid zijner brieven was, sous sla in wanhoop kon uitroepen: ,.Wat schrijft gij allsn veel; ik moet dat alles leaen l" Lezen was zijne taak, maar ook, het was zijn talent. En van zijne uitnemende gaven ais lezer getuigt op tretlende wijze dit viertal studiën, uit een tijdvak van twintig jaren, de Byzautijnsehe herinneringen (naar aanlei ding van Schaepman's Aya S;,/ii) uit 18S6, de karakterschets van Mommsen vastgeknoopt aan de bespreking van het vijfde deel der Römüc'ie fjeachichte uit het zelfde jaar, van 1893 de zeer breedvoerige studie over Ernest Renan, welke wel slechts de histoire dupeuple d'Israël in haren titel draagt, maar inderdaad al de geschriften van Renan omvat, en ten slotle de korte bescnouwing van Marcus Aurelius' meditaliones (?Een dagboek uit de oudheid") van 1907. On',e waardeering van die vier studiën zal uit den aard der zaak verschillend iijn. Van de eerste schijnt het niet twijfelachtig, dat Polak zelf, indien hij niet op grond van het feit dat de Aya Sofia van Schaepman thans vrij wel vergeten is, het stuk ter zijde had gelegd, toch zeker in 1908 na de wijsiging door diepgaande studiën als die van Krumbacher, Diehl, Heeseling e. a. in ons aller oordeel over den Byzantijnschen tijd" gebracht, de geheele schets zou hebben omgewerkt. Maar desniettegen staande zijn wij mejuffrouw Polak dankbaar voor de opname. Om den Polaa: van vóór dertig jaren te kennen is de herlezing de^er studie kostbaar. Natuurlijk zag hy toen nog in By.amiuma geschiedenis nauwlijks meer | dan een decline and f uil: gonsden hem niet nog de ooren van het zdutelo ize en eindelooze gezwets dier vele Byzantijnse^ «choliasten, in zijne filologhcho studie met engelen geduld door hem aaagelioord? Maar reeds in de aandacht zelve door hem gewijd aan de l Nu juist. Toen kwam oom es, u>u wat een jaar daarna, op een j>oeie da* plotseling over. 't Ge-tprek viel op de portretten en oom ver telde, dat- i bij jou 't portret in et- n lijst had i gezien. Wij hadden 't opt;eb</r^en, 1104 niet laten encadreeren. 'k Weet mat, hoe het kwam, maar op dat oogenblik durfde ik het met te zezgeu, en oom KÖKK. de Kumer al rond, maar zag 't niet. Toer. verzou ik een leussentje en zei, dat 't was wegie.ra'i.kt, dat we 't nergens konden lerii:; inden. Oom vond 't niet prettig, d^t ziig ik w<--. Maai- tante- is er heel nijdig om gewacst. En roei; ooin ons een audcr stuarde, was r-r etn i-'ief van 'ante bij, il:e m'n man zoo rious mriaKte je wnöt zelf wel, hoe scherp tante soms kan wezen dat hij een nijdige brief terujïHcJfpi-f. En sinds die tijd ".ijn we d'r nooit meer geweest." Oom had verwonderd zitten luisteren en gedurende 't verhaal was io«n een lichte blijdschap bij hem opgekomer, Ala 't zóó was, kon 't voor de kinderen >*an /-'n broer wel ea minder goed aiioopen vrat de eri'eais betrof en bleef er dus des 1 1- meer over o;n te verdoelen. Hij wi»t, lal tante i:r goed bij zat. Ja, als 't zóó is," zei hij. 't raadzaam vin dend al vast voor te bereiden op een .;6ceplie. Ken oouenbiik waa er toen weer stilte, tot oom vervolgde: Eufin, je kunt niet wete. Maar tante is nog al haatdragend weet je, 'k zeg, za is nog al haatdragend, ... Is 't lang 't Was even voor m n mau d dood. Hm... Ja... Ja... Och, 't mensch kan misschien nog een heele tijd leven, 'k Zal es naar d'r toe gaan. Misschien hoor 'k nog wel es wat van d'r ... Dus jullie zitte nou met twee portrette van oom en tante. En heb je die nou allebei laten omlijste?" Welnee. Na die ruzie liggen ze nog zoo. Je begrijpt, toen hadden we d'er heelemaal geen lust oaeer in." Nee ____ Nee ____ Enfin, 't zal misschien al lang vergete zijn door tante. . . . Kom." Oom keek op z'n horloge, boog zich naar 't raam om beter te kunnen zien en stond toen op. ,,'k Moet weg. Denk er nou nog es over, je weet wel, over die voogd." Kost dat veel geld?" vroeg mevrouw. Och, veel en niet veel, zooals je 't noeme wil. Als je 't noodig vindt ---- Willem, je stad zoo grpotsch in de verte, vaak ont goochelend bij naderen aanblik," ligt als een voorgevoel van de belangstelling, welke weidra de periode van Byzantiums bloei, dank zij eener strengere en objectievere historiografie, zou wekken. Historische beschouwingswijze. Reeds in de Byzantijnache Herinneringen toont hij daar voor zijn eerbied. Ernstig en langzaam lezer, heeft hij geene verontschuldiging voor den dichter, die met overhaasting werkt. Geen stroom van harts tochtelijke invectieven" sleept hem mede. Hij onderzoekt door strenge bronuenlectuur, of niet wellicht verhoogde kennis personen en feiten in klaarder licht plaatst dan waarin de dichter ze had gezien. De inspanning, tot zoodanig onderzoek vereischt, heeft deze onvermoeide werker ondanks zijne bedroevende zwakheid van lichaam nooit ontweken. In den aanhef van de studie over Theodor Mommsen, die mij toeschijnt nog duidelijker dan de uitvoerige Ejsay over Renan Polaks voortreffelijke gaven te doen uitkomen, spreekt hij van de vakgenooten", die bij de verschijning van het vijfde deel der Komische Geschichte hunne aanteekeningen oprakelen en hun geheugen wakker schudden, om na te speuren of soms eene plaats van een ouden echry ver, een op schrift, eene munt, een datum aan de alles omvattende geleerdheid van den giijien meester is ontsnapt". Wie Polak zei ven heeft gekend, die ziet hier t-en deel van diens eigen arbeid beschreven. Evenwel slechts een deel. Want by_deze minutiae bleef hij niet staan. De onafgebroken lectuur bracht aan zijnen rijken geest iets beters dan stof voor bitse of eigenwijze kantteekeningen. Niet dat de kritiek uitbleef l In hoofdzaak zijn al de vier hier vereenigde studies ook de laatste die de zijns inziens te hooge waar deering van Marcus Aurelius' meditaties be strijdt van kritischen aard. En vooral ia de groote studie over Renan wordt de schryver voornamelijk door zyn bezwaren tegen Renans opvatting gebracht tot de schoonste bladzy'den uit zyn boek. Zyn kleur rijke teekening van den achtergrond dier Joodsche wereld uit welke Jezus opkwam, en zijn liefdevolle waardeering voorde religi euze aspiratiën voor dat volk Israëls welks dogmatische geloofsregelen hij reeds lang had vaarwel gezegd, maar dat hij is blijven eerbiedigen tot het eind toe. Kritiek ligt aan dit alles ten grondslag: Polak was een van hen die steeda onder het lezen de pen bij de hand hebben; maar die kritiek was in vorm en weien steeds voortreffelijk. Waarlijk het was niet uit gebrek aan geest, dat hij zich hei gevaarlijke genot placht te ontzeggen van zijne lezers te doen lachen ten koste zijner tegenpartij. Ofschoon Polak in stijl en smaak waargchijnlijïonbewuit meer Germaansch dan Gallisch was, hij had niet den kanuibalisti-'.chen aanleg dier Duitsche geleerden, die zooals hij ergens zegt, van tijd tot tijd eenen letterkundigen tegenstander of tegenvoeter levend moeten verslinden ter scherping van hun wetenschappelijkeneetlmt. Beschaafd in den vorm is deze schrijver altijd, hetzij hij met zachte bestraffing van ons vaderland wijst op den eerbied waarmede de Duitscners niet slechts van onzen" Moltke, of onzen" Bisrnarck doch ook van onzen" Mom nsen spreken, hetzij hij om eene eigenaardige zwakheid van Renan in het licht te stellen opmerkt dat Ranans teekenkunst eene bedenkelijke overeenKonvsc vertoont met de schoonheid der Syrische vrouwen, omtrent welke schoonheid de fransche schrijver had verklaard dat de voornaamste bekoring ervan in het weeke der omtrekken ligt. En in het wezen is zijce kiitiek hierdoor uitnemend, dat zij tracht te toonen hoe het gecritiseerde wél had kunnen worden gedaan. Hier ligt, meen ik, een van de voornaamste verdiensten dezer essays. Met Renan is Polak van meening, dat de on wikkehn»sgang der menschheid zich even min als die der natuur buiten ons lang) aprioristischen weg door middel van afge trokken bespiegeling en redeneering opsporen laat, doch alleen vindoaar is aan de hand der geschiedenis. Waar nu Po;ak ach door die hand iaat geleiden, ontwikkelt hij zijne boeiendste gaven. Voortreffelijk in hare concisie zijn daarom zijne iografieën. Momnnen, R.;nan, Murcua Aurelius, hoe steunt hem bij de be-jchrijving hunner levens zij n zeldzaam rijke en rijpe kennis om datgene in het licht broer VViileui is er 't naa^t an toe, 'k KBK. die is er 't naast an toe. Mij is de oudste." Ik zal er dan nog es met Wiilem over spreken." Weja, doe dat. Nou, is ga dan maar. Dag Marie, tiou je maar taai. ig meisje-J. Jullie moete n >g maa>- niet 'e veel aan d-t erfenis den>ce, hoor,' /.ei Oom met een lachj-3. Je moet maar denke, anej Aat ja krijg; is winst, 'n zeg, alles is winst. Al is 'tnoi^oo wemi2.!' We verlangen er hc-'inch niet naar, o.j'n, d tl tante dood gaat,'' zei Jet scherp een beetje, zoodat net zure lachj-s op oom's jjezich! verkeerde in evonijt-s verlegen kijken. . Verlautre en verlantre is t.vee," antwoordde oom. Maar als je 't deed, 'k zeg ;Vs y* 't derd, dan kon ik 't, je uiet kwalijk neme." ., Verhangt u er dan naar?" vroe^ Jet brut.nl. In? G jd nee. Zjoveel zal 't niet weze, wat wy krijuje," antwoordde oom weer. O," zei Jet en keerde zich toen plotseling om, waarna ze weer haar boek opnam. O >m Keen wat nij lig even, voe.de welde» minaclriug van z'n ni.-htju, begre-.-p toea ook ii.eens, da'i zich had versproken en zei: en ai vvas 't veel, 'k zeg, al was 't veel. . . /' Dan zou n er noi uu-1 naar verlangen. Nee, dat begrijp ik," ?.ei Jet met intonatie van spot. Oom vond 't voorzichtiger er niet op door te gaan. Toch zei hij, toegevend aan e^n gavoei van wrevel, met een grimlachje, net doend alsof 't een gektuidje was: Jij mag er anders gerust naar verlangen, nic-'ilje. Een meisje niet yelii, hè, je jreet wi-i ? ' ,,'k Begrijp u niet." Nou, nou," zei oom, iii 't vuur van z'n sigaar blazend en ich daarna oinkeerend, je verlangt toch OOK wel om te trouwen. tiè, of niet ?" Er is anders wel een middel, o-n dat verhangen naar een man te duoden", zei Jut, opkijkend naar haar oom, met drift-glaaa ia de oogen. Zoo?" vroeg oom, stilstaand. Ja, door u hier ve-4 te laten zien," kwam 't snibbig-brutaal uit Jet's trillende lippen, en wel Degrypend, dat ze haar oom hiermede had beleedigd, keerde ze zich met een ruk weer naar 't raam en keek naar buiten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl