Historisch Archief 1877-1940
No. 1651
DE A M S E R D A M M E II WEEKBLAD V O R N li D K R LAND.
DAMEjS.
Lettfflir voor toette zieken.
Evenals verleden jaar in den irjfluenza-tyd
komen ook na weer allerlei kennissen me
vragen naar titels van prettige, opwekkende,
niet inspannende, en toch ook niet opper
vlakkige boeken voor hun herstellende pa
tiënten. En ik weet ook nog maar al te goed,
hoe ik zelf daarnaar vroeger dikwijls zocht,
Ik vond meestal troost b-j Dickens, maar die
schildert toch ook dikwijls tooneeler, die voor
patiënten, wier hoofd nog z»ak is, wel eens
wat heel aangrijpend zijn. En toch hebben ze
beioef te aan lektnnr, 'waar actie in is, die ben
boeit, zonder te vermoeien, en die hun
liefst na en dan eens hartelijk doet lachen
of neg liever stil glimlachen.
Daar ik nu toch voor een paar kennissen
een Ijjstje van dergelyke boeken heb opge
maakt, bedenk ik, dat ik daar misschien ook
anderen mee kan gerieven daarom geel
ik het ,in dit blad. De meesten behooren tot
een rij'je in mijn boekenkast, dat al menig
maal dienst heeft gedaan, en, naar de lezers
me verzekerden, met succes.
Op volledigheid kan het niet bogen, mis
schien geef ik er 't volgend jaar nog eens
een Tervolg op.
Hier ie dan 't voornaamste, van wat ik tot
nn toe verzameld heb:
Eerst enkele nummers uit de goedkoope
serie Blijde Kunst", zoo keur g uiigegeven
door de Hollandiadrukkerjj" te Baarn:
De Scbipbrt-uk van juffrouw Leek s en
juffrouw Aleshine", door Frank R. Stockton,
met oorspr. penteekeningen van J. H.
Speenuoff.
De lotgevallen van een Notaris", door
Brnest Blum, met oorspr. UI. van Joh.
Hoevenaar.
Koning Sylvain en koningin Aimée", naar
Margaret Sherwood, door C. Teronrgb, met
oorspr. ill. van G. v. d. Wall Perné.
Humoristische vertellingen", door W. W.
Jacobs (ill. door L. Raemaeckers) is hier en
daar een beetje ruw, maar wel amusant.
En dan verier: Gevleugelde daden,", door
Herman Heyermans, bij C. J. van Dishoeck
\e Boseum.
De Pastorie van Nöddebo", doorNicolaas
(oud 18 jaar), vertaald door G. W. Haspels,
bij G. Callenbach te Nykeik.
De reis rondom de wereld in 40 dagen",
door Jan Feith, bij Schellens en Giltay te
Amsterdam.
Oüs groote Sagenboek", door Nellie, by
Drnkkery Vrede", dei Haag, en verder, uit
^ellie's Volkskindejbibliotheek."
Oud Hindoescb. Keurjuweel", Uit het
groene Erin", Uit het land van Bretazne",
Beowoeli", Kalawalar", Fritbjof en Inge
borg' en vooral: De gouden Kris", door
mevr. Kooy van Zeggelen. Verder: Jong
Groenland", door Emma Krsft, Onze oudjes
in hun lief en leed," Van 't zelfde ras",
Parels" (keur van vertellingen voor de
rijpere jeugd van 14 jaar en daarboven.)
Deze zyn allen ook voor volwassenen inte
ressant. , ,
Verder: Helen's Kleintjes", van John
Habberton, by' Erven Bohn te Haa lem.
Flinke Zeelui', door Rudyard Kypling, bij
P. Kluitman te Alkmaar,
Van Ethel Turner de volgende boeken:
«?Zeven kleine Australiërs", De bewoners
van Misrule", Moedertje Meg", Van drie
kleine meisjes", Bobbie", Het wonderkind"
en Moeders jongste lieveling". Allen by' G.
B. van Goor te Gouda.
En van Lilian Turner, bij denzelfden
uitgever: Betty, een Australisch meisje" en
Betty als schiyfster."
Van de Noorsche schry'fster Aagot Gjera
Selmer de volgende 3 boeken: De schoonste
der dagen"?uit mijn levenslied, (een boek
voor volwsssenen). En dan: Een dokters
familie in het hooge Noorden", en Toen
Moeder klein was", beide eigenlijk voor kin
deren geschreven, maar tevens voor ouders
en opvoeders.
itiiiiHiiniiiniiHii
iMiniiiimiMMiittii
imniiiiiMimiiiMliiiHiMi
UIT DB NATUUR
CCCXI. Steenkoolplanten.
Wy waren aan het botaniseeren tusschen
Buseum en Hilversum, en in groet gezelschap;
dat laatste heeft zijn kwade zijde, maar ook
zyn goede. Eén paar oogen, hoe goed ook
getraind en gedresseerd op speurer, zien
maar n kant tegelijk uit. Maar als er eenige
dozijnen ervaren plantenzoekers op het terrein
aan het snuffelen gaan, blijft er maar heel
weinig onopgemerkt; dan ontsnapt er niet
licht een merkwaardigheid, bekend of on
bekend, aan zooveel geschoolde kijkers.
Zoo gebeurde het dat wij by die gelegenheid,
onder de vele groeiendeen bloeiende pi anten
van de twintigste eeuw, er ook eenige planten
ontdekten die stellig meer dan twintig keer
twintig eeuwen oud waren. Natuurlijk zien
zulke oude knapen er niet zoo fiisch groen
meer uit als de jeugdige vertegenwoordigers
van de hedendaagsche flora. Ze keken zwart
en lagen platgedrukt als in een eteenen her
barium. De ontdekking ging zoo; de excursie,
het was er eene van de Afd. Amsterdam
van de Ned. Nat.- Historische Vereeniging
had behalve botanische ook geologische be
doelingen. We hadden al de eind morne van
den gletscher uit den ijstijd bekeken, en vol
eerbied voor zoo'n oude historie heel wat
granietbrokken bestudeerd, en verscheidene
keisteentjes opgeraapt, betast, beloept en be
klopt, welke door dien gletscher indertijd
uit Skandinaviënaar Bussum werden getrans
porteerd. Maar van eigenlijke fossielen hadden
we nog zoo goed als niets buit gemaakt.
Wel kregen we mooie voorbt elden van
graniet-verweering te zien, ook goede illu
straties van breek verschuiving in de
grintlagen, die door de gletscherbeken gedeponeerd
werden. Maar zooals ik zei, de meest begeerde
getuigen uit de geschiedenis der aarde lieten
zich wachten, fo asielen vonden we niet, geen
onnoozel schelpje zelfs. De afzanderij bij
Bussum, merkwaardig als elke eenigszins
diepgaande opensluiting der geheimzinnige
aarde, was al te vaak bezocht door belang
stellende natunrvrienden, hij was toen al vry
wel afgegraasd". Jaren geleden, toen ik ook
eens van de partij was by' een geologifche
excursie onder leiding van dr. Lorié, troffen
wij het be er.
Zoo dwaalden wij dan af van den hoogen
rug van den zanderij, het Gooische gat, naar
de afgegraven diepte, waar de spoorlijn door
heen loopt, en we gingen daar eens aan het
zoeken. De aanleiding om dien kant uit te
gaan was de verwachting er een groote
granietEn dan Asmus Sempers Jeugd" door Otto
Ernst, by v. Holkema & Warendorf te
Amsterdam en b. v. Stille avonden" en Open
lacht'' van Sty'n Strenvels, by Meindert
Bopgaerdt Jan. te Rotterdam, en de bloem
lezing uit Streuvels' werken door J. A'.eida
Ny'land, by' L. J. Veen te Amsterdam.
Dit is al heel veel, dunkt mij. Ik witten
slotte nog een paar voor herstellenden 't
meest geschikte boeken uit de Wereld
bibliotheek" noemen:
Een ezel" door P. van Limburg Brouwer.
Reinaert de Vos", bewerkt door Sty'n
Streuvels. De Waterkindertjes" van Kingsley.
De echte Robinson Crusoë" van De Foe.
De gedichten van den schoolmeester", 3
deelen Sprookjes van Gebr. Grim m en dan,
als de ratienten wat verder zyn : De
Rozendokter" van Ludwig Finckb, Het gevloekte
Kind" van de Balzac, Sprotje" van M1
Scbarten?Antink. Een Kerstlied in proza"
van Dickens, de tweebnndeU Zelfkeur," en
De Wysgeer" door J. Eigenhuis.
En dan nog (maar dan moet de fantasie
van den patiënt een slootje kunnen ver
dragen!) het geestige boek van H. G. Welk:
Het voedsel der Goden, en hoe het op de
aarde kwam."
Verder zie men de verschillende reeds
verschenen Nrs. der Blauwe Bibliotheek".
Vrooly'k en niet opwindend zyn daarvan:
De wonderparaplu" van Kalman
Mickszath, naar 't Hongaarscb, door mevr.
BeetsDamsté, en De erfgenaam nit Amerika",
door Mark Twain.
En zou voor veel heratellenden ook niet
weldadig werken het rustig-ernstige en
toch zoo opwekkende en troostrijke boek van
Helen Keiler : Myne levensgeschiedenis ?"
(by J. G. Broese te Utreehi)
En nu hoop ik, dat velen in deze lijst het
een en ander vinden, dat hun den tijd minder
lang doet schijnen en hun misschien weer
een beetje nieuwen levensmoed geeft!
N. VAN HicnTUM.
HEINEICH LFIOTZKY, De ziel van uw kind.
Te Zutphen by W. J. Thieme & Co.
Het is heel moeilijk, van dit boek in korte
woorden een overzicht te iMven. De inhoud
is zoo eenvoudig en toch zoo rijk, al krijgt
men dan ook nu en dan wel lust om over
enkele, wat bél gemakkelijk uitgesproken
beweringen, met den schrijver een beetje te
debatteerenl
Maar van 't geheel houdt men den indruk
over, dat 't geschreven is door een ernstig,
diepdenkend en fijnvoelend menscb, die uit
eigen ervaring spreekt. Een van de laatste
hoofdstukken begint hy' met de volgende
woorden:
Wy naderen het einde en hebben menig
ernstig woord met elkander over uw Kind
gesproken. Ik heb zelf gesproken als vader
en geloof nauwelijks iets anders gezegd te
hebben, dan wat ook gij gedacht en gevoeid
hebt. Niets bijzonders, slechts datgene wat
van zelf spreekt, zooals het leven dit met
zich brengt."
En zoo is het. Lhotzky zoekt overal de
eenvoudigste en natuurlijkste waarheden op.
Voor elk dogma, zoowel opvoedkundig als
godsdienstig, waarschuwt hy.
Vrije, zefstandige menschen wil hij: we moe
ten de kinderen zóó leiden dat ze, met o?/:^
hulp, zichzelf daartoe vormen I Telkens weer
herinnert hy de ouders er aan dat hun kind,
wat zyn geett betreft, volkon,en hum gelijke, 'u.
Die geest moet zich vrij en ongehinderd kun
nen ontplooien : vrij in zoover, dat alleen voor
hem werkelijke vrijheid bestaat, die vroeg
heeft leeren gehoorzamen,
Wil men werkelijk invloed hebben op zy'n
eigen kind, dan moet dit, volgens Lhotzky,
absoluut gehoorzaam zijn tegen zijn zesde
jaar. En dan steeds onuitputtelijk zijn in
steen te vinden, een meter-hooge erratitche
kei, een zoogenaamd zwe f blok, door den glet
scher op zijn rug of zijn flanken uit het
Noordsche gebergte hierheen gevoerd. Die
verwachting was niet ongegrond, en het blok
moest bovendien nog iets merkwaardigs
vertoonen. Het was namelijk nog niet lang ge
leden middendoor gespleten door een
verweeringsproce?, door de vereenigde krachten
van water en temperatuurwisseling, en wel
zo 3 spiegelglad was de breukspleet er door
gegaan, of de harde steen door een vlijmscherp
werktU'g was behandeld. Die merkwaardige
steen was OD de vóórvergadering, als foto,
met de lantaarn vertoond. Maar ook die kei
was zoek geraakt; hoe, begrepen we iu het
eerst niet; ter vergoeding gingen wij maar
aan het gewoon recent botaniseeren. Dat viel
ook al niet mee, want bet bleek al spoedig,
dat er een begin vsas gemaakt met
normaliseeren van het terrein ten behoeve van een
nieuwe rangeerplaats.
Dit bewezen ook de stapeltjes sintels die
van afstand tot afstand neergeworpen waren
:egen dt-n hoogen rand aan de noordzijde van
aec afgegraven terrein.
Tusschen de* sintels van die asch-roode
aoopen lagen platteen dikke zwarte brokken,
veel zwaarder dan de sintels, eigenlijk steenen.
teder oudere onzer kent ze nog wel uit den
ijd, dat we nog steenkool in onze potkachels
arandden, inplaats van cokes of anthraciet,
zooals nu in de vulkachels. Als je de kachel
moest bijvullen en je tilde de volle kolenschep
op, merkte je aan het gevoel van meer dan
;ewone zwaarte, dat er een steen tusschen
zat; die was er gauw uitgepikt, zijn dolle
deur die afsteekt tegen het vetglimmigge
van de steenkool wees hem ons aan, al zonder
op zijn gewicht te letten, als de onwaardige,
die de rooster verstoppen zou en het
studeer" acheltje doen uitgaan.
Zulke steenen, maar dan van veel grooter
afmeting, lagen er in menigte op de
sintelhoopen langs de spoorlijn. Sommige waren
plat en schilferig op de smalle zijden, of ze
uit een tiental op elkaar gedrukte en
samengekitte schoolleien bestonden. Een van de
platste van deze dikke leisteenen vertoonde
op zyn oppervlak'e een eigenaardige teeke
ning van stippen ter grootte van een kleine
erwt. De eerste vinder kwam er mee aan
dragen en meende versteende regendroppels
te hebben gevonden. Die bestaan werkelijk,
dat wil zeggen, de indrukken er van in een
bepaalde steen; maar in ons geval lagen de
putjes in regelmatige ruitvormige rijen ; in
het midien van elke stip óf een verheven
heid of een kuiltje.
vergevensgezindhe'd en dienende liefde",
en met het kind omgaan in trouwe, begrij
pende vriendichap. Alleen wanneer de kin
deren onze vrienden zyn en zich by ons
geheel kunnen en durven uiten, zullen we
ook later onzen invloed op hen behouden.
Voor te veel opvoeden", vooral naar 't een
of ander syileem, waarschuwt hy voortdurend:
Blijkbaar is alles wat wij opvoeding, ont
wikkeling, onderwijs noemen, iets zeer kleins
en onbeduidend?, iets wat zelfs dikwijls niet
geheel zonder gevaar is; en de natuur omvat
ons allen lachend met baar sterke armen:
Ge kunt er toch tiet uitvallen!" en volg',
haar eigen opvoedingsplan," zegt hij op blz. 9
Of hy soms niet eens een beetje doordraafi?
Op mij maakt het wel eens dien indruk,
vooral in 't begin van 't boek, waar hy' b v.
de ie weinig zeggende en m. i. niet geheel
juiste definitie van de ziel" geeft: Wij
noemen hier de ziel de wereld der indrukken
van uw kind. Wy moeten dua spreken van
de plaats, dii het kind inneemt ten opzichte
van zyn ouder?. Ook het geheele terrein van
den godsdienst behoort daartoe. Zoo ook de
wetenschap. Kortom, al wat geestelijk is."
Het onveranderlijke in den mensch, dat
gewoonlijk als de ziel" wordt aangeiuid,
noemt hij de geett". Dit moeten we goed
in 't oog houden, als we zyn boek lezen.
Over enkele dingen stapt hy wat heel
luchtig heen; bv. over bet aantal kinderen,
dat er eigenlijk moet zyn. Als Helene Stökl
in haar Unsre Kleinen" laat hy ze maar
als paddestoelen uit den grond opschieten,
en weet altijd een argument te vinden waarom
er nog eentje noodig is, of?dat er nog wel
een bij kant Hier houdt hij wat te weinig
rekening met de moeilijkheden, die de tegen
woordige maatschappij, en dikwijls ook de
gezondheidstoestand der ouders, aan een
dergelijke patriarchale gezinsvermeerdering
in d^n weg legden.
Maar in den grond heeft hy' ook hierin
gelyk, evenals op veel andere punten. Hy
beschouwt in elk geval alles van een hoog
en viij standpunt en weet zich heerlijk vrij
te houden van al e kleinheid en bekrompen
heid. Ook op godsdienstig gebied blijft hij
ditzelfde standpunt innemen, zoodat zelfs
ernstige ongeloovigen zijn beschouwingen
daarover volkomen zullen kunnen waardeeren,
al deelen ze zijn overtuiging niet.
Als ik het boek zoo doorblader, vind ik
overal gezegden die ik hier gaarne zou willen
aanhalen, maar er zijn er te veel! Suhatten
van eenvoudige wijsheid liggen hier opge
stapeld voor hen, die hun kinderen zoo
gaarne willen geven wat hun toekont.
Het is een boek dat opvoeders nieuwe
kracht en zekerheid kan geven waar ze zelf
soms twijfelen, of ze den rechten weg wel
hebben ingeslagen, of waar ze dien slechts
tastend en schoorvoetend bewandelen.
Ook de schrijver-zelf heef; gezocht en ge
streden, en daarbij zeker ook wel eens
misgetast, evenals wij allen; en wat djn rijpe
en rijke ervaring hem geleerd heeft, dat heeft
hu in dit werk neergelegd.
Ik geloof dat velen die het lezen, hem er
voor zullen danken, en dat vele ouderen die,
evenals hij, op een leven van ernstig zoeken
naar den rechten weg kunnen terug zien, er
waarheden in zullen uitgesproken vinden,
die voor hen als een openbaring zijn van
wat ook zij, misschien meer onbewust, als
resultaat hebben gevonden.
N. VAN HICHTUM.
De vrouw (n haar dienstpersoneel. Baker
mat van vrouwelijke mvziknntfn. ???Henri
PoirfCarc op den zetel van Sul'y
Prudhomme.
Vrouwen, die evenals ik, mr. S. van Houten's
brochure: Raadgevingen aaa Huisvrouwen"
naar aanleiding der op l Februari 1909 in
Zonder moeite of twijfel werden de zwarte
steenen door die teekening herkend als
kolenlei, een steensoort, die onder en bovtn en
soms m steenkolenbeddingen wordt aange
troffen. De teekening er op is de versteende
afdruk of indruk van een stigmaria, dat is
het wijd en horizontaal vertakte stamdeel
van een zegelboom of een scbuhbenboom;
daaraan bevonden zich onderaardsch organen,
die met de wortels van vele onzer
hedendaagschen moerasboomen overeenkomen ; de
lidteekens van die wortelachtige organen
welke regelmatig uit de stigmaria's" ont
sprongen waren in den gevonden steen af
gedrukt.
Nu waren in een oogenblik de eintelhoopen
het voorwerp van aller
belangstelling en van een
zorgvuldig onderzoek. De
koleuleieii die aan de
oppervlakte geen fossie
len vertoonden werden
beklopt, gespleten en zoo
noodig stuïgesmeten;
in korten tijd waren de
meesten der ijverige
steenbikkers in het bezit
van steenkoolfossielen,
buksen, doeken en zak
ken vol. Kijn had bet
geluk een duidelijken
afdruk van een insect te
viuden, dat in den
steeckolentijd leefde, het dier
heeft oppervlakkig be
schouwd iets van een
hedendaagsche libel of
spekdief of puistebijter
of waterjuifer of boe
die vlugge schitterende
beesten meer genoemd
mogen worden. De mees
te vondsten evenwel
waren stigmaria's; maar
ook enkele mooie varen
veeren werden nog buit
gemaakt; zóó goed be
waar J, dat ij inderdaad
geleken op
herbarumexemplaren.
De eerste vraag van
ieder die zoo iets ziet, is
altijd: hoe komen die
planten en dieren in de
steenen? en de tweede:
hoe komen die steenen
in de kolen ?
De tweede vraag is
het gemakkelijkst te
bewerking tredende wet op de arbeidsovereen
komst met Model Contract, doorploeterden,
:ullen, naar ik hoop, hartelijk gelachen heb
ben om Oom Jodocus kostelyken 35sten brief,
voorkomend in ons Weekblad, in't nummer
van 7 Februari, j.l.
Naai j e" Aa plichtmatige dienstbode, die
baar meesters twintig jaar trouw en eerlijk
gediend heeft, wordt, naar aanleiding van
het arbeidscontract, door haar meester toe
gesproken op guitige wijze, in een omhaal
van fraaie woorden sprankelend van humor,
van speelsch vernuft. Oom Jodocus zegt
lachende de waarheid; wint daardoor het
pleit bij hen, die 't onvolprezen voorrecht
hebben, goed-lachs te zyn.
H. Stutm van IJsselstein, bespreekt in 't
Februaif-nummer van De Vrouw en haar
Huin" de questioQ biülante, in haar opstel
De vrousv en haar dienstpersoneel."
Rustiz, waardig, ernstig is de toon der
schryfster. Haar beschouwingen zy'n waar, een
voudig, en, sympathiek. Ik kan niet nalaten,
mijn lezeressen dringend aan-te-bevelen, ken
nis te nemen van: De vrouwen haar dienst
personeel," waarvan ik, by' meerdere plaats
ruimte, gaarne verschillende perioden zou
citeeren, doch DU moet volstaan met de
volgende: De vrouw des huizes moet voor
gaan in plichtsbetrachting, bereidwilligheid,
zelfbeheersching, activiteit, overleg; zy moet
zich den juisten tact trachten eigen te maken,
met baar medemenschen om te gaan. Met
haar meerdere ontwikkeling moet zy pogen
haar dienstpersoneel vooruit te brengen in
kennis, hun belarjgstelling uit te breiden
buiten den kleinen kring, waarin gewoonlijk
hun gedachten zich bewegen, zy moet hun
rechten eeniedigen, maar ook eischen dat
de plicht geëerbiedigd wordt, zij moet weten
t3 geven, maar ook te nemen, waar dit
noodig is."
Over het rijke onderwerp : de vrouw en
haar dienstboden," raakt men niet uitgepraat.
De omgang met dienstboden ».s zér moeilijk;
tact, inschikkelijkheid, geduld, zijn voor de
meesteres onmisbare factoren om leemten
aan-te-vul!en, die bij het dienstmeisje bestaan,
door de behoeftige omstandigheden waarin
zij geboren werd; zij behoort tot een stand,
waarin dikwijls op bewonderenswaardige
wijze de kamp om'c bestaan gestreden worit,
een kamp zóó zwaar, zoozeer alle krachten
der ouders opslorpend, dat er weinig tijd
overschiet voor karakter-vorming, moreele
leiding, die vader en moeder van 't dienst
meisje ook spaarzaam genoten.
. Zelfbeheerscbing blijft voor de meesteres
het parool; om goed, zacht, vriendelijk en
verdraagzaam te zijn, moet de huisvrouw
iedertn dag aan eigen opvoeding werken. Is
zij in die lichting gestaag bezig, dan gaat
een invloed ten goede van haar uit.
***
De geboorteplaats der nu veelvuldig voor
komende Dameskapellen" orkesten met
vrouwelijke muzikanten is het stadje
Pressnitz, in noordelijk Bohème. De armelijke
bevolking van Pressnitz, leefde van de
prodakten van landbouw, en van hetgeen vrou
wen en meisjes in 't laadje brachten, door
haar kantindustrie. 's Winters was er voor
de mannen weinig te verdienen; eenigen van
hen, trokken er met viool en harp op uit.
Aangeboren muzikale aanleg was hun aan
bevelingsbrief. Men hoorde de Pressnitzer
reizende muzikanten gaarne. Eerst gingen
alleen mannen den vreemde in; toen, sloten
zich ook vrouwen en meisjes bij hen aan.
Het zwervend leven, het musiceeren viel in
haar BobeenHch kader. De mannen droegen
de viool, en, op hun rug een reuzen-knapzak
vol mondbehoeften, en potjes en pannetjes,
om onderweg hun voedsel te koken. De
T ouwen zwoegden onder den last van de harp,
die over haar schouders hing. In den jare
18ÏJ. kwamen twee violisten, Frank en Kreidl
op 't denkbeeld een grooter orkest te
formeeren, een orkest, voornamelijk uit meisjes
antwoorden, ofschoon het antwoord op de
eene ook dat op de andere meebrengt. De
leisteen wordt bij het hakken in de steen
koolmijnen mee uitgehouwen. De meestal
lensvormige bedding van een niet zeer dikke
steenkoollaag wordt on ier m boven omsloten
door een bepaald gesteente. Dit is in den
regel zwart en bard, het is een bezinksel uit
het water en moet eerst week geweest zyn
als gewone klei of leem. Op zulken bodem
groeide het steenkolenwoud, dat
millioenenjaren achtereen op moerassigen grond zijn
boomen de lucht in zond en ze liet vallen
in het water; hetzij van ouderdom of door
stormen of overstroomingen. Al die afgestor
ven schub- en zegelboomen, de groote
boomEen boom uit het steenkool-tijdperk.
bestaand. Met een troepje van 12 meisjes en
4 mannen, trokken zy naar Konstantinope),
Alezandriëen Kaïro. Toen zij na een afwe
zigheid van vier jaar in Pressnitz terugkeerden,
werkten hnn lauweren en hun goedgevulde
beurzen, electriseerend op een aantal muzikale
meicjes. In minder dan geen tijd, gingen 20
mnziekgezelschappen de wy'de wereld in,
voornamelijk concerteerend in Sofia, Belgrado,
Budapest en Weenen, waar het goud hun
toestroomde. In 1870 liet in Weenen sich de
eerste dameskapel hooren, gerecruteerd uit
Pressnitzer meisjes. Dit eerste orkest werd
gedirigeerd door Frau Amann-Weinlicb, die
met haar energiek troepje naar Londen en
Pary's trok. Een andere Wienerio, Frau
Schiebeck organiseerde een orkest, bestaande uit 5-t
vrouwelijke muzikanten; zy concerteerden in
Noordelijk Boheme.in Duitechland en in Pary's.
Later werden in Londen in het Cristal Palace
reuzen-orkesten geformeerd door toevoeging
van militaire muzikanten.
Menig impresario beproefde uit de volks
klasse van de Donau-stad muzikaal aan ge-,
legdd jonge meisjes bijeen te brengen, haar
vlijtig te laten studeeren, om spoedig in 't
pub lek zich te doen hooren. Weener troepen
spelen meestal met harmonium en klavier;
fluit en eerste viool worden nog dikwy'ls door
mannen bespeeld; bij de Pressniteer kapellen,
worden 1ste viool, fluit, cel, contrabas, violan,
klarinet en pauken, allen door vrouwen be
speeld. In de laatste jaren hebben de
dameskapelien" zelfs die, welke saamgesteld zy'n nit
eenvoudige bergbewoonsters, een beetje van
haar goeden naam ingeboet, door het onheb
belijk gedrag van kasteleins, die de meisjes
dwingen met de gasten te drinken.
Gelukkig valt in dit euvel, in onzen
antialcohol-tijd, hier en daar wel eenige verbete
ring te speuren. De verfoeilijke alcohol
prikkel kan niet anders dan verslappend en
nadeelig werken op de lichaamskracht, en de
musicahteit der meisjes, wier broodwinning
niet tot de gemakkelijkste en benijdbaarste
kan gerekend worden.
Onlangs had aan de Acalémie Fran^aise
de plechtige installatie plaats van den be
roemden mathematicus, Henri Poincaré.
Voor den stroeven geleerde, voor den man
der exacte wetenschap, was de taak wegge
legd, een rede te houden op den overleden
Académicien, wiens fauteuil" n van het
fameuse 40 tal, hij kwam bezetten. Het is
een scbalkernij van 't lot, zooals er in't leven
meerdere zy'n aan-te wijzen, dat Henri Poin
carémoest spreken over zijn voorganger
Sully Prudhomme, den stillen, fijn besnaarden
dichter, den denker-droomer, den auteur der
Vaines tendiesses."
Vriendelijk lachend heeft Henri Poincar
een karakteristiek van den gevoelsmenpch
Prudhomme g ge'en. Aan den mathematicus
komt de eer toe, dat hij zich uitstekend van
zy'n opdracht heeft gekweten. Hy had geen
oogenblik van verstrooidheid, onder het uit
spreken van zijn keurige rfcde. De verstrooid
heid van den heer Poincaré, komt met zy'n
benoeming als lid der Académie, weer eens
te-berde.
Als jongen, was hy zóó in becijferingen
verdiept, dat zyn moeder schelletjes aan zijn
beurs naaide, hopend, dat het gerinkel der
belletjes, hem zou doen gewaar worden, dat
zijn beurs uit zijn handen viel, of uit zy'n zak
glipte.
Op reis, is 't hem, volgens een der gang
bare anekdoten overkomen, dat hij een
beddelaken in zy'n valies frommelde, meenend
dat 't zijn nachthemd was; blijmoedig verder
reisde en bovengenoemd toilet-artikel als
doux souvenir aan den tötelhoiider liet.
Mathematici schijnen OLderhevig aan ver
strooidheid. De Gaulois voert naar aanleiding
van Poincaré's onbewust handelen, verma
kelijke staaltjes aan van verstrooidheid zijner
vakgenooten.
CAPRICE.
varens en de op renzenriet en op onze
paardenstaarten gelijkende calamaria's verloren bij
de onvoldoende luchttoevoer wel veel van
hun gassen, maar geheel vergaan deden ze
niet, het procent koolstof dat zij, als elke
plant, bevatten, werd veel hooger; ze
onderginnen, om zoo te zeggen, een inkoling, een
distillatie-proces; bij de meest bekende
distillatie wordt immers ook het alcoholgehalte
vergroot, zonder toevoeging van nieuwen
alcohol.
Die opeenhooping in de wordende steen
kool van brandbare koolwaterstoffen en nog
andere vaste stoffen uit de gestorven planten
afsoiustig, is door de eeuwenlange persing
van de steen- en aardlagen die er boven op
kwamen, steeds grooter geworden; al de vrije
vloeistoffen werden uitgeperst en van de
eigenlijke planten is oppervlakkig nog maar
zelden iets te zien. Het is ^én vaste massa
geworden, afkomstig van boomen en strui
ken, chemisch veranderde en geperste humus,
maar waarin door middel van den micros
coop nog heel duidelijk de plantencellen en
soms nog de plantengroepen te herkennen
zijn, waaruit het steenkoolbosch bestond.
E venals tegenwoordig wortelden die moeras
boomen niet diep; hun wortels, in dit geval
de stigmariën, verspreidden zich echter zeer
ver uit en gaven den hoogen boom steun.
Nu zijn er in de lagen die onmiddellijk onder
de koolhoudende bedding in de kolenlei lig
gen, nog bijna geheel complete wortelgestellen
gevonden ; sommige daarvan zijn voorzichtig
door deskundigen blootgelegd, een enkelen
keer getransporteerd.
Z ;o'n wortel staat er o. a. in het museum
van de Bergakademie te Berlijn. Een geheele
bosct,bodem uit het steenkooltijdperk met
wortels, stompen en stamstukken van Schub
ben, boomen is als natuurmonument bij
Glascow te zien.
Ook in de bovenliggende de hangende"
laag zooals de bergwerkers en, in navolging
van hen, de geologen zeggen - zijn
boomdeelwn gevonden, duidelijke kronen, met kruin
en takken, een enkelen keer nog met bloemen.
En op de dunne plaatsen van de koienbedding,
aan den rand van de lens, is meer dan eens
de stam nog op zijn plaats gevonden, die
wortels en kroon verbond.
Nog duidelijker is de oorsprong van onze
bruinkool, zooals die ook in Limburg wordt
gegraven, niet zoo duidelijk die van petro
leum, maar over dat verschil een volgenden
keer.
K. HEIMANS.