De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 14 februari pagina 5

14 februari 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1651 DE A M S E R D A M M E II WEEKBLAD V O R N li D K R LAND. DAMEjS. Lettfflir voor toette zieken. Evenals verleden jaar in den irjfluenza-tyd komen ook na weer allerlei kennissen me vragen naar titels van prettige, opwekkende, niet inspannende, en toch ook niet opper vlakkige boeken voor hun herstellende pa tiënten. En ik weet ook nog maar al te goed, hoe ik zelf daarnaar vroeger dikwijls zocht, Ik vond meestal troost b-j Dickens, maar die schildert toch ook dikwijls tooneeler, die voor patiënten, wier hoofd nog z»ak is, wel eens wat heel aangrijpend zijn. En toch hebben ze beioef te aan lektnnr, 'waar actie in is, die ben boeit, zonder te vermoeien, en die hun liefst na en dan eens hartelijk doet lachen of neg liever stil glimlachen. Daar ik nu toch voor een paar kennissen een Ijjstje van dergelyke boeken heb opge maakt, bedenk ik, dat ik daar misschien ook anderen mee kan gerieven daarom geel ik het ,in dit blad. De meesten behooren tot een rij'je in mijn boekenkast, dat al menig maal dienst heeft gedaan, en, naar de lezers me verzekerden, met succes. Op volledigheid kan het niet bogen, mis schien geef ik er 't volgend jaar nog eens een Tervolg op. Hier ie dan 't voornaamste, van wat ik tot nn toe verzameld heb: Eerst enkele nummers uit de goedkoope serie Blijde Kunst", zoo keur g uiigegeven door de Hollandiadrukkerjj" te Baarn: De Scbipbrt-uk van juffrouw Leek s en juffrouw Aleshine", door Frank R. Stockton, met oorspr. penteekeningen van J. H. Speenuoff. De lotgevallen van een Notaris", door Brnest Blum, met oorspr. UI. van Joh. Hoevenaar. Koning Sylvain en koningin Aimée", naar Margaret Sherwood, door C. Teronrgb, met oorspr. ill. van G. v. d. Wall Perné. Humoristische vertellingen", door W. W. Jacobs (ill. door L. Raemaeckers) is hier en daar een beetje ruw, maar wel amusant. En dan verier: Gevleugelde daden,", door Herman Heyermans, bij C. J. van Dishoeck \e Boseum. De Pastorie van Nöddebo", doorNicolaas (oud 18 jaar), vertaald door G. W. Haspels, bij G. Callenbach te Nykeik. De reis rondom de wereld in 40 dagen", door Jan Feith, bij Schellens en Giltay te Amsterdam. Oüs groote Sagenboek", door Nellie, by Drnkkery Vrede", dei Haag, en verder, uit ^ellie's Volkskindejbibliotheek." Oud Hindoescb. Keurjuweel", Uit het groene Erin", Uit het land van Bretazne", Beowoeli", Kalawalar", Fritbjof en Inge borg' en vooral: De gouden Kris", door mevr. Kooy van Zeggelen. Verder: Jong Groenland", door Emma Krsft, Onze oudjes in hun lief en leed," Van 't zelfde ras", Parels" (keur van vertellingen voor de rijpere jeugd van 14 jaar en daarboven.) Deze zyn allen ook voor volwassenen inte ressant. , , Verder: Helen's Kleintjes", van John Habberton, by' Erven Bohn te Haa lem. Flinke Zeelui', door Rudyard Kypling, bij P. Kluitman te Alkmaar, Van Ethel Turner de volgende boeken: «?Zeven kleine Australiërs", De bewoners van Misrule", Moedertje Meg", Van drie kleine meisjes", Bobbie", Het wonderkind" en Moeders jongste lieveling". Allen by' G. B. van Goor te Gouda. En van Lilian Turner, bij denzelfden uitgever: Betty, een Australisch meisje" en Betty als schiyfster." Van de Noorsche schry'fster Aagot Gjera Selmer de volgende 3 boeken: De schoonste der dagen"?uit mijn levenslied, (een boek voor volwsssenen). En dan: Een dokters familie in het hooge Noorden", en Toen Moeder klein was", beide eigenlijk voor kin deren geschreven, maar tevens voor ouders en opvoeders. itiiiiHiiniiiniiHii iMiniiiimiMMiittii imniiiiiMimiiiMliiiHiMi UIT DB NATUUR CCCXI. Steenkoolplanten. Wy waren aan het botaniseeren tusschen Buseum en Hilversum, en in groet gezelschap; dat laatste heeft zijn kwade zijde, maar ook zyn goede. Eén paar oogen, hoe goed ook getraind en gedresseerd op speurer, zien maar n kant tegelijk uit. Maar als er eenige dozijnen ervaren plantenzoekers op het terrein aan het snuffelen gaan, blijft er maar heel weinig onopgemerkt; dan ontsnapt er niet licht een merkwaardigheid, bekend of on bekend, aan zooveel geschoolde kijkers. Zoo gebeurde het dat wij by die gelegenheid, onder de vele groeiendeen bloeiende pi anten van de twintigste eeuw, er ook eenige planten ontdekten die stellig meer dan twintig keer twintig eeuwen oud waren. Natuurlijk zien zulke oude knapen er niet zoo fiisch groen meer uit als de jeugdige vertegenwoordigers van de hedendaagsche flora. Ze keken zwart en lagen platgedrukt als in een eteenen her barium. De ontdekking ging zoo; de excursie, het was er eene van de Afd. Amsterdam van de Ned. Nat.- Historische Vereeniging had behalve botanische ook geologische be doelingen. We hadden al de eind morne van den gletscher uit den ijstijd bekeken, en vol eerbied voor zoo'n oude historie heel wat granietbrokken bestudeerd, en verscheidene keisteentjes opgeraapt, betast, beloept en be klopt, welke door dien gletscher indertijd uit Skandinaviënaar Bussum werden getrans porteerd. Maar van eigenlijke fossielen hadden we nog zoo goed als niets buit gemaakt. Wel kregen we mooie voorbt elden van graniet-verweering te zien, ook goede illu straties van breek verschuiving in de grintlagen, die door de gletscherbeken gedeponeerd werden. Maar zooals ik zei, de meest begeerde getuigen uit de geschiedenis der aarde lieten zich wachten, fo asielen vonden we niet, geen onnoozel schelpje zelfs. De afzanderij bij Bussum, merkwaardig als elke eenigszins diepgaande opensluiting der geheimzinnige aarde, was al te vaak bezocht door belang stellende natunrvrienden, hij was toen al vry wel afgegraasd". Jaren geleden, toen ik ook eens van de partij was by' een geologifche excursie onder leiding van dr. Lorié, troffen wij het be er. Zoo dwaalden wij dan af van den hoogen rug van den zanderij, het Gooische gat, naar de afgegraven diepte, waar de spoorlijn door heen loopt, en we gingen daar eens aan het zoeken. De aanleiding om dien kant uit te gaan was de verwachting er een groote granietEn dan Asmus Sempers Jeugd" door Otto Ernst, by v. Holkema & Warendorf te Amsterdam en b. v. Stille avonden" en Open lacht'' van Sty'n Strenvels, by Meindert Bopgaerdt Jan. te Rotterdam, en de bloem lezing uit Streuvels' werken door J. A'.eida Ny'land, by' L. J. Veen te Amsterdam. Dit is al heel veel, dunkt mij. Ik witten slotte nog een paar voor herstellenden 't meest geschikte boeken uit de Wereld bibliotheek" noemen: Een ezel" door P. van Limburg Brouwer. Reinaert de Vos", bewerkt door Sty'n Streuvels. De Waterkindertjes" van Kingsley. De echte Robinson Crusoë" van De Foe. De gedichten van den schoolmeester", 3 deelen Sprookjes van Gebr. Grim m en dan, als de ratienten wat verder zyn : De Rozendokter" van Ludwig Finckb, Het gevloekte Kind" van de Balzac, Sprotje" van M1 Scbarten?Antink. Een Kerstlied in proza" van Dickens, de tweebnndeU Zelfkeur," en De Wysgeer" door J. Eigenhuis. En dan nog (maar dan moet de fantasie van den patiënt een slootje kunnen ver dragen!) het geestige boek van H. G. Welk: Het voedsel der Goden, en hoe het op de aarde kwam." Verder zie men de verschillende reeds verschenen Nrs. der Blauwe Bibliotheek". Vrooly'k en niet opwindend zyn daarvan: De wonderparaplu" van Kalman Mickszath, naar 't Hongaarscb, door mevr. BeetsDamsté, en De erfgenaam nit Amerika", door Mark Twain. En zou voor veel heratellenden ook niet weldadig werken het rustig-ernstige en toch zoo opwekkende en troostrijke boek van Helen Keiler : Myne levensgeschiedenis ?" (by J. G. Broese te Utreehi) En nu hoop ik, dat velen in deze lijst het een en ander vinden, dat hun den tijd minder lang doet schijnen en hun misschien weer een beetje nieuwen levensmoed geeft! N. VAN HicnTUM. HEINEICH LFIOTZKY, De ziel van uw kind. Te Zutphen by W. J. Thieme & Co. Het is heel moeilijk, van dit boek in korte woorden een overzicht te iMven. De inhoud is zoo eenvoudig en toch zoo rijk, al krijgt men dan ook nu en dan wel lust om over enkele, wat bél gemakkelijk uitgesproken beweringen, met den schrijver een beetje te debatteerenl Maar van 't geheel houdt men den indruk over, dat 't geschreven is door een ernstig, diepdenkend en fijnvoelend menscb, die uit eigen ervaring spreekt. Een van de laatste hoofdstukken begint hy' met de volgende woorden: Wy naderen het einde en hebben menig ernstig woord met elkander over uw Kind gesproken. Ik heb zelf gesproken als vader en geloof nauwelijks iets anders gezegd te hebben, dan wat ook gij gedacht en gevoeid hebt. Niets bijzonders, slechts datgene wat van zelf spreekt, zooals het leven dit met zich brengt." En zoo is het. Lhotzky zoekt overal de eenvoudigste en natuurlijkste waarheden op. Voor elk dogma, zoowel opvoedkundig als godsdienstig, waarschuwt hy. Vrije, zefstandige menschen wil hij: we moe ten de kinderen zóó leiden dat ze, met o?/:^ hulp, zichzelf daartoe vormen I Telkens weer herinnert hy de ouders er aan dat hun kind, wat zyn geett betreft, volkon,en hum gelijke, 'u. Die geest moet zich vrij en ongehinderd kun nen ontplooien : vrij in zoover, dat alleen voor hem werkelijke vrijheid bestaat, die vroeg heeft leeren gehoorzamen, Wil men werkelijk invloed hebben op zy'n eigen kind, dan moet dit, volgens Lhotzky, absoluut gehoorzaam zijn tegen zijn zesde jaar. En dan steeds onuitputtelijk zijn in steen te vinden, een meter-hooge erratitche kei, een zoogenaamd zwe f blok, door den glet scher op zijn rug of zijn flanken uit het Noordsche gebergte hierheen gevoerd. Die verwachting was niet ongegrond, en het blok moest bovendien nog iets merkwaardigs vertoonen. Het was namelijk nog niet lang ge leden middendoor gespleten door een verweeringsproce?, door de vereenigde krachten van water en temperatuurwisseling, en wel zo 3 spiegelglad was de breukspleet er door gegaan, of de harde steen door een vlijmscherp werktU'g was behandeld. Die merkwaardige steen was OD de vóórvergadering, als foto, met de lantaarn vertoond. Maar ook die kei was zoek geraakt; hoe, begrepen we iu het eerst niet; ter vergoeding gingen wij maar aan het gewoon recent botaniseeren. Dat viel ook al niet mee, want bet bleek al spoedig, dat er een begin vsas gemaakt met normaliseeren van het terrein ten behoeve van een nieuwe rangeerplaats. Dit bewezen ook de stapeltjes sintels die van afstand tot afstand neergeworpen waren :egen dt-n hoogen rand aan de noordzijde van aec afgegraven terrein. Tusschen de* sintels van die asch-roode aoopen lagen platteen dikke zwarte brokken, veel zwaarder dan de sintels, eigenlijk steenen. teder oudere onzer kent ze nog wel uit den ijd, dat we nog steenkool in onze potkachels arandden, inplaats van cokes of anthraciet, zooals nu in de vulkachels. Als je de kachel moest bijvullen en je tilde de volle kolenschep op, merkte je aan het gevoel van meer dan ;ewone zwaarte, dat er een steen tusschen zat; die was er gauw uitgepikt, zijn dolle deur die afsteekt tegen het vetglimmigge van de steenkool wees hem ons aan, al zonder op zijn gewicht te letten, als de onwaardige, die de rooster verstoppen zou en het studeer" acheltje doen uitgaan. Zulke steenen, maar dan van veel grooter afmeting, lagen er in menigte op de sintelhoopen langs de spoorlijn. Sommige waren plat en schilferig op de smalle zijden, of ze uit een tiental op elkaar gedrukte en samengekitte schoolleien bestonden. Een van de platste van deze dikke leisteenen vertoonde op zyn oppervlak'e een eigenaardige teeke ning van stippen ter grootte van een kleine erwt. De eerste vinder kwam er mee aan dragen en meende versteende regendroppels te hebben gevonden. Die bestaan werkelijk, dat wil zeggen, de indrukken er van in een bepaalde steen; maar in ons geval lagen de putjes in regelmatige ruitvormige rijen ; in het midien van elke stip óf een verheven heid of een kuiltje. vergevensgezindhe'd en dienende liefde", en met het kind omgaan in trouwe, begrij pende vriendichap. Alleen wanneer de kin deren onze vrienden zyn en zich by ons geheel kunnen en durven uiten, zullen we ook later onzen invloed op hen behouden. Voor te veel opvoeden", vooral naar 't een of ander syileem, waarschuwt hy voortdurend: Blijkbaar is alles wat wij opvoeding, ont wikkeling, onderwijs noemen, iets zeer kleins en onbeduidend?, iets wat zelfs dikwijls niet geheel zonder gevaar is; en de natuur omvat ons allen lachend met baar sterke armen: Ge kunt er toch tiet uitvallen!" en volg', haar eigen opvoedingsplan," zegt hij op blz. 9 Of hy soms niet eens een beetje doordraafi? Op mij maakt het wel eens dien indruk, vooral in 't begin van 't boek, waar hy' b v. de ie weinig zeggende en m. i. niet geheel juiste definitie van de ziel" geeft: Wij noemen hier de ziel de wereld der indrukken van uw kind. Wy moeten dua spreken van de plaats, dii het kind inneemt ten opzichte van zyn ouder?. Ook het geheele terrein van den godsdienst behoort daartoe. Zoo ook de wetenschap. Kortom, al wat geestelijk is." Het onveranderlijke in den mensch, dat gewoonlijk als de ziel" wordt aangeiuid, noemt hij de geett". Dit moeten we goed in 't oog houden, als we zyn boek lezen. Over enkele dingen stapt hy wat heel luchtig heen; bv. over bet aantal kinderen, dat er eigenlijk moet zyn. Als Helene Stökl in haar Unsre Kleinen" laat hy ze maar als paddestoelen uit den grond opschieten, en weet altijd een argument te vinden waarom er nog eentje noodig is, of?dat er nog wel een bij kant Hier houdt hij wat te weinig rekening met de moeilijkheden, die de tegen woordige maatschappij, en dikwijls ook de gezondheidstoestand der ouders, aan een dergelijke patriarchale gezinsvermeerdering in d^n weg legden. Maar in den grond heeft hy' ook hierin gelyk, evenals op veel andere punten. Hy beschouwt in elk geval alles van een hoog en viij standpunt en weet zich heerlijk vrij te houden van al e kleinheid en bekrompen heid. Ook op godsdienstig gebied blijft hij ditzelfde standpunt innemen, zoodat zelfs ernstige ongeloovigen zijn beschouwingen daarover volkomen zullen kunnen waardeeren, al deelen ze zijn overtuiging niet. Als ik het boek zoo doorblader, vind ik overal gezegden die ik hier gaarne zou willen aanhalen, maar er zijn er te veel! Suhatten van eenvoudige wijsheid liggen hier opge stapeld voor hen, die hun kinderen zoo gaarne willen geven wat hun toekont. Het is een boek dat opvoeders nieuwe kracht en zekerheid kan geven waar ze zelf soms twijfelen, of ze den rechten weg wel hebben ingeslagen, of waar ze dien slechts tastend en schoorvoetend bewandelen. Ook de schrijver-zelf heef; gezocht en ge streden, en daarbij zeker ook wel eens misgetast, evenals wij allen; en wat djn rijpe en rijke ervaring hem geleerd heeft, dat heeft hu in dit werk neergelegd. Ik geloof dat velen die het lezen, hem er voor zullen danken, en dat vele ouderen die, evenals hij, op een leven van ernstig zoeken naar den rechten weg kunnen terug zien, er waarheden in zullen uitgesproken vinden, die voor hen als een openbaring zijn van wat ook zij, misschien meer onbewust, als resultaat hebben gevonden. N. VAN HICHTUM. De vrouw (n haar dienstpersoneel. Baker mat van vrouwelijke mvziknntfn. ???Henri PoirfCarc op den zetel van Sul'y Prudhomme. Vrouwen, die evenals ik, mr. S. van Houten's brochure: Raadgevingen aaa Huisvrouwen" naar aanleiding der op l Februari 1909 in Zonder moeite of twijfel werden de zwarte steenen door die teekening herkend als kolenlei, een steensoort, die onder en bovtn en soms m steenkolenbeddingen wordt aange troffen. De teekening er op is de versteende afdruk of indruk van een stigmaria, dat is het wijd en horizontaal vertakte stamdeel van een zegelboom of een scbuhbenboom; daaraan bevonden zich onderaardsch organen, die met de wortels van vele onzer hedendaagschen moerasboomen overeenkomen ; de lidteekens van die wortelachtige organen welke regelmatig uit de stigmaria's" ont sprongen waren in den gevonden steen af gedrukt. Nu waren in een oogenblik de eintelhoopen het voorwerp van aller belangstelling en van een zorgvuldig onderzoek. De koleuleieii die aan de oppervlakte geen fossie len vertoonden werden beklopt, gespleten en zoo noodig stuïgesmeten; in korten tijd waren de meesten der ijverige steenbikkers in het bezit van steenkoolfossielen, buksen, doeken en zak ken vol. Kijn had bet geluk een duidelijken afdruk van een insect te viuden, dat in den steeckolentijd leefde, het dier heeft oppervlakkig be schouwd iets van een hedendaagsche libel of spekdief of puistebijter of waterjuifer of boe die vlugge schitterende beesten meer genoemd mogen worden. De mees te vondsten evenwel waren stigmaria's; maar ook enkele mooie varen veeren werden nog buit gemaakt; zóó goed be waar J, dat ij inderdaad geleken op herbarumexemplaren. De eerste vraag van ieder die zoo iets ziet, is altijd: hoe komen die planten en dieren in de steenen? en de tweede: hoe komen die steenen in de kolen ? De tweede vraag is het gemakkelijkst te bewerking tredende wet op de arbeidsovereen komst met Model Contract, doorploeterden, :ullen, naar ik hoop, hartelijk gelachen heb ben om Oom Jodocus kostelyken 35sten brief, voorkomend in ons Weekblad, in't nummer van 7 Februari, j.l. Naai j e" Aa plichtmatige dienstbode, die baar meesters twintig jaar trouw en eerlijk gediend heeft, wordt, naar aanleiding van het arbeidscontract, door haar meester toe gesproken op guitige wijze, in een omhaal van fraaie woorden sprankelend van humor, van speelsch vernuft. Oom Jodocus zegt lachende de waarheid; wint daardoor het pleit bij hen, die 't onvolprezen voorrecht hebben, goed-lachs te zyn. H. Stutm van IJsselstein, bespreekt in 't Februaif-nummer van De Vrouw en haar Huin" de questioQ biülante, in haar opstel De vrousv en haar dienstpersoneel." Rustiz, waardig, ernstig is de toon der schryfster. Haar beschouwingen zy'n waar, een voudig, en, sympathiek. Ik kan niet nalaten, mijn lezeressen dringend aan-te-bevelen, ken nis te nemen van: De vrouwen haar dienst personeel," waarvan ik, by' meerdere plaats ruimte, gaarne verschillende perioden zou citeeren, doch DU moet volstaan met de volgende: De vrouw des huizes moet voor gaan in plichtsbetrachting, bereidwilligheid, zelfbeheersching, activiteit, overleg; zy moet zich den juisten tact trachten eigen te maken, met baar medemenschen om te gaan. Met haar meerdere ontwikkeling moet zy pogen haar dienstpersoneel vooruit te brengen in kennis, hun belarjgstelling uit te breiden buiten den kleinen kring, waarin gewoonlijk hun gedachten zich bewegen, zy moet hun rechten eeniedigen, maar ook eischen dat de plicht geëerbiedigd wordt, zij moet weten t3 geven, maar ook te nemen, waar dit noodig is." Over het rijke onderwerp : de vrouw en haar dienstboden," raakt men niet uitgepraat. De omgang met dienstboden ».s zér moeilijk; tact, inschikkelijkheid, geduld, zijn voor de meesteres onmisbare factoren om leemten aan-te-vul!en, die bij het dienstmeisje bestaan, door de behoeftige omstandigheden waarin zij geboren werd; zij behoort tot een stand, waarin dikwijls op bewonderenswaardige wijze de kamp om'c bestaan gestreden worit, een kamp zóó zwaar, zoozeer alle krachten der ouders opslorpend, dat er weinig tijd overschiet voor karakter-vorming, moreele leiding, die vader en moeder van 't dienst meisje ook spaarzaam genoten. . Zelfbeheerscbing blijft voor de meesteres het parool; om goed, zacht, vriendelijk en verdraagzaam te zijn, moet de huisvrouw iedertn dag aan eigen opvoeding werken. Is zij in die lichting gestaag bezig, dan gaat een invloed ten goede van haar uit. *** De geboorteplaats der nu veelvuldig voor komende Dameskapellen" orkesten met vrouwelijke muzikanten is het stadje Pressnitz, in noordelijk Bohème. De armelijke bevolking van Pressnitz, leefde van de prodakten van landbouw, en van hetgeen vrou wen en meisjes in 't laadje brachten, door haar kantindustrie. 's Winters was er voor de mannen weinig te verdienen; eenigen van hen, trokken er met viool en harp op uit. Aangeboren muzikale aanleg was hun aan bevelingsbrief. Men hoorde de Pressnitzer reizende muzikanten gaarne. Eerst gingen alleen mannen den vreemde in; toen, sloten zich ook vrouwen en meisjes bij hen aan. Het zwervend leven, het musiceeren viel in haar BobeenHch kader. De mannen droegen de viool, en, op hun rug een reuzen-knapzak vol mondbehoeften, en potjes en pannetjes, om onderweg hun voedsel te koken. De T ouwen zwoegden onder den last van de harp, die over haar schouders hing. In den jare 18ÏJ. kwamen twee violisten, Frank en Kreidl op 't denkbeeld een grooter orkest te formeeren, een orkest, voornamelijk uit meisjes antwoorden, ofschoon het antwoord op de eene ook dat op de andere meebrengt. De leisteen wordt bij het hakken in de steen koolmijnen mee uitgehouwen. De meestal lensvormige bedding van een niet zeer dikke steenkoollaag wordt on ier m boven omsloten door een bepaald gesteente. Dit is in den regel zwart en bard, het is een bezinksel uit het water en moet eerst week geweest zyn als gewone klei of leem. Op zulken bodem groeide het steenkolenwoud, dat millioenenjaren achtereen op moerassigen grond zijn boomen de lucht in zond en ze liet vallen in het water; hetzij van ouderdom of door stormen of overstroomingen. Al die afgestor ven schub- en zegelboomen, de groote boomEen boom uit het steenkool-tijdperk. bestaand. Met een troepje van 12 meisjes en 4 mannen, trokken zy naar Konstantinope), Alezandriëen Kaïro. Toen zij na een afwe zigheid van vier jaar in Pressnitz terugkeerden, werkten hnn lauweren en hun goedgevulde beurzen, electriseerend op een aantal muzikale meicjes. In minder dan geen tijd, gingen 20 mnziekgezelschappen de wy'de wereld in, voornamelijk concerteerend in Sofia, Belgrado, Budapest en Weenen, waar het goud hun toestroomde. In 1870 liet in Weenen sich de eerste dameskapel hooren, gerecruteerd uit Pressnitzer meisjes. Dit eerste orkest werd gedirigeerd door Frau Amann-Weinlicb, die met haar energiek troepje naar Londen en Pary's trok. Een andere Wienerio, Frau Schiebeck organiseerde een orkest, bestaande uit 5-t vrouwelijke muzikanten; zy concerteerden in Noordelijk Boheme.in Duitechland en in Pary's. Later werden in Londen in het Cristal Palace reuzen-orkesten geformeerd door toevoeging van militaire muzikanten. Menig impresario beproefde uit de volks klasse van de Donau-stad muzikaal aan ge-, legdd jonge meisjes bijeen te brengen, haar vlijtig te laten studeeren, om spoedig in 't pub lek zich te doen hooren. Weener troepen spelen meestal met harmonium en klavier; fluit en eerste viool worden nog dikwy'ls door mannen bespeeld; bij de Pressniteer kapellen, worden 1ste viool, fluit, cel, contrabas, violan, klarinet en pauken, allen door vrouwen be speeld. In de laatste jaren hebben de dameskapelien" zelfs die, welke saamgesteld zy'n nit eenvoudige bergbewoonsters, een beetje van haar goeden naam ingeboet, door het onheb belijk gedrag van kasteleins, die de meisjes dwingen met de gasten te drinken. Gelukkig valt in dit euvel, in onzen antialcohol-tijd, hier en daar wel eenige verbete ring te speuren. De verfoeilijke alcohol prikkel kan niet anders dan verslappend en nadeelig werken op de lichaamskracht, en de musicahteit der meisjes, wier broodwinning niet tot de gemakkelijkste en benijdbaarste kan gerekend worden. Onlangs had aan de Acalémie Fran^aise de plechtige installatie plaats van den be roemden mathematicus, Henri Poincaré. Voor den stroeven geleerde, voor den man der exacte wetenschap, was de taak wegge legd, een rede te houden op den overleden Académicien, wiens fauteuil" n van het fameuse 40 tal, hij kwam bezetten. Het is een scbalkernij van 't lot, zooals er in't leven meerdere zy'n aan-te wijzen, dat Henri Poin carémoest spreken over zijn voorganger Sully Prudhomme, den stillen, fijn besnaarden dichter, den denker-droomer, den auteur der Vaines tendiesses." Vriendelijk lachend heeft Henri Poincar een karakteristiek van den gevoelsmenpch Prudhomme g ge'en. Aan den mathematicus komt de eer toe, dat hij zich uitstekend van zy'n opdracht heeft gekweten. Hy had geen oogenblik van verstrooidheid, onder het uit spreken van zijn keurige rfcde. De verstrooid heid van den heer Poincaré, komt met zy'n benoeming als lid der Académie, weer eens te-berde. Als jongen, was hy zóó in becijferingen verdiept, dat zyn moeder schelletjes aan zijn beurs naaide, hopend, dat het gerinkel der belletjes, hem zou doen gewaar worden, dat zijn beurs uit zijn handen viel, of uit zy'n zak glipte. Op reis, is 't hem, volgens een der gang bare anekdoten overkomen, dat hij een beddelaken in zy'n valies frommelde, meenend dat 't zijn nachthemd was; blijmoedig verder reisde en bovengenoemd toilet-artikel als doux souvenir aan den tötelhoiider liet. Mathematici schijnen OLderhevig aan ver strooidheid. De Gaulois voert naar aanleiding van Poincaré's onbewust handelen, verma kelijke staaltjes aan van verstrooidheid zijner vakgenooten. CAPRICE. varens en de op renzenriet en op onze paardenstaarten gelijkende calamaria's verloren bij de onvoldoende luchttoevoer wel veel van hun gassen, maar geheel vergaan deden ze niet, het procent koolstof dat zij, als elke plant, bevatten, werd veel hooger; ze onderginnen, om zoo te zeggen, een inkoling, een distillatie-proces; bij de meest bekende distillatie wordt immers ook het alcoholgehalte vergroot, zonder toevoeging van nieuwen alcohol. Die opeenhooping in de wordende steen kool van brandbare koolwaterstoffen en nog andere vaste stoffen uit de gestorven planten afsoiustig, is door de eeuwenlange persing van de steen- en aardlagen die er boven op kwamen, steeds grooter geworden; al de vrije vloeistoffen werden uitgeperst en van de eigenlijke planten is oppervlakkig nog maar zelden iets te zien. Het is ^én vaste massa geworden, afkomstig van boomen en strui ken, chemisch veranderde en geperste humus, maar waarin door middel van den micros coop nog heel duidelijk de plantencellen en soms nog de plantengroepen te herkennen zijn, waaruit het steenkoolbosch bestond. E venals tegenwoordig wortelden die moeras boomen niet diep; hun wortels, in dit geval de stigmariën, verspreidden zich echter zeer ver uit en gaven den hoogen boom steun. Nu zijn er in de lagen die onmiddellijk onder de koolhoudende bedding in de kolenlei lig gen, nog bijna geheel complete wortelgestellen gevonden ; sommige daarvan zijn voorzichtig door deskundigen blootgelegd, een enkelen keer getransporteerd. Z ;o'n wortel staat er o. a. in het museum van de Bergakademie te Berlijn. Een geheele bosct,bodem uit het steenkooltijdperk met wortels, stompen en stamstukken van Schub ben, boomen is als natuurmonument bij Glascow te zien. Ook in de bovenliggende de hangende" laag zooals de bergwerkers en, in navolging van hen, de geologen zeggen - zijn boomdeelwn gevonden, duidelijke kronen, met kruin en takken, een enkelen keer nog met bloemen. En op de dunne plaatsen van de koienbedding, aan den rand van de lens, is meer dan eens de stam nog op zijn plaats gevonden, die wortels en kroon verbond. Nog duidelijker is de oorsprong van onze bruinkool, zooals die ook in Limburg wordt gegraven, niet zoo duidelijk die van petro leum, maar over dat verschil een volgenden keer. K. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl