De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 14 februari pagina 3

14 februari 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1651 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. te Btellen, wat in die levens het eigenlijke leren is geweest! En boe leidt bem die zelfde kennis, die nooit reinst te weten, wat zij niet weet, met volle zekerheid over het distelige pad van Docetisme, Montanisme Güomicigme, om den lezer den weg te wijzen die volgens zijne meening leiden kan tot objectieve kennis van het eerste Christendom. Of dan altijd en op iedere bladzijde deze studiën haren lezer bevredigen? Po!ak zelf, zoo sceptisch gezind en zoo uitermate k wistig met vraagteekens, zou de laatste zijn om dat te ver wachten. Daar ligt in het geheele boek van den vernuftigen en geleerden denker, die deze studiën te boek stelde, een voortdurende tweespalt tussehen deze twee machten, de macht van het logisch redeneerend nadenken, en de macht van het religieus gevoelen. De eerste is hier de sterkste; en het is voorna melijk door dezen gedreven dat bij de mystiek van Marcus Aureliua veroordeelt althans slechts ten deele waardeert. Maar ook de tweede macht laat hem niet los, al brengt ze hem niet zoo heel veel verder dan tot weifelend hoofdschudden 'zoo vaak of de Wetenschap" of de Kunst" bare alleen heerschappij proclameert. En soms Echy'nt het mij alsof die onzekerheid iets te kort doet aan de billijkheid van zijn oordeel. Gaat het aan, dezelfde helderheid als in het exposéeener theologische finesse te vragen aan de belijdenis van Marcus Aurelius ? Mag men van Renan verwachten, dat bij ons eenen Faulus of Johannes teekent met zoo scherpe omtrekken als de Mommsen van Polak ? Immers ook Renans eigen beeltenis geeft Polak ons te recht in vrjj wat doezeliger lijnen I Waartoe hieraan nog veel toe te voegen over den stijl van Polak, en over 'c geen de zwakke zijde zijner taal was en bleef, de overgroot» bloemrijkheid en de vaak onvoor zichtige beeldspraak ? De voortreflykheid der compositie wordt daardoor niet verminderd; de studies over Renan en Mommsen blijven meesterstukken van literaire kritiek. Mogen zeer velen ze herlezen. Wie den schrijver hebben gekend en liefgehad zullen dit niet kunnen doen zonder door ne bladzijde met bijzonderen weemoed te worden getroffen. Hem zoo getuigt Polak over Renan hem is geschonken geweest, misschien niet al wat hij begeerde, maar zeker al wat hij behoefde. Een weinig je druk in zyne jonge jaren, maar niet de druk die de veerkracht verlamt, de gezondheid knakt, den rug kromt en het oog verduistert..." Wij denken by' het lezen dier woorden aan de vele moeiten van Polaks eigen leven, aan zijne bitter zwakke gezondheid, aan zijn slechte gezicht, en met stillen eerbied zien wij op naar den Btoeren arbeid in zoo moeilijke omstandig heden door zijn vernuft, zijn wetenad ,rst en zijne geleerdheid tot stand gebracht. A m s t., Jan. '09. K. KUIPER. i. Een boek van dr. Poelman over den N. Nederlandschen handel in het Merovingisch en Karolingisch tijdperk, een van Mr. Dr. Posthumus over de Leidsche lakenindustrie, met zeer belangrijke hoofdstukken over den middeneeuwgchen lakenhandel, een van Mr. Dr. v. Brakel over de voorloopers der groote handelscompagnieën, en een van Dr. Becht over de convooien en Meenten: inderdaad een goede oogst leverde 1908 op voor onze bandelsgesehiedenis! En nu is daaronder niet eens begrepen, dat wij ook de reeds voor jaren met een paar afleveringen aan gevangen samenvattende Nederlandsche Han delsgeschiedenis van den heer Diferee vol tooid hebben zien worden. Maar daarin ligt opzet, zij het ook geen boos. Er is toch tus schen de hier opgenoemde werken en dat van den heer Diferee dit verschil dat de eerste op bronnenonderzoek berustende d tailstudies zijn, en het laatste wel niet geheel zonder zelfstandig onderzoek tot stand ge komen is, maar toch im groszen Ganzen een compilatie is van het tot nu toe bekende. Wanneer zübetrouwbaar is, is zul k een hand leiding niet verwerpelijk, maar er moet orn de zooveel jaar een nieuw verschijnen, terwijl werken als hierboven staan opgenoemd, mis schien wel niet altijd het laatste woord zeggen over de materie die zij behandelen, maar Oom stond een oogenblik verwonderd, be greep nog niet volkomen wat ie had bedoeld, maar 'c eindelijk voelend, zei hij, zich wen dend tot mevrouw : Nou Marie, erg beleefd is 't niet van d'er, 'k zeg, erg beleefd is 't niet.... Nou atjuus " Mevrouw Het hem uit, en teruggekeerd in de kanier zei ze: Jet, je moet voortaan wat op je woorden passen, kind. Oom was boos, geloof ik." Nou," zei Jet, laat hem boos zijn," en toen glimlachend zich wendend totdeandeten: ,,'k Zeg, laat hem boos zijn." Ze trachtte zoo goed mogelijk Oom'» stem te imiteeren. 't Verwekte dan ook gelach en toen mevrouw weer zat, werd er over tante n tante's ziskte gesproken. Oura Frans belde aanbütante van Looken, die een groot huis bewoonde ia Delft. 't Geluid der bel klonk lang nog na in 't holle van de hooge, lange gang. Geruvschloos ging de zware voordeur open en even groetend stapte oom de breede drempel over en volgde toen de meid. De dikke, zachte looper dempte elk geluid van stappen. De meid ging toen een kamer binnen en kwam weldra terug, oom zeggend, dat i werd gewacht. Tante zat in een groote stoel, met kussens in de rug en achter 't hoofd. Haar beenen rustten op een andere stoel, en op een deken, die 't onderlijf bedekte, lagen stijf gevouwen, de magere, rimpelige handen. Toen oom binnenkwam, z'n be-t doend om een trek van hartelijke deelneming te brengen op z'n gezicht, keek tante op en door het scherpe van haar blik werd oom j een oogenblik beteuterd. Hij had verwacht een lijderes te vinden, te zwak zelfs om haar oogen te openen. Devotie was er in z'u houding, devotie in z'n blik en in z'n stem, toen hij, de hand bedeesd voomitgesto^en zachtjes zei: Dag tante; hoe gaat het?" AH een snauw, zoo gcherp en hard klonk het terug: Dank je. Je kunt wel harder praten, Ga zitten." Hij nam een stoel eri zich toen zettend aan haar voeteneind, begon 't gesprek na eenig zwijgen over de ziekte, totdat hij, als dit toch zoo doen, dat zy als grondleggers voor elke algemeene geschiedenis zulten kunnen dienen. Het is onjuist te zeggen, dat onze handelsgeschiedenis ig verwaarloosd, in elk geval zijn an iere deelen onzer economische geschie denis, die der nijverheid bijvoorbeeld, er vél erger aan toe, maar het is toch wel waar, dat zy' niet in die mate beoefend is als van een handelsvolk zou kunnen worden verwacht. Doch nu voor onze economische geschiedenis in het algemeen de betere tijd schijnt te zullen aanbreken, komt toch de han delsgeschiedenis daarvan allereerst profiteeren. Het boek van dr. Poelman \> staat aan het begin, en behandelt de historie der 'Nederlandscbe, toen aangeduid als Friegche han delaars en hun betrekkingen tot andere lan den tot ongeveer het jaar 1000. Men heeft bij de lectuur zeer sterk het gevoel tegen woordig te ijn bij een groote schoonmaak, waarbij heel secuur tot uit alle hoekjes de stof wordt weggehaald, en alle oude rommel naar de vuilnisbak wordt verwezen. Het ziet er wat kaal uit na afloop, maar bij nader bezien valt dat toch mee, en wat er over is gebleven staat er dan ook met gewaarborgde zekerheid. Dr. Poelman toch schift met een zeer deugdelijken kritieken zin begaafd al de bekende verhalen o ver onze oudite handelsbe trekkingen, voornamelijk door Dirk*, in zy'n in 18i6 verschenen werk over den koop handel der Friezen tot aan den dood van Karel den Grooten", op zeer verdienstelijke wijze, maar zonder de kritiek der tegen. woordige wetenschap by'een gebracht. Da heer Poelman begint, en terecht, met uit onze handelsoeschiedenis te verbannen al wat Dirks vertelt over handelsbetrekkingen voor en na den Romeinschen tijd en v66r het Merovingieche tijdperk. Van handel in den eigen lijken zin van het woord was toen nog geen sprake. Na dan nauwkeurig te hebben vast gesteld wat wij ons precies hebben te denken onder de landstreek der Friezen in het te bespreken ty'dperk, en dat hy begrensd acht door Schelde, Maas (tot fleerewaarden), Waal, IJsel, de Drentsche heidevlakten en dan de Eems, krijgen wij eerst een overzicht van de aanraking van Frie zen en Franken, waarbij enkele gebeur tenissen, tot nu toe in onze geschiedenis geplaatst, daaruit rerwy'derd worden. Zoo worden by'v. de eilanden der Saxen" door Childerik veroverd (463), door welk feit het eerste optreden in ons iand der Merovingen zou zijn aangegeven, niet in Zeeland of bij de Lauwers gezocht, maar bij de Loire. Zoo is er meer, dat hier echter te ver zou voeren, daar wij liever onze ruimte negteden om de resultaten mede te deelen ten opzichte van het eigenlijke onderwerp: de Friesche handelsbetrekkingen. De heer Poe man komt toe dit beeld ervan : Wanneer het grootste deel van Noord-Nederland aan de Franken is onderworpen door het krachtig optreden van de hofraeiers der Merovingen, Pippijn van Landen en zijn nakomelingen en dan vooral na Pippy'n van Herstal, begint zich tusschen de oude vijanden, Friezen en Franken, een levendige handel te ontwikkelen, door de eerste, schippers ge boren als het ware door de eigenaardige gesteldheid van hun land, met kleine zeil schepen gedreven, en met als eigen waar wollen geweven stoffen, doch grootendeels bestaande uit bemiddelingshandel tusschen alle rondom liggende v-olken. Dit Frankrijk haalden zij wijn, meekrap (iakenverfstof) en Oosterscae spece rijen en luxe voorwerpen, uit de Noorde.yke landen pelswerk, uit Engeland metalen (tin), uit de Rijnlanden wijn, koren en hout. Dit alles kwam evenwel eerst goed tot ontwikkeling soodra de Karolingen hun uitgebreid gebied hadden gevestigd en aoor den koopman een groote uitgestrektheid veilig kou worden bereiëd. Maar schipper en krijgsman tevens, en als de kans schoon was ook zeeroovei, waagde hij zich evenzeer buiten het gebied, bezocht Londen en in het heidensche, gevaarlijke Denenland, het handelscentrum Sieeswijk. Het handelsleven in het eigen land con centreerde iich te Doiestad; Dr. Poelman elimineert zeer logisch alle andere als bandeUsteden gelijktij lig genoemde plaatsen. Zijn bewijsvoering, behalve op destilzwügendheid der bronnen over die andere, berustende op een geografische verklaring van Dorestad, aangewezen centrale ligging ig bijzonder ge lukkig. Dit blijkt temeer als in het verder gold hst iets vau geen belang, zoo langs z'n neus weg zei: ,,'k Ben gisteren no^ bij Marie geweest," en bang dat zij 't hem kwalijk zou nemen, vervolgde hij dadelijk: ik kwam er voorbij en toen riepen ;;o me binnen." Zoo. En waarom?" Ze haddo gehoord, dat u ziek wag, en... en... ziet-u, 'c is minder prettig om het te zegge, 'K ?ind het zelf ook . .." Zeg nou maar op," klonk 't bevelend. Ze spraken over een toeziende voo_-d voor de minderjarige kindere." Een toeziende voogd V ... Waarvoor ?'' Ja, hoe zal 'k u dat. ..." Ooo," zei tante, o, nou begrijp ik. ... Zoo, zoo, wel, wel l Dm ze denken nou al.. ." en zenuwachtig driftig plukte ze aan de deken. Oom knikte slechts. En wat zei je?" vroeg ze kortaf, bits, hem scherp aankijkend. Ik., . ik zöi, (lat ze voorloopig uog de tijd hadde." En?" En... en totn vertelden ;'.e me ook nog van die porrelle. ... Dat Jan es ruzie,..." Ja, ja. En ?" Tante woud zich zicht luar op. En dat ze nou twee poitrttte haddo van u en oom." Twee ''.... En verder ?" Oom voelde /.ion, ai^ofd tpjjeiijk "<>>'? '.-n achtfiru't werd getrokken, H'j w'ioV n-.>i; meer zeegen, maar voleen ni.jt te urveu. Dat irriteerer.de ,,en '.'" benam htm z'u kalmte, tot het nogmaais uit taute'a mond klonk: Nou? EG?" Want zo ware 't rsr^te uie.t kjvijï.waakt, maar ze haddu sjeen lust om er een i ij 11 om te late zette," vervolgde nom. Zoo" zei tante, was 't em dat. Eii hebbe ze nou een lijst erom ?" Om geen van beide. Ze hadde zo nou ergens legge, ^a:ir, wiste y.e niet. Ze sprake meer over die voogd, en de oudste, Jet, bad het over trouwen van meisjes met geld." Oom zag, hoe tante d'er vingers steeds vlugger plukten aan de deken en even kwam in z'n oogen een glans van blijdschap. Hij wist, boe ze was. Plotseling zei ze kortaf: Laat me nou verloop der gesch edenis het verdwijnen van Dorestad als handelscentrum uit dezelfde omstandigheden kan worden verklaard. De handelsweg van Oost naar West ging langs den Rijn en of uit den Maasmond r aar Enge land, of door de Zeeuwïche wateren uit den Seheldemond naar de Fransche kust: bij Doresiad echter vond men den naar het noor den loopenden Rijnmond, die in het meer Flevo komende de verbinding vormde met den veiligen binnenwaterwe? naarde Sleeswijksche kust. To Dorejtad kruisten dua de handels wegen uit Enge'and. Frankrijk, Rijnland en de Oostzeelanden. Maar toen in den ergsten tijd der plundertochten van de Noormannen Dorestad eenige malen duchtig te lijden had gehad, weken de kooplieden naar het veiliger gelegen Keulen, werd de handelswee raar de Waal verli gd en kwam daar Tiel op, terwijl na de afdammip.g van den krommen Rijn bij Dorestad het verkeer met het noorden op Utrecht en Deventer uitliep, vanwaar het dan in verbinding met da Hollandsche wateren en den Rijn kwam. Zoo zien wij in een volgend tijdperk Tiel, Utrecht en Deventer in de plaats van Dorestad treden en vooral Keulen pro fiteeren van het belangrijke Rijnverkeer. Hoe wij ons dat oude Dorestad hebben voor te stellen? Dr. Poelman denkt het zich niet als een stad, maar als een door vaarten doorsneden landstreek langs de vaarten be bouwd: iets als Groningsche veenkoloniën te zien geven, en er is zeer veel dat daarvoor pleit, terwijl zóó gezien ook veel zaken heel wat beter begrijpelijk worden. Ten slotte rijst de vraag of inderdaad het eigen handelsartikel dat van ouds als dat der Friegche kooplieden wordt vermeld: het Friesche laken, product was van een inlandeche wolindustrie of volgens een in den laatsten tijd meer verkondigde meening slechts door de Friezen werd verhandeld maar elders ingeslagen. Dr. Poelman meent, onder erkenning van de kritiek door Klumker, Schulte, Pirenne, geleverd, en er in elk geval dit uit overnemende, dat aanvoer van elders niet was uitgesloten, dat er wel degelijk van een inlandsche wolindustrie kan worden ge dacht. Het is jammer dat hij het in het kort vóór 't zy'ne verschenen boek van den heer Posthumus geopperde gevoelen, als zouden enkele bewijsplaatsen voor de wolindustrie evengoed op uit vlas bereid linnen betrek king kunnen hebben, niet heeft kunnen be spreken. Het zou op zyn conclusie trouwens, meen ik, weinig invloed gehad hebben, omdat al zou hij misschien de eigen handelswaren met linnen hebben uitgebreid, zyn bewijs voering voor de wol als voornaamste product en voornaamste koopwaar m. i. overtuigend is. Ten alotie enkele bezwaren. Het eigen aardige verschijnsel dat de Friesche koop man ingeboren landsman was terwijl bijna overal de kooplieden vreemdelingen waren, wo dt wel even gemeld maar niet verklaard, terwijl niet wordt gepoogd te onderzoeken in hoeverre de kooplieden zelve producenten waren, twee vraagpunten die bij elkaar bebooren, en die werkelijk van eenig belang zijn. Een bepaalde lacune is bovendien het ontbreken van elke aanwijzing over de plaats en beteekenis van het geld bij den ruil. De in bet besproken boek gevolgde terminologie doet het voorkomen of koop en verkoop geschiedden voor en met geld, hetgeen echter slechts gedeeltelijk juist is. De verklaring waarom de groote handelsplaatsen, naast de tol die men er hief, ook steeds muntrecht kregen, is slechts te geven in verband met oen uiteenzetting van de be teekenis van het geld. Maar dit daargelaten is het boek van Dr. Poelman, vooral wel door de scherpe en logische kritiek die het oefent op de over levering, van bijzondere waarde voor onze kennis van den oudsten handel: en vat het die byna geheel samen. Di:. H. E. v. GELDER. 1) Geschiedenis van den Handel van NoordNederland iri bet Merovingiscbe en Karo lingische tijdperk, door dr. H. A. Poelman. 'sG-av.. Mart Niihoff, 190S. ofncwzonban. OmficnienweSclïOöl? Geachte Redactie. Vergun mij, als medewerker aan Schooien Toon h'va dood, en scnooa 7,c ker.don, i':cii > oc-UU??r- Ui:'-, f n soaniiei.d d 'k; d' :en var. if, \v.'i i'vii .fp. jt: nos' 'cn ";-?i, k*..' i'-'j-di-ii m e i heb. kun alleen, 'k Ben moe. Maar als je wilt, loop dan es bij notaris Jansen an en vraag of-i nog vandaag wil komen met het testament." OODI zou er dadelijk voor zorgen, Toen hij de kamer had verlaten liep bij de gang met vluggen pas. glimlachend door, leek hem het heengaan een te gro:>ter genot na 't span nend verblijf in de ziekenkamer. En neuriënd aiet blij or:i zich kijkeu ging hy' naar 't huis vau (auto's r.o:ari;. De toediende voor;d was benoemd. Oom Wille!» was ': gevvoi-den. Mevrouw ioppen vond, dat liet toch wei raadzaam was. Oom dacht er ook zoo over. Acht gulden had het j we! gekoj!, maar." zei oom Willem, da's j niet erg. Dat haal je met je erfenisje wel terug." Hij had 't zociaug maar voorgeschoten. Ze hoopten 't ook t n vleiden dch steeds ineer, dat 't geen ze krijgen zouden nog wel j mee kon vallen. En onbewust had zich dat erven meer en meer een plaats veroverd in haar (5 enk en., '.VSH h? f. doodgaan reeds een stil, r 'ii met k haar aangegroeid verlangen ge j worden, dat, werd het al gevoeld, toch dadelijk l \\ erd ?_"<:^'1ilv~ten! door 't \vederzijdsch gebrek j aan sympathie en de herinnering aun de urne. j neens 't bericht varj tante's 'i voor elkander niet be- j ze Ar tijding als iets -' erd :m ftf.w> -r a.;: h t de I?;H. Oo?n UTiieru zon ;:?.:'. k beiiH^ti.?»1!! en bi; iij« v.ijn, b«-iove.Bd, du II uicuijea n:s was hei . i ver-iedi'c-n. Want," ? X1"»!' gr>ed m(-; elkaur, '!!, is' 'l net oft't gepn i r bfij!:i;ui, l-, u omdat ; op ET., rt-kerr.';:. iln.itl \\al je d'r van l.:xlen kunt." }-n door deze onbaatzuchtige verzekering vau oom «ernstsroMfli!, saten ze (huis bij !u.j ?,!";?:-.v .K i.-i'o:; iu b:ij o vtnvnehlinj; var: weliic-'.i ppoi'dig in 't bczii rijn van een aardig somüji.MJ". Z' ;ls< deed df kans daarop een i «tere mti-nir^ omtrent de gestorven tai'!': ontstaan en werd 't besluit genomen om een VMJ 'ie portretten toch raaar te doen om i ij sten. Vandaag zou de opening van hot testament Leven het mijne te zeggen over de wijze waarop de heer Kleefstra deze groep van paedagogen meent te mogen aanvallen. Sinds eenige jaren dringt hetschoolprobleem raet steeds grooter macht in de publieke belangstelling naar voren. Het gaat nu niet meer om de versterking van de politieke positie der clericale reactio of om de bijzondere echolen vruchtbare be schikkingsbevoegdheden" over de nationale gelden te bezorgen, maar het gaat nu om het kind zelf. Ieder, die de oppervlakkige en perverse politiekerij van het oogenblik verafschuwt en verlangend uitziet naar een samen-leving waarin anderen belangen de sociale aandacht bezig houden dan de persoonlijke van poli tieke avonturiers, stal ook in deze opleving van bet schoolviaagstuk de lente zien komen. Hij zal,als hij beschikt o verdenoodige k enuis,medewerken het publiek geweten te wijzen op de onverantwoordelijke wijze, waaroptegenwoordig met de kinderziel woidc omgesprongen, vooral op de armenscholen"... Als er verschil rijsttuschen hem en de anderewerkers opdat gebied, za.l bij dat verschil het liefst binnens kamers uitvechten om een eenheid te zoeken naar huilen, in eerst in de uiterste nood, als een scburftig schaap in do kooi der sociaal-paedagogen niet luisteren wil naar rede, zal bij zyn prestige tegenover het publiek, dat hij op een dwaalweg voert, moeten breken door een persoonlijke kritiek. Dit werk is niet zonder gevaar, want ieder onrechtvaardig oordeel in deze oordeels-grage tijd valt met verhevigde woede terug op die oordeelt. In verband met deze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, die de heeren Ligtbart en Kleefstra verbindt, heeft dus een open lijke uitspraak over het werk van de een door de ander meer dan gewone betee kenis. Wij, jongeren, die als paedagogen nog onze weg moeten zoeken, vragen een klare expositie van de paedagogische syste men, die beide voormannen bezielt. Wy be grijpen, dat de hartstocht, waarmee ieder in zyn werk leeft, zich ook zal uiten in deze analyee van de paedagogische oorspronke lijkheid, hetzij die hartstocht zich met snij dende koelheid uit zonder bittere woorden, of misschien toomeloozer. Wij begrijpen dat alleen onverachilligen objectief" kunnen blijven en wij vergeven gaarne een minder gepaste vorm als de inhoud ons slechts leert. En in dit opzicht heeft de heer Kleefstra ons teleurgesteld. Zijn heele artikel is voor ons slechts een onbesuisde uitval. Nu is het voor de heer Kleefstra en zijn omgeving ongetwijfeld een zeer belangrijk feit, dat hij dusdanig in woede ontstoken is tegen zijn medestrijder voomieuwe paedagogieche orienteeringen, maar wat hebben wij, lezers, daar mee in hemelsnaam te maken. Als hij ons uit de vele geschriften van Jan Ligthart is het nu zóó erg, dat in dezen tijd van deftige Kleefstra's een dergelijke gezellig kwajocgensachtige be titeling er tusschen door rolt? uit de 9 jaargangen van zijn weekblad, uit zijn lang jarige en veelomvattende practijk een beeld had gegeven van deze buitengewoon interes sante paedagogische oorspronkelijkheid en een kritiek van die provinciën in dit hewustzijn. die onbewust gebleken zijn, was dit onderzoek niet alleen voor hem zelf, maar ook vcor ons en zelfs voor Jan Ligt hart vruchtbaar geweest. Maar de heer Kleefstra mag het ons, lezers, niet verwijten, als wy, die in Holland liever geen schandaal joernalistiek zien opkomen, na zijn artikeltje hem voorloopig tot deze analyse niet in staat rekenen. Met dank voor plaatsing, A. J. RESIKK. * ** Gaarne maak ik van de gelegenheid, mij door de redactie geboden, gebruik, om nog een enkel woord aan 't stukje van den heer Reaink toe te voegen. Bij 't lezen van zyn opschrift heb ik even mijn oogen uitgewreven. Wat heeft nu mijn recensie van een bundel opstellen uit School en Leven te maken met de nieuwe school? Voor zoover ik 't stukje van den heer Resink begry'p, echijnt 't mij eei bevestiging van mijn indruk van Jan Ligtharts journa listiek werk. Als 't hem genoegen kan doen,wil ik hier wel zeggen, dat ik den heer Ligthart, voor zoover ik bem als echoolman ken, zeer verdienstelijk vind. Hij dott tenminste iets. Voorts voel ik geen zweem van woede tegen Jan Ligtbart; ik heb niet de eer hem te kennen; ik ben no» nooit met hem in pole miek geweest; bij mijn weten heb ik in inijn omgeving zyn naam nog nooit genoemd. On gelukkig heb ik indertijd te veel van Jan Ligtharts journalistieke taartjes gebruikt en nu ik na jaren vasten, plotseling weer een heele schaal vol vóór mij kreeg, kón ik ze niet stuk voor stuk keuren. En eerlijk gezegd, ik vind 't ook niet de moeite waard. De opstelletjes hebben al eenmaal dienst gedaan; ze staan meerendeels in zeer verwijderd verband met de opvoeding; ze openen geen nieuw verschiet; ze in een mooi bandje aan de markt te brengen, meen ik 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen bij A r t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar. Eenige Fabrikante W.BengerSöhne Sluttga Hoofddepói t* AMSTERDAM: Kalvorstr. 157 K. P. DEUSCHLE-BENGEE. Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTiCOLE. De STAAT GARANDKERT U een ONYKRVALSCHT product. Boterhaiidel K UI Dl, A REN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. geschieden en Oom werd tegen acht uur in den avond terug vei wacht. 't Was vreemd wel, maar juist vandaag werd over de erfenis niet veel gesproken. De een voor d'aiider dinfde haar verwachting niet te uiten, bang dat 'i zon tegenvallen eu elk voor zich had zoo de etHeüschatting omtrent het te verwachten deel. Aan tafel was 't zelfs stiller dan gewoonlijk en toen men klaar was, de keuken wier was opge ruimd, de thee geze;, werd 'i een stil, zwijgend zitten bij het raam, met spannend luisteren of de bel soms ging. Oom Erans ia nooit meer hier geweest na die eene keer," zei eindelijk Jet, die telkens wou gaan lezen, maar meestentijds naar buiten staarde. Xee," zei mevrouw, dat is wel te begrijpen. Hij wae toen werkelijïboos." Al.-: 't van hem afhing kregen we zeker niets," vervolgde Jet. ,,Nee, maar dat is gelukkig niet het geval. kind, ofschoon ik me nou maar niet te veel er van 7011 voorstellen." Nou ja, te veel, te veel. Wie doet dat nou? U dtnkt ook altijd het slechtste," zei Jet, Als je KOO oud bent .?:': ik, zul je bemerkt hebben, dat dat beter is dan altijd het btite te driikfü. ' antwoordde mevrouw. Beu u ;t. 'io u vViil'-'!:1. ?': f>;U ijüU ik," kloi;k ..i-u il'.f-iie -teii! van btnedon i:n ra het zacM'-s ,!;-hr d .en van de bnUeiuleur kwam (??.!!?! *,-.v^<T,d 'R-rip.arii (U- tiiii> op. AUcn lü'kci} ri..ar <ii :;Ki;:"r:l;-iir met stijï'.-ntl OL'geduld. verhoogd i;o-;: ('.oor het langzaam nadertri \an o '-ji- die eerst nog heel bedanrd zijn hoeü>jï;n°- hing ;;.«n de kapstok. Toen kwam oom binnen, gevolgd door Jet, die door het zwijgend, kalm doen van oom zich reeds had opgewonden. Oom droeg oen plat, vier kun*, pakje t-n legde 't neer op tafel. Hè, hè- Daar is-i dan, ja oomj'je Willem. Dag Marie, dag meisjes." Oom kreeg v»u Jet een ^to?l en toen-i /at. keek-i een oogenblik met een misnoegden trek op a'n gezicht de kamer rond. Toen zei hij: ,.'s Zie wel, dat jullie benieuwd rijn. Laat. zich besrijpen. Nou... laat ik beginnen te /.eggen, dat 't geen prettige boodschap is." Hij zag ze blozen fan echrik. In al die oogeii daar vóór hem feheen e.ensklaps angst te iigten. Toen vervolgde hij : Wat er gebeurd ia, zie je, dat weet ik niet, dat weet ik waarachtig niet, maar... enfin, iaat ik 't vertelle. De notaris laj het testament. Duizend voor die, en zooveel voor die en zoo meer. Toen kwame eerst haar nichtjes en neefjes, een heele bende en daarna kwam ook Erans. Veel was 't niet, wat-i kreeg. Maar, toch genoeg om 't op te strijken, als je 't krijgt. En toen dacht ik, ziezoo, nou zijn de jouwe aan de beurt. Maar..." oom scheen het lam te vinden om het te veitelltu, want aarzelend kwam 't eruit, terwijl-i naar z'n nagels keek, ja, /.ie je, tar.te had beschreven, dat ze jou kinderen't portret gaf van haar en oom, in lijst, want dat hadden jullie nog niet," en toen, na een oigenblik zwijgen, en hoe 't mensen er aan gekomen i P, weet ik niet, maar er stond bij, als ze 't niet wilden hebben, dat het dan vonr de toeziende voogd wa?. Ik heb 't meteen rnaar meegenomen. Daar leit et. 't Is alles wat ze krijge." Eju drukkende, bange stilte volgde. Toen plotseling eprons: Jet. op, en sehree", .vend a's 't vare: I-j hè* flat ':'" preep '/.e * f-', »ikJ9 PU Pnieft het met kracht op den ?ror.d; ?vsiarsja ze huilend van woede de kamer uitliep. Oom c-; tl>' Kjidorcn ?aten 'oen een oogenMik ve'bi'.asd te kijken. Toch zei nog niemand wat. tot eindelijk icevn uw, teneinde \<- vooriiouiL-n. dat oom niet al te veel zouiveihen, hoe v?At hier ree-ds op iets gerekerul was, zei: ,.0-'h, 'k heb het wel gedacht. Jntii:;schen Wii'.em, dank ik je wel voor jn bereidwillig heid en *ttun." Oom zei, dat dat zoo'n vaart nit-t had geloopen. Dat had-i ^raag gedaan. Ze wist wel, wat-i voor haar doen kón, zou-i do'n. En toen, na nog een oogenblik van praten over 't een en ander, opstaand, zei hij: En Marie, 'k mag je zeker wel herinnere aan die acht gulde, hè? D'er is wel geen haast bij...."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl