Historisch Archief 1877-1940
No. 1651
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
te Btellen, wat in die levens het eigenlijke
leren is geweest! En boe leidt bem die
zelfde kennis, die nooit reinst te weten, wat
zij niet weet, met volle zekerheid over het
distelige pad van Docetisme, Montanisme
Güomicigme, om den lezer den weg te wijzen
die volgens zijne meening leiden kan tot
objectieve kennis van het eerste Christendom.
Of dan altijd en op iedere bladzijde deze
studiën haren lezer bevredigen? Po!ak zelf, zoo
sceptisch gezind en zoo uitermate k wistig met
vraagteekens, zou de laatste zijn om dat te ver
wachten. Daar ligt in het geheele boek van
den vernuftigen en geleerden denker, die
deze studiën te boek stelde, een voortdurende
tweespalt tussehen deze twee machten, de
macht van het logisch redeneerend nadenken,
en de macht van het religieus gevoelen. De
eerste is hier de sterkste; en het is voorna
melijk door dezen gedreven dat bij de mystiek
van Marcus Aureliua veroordeelt althans
slechts ten deele waardeert. Maar ook de
tweede macht laat hem niet los, al brengt
ze hem niet zoo heel veel verder dan tot
weifelend hoofdschudden 'zoo vaak of de
Wetenschap" of de Kunst" bare alleen
heerschappij proclameert. En soms Echy'nt
het mij alsof die onzekerheid iets te kort
doet aan de billijkheid van zijn oordeel.
Gaat het aan, dezelfde helderheid als in het
exposéeener theologische finesse te vragen
aan de belijdenis van Marcus Aurelius ? Mag
men van Renan verwachten, dat bij ons
eenen Faulus of Johannes teekent met zoo
scherpe omtrekken als de Mommsen van
Polak ? Immers ook Renans eigen beeltenis
geeft Polak ons te recht in vrjj wat
doezeliger lijnen I
Waartoe hieraan nog veel toe te voegen
over den stijl van Polak, en over 'c geen de
zwakke zijde zijner taal was en bleef, de
overgroot» bloemrijkheid en de vaak onvoor
zichtige beeldspraak ? De voortreflykheid der
compositie wordt daardoor niet verminderd;
de studies over Renan en Mommsen blijven
meesterstukken van literaire kritiek. Mogen
zeer velen ze herlezen. Wie den schrijver
hebben gekend en liefgehad zullen dit niet
kunnen doen zonder door ne bladzijde met
bijzonderen weemoed te worden getroffen.
Hem zoo getuigt Polak over Renan
hem is geschonken geweest, misschien niet
al wat hij begeerde, maar zeker al wat hij
behoefde. Een weinig je druk in zyne jonge
jaren, maar niet de druk die de veerkracht
verlamt, de gezondheid knakt, den rug kromt
en het oog verduistert..." Wij denken by'
het lezen dier woorden aan de vele moeiten
van Polaks eigen leven, aan zijne bitter
zwakke gezondheid, aan zijn slechte gezicht,
en met stillen eerbied zien wij op naar den
Btoeren arbeid in zoo moeilijke omstandig
heden door zijn vernuft, zijn wetenad ,rst en
zijne geleerdheid tot stand gebracht.
A m s t., Jan. '09. K. KUIPER.
i.
Een boek van dr. Poelman over den N.
Nederlandschen handel in het Merovingisch
en Karolingisch tijdperk, een van Mr. Dr.
Posthumus over de Leidsche lakenindustrie,
met zeer belangrijke hoofdstukken over den
middeneeuwgchen lakenhandel, een van Mr.
Dr. v. Brakel over de voorloopers der groote
handelscompagnieën, en een van Dr. Becht
over de convooien en Meenten: inderdaad
een goede oogst leverde 1908 op voor onze
bandelsgesehiedenis! En nu is daaronder
niet eens begrepen, dat wij ook de reeds
voor jaren met een paar afleveringen aan
gevangen samenvattende Nederlandsche Han
delsgeschiedenis van den heer Diferee vol
tooid hebben zien worden. Maar daarin ligt
opzet, zij het ook geen boos. Er is toch tus
schen de hier opgenoemde werken en dat
van den heer Diferee dit verschil dat de
eerste op bronnenonderzoek berustende d
tailstudies zijn, en het laatste wel niet geheel
zonder zelfstandig onderzoek tot stand ge
komen is, maar toch im groszen Ganzen een
compilatie is van het tot nu toe bekende.
Wanneer zübetrouwbaar is, is zul k een hand
leiding niet verwerpelijk, maar er moet orn
de zooveel jaar een nieuw verschijnen, terwijl
werken als hierboven staan opgenoemd, mis
schien wel niet altijd het laatste woord zeggen
over de materie die zij behandelen, maar
Oom stond een oogenblik verwonderd, be
greep nog niet volkomen wat ie had bedoeld,
maar 'c eindelijk voelend, zei hij, zich wen
dend tot mevrouw :
Nou Marie, erg beleefd is 't niet van d'er,
'k zeg, erg beleefd is 't niet.... Nou atjuus "
Mevrouw Het hem uit, en teruggekeerd
in de kanier zei ze: Jet, je moet voortaan
wat op je woorden passen, kind. Oom was
boos, geloof ik."
Nou," zei Jet, laat hem boos zijn," en
toen glimlachend zich wendend
totdeandeten: ,,'k Zeg, laat hem boos zijn."
Ze trachtte zoo goed mogelijk Oom'» stem
te imiteeren. 't Verwekte dan ook gelach en
toen mevrouw weer zat, werd er over tante
n tante's ziskte gesproken.
Oura Frans belde aanbütante van Looken,
die een groot huis bewoonde ia Delft.
't Geluid der bel klonk lang nog na in
't holle van de hooge, lange gang.
Geruvschloos ging de zware voordeur open
en even groetend stapte oom de breede
drempel over en volgde toen de meid. De
dikke, zachte looper dempte elk geluid van
stappen. De meid ging toen een kamer binnen
en kwam weldra terug, oom zeggend, dat i
werd gewacht.
Tante zat in een groote stoel, met kussens
in de rug en achter 't hoofd. Haar beenen
rustten op een andere stoel, en op een deken,
die 't onderlijf bedekte, lagen stijf gevouwen,
de magere, rimpelige handen.
Toen oom binnenkwam, z'n be-t doend
om een trek van hartelijke deelneming te
brengen op z'n gezicht, keek tante op en
door het scherpe van haar blik werd oom j
een oogenblik beteuterd. Hij had verwacht
een lijderes te vinden, te zwak zelfs om haar
oogen te openen. Devotie was er in z'u
houding, devotie in z'n blik en in z'n
stem, toen hij, de hand bedeesd
voomitgesto^en zachtjes zei: Dag tante; hoe gaat
het?"
AH een snauw, zoo gcherp en hard klonk
het terug: Dank je. Je kunt wel harder
praten, Ga zitten."
Hij nam een stoel eri zich toen zettend
aan haar voeteneind, begon 't gesprek na
eenig zwijgen over de ziekte, totdat hij, als
dit toch zoo doen, dat zy als grondleggers
voor elke algemeene geschiedenis zulten
kunnen dienen.
Het is onjuist te zeggen, dat onze
handelsgeschiedenis ig verwaarloosd, in elk geval zijn
an iere deelen onzer economische geschie
denis, die der nijverheid bijvoorbeeld, er
vél erger aan toe, maar het is toch wel
waar, dat zy' niet in die mate beoefend is als
van een handelsvolk zou kunnen worden
verwacht. Doch nu voor onze economische
geschiedenis in het algemeen de betere tijd
schijnt te zullen aanbreken, komt toch de han
delsgeschiedenis daarvan allereerst profiteeren.
Het boek van dr. Poelman \> staat aan het
begin, en behandelt de historie der
'Nederlandscbe, toen aangeduid als Friegche han
delaars en hun betrekkingen tot andere lan
den tot ongeveer het jaar 1000. Men heeft
bij de lectuur zeer sterk het gevoel tegen
woordig te ijn bij een groote schoonmaak,
waarbij heel secuur tot uit alle hoekjes de
stof wordt weggehaald, en alle oude rommel
naar de vuilnisbak wordt verwezen. Het ziet
er wat kaal uit na afloop, maar bij nader
bezien valt dat toch mee, en wat er over is
gebleven staat er dan ook met gewaarborgde
zekerheid. Dr. Poelman toch schift met een
zeer deugdelijken kritieken zin begaafd al de
bekende verhalen o ver onze oudite handelsbe
trekkingen, voornamelijk door Dirk*, in zy'n
in 18i6 verschenen werk over den koop
handel der Friezen tot aan den dood van
Karel den Grooten", op zeer verdienstelijke
wijze, maar zonder de kritiek der tegen.
woordige wetenschap by'een gebracht. Da heer
Poelman begint, en terecht, met uit onze
handelsoeschiedenis te verbannen al wat Dirks
vertelt over handelsbetrekkingen voor en na
den Romeinschen tijd en v66r het
Merovingieche tijdperk. Van handel in den eigen
lijken zin van het woord was toen nog geen
sprake. Na dan nauwkeurig te hebben vast
gesteld wat wij ons precies hebben te denken
onder de landstreek der Friezen in het te
bespreken ty'dperk, en dat hy begrensd acht
door Schelde, Maas (tot fleerewaarden),
Waal, IJsel, de Drentsche heidevlakten
en dan de Eems, krijgen wij eerst een
overzicht van de aanraking van Frie
zen en Franken, waarbij enkele gebeur
tenissen, tot nu toe in onze geschiedenis
geplaatst, daaruit rerwy'derd worden. Zoo
worden by'v. de eilanden der Saxen" door
Childerik veroverd (463), door welk feit het
eerste optreden in ons iand der Merovingen
zou zijn aangegeven, niet in Zeeland of bij
de Lauwers gezocht, maar bij de Loire.
Zoo is er meer, dat hier echter te ver zou
voeren, daar wij liever onze ruimte
negteden om de resultaten mede te deelen ten
opzichte van het eigenlijke onderwerp: de
Friesche handelsbetrekkingen. De heer Poe
man komt toe dit beeld ervan : Wanneer het
grootste deel van Noord-Nederland aan de
Franken is onderworpen door het krachtig
optreden van de hofraeiers der Merovingen,
Pippijn van Landen en zijn nakomelingen
en dan vooral na Pippy'n van Herstal,
begint zich tusschen de oude vijanden,
Friezen en Franken, een levendige handel te
ontwikkelen, door de eerste, schippers ge
boren als het ware door de eigenaardige
gesteldheid van hun land, met kleine zeil
schepen gedreven, en met als eigen waar wollen
geweven stoffen, doch grootendeels bestaande
uit bemiddelingshandel tusschen alle rondom
liggende v-olken. Dit Frankrijk haalden zij wijn,
meekrap (iakenverfstof) en Oosterscae spece
rijen en luxe voorwerpen, uit de Noorde.yke
landen pelswerk, uit Engeland metalen (tin),
uit de Rijnlanden wijn, koren en hout.
Dit alles kwam evenwel eerst goed tot
ontwikkeling soodra de Karolingen hun
uitgebreid gebied hadden gevestigd en aoor
den koopman een groote uitgestrektheid
veilig kou worden bereiëd. Maar schipper
en krijgsman tevens, en als de kans schoon
was ook zeeroovei, waagde hij zich evenzeer
buiten het gebied, bezocht Londen en in
het heidensche, gevaarlijke Denenland, het
handelscentrum Sieeswijk.
Het handelsleven in het eigen land con
centreerde iich te Doiestad; Dr. Poelman
elimineert zeer logisch alle andere als
bandeUsteden gelijktij lig genoemde plaatsen. Zijn
bewijsvoering, behalve op destilzwügendheid
der bronnen over die andere, berustende op
een geografische verklaring van Dorestad,
aangewezen centrale ligging ig bijzonder ge
lukkig. Dit blijkt temeer als in het verder
gold hst iets vau geen belang, zoo langs z'n
neus weg zei:
,,'k Ben gisteren no^ bij Marie geweest,"
en bang dat zij 't hem kwalijk zou nemen,
vervolgde hij dadelijk: ik kwam er voorbij
en toen riepen ;;o me binnen."
Zoo. En waarom?"
Ze haddo gehoord, dat u ziek wag, en...
en... ziet-u, 'c is minder prettig om het te
zegge, 'K ?ind het zelf ook . .."
Zeg nou maar op," klonk 't bevelend.
Ze spraken over een toeziende voo_-d voor
de minderjarige kindere."
Een toeziende voogd V ... Waarvoor ?''
Ja, hoe zal 'k u dat. ..."
Ooo," zei tante, o, nou begrijp ik. ...
Zoo, zoo, wel, wel l Dm ze denken nou
al.. ." en zenuwachtig driftig plukte ze aan
de deken.
Oom knikte slechts.
En wat zei je?" vroeg ze kortaf, bits,
hem scherp aankijkend.
Ik., . ik zöi, (lat ze voorloopig uog de
tijd hadde."
En?"
En... en totn vertelden ;'.e me ook nog
van die porrelle. ... Dat Jan es ruzie,..."
Ja, ja. En ?" Tante woud zich zicht luar op.
En dat ze nou twee poitrttte haddo van
u en oom."
Twee ''.... En verder ?"
Oom voelde /.ion, ai^ofd tpjjeiijk "<>>'? '.-n
achtfiru't werd getrokken, H'j w'ioV n-.>i;
meer zeegen, maar voleen ni.jt te urveu.
Dat irriteerer.de ,,en '.'" benam htm z'u kalmte,
tot het nogmaais uit taute'a mond klonk:
Nou? EG?"
Want zo ware 't rsr^te uie.t kjvijï.waakt,
maar ze haddu sjeen lust om er een i ij 11
om te late zette," vervolgde nom.
Zoo" zei tante, was 't em dat. Eii hebbe
ze nou een lijst erom ?"
Om geen van beide. Ze hadde zo nou
ergens legge, ^a:ir, wiste y.e niet. Ze sprake
meer over die voogd, en de oudste, Jet, bad
het over trouwen van meisjes met geld."
Oom zag, hoe tante d'er vingers steeds
vlugger plukten aan de deken en even kwam
in z'n oogen een glans van blijdschap. Hij
wist, boe ze was.
Plotseling zei ze kortaf: Laat me nou
verloop der gesch edenis het verdwijnen van
Dorestad als handelscentrum uit dezelfde
omstandigheden kan worden verklaard. De
handelsweg van Oost naar West ging langs
den Rijn en of uit den Maasmond r aar Enge
land, of door de Zeeuwïche wateren uit den
Seheldemond naar de Fransche kust: bij
Doresiad echter vond men den naar het noor
den loopenden Rijnmond, die in het meer Flevo
komende de verbinding vormde met den
veiligen binnenwaterwe? naarde Sleeswijksche
kust. To Dorejtad kruisten dua de handels
wegen uit Enge'and. Frankrijk, Rijnland en
de Oostzeelanden. Maar toen in den ergsten
tijd der plundertochten van de Noormannen
Dorestad eenige malen duchtig te lijden had
gehad, weken de kooplieden naar het veiliger
gelegen Keulen, werd de handelswee raar de
Waal verli gd en kwam daar Tiel op, terwijl
na de afdammip.g van den krommen Rijn bij
Dorestad het verkeer met het noorden op
Utrecht en Deventer uitliep, vanwaar het dan
in verbinding met da Hollandsche wateren en
den Rijn kwam. Zoo zien wij in een volgend
tijdperk Tiel, Utrecht en Deventer in de plaats
van Dorestad treden en vooral Keulen pro
fiteeren van het belangrijke Rijnverkeer.
Hoe wij ons dat oude Dorestad hebben
voor te stellen? Dr. Poelman denkt het zich
niet als een stad, maar als een door vaarten
doorsneden landstreek langs de vaarten be
bouwd: iets als Groningsche veenkoloniën
te zien geven, en er is zeer veel dat daarvoor
pleit, terwijl zóó gezien ook veel zaken heel
wat beter begrijpelijk worden.
Ten slotte rijst de vraag of inderdaad het
eigen handelsartikel dat van ouds als dat
der Friegche kooplieden wordt vermeld: het
Friesche laken, product was van een
inlandeche wolindustrie of volgens een in den
laatsten tijd meer verkondigde meening slechts
door de Friezen werd verhandeld maar
elders ingeslagen. Dr. Poelman meent, onder
erkenning van de kritiek door Klumker,
Schulte, Pirenne, geleverd, en er in elk geval
dit uit overnemende, dat aanvoer van elders
niet was uitgesloten, dat er wel degelijk van
een inlandsche wolindustrie kan worden ge
dacht. Het is jammer dat hij het in het kort
vóór 't zy'ne verschenen boek van den heer
Posthumus geopperde gevoelen, als zouden
enkele bewijsplaatsen voor de wolindustrie
evengoed op uit vlas bereid linnen betrek
king kunnen hebben, niet heeft kunnen be
spreken. Het zou op zyn conclusie trouwens,
meen ik, weinig invloed gehad hebben, omdat
al zou hij misschien de eigen handelswaren
met linnen hebben uitgebreid, zyn bewijs
voering voor de wol als voornaamste product
en voornaamste koopwaar m. i. overtuigend is.
Ten alotie enkele bezwaren. Het eigen
aardige verschijnsel dat de Friesche koop
man ingeboren landsman was terwijl bijna
overal de kooplieden vreemdelingen waren,
wo dt wel even gemeld maar niet verklaard,
terwijl niet wordt gepoogd te onderzoeken
in hoeverre de kooplieden zelve producenten
waren, twee vraagpunten die bij elkaar
bebooren, en die werkelijk van eenig belang
zijn. Een bepaalde lacune is bovendien het
ontbreken van elke aanwijzing over de
plaats en beteekenis van het geld bij den
ruil. De in bet besproken boek gevolgde
terminologie doet het voorkomen of koop
en verkoop geschiedden voor en met geld,
hetgeen echter slechts gedeeltelijk juist is. De
verklaring waarom de groote handelsplaatsen,
naast de tol die men er hief, ook steeds
muntrecht kregen, is slechts te geven in
verband met oen uiteenzetting van de be
teekenis van het geld.
Maar dit daargelaten is het boek van Dr.
Poelman, vooral wel door de scherpe en
logische kritiek die het oefent op de over
levering, van bijzondere waarde voor onze
kennis van den oudsten handel: en vat het
die byna geheel samen.
Di:. H. E. v. GELDER.
1) Geschiedenis van den Handel van
NoordNederland iri bet Merovingiscbe en Karo
lingische tijdperk, door dr. H. A. Poelman.
'sG-av.. Mart Niihoff, 190S.
ofncwzonban.
OmficnienweSclïOöl?
Geachte Redactie.
Vergun mij, als medewerker aan Schooien
Toon h'va
dood, en scnooa 7,c
ker.don, i':cii >
oc-UU??r- Ui:'-, f n soaniiei.d
d 'k;
d'
:en var.
if, \v.'i i'vii
.fp. jt: nos'
'cn ";-?i, k*..'
i'-'j-di-ii m e i
heb. kun
alleen, 'k Ben moe. Maar als je wilt, loop
dan es bij notaris Jansen an en vraag of-i
nog vandaag wil komen met het testament."
OODI zou er dadelijk voor zorgen, Toen hij
de kamer had verlaten liep bij de gang met
vluggen pas. glimlachend door, leek hem het
heengaan een te gro:>ter genot na 't span
nend verblijf in de ziekenkamer. En neuriënd
aiet blij or:i zich kijkeu ging hy' naar 't huis
vau (auto's r.o:ari;.
De toediende voor;d was benoemd. Oom
Wille!» was ': gevvoi-den. Mevrouw ioppen
vond, dat liet toch wei raadzaam was. Oom
dacht er ook zoo over. Acht gulden had het j
we! gekoj!, maar." zei oom Willem, da's j
niet erg. Dat haal je met je erfenisje wel
terug." Hij had 't zociaug maar voorgeschoten.
Ze hoopten 't ook t n vleiden dch steeds
ineer, dat 't geen ze krijgen zouden nog wel j
mee kon vallen. En onbewust had zich dat
erven meer en meer een plaats veroverd in
haar (5 enk en., '.VSH h? f. doodgaan reeds een
stil, r 'ii met k haar aangegroeid verlangen ge j
worden, dat, werd het al gevoeld, toch dadelijk l
\\ erd ?_"<:^'1ilv~ten! door 't \vederzijdsch gebrek j
aan sympathie en de herinnering aun de urne. j
neens 't bericht varj tante's
'i voor elkander niet be- j
ze Ar tijding als iets
-' erd :m ftf.w> -r a.;: h t de
I?;H. Oo?n UTiieru zon
;:?.:'. k beiiH^ti.?»1!! en bi;
iij« v.ijn, b«-iove.Bd, du
II uicuijea n:s was hei .
i ver-iedi'c-n. Want," ?
X1"»!' gr>ed m(-; elkaur,
'!!, is' 'l net oft't gepn
i r bfij!:i;ui, l-, u omdat ;
op ET.,
rt-kerr.';:. iln.itl \\al je d'r van l.:xlen kunt."
}-n door deze onbaatzuchtige verzekering
vau oom «ernstsroMfli!, saten ze (huis bij
!u.j ?,!";?:-.v .K i.-i'o:; iu b:ij o vtnvnehlinj; var:
weliic-'.i ppoi'dig in 't bczii rijn van een
aardig somüji.MJ". Z' ;ls< deed df kans daarop
een i «tere mti-nir^ omtrent de gestorven
tai'!': ontstaan en werd 't besluit genomen
om een VMJ 'ie portretten toch raaar te doen
om i ij sten.
Vandaag zou de opening van hot testament
Leven het mijne te zeggen over de wijze
waarop de heer Kleefstra deze groep van
paedagogen meent te mogen aanvallen.
Sinds eenige jaren dringt hetschoolprobleem
raet steeds grooter macht in de publieke
belangstelling naar voren.
Het gaat nu niet meer om de versterking
van de politieke positie der clericale reactio
of om de bijzondere echolen vruchtbare be
schikkingsbevoegdheden" over de nationale
gelden te bezorgen, maar het gaat nu om
het kind zelf.
Ieder, die de oppervlakkige en perverse
politiekerij van het oogenblik verafschuwt en
verlangend uitziet naar een samen-leving
waarin anderen belangen de sociale aandacht
bezig houden dan de persoonlijke van poli
tieke avonturiers, stal ook in deze opleving van
bet schoolviaagstuk de lente zien komen. Hij
zal,als hij beschikt o verdenoodige k
enuis,medewerken het publiek geweten te wijzen op de
onverantwoordelijke wijze,
waaroptegenwoordig met de kinderziel woidc omgesprongen,
vooral op de armenscholen"... Als er verschil
rijsttuschen hem en de anderewerkers opdat
gebied, za.l bij dat verschil het liefst binnens
kamers uitvechten om een eenheid te zoeken
naar huilen, in eerst in de uiterste nood, als
een scburftig schaap in do kooi der
sociaal-paedagogen niet luisteren wil naar rede, zal bij
zyn prestige tegenover het publiek, dat hij
op een dwaalweg voert, moeten breken door
een persoonlijke kritiek. Dit werk is niet
zonder gevaar, want ieder onrechtvaardig
oordeel in deze oordeels-grage tijd valt met
verhevigde woede terug op die oordeelt.
In verband met deze gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid, die de heeren Ligtbart
en Kleefstra verbindt, heeft dus een open
lijke uitspraak over het werk van de een
door de ander meer dan gewone betee
kenis. Wij, jongeren, die als paedagogen
nog onze weg moeten zoeken, vragen een
klare expositie van de paedagogische syste
men, die beide voormannen bezielt. Wy be
grijpen, dat de hartstocht, waarmee ieder in
zyn werk leeft, zich ook zal uiten in deze
analyee van de paedagogische oorspronke
lijkheid, hetzij die hartstocht zich met snij
dende koelheid uit zonder bittere woorden,
of misschien toomeloozer. Wij begrijpen dat
alleen onverachilligen objectief" kunnen
blijven en wij vergeven gaarne een minder
gepaste vorm als de inhoud ons slechts leert.
En in dit opzicht heeft de heer Kleefstra
ons teleurgesteld. Zijn heele artikel is voor
ons slechts een onbesuisde uitval. Nu is
het voor de heer Kleefstra en zijn omgeving
ongetwijfeld een zeer belangrijk feit, dat hij
dusdanig in woede ontstoken is tegen zijn
medestrijder voomieuwe paedagogieche
orienteeringen, maar wat hebben wij, lezers, daar
mee in hemelsnaam te maken.
Als hij ons uit de vele geschriften van
Jan Ligthart is het nu zóó erg, dat in
dezen tijd van deftige Kleefstra's een
dergelijke gezellig kwajocgensachtige be
titeling er tusschen door rolt? uit de
9 jaargangen van zijn weekblad, uit zijn lang
jarige en veelomvattende practijk een beeld
had gegeven van deze buitengewoon interes
sante paedagogische oorspronkelijkheid
en een kritiek van die provinciën in dit
hewustzijn. die onbewust gebleken zijn, was
dit onderzoek niet alleen voor hem zelf,
maar ook vcor ons en zelfs voor Jan Ligt
hart vruchtbaar geweest.
Maar de heer Kleefstra mag het ons, lezers,
niet verwijten, als wy, die in Holland liever
geen schandaal joernalistiek zien opkomen,
na zijn artikeltje hem voorloopig tot deze
analyse niet in staat rekenen.
Met dank voor plaatsing,
A. J. RESIKK.
* **
Gaarne maak ik van de gelegenheid, mij
door de redactie geboden, gebruik, om nog
een enkel woord aan 't stukje van den heer
Reaink toe te voegen.
Bij 't lezen van zyn opschrift heb ik even
mijn oogen uitgewreven. Wat heeft nu mijn
recensie van een bundel opstellen uit School
en Leven te maken met de nieuwe school?
Voor zoover ik 't stukje van den heer
Resink begry'p, echijnt 't mij eei bevestiging
van mijn indruk van Jan Ligtharts journa
listiek werk. Als 't hem genoegen kan doen,wil
ik hier wel zeggen, dat ik den heer Ligthart,
voor zoover ik bem als echoolman ken, zeer
verdienstelijk vind. Hij dott tenminste iets.
Voorts voel ik geen zweem van woede tegen
Jan Ligtbart; ik heb niet de eer hem te
kennen; ik ben no» nooit met hem in pole
miek geweest; bij mijn weten heb ik in inijn
omgeving zyn naam nog nooit genoemd. On
gelukkig heb ik indertijd te veel van Jan
Ligtharts journalistieke taartjes gebruikt en
nu ik na jaren vasten, plotseling weer een
heele schaal vol vóór mij kreeg, kón ik
ze niet stuk voor stuk keuren. En eerlijk
gezegd, ik vind 't ook niet de moeite
waard. De opstelletjes hebben al eenmaal
dienst gedaan; ze staan meerendeels in zeer
verwijderd verband met de opvoeding; ze
openen geen nieuw verschiet; ze in een mooi
bandje aan de markt te brengen, meen ik
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen bij A r t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.
Eenige
Fabrikante
W.BengerSöhne
Sluttga
Hoofddepói t* AMSTERDAM: Kalvorstr. 157
K. P. DEUSCHLE-BENGEE.
Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTiCOLE.
De STAAT GARANDKERT U een ONYKRVALSCHT product.
Boterhaiidel K UI Dl, A REN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
geschieden en Oom werd tegen acht uur in
den avond terug vei wacht.
't Was vreemd wel, maar juist vandaag
werd over de erfenis niet veel gesproken.
De een voor d'aiider dinfde haar verwachting
niet te uiten, bang dat 'i zon tegenvallen eu
elk voor zich had zoo de etHeüschatting
omtrent het te verwachten deel. Aan tafel
was 't zelfs stiller dan gewoonlijk en toen
men klaar was, de keuken wier was opge
ruimd, de thee geze;, werd 'i een stil, zwijgend
zitten bij het raam, met spannend luisteren
of de bel soms ging.
Oom Erans ia nooit meer hier geweest
na die eene keer," zei eindelijk Jet, die
telkens wou gaan lezen, maar meestentijds
naar buiten staarde.
Xee," zei mevrouw, dat is wel te begrijpen.
Hij wae toen werkelijïboos."
Al.-: 't van hem afhing kregen we zeker
niets," vervolgde Jet.
,,Nee, maar dat is gelukkig niet het geval.
kind, ofschoon ik me nou maar niet te veel
er van 7011 voorstellen."
Nou ja, te veel, te veel. Wie doet dat
nou? U dtnkt ook altijd het slechtste,"
zei Jet,
Als je KOO oud bent .?:': ik, zul je bemerkt
hebben, dat dat beter is dan altijd het btite
te driikfü. ' antwoordde mevrouw.
Beu u ;t. 'io u vViil'-'!:1. ?':
f>;U ijüU ik," kloi;k ..i-u il'.f-iie -teii! van
btnedon i:n ra het zacM'-s ,!;-hr d .en van
de bnUeiuleur kwam (??.!!?! *,-.v^<T,d 'R-rip.arii
(U- tiiii> op. AUcn lü'kci} ri..ar <ii :;Ki;:"r:l;-iir
met stijï'.-ntl OL'geduld. verhoogd i;o-;: ('.oor
het langzaam nadertri \an o '-ji- die eerst
nog heel bedanrd zijn hoeü>jï;n°- hing ;;.«n
de kapstok.
Toen kwam oom binnen, gevolgd door Jet,
die door het zwijgend, kalm doen van oom
zich reeds had opgewonden.
Oom droeg oen plat, vier kun*, pakje t-n
legde 't neer op tafel.
Hè, hè- Daar is-i dan, ja oomj'je Willem.
Dag Marie, dag meisjes."
Oom kreeg v»u Jet een ^to?l en toen-i /at.
keek-i een oogenblik met een misnoegden
trek op a'n gezicht de kamer rond. Toen zei
hij: ,.'s Zie wel, dat jullie benieuwd rijn.
Laat. zich besrijpen. Nou... laat ik beginnen
te /.eggen, dat 't geen prettige boodschap is."
Hij zag ze blozen fan echrik. In al die
oogeii daar vóór hem feheen e.ensklaps angst
te iigten. Toen vervolgde hij :
Wat er gebeurd ia, zie je, dat weet ik
niet, dat weet ik waarachtig niet, maar...
enfin, iaat ik 't vertelle. De notaris laj het
testament. Duizend voor die, en zooveel voor
die en zoo meer. Toen kwame eerst haar
nichtjes en neefjes, een heele bende en daarna
kwam ook Erans. Veel was 't niet, wat-i
kreeg. Maar, toch genoeg om 't op te strijken,
als je 't krijgt. En toen dacht ik, ziezoo,
nou zijn de jouwe aan de beurt. Maar..."
oom scheen het lam te vinden om het te
veitelltu, want aarzelend kwam 't eruit,
terwijl-i naar z'n nagels keek, ja, /.ie je, tar.te had
beschreven, dat ze jou kinderen't portret gaf
van haar en oom, in lijst, want dat hadden
jullie nog niet," en toen, na een oigenblik
zwijgen, en hoe 't mensen er aan gekomen
i P, weet ik niet, maar er stond bij, als ze
't niet wilden hebben, dat het dan vonr de
toeziende voogd wa?. Ik heb 't meteen rnaar
meegenomen. Daar leit et. 't Is alles wat
ze krijge."
Eju drukkende, bange stilte volgde. Toen
plotseling eprons: Jet. op, en sehree", .vend
a's 't vare: I-j hè* flat ':'" preep '/.e * f-', »ikJ9
PU Pnieft het met kracht op den ?ror.d;
?vsiarsja ze huilend van woede de kamer
uitliep.
Oom c-; tl>' Kjidorcn ?aten 'oen een
oogenMik ve'bi'.asd te kijken. Toch zei nog niemand
wat. tot eindelijk icevn uw, teneinde \<-
vooriiouiL-n. dat oom niet al te veel zouiveihen,
hoe v?At hier ree-ds op iets gerekerul was,
zei: ,.0-'h, 'k heb het wel gedacht. Jntii:;schen
Wii'.em, dank ik je wel voor jn bereidwillig
heid en *ttun."
Oom zei, dat dat zoo'n vaart nit-t had
geloopen. Dat had-i ^raag gedaan. Ze wist wel,
wat-i voor haar doen kón, zou-i do'n. En
toen, na nog een oogenblik van praten over
't een en ander, opstaand, zei hij:
En Marie, 'k mag je zeker wel herinnere
aan die acht gulde, hè? D'er is wel geen
haast bij...."