De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 14 februari pagina 7

14 februari 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. l Cal K A M S T E U D A M M K U \V E E K B L A D V O O R N E D E R L A N D. Mevrouw de Boer-van Rijk in de Meid" van Heüermans. Estöer e Boe? Rijt 1874-16 Febr.?1909. IQ Watergraafsmeer, die voorstad van Amsterdam, waarvan het even onmogelijk is een beschrijving te geven aan wie haar niet gezien hebben, als Max Havelaar het onmogelijk oordeelde duidelijk te maken wat Kei baboe is aan wie geen haboe kent, in Watergraafsmeer, in de kleine, nieuwerwetsche revolutiebouw-striali^s van het onbeschrijfelijke Watergraafsmeer woont een heele kolonie Amsterdamsche acteurs en Amsterdamsche actrices, Zooals den Haag haar Indische buurt heeft, zoo heb ben wij in Amsteidam een tooneel-buurt, «n meer speciaal een Toonpelvereenigingbuurt, en dat zijn de Paul-Krugerstraat in Watergraafsmeer met derzelver omliggende straten en avenuetjej. liet krioelt daar van dip kunstenaar?, die een deel van hun leven slijten voor het «chella \oetlicht en achter do coulissen, wien de gestes van adel en royalty" ge meenzaam moeten /ijn, die dagelijks zich zelf te kijk stellen onder alie mogelijke gedaanten en dagelijks worden toegejuichd xioor honderden menschen. Gij denkt u reeds dit Watergraafsmeer nietwaar? als een land van Tartarins! Met het woord Paul-K rugerstraat snuift ge reeds een boulevar i-luchtje uw neus in'? 't is mér dan mis. 't Is net andersom. Ge hebt geen idee van het provinciaal-degelijke, het rustig burgerlijke, het netjes-ingetogene van de Paul-Krugerstraat! (leen idee van Prof. dr. W. Hccter. Prof. dr. W. Mei 1817?Jan. J90U. Wie een twintigtal j*ren geleden met universitaire kringen te Groningen in aan raking is geweest, moet zich den merkwaardigen man herinneren, die op bijna D2-jarigen leeftijd onlangs te Delft overleed. Al was hij ook toen hoogbejaard, de zeven tigjarige was nog altijd vol vuur en zijn gansche kleine maar krachtige gestalte, van den karakteristieken haardos tot den niet altijd gewilligen voet, kwam aanstonds in heftige beweging, zoodra men met hem begon te spreken over letterkundige, weten schappelijke, staatkundige of godsdienstige vragen van den dag. Zoo was hij altijd geweest, zeggen zij, die hem in zijn jeugd gekend hebben: geestdriftig, welsprekend, gemakkelijk ont vlambaar. Zoo was hij geweest in de dagen der Hippocreen-ontzwaveling'' (1838), toen de .jonge student zijn vurig Quos Ego" had geslingerd in het aangezicht van hen, die hem taal- en letterenbeilervers schenen. Zoo had hij in zijn Hekelrijmen" (1856) opnieuw het scherpe zwaard getrokken. Zoo was hij Van Lennep in een Strafilicht' (1854) op diens lichtzinnige spotzucht te lijf gegaan, hardhandig maar niet zonder reden. Zijn hartstochtelijke geest kende niet het stille genot van het nauwkeurig onderzoek, van het angstvallig wikken en wegen van vóór en tegen, van het oefenen van filo logiseh-historische kritiek. Met vlugge, dik wijls al te vluchtige opvatting of toeëigening van wat hij voor ouomstootelijke waarheden hield, met breede en diepgevoelde sympathie of' antipathie voor personen en zaken was hij gewoon zicV te werpen op de groote vraagstukken van wijsgeerig-geschiedkun digen aard. De onmiskenbare genialiteit, die in hem stak, deed de keuze voor een lector in de geschiedenis te Groningen op hem vallen de slecht- en rechtheid harer aan- en om wonenden ! Wo staan voor No. ll>. Een net.belletje, een netjes onderhouden trapje en mevrouw de Boers stem bovenaan de trap: Kom umaarbóve!" Een vrien delijk eenvoudig interieur zonder kransen dat doet eens rin-tig aan! niets van, laten wij zeggen de parfum en de linten wellust van il signor Carusp, neen waarlijk, geen zweem er van! integendeel, een eenvoudig, prettig, rechtuit vrouwtje, dat iets kordaat;*, iets zékers over zich heeft, maar meteen een zachtheid en natuurlijke vriendelijkheid, die ge -?mijn Hemel, neen! - noch Engel"' zoudt hebben gegeven, noch Anne-Mie", noch zelfs de oude Kniertje". Geen schijn vertooning, waartoe het tooneelleven zoo gemakkelijk brengt, geen opgeblazenheid, geen stelten-loopen, geen eabotinage'. Nu is de Nederlamlsche Tooneelvereoniging, waarvan mevrouw de Boer een der beste, zoo niet, wat wol rm>t ons iedereen aan neemt, de bö.<te krachtig, een vereeniging,die ook in de kunst op de trouwe waarheid zich toelegt In haar praestaties mist men zelfs wel eens wat sjeu" maar vindt men te meer oprechtheid. In hun kunst geen Gasconjers, zijn (le^ leden van do Tooneel vereeniging het iri 't leven ook niet. Mevrouw de Boer is van hun coöperatief bestaand gezelschap1' een (rouwe sociétaire", trotsch op het reeds bereikte. De onderneming" is baar lief, net zoo goed als de kunst", zij het op andere wijze. (1846) en de meeslepende wijze, waarop hij zijne academische lessen voor een talrijk gehoor wist te geven, deed hem in 1855 tot hoogleeraar in de geschiedenis benoemen met voorbijgaan van Fruin en anderen, die den post gaarne zouden hebben vervuld. Meer dan dertig jiren lang (tot 1887) heeft hij te Groningen op zijn wij^e de geschiedenis onderwezen, altijd in denzelf den geest, tot het laatite toe zijne hoorders medeslnpend en hen inwijdend in de groote geschiedkundige vraagstukken van het ver leden en het heden. Sedert 1877 had hij zich tot de oude eeschiedenis beperkt, ter wijl naast hem P. L Muller, later oodergeteekende de middeleeuwsche, nieuwere en vadt-rlandsche geschiedenis hadden te behandelen. Hij placht hunne geheel van de zijne afwijkende opvattingen met zekere welwillendheid te beoordeelen, zoo niet ze te billijken: hij vond dat leeren onder zoeken en zelf onderzoeken van de bronnen, altijd van de bronnen, en die onbegrijpelijke onpartijdigheid, niets voor hem". 'En dat was het ook niet en is het nooit geworden. Met de hem eigene ouderwetsehe welspre kendheid uit de dagen van Lulofs ging hij voort zijne hoorders in te wijden in zijne opvatting van do oude geschiedenis, zich weinig bekommerend om al het geploeter" der duitsche wetenschap", die hij in den grond der zaak minachtte, ja haatte gelijk hij, die een goed hater was, haten kon. Hij las trouw de oude schrijvers, maakte zich een rijkelijk gekleurde voorstelling van wat zij over de een of andere periode vertelden, las ook, en met genot, de dichters en rede naars, de wijsgeeren van den tijd en liet de kritische zifting van het gelezene gaarne aan anderen over gansch anders dan zijn geniale broeder, de ongelukkige Alfons Hecker, wiens tekstverbeteringen en con jecturen door ubet en zijne school op zoo hoogen prijs worden gesteld. Bij dat lezen der oude schrijvers waren het vooral Homerus en de Tragici, die hem behaagden. Hij kende ze van buiten, las en herlas ze tallooze malen tot op het laatst van zijn altijd werkzaam leven: toen ik hem in den zomer van 1908 te Delft, waar hij zich in het huis van zijn zoon had teruggetrokken, bezocht, las hij nog in Homerus en declameerde zachtjes voor zich heen de breedrollende hexameters, welker klank zijn verzwakkenden geest nog altijd boeide. Van die lectuur kwam hij her haaldelijk tot de vertaling in gespierde maatvaste verzen de Hecuba van Euripides (1841), de Agatnemnon van Aeschylus (1888) geven de maat van wat hij, nog op hoogen leeftijd zoo poed als in zijn jeugd, in dezen kon leveren. Een enkele maal noodzaakten omstandigheden hem tot het bewerken van sobool-, zelfs van woorden boeken, welker samenstelling hem ongetwijfeldmenigoogenblik van htfrigeergeruis, menige bittere verwensching heeft gekost. Dat soort van werk was ook zeker niets voor hem", voor zijn dichterlijken gee^, zijn hartstochtelijk gemoed, dat liefhebben en haten, eeren fn verguizen kon met ge lijke kracht. Wie hem gekend hebben, zullen hem niet licht vergeten: wie als Mevrouw E. de Boer-van Rijk. Daar zat ze en sprak er ovor. U moet niet denken, zei ze, dat het zoo makkelijk is zonder steun zoo'n zaak drijvende te houden. Daar moeten alle krachten voor ingespannen worden Daar moet serieus voor gewerkt worden. Maar daar heb ik ook altijd van gehouden, van het serieuze in de kunst. Dat heb ik nog. uit Eotterdam. De Rotterdammers, dat is van ouds zoo, die maakten van de zaak geen grapje, zooals wel eens gebeurt, hoor! Toen ik geënga geerd was door de Varictés, hier in Amster dam, moest ik toch wel eens een uitvoering zien. Ze waren nog nauw bezig of ik zeg tegen mijn man: Dat nooit! Hiermee speel ik niet! Wat een geflodder! Maar je hebt geteekend, zei hij, dat gaat niet meer! Ik dacht: d;iar verzoen ik me nooit mee! Nou, op den duur wen je- aan allerlei, en dan n ernstige sleept wel eens anderen roee! Die gedacht heeft: ik krijg mijn geld, wat kan 't mij schelen, neemt een voorbeeld. Heelemaal dwingen doet niemand het. Alle voornaamste acteurs deel genoot maken, zooals bij ons gebeurt, dat i* een goed middel, misschien wel het beste. En dan een goede administratie zooals dio van ons, want die is puik, dat doet veel. Wij zijn zoo mooi geadministreerd, dat het wel eens is om er angstig van te worden. Ja, denk u eens aan, in October al te weten, dat je b.v. den 2östen April in je oude hotel zal zitten te Groninger) en den zooveelsten te Zierikzee, daar krijg je soms een raar gevoel van! Dat kan u wel bedrij [jen?'' Mevrouw de Boer spreekt eigenlijk weinig over haar zelf. Ze spreekt over haar troep, haar gezelschap". Daar schijnt ze vergroeid mee Dat is haar familie. Dat is haar t/mis. Welk een beminnelijke ernst. Ik zei iets over haar 3ïjaren tooneelspelen. Een langen tijd. Het moet curieus zijn zoo vijf en dertig jaar terug te kunnen gaan in gedachten, en in het tooneel van toen zich te zien bewegen in plaats van in het tooneel van tegenwoordig. Ik bon on bescheiden en vraag of ze geen portretten heeft, in verschillende rollfn, uit die dagen. O. neen! geen enkele, ón uitgezonderd, die Ternooy in zijn tijdschrift een paar jaar leerlingen aan zijn voeten hebben gezeten, zuilen blijven denken aan de welsprekende woorden, aan de breede en hoog omhoogstrevende, tot nadenken stemmende ge dachten, waarvan zijne colleges, zijne ge sprekken vol waren, aan zijn indrukwek kende persoonlijkheid, aan zijn dichterlijk gemoed,aan zijn toornen en aan zijn vereeren. Leiden, 10 Febr. l'.KW. P. J. BLOK. Th. Molkenboer. Portretten (Pulchri. Niet is iedereen, wat bij meent. De heer Molkenboer ww een portretschilder bij uit zondering. Hij t's geen portretschilder. Om streeks 1891?1897 maakte hij een aantal afbeeldingen, die van bet goede portret iets hebben; zorgzaamheid in het maken, die de natuurlijke begeleidster is van zorgzaamheid in de analyse van den te portretteeren mensch. Wat daarna kwatn, is op enkele litho's na, zeer smakeloos. Het werk is zelfs merk waardig om de smakeloosheid. Hoe iemand een portret kan maken als dat van dien officier met den korten manlel, hoe het mogelijk is een zoo leelijke kleur voor een gezicht te vinden het is verrassend in zijn wan«maak. Hoe iemand een juü'rouw in het rose zoo kan schilderen met dien rosenkleur in de schoot het is opnieuw verrassend, en het is een oorzaak van lichte vroolijkheid. Hoe iemand een bloemist, die zelfs bloemen der, zoo onbloemig kan schilderen het is een tegenspraak met de o'ijecten van het werk zelf. Hoa iemand, die vee* naakt hopelijk maakte, de borsten en de teêren schaduw tusschen ze, zoo als een recept niet alleen vo ir al het vleescb, maar tevens zoo ondoor schijnend, zoo groezelig, zoo weinig flonkend vond het behoort tevens tot de verwon deringen. De heer Springer lijkt iemand met boeien aan, in de bank der beschuldigden; een generaal Bergansius heeft veel weg van een grijs gepensionneeri sergeant; en er is in den laatsten tijd zelden iets haiders, onoog lijker gemaakt dan het groot familieportret. .. *** Zoo de heer Molkenboer eenvoudig ge bleven waren bij wat hij in de vroeger jaren maakte, zou hij misschien deze onzinnige voorrede niet te schrijden hebben gehad, en zou hij een soort stijf werk gemaakt hebben van niet bizonder veel diepte maar hij zou zich niet bespottelijk hebben gemaakt voer wie het portret een schoonst iets is. Hij zou nooit het portret hebben kunnen schil deren dat schoonheid geworden analyse i* maar hij zou gerespecteerd kunnen zijn om zekere, met zorg volbrachte, handenarbeid. Nu is hij eoma belachelijk... Mevrouw de Boer-van Rijk alg Kniertje in Op Hoop van Zegen". terug gereproduceerd heeft, maar ze h PP f t een gruwel gezien aan de fotografie! i'as in de laatste jaren is ze daar wat van tem J gekomen. Nu' voor 't eerst, op aandrang van buiten en van haar naaste verwanten, voor haar jubileum, heeft ze een serie laten maken! Zie deze eens: Anr.e Mie in | extase. Daar heeft zij zelf maar n exem- j plaar van. Kr staat een dédicace" op; aan j haar lieve mevrouw". Een aardigheidje. Neen, maar uit vroeger dilgrn heeft ze eigenlijk" niets! ? En de bloemkrans met een onderschrift uit e'.n critiek van Alberdingk Thijm'.' Hoe weet u daarvan:' zegt u dat niet l' .Xou daar spreek ik toch rooit over! 't Js wel aardig, daarvan niet. Bijna dertig jaar oud. Ik weet nog niet van wie ik hem heb. .., En, zoetjesaan, bepraat ik mevrouw do Boer. Het was een critiek uit de Ainn/i'.r </awmer van '81, die daar was overgenomen, daar mocht ik in de A»ixffi'(t<inn>ier toch wel van spreken !' Tussehen twee kartons had ze de mooie krans van fijne, kleine bloempjes ontvangen, vertelde ze, en daar stond het nog in ver bleekt handschrift, ik mocht het dan wol zien : Maar 'n Inmrer voor Mevrouw tle Hoer- \\m Kijk, ZP, hei f l de. rol van Svzinnn" met onr/em-en reel latent gespeeld. 7^<j was geheel- in liet karakter doorgedrongen f, n hef (t Paille.rons' be minnelijke svlitpp'ny <>}> li'ejfe.nde wijt! aan schouwelijk gemaakt. Van het begin tot hel einde heeft deze kunstenares met de ijroottte con'-tMotoaarterïy. C. J.LaBfloyteHnlEm, Wanneer men iemand heden ten dage modern-aardewerk spreekt, tien tegen n dan dat hij aich een voorstelling maakt van vaasjes, potjes, aschbakjes, bruin, blauw, geel van kleur, met cirkeltjes, ppiraaUjes of vierkantjes van andere kleur of stof versierd. En deze dingen, die gekomen zijn als een reactie op de tallooze producten door ver schillende fabrieken u l'instar van Colenbrander's-Rozenburg vervaardigd, men moge ze in den beginne dankbaar aanvaard hebben. langzamerhand echter kwamen de gebreken aan het licht en deze waren niet gering. Zij waren tweeledig. Eerstens, omdat men het meer direct be speurde, de te-gewilde naïviteit, die tóch eenige pretentie had. Ik kan me voorstellen zeer primitief boeren aardewerk dat mooi is, setotels met groene en roode sliertjes van uit den rand, eenvoudig van maaksel, maar vol strekt geen kunstuiting, ook niet als zoodanig voorgediend; doch wanneer men soortgelijk fabrikaat als kunataardewerk wil aanduiden, moet men zeker hooger enchen stellen in deze, aan teekening en vorm. Een tweede niet minder ernstige fout, was de makelij zelf. De aardewerkman kende zijn materiaal niet volioende, hij was niet ge noegzaam vertrouwd met de bestanddeelen van zijn klei, noch had hij volkomen zeker heid van zijn glazuren. Bij gebruik bleken de vazen poreus en lieten water d^or en kreeg de melk in bekers en kannen een onaangenamen smaak, barstten zelfs de glazuren af; en bij niet gebruik ver veelde op den duur de eenvoudige en toch pretectievolle vorm en versiering. Verbetering in menig opzicht was dus noodig, maar allereerst moest zij gewent worden in het fabrikaat, in de grondstoflen en de bewerking. Dit is dan ook Lanooy's uitgangspunt geweesten ook de sterkste kant van zijn werk. Bij de opening der tentoonstelling van zijn aardewerk in bet J'asillioen te Haarlem, hield hij een kleine causerie om daardoor tevens zijn standpunt ten opzichte der potterie nader toe te lichten. Zijn zoeken is voornamelijk gericht naar datgene wat geheel uit de techniek voort vloeit. Da vormen vindt hij op den draaischijf, zij worden niet op papier uitgedacht maar ontstaan door het btwjeg van zijn vingers langs de draaiende k'einaassa. En de vaas aldus opgebouwd wordt gedroogd om daarna in het glazuurbad gedompeld te kunnen worden. Waar de geaardheid van de klei, d. w. z. de warmtegraad aie zij vtrdragen kan een hoofdvereischte is, daar is ongetwijfeld de glazuursamenstelling en het bakken van het grootste belang. Bestaat het glazuur in het algemeen uit kiezelzuur, veldspaat. soda, zoo is de toevoeging van tin, van lood, van koper, van metaaloxyde dikwijls noodig, veelal gewenscht. Toevoeging van tin zal het glazuur tegen barsten vrijwaren, terwijl koper daarentegen die fijne haarbarstjes veroorzaakt, dat cracjuelé", de charme vaa .fapansch Satauma. Uit al het tentoongestelde werk bleek dat het materiaal, voor Lanooy geheel het uit gangspunt was geweest, zoo zelfs dat hij zich meermalen heeft laten verleiden tot gpeelsche wisselvalligheden, tot toevallige effecten aan bakken of glazuursamensteliing te danken (te wijten) waarvan het hem bezwaarlijk geij'uniif en ii/iifte rrlmketraigen on« het karakter run Fuzamiu il e. Vi/lirn roorgetoovini, en men u-eet iiüt n:at meer te bewonderen f/e lu.im.ige of de geroelige oni/mlilitken. (De Aifix1("rdu'imiier, Wefkblnd^ no. L'.'i-x van 25 Dec. 1881). Au:. TH. Do kunstenares, dio in Berlijn de lastige critiek" deed uitroepen, dat Duitschland, in het naturalistisch genre, misschien haars gelijke had. maar in geen geval eene meer voortreffelijke; die ons nooit zonder ont roering lier, welke rol zij ook speelde, en die met de kunst van Heijermans, dien zij vereert, het zuiverst denkbare bereikt heeft in de zoo Hollandsche kunst van de kleinmalerei op de r lariken, mevrouw de Boer zal een mooi jubileum hebben, en meer dan iemand het hebben verdiend. Zooals onze schilders van de kleinumlerei uit de 17de pen w de meest grootsche ont roeringen hebben weten te geven in de simpelste copieeringen van dagelijksche ge vallen, zoo heeft mevrouw de Boer ons met een ingeboren artisticiteit en een zeldzame ingehoudenheiJ wie denkt niet met dankbare verbazing teru* aan dat Kniertje, met den schotel sleepvoetend voorbijgaand, het kort begrip, de eenheid van dnizender menscben leed! f.oo heeft deze groote kunstenares ons het hoogste gegeven in hare kunst. Daar past, bij zulk een jubileum, openlijke erkenning van, en hartelijke dankbaarheid. W. in Lincoln. Abraham Lincoln Geb. 12 Februari 1809. lukken zou ze een volgende keer wér zoo te krijgen. Zoo lijkt ons zijn s;lazuurmengsel dat aan de vazen geheel het karakter van aarde werk ontneemt, en er een metaalachtig aan zien aan geeft, een, laat het ons noemen, te-groote technische-vinding. Het refletmétalique" van het Spaanscb- en Moorscb aardewerk is bewonderenswaardig, maar is het dan ook niet dat, dan wordt het al spoedig wat men met goedkoop" aanduidt en dat zooveel zeggen wil als eftect-zoekerij, kenmerkend voor bazaar-artikelen. Wij willen van Lanooy niet veronderstellen dat dit, zij het ook in de verste verte, zijn bedoeling geweest is, maar er op wijzen dat het niet alleen de technische kwaliteiten zijn die het aardewerk tot voorwerpen van schoon heid opvoeren. De bewuste zekerheid van vorm. van kleur, van versiering moet ten slotte met dedegelijke vakkennis tot iets moois leiden. Waar Lanooy voorop stelt dat de bewerking eerst goed en deugdelijk moet zijn, waarmede wij ten volle instemmen, daar zal een tweede stadium in zijn werK, waaneer hij zich voikomen meester voelt van zijn materiaal, ons allicht aardewerk geven, waarin de tech nische eigenaardigheden niet zóó domineeren als zij dit thans nog veelal doen. Het uitgangspunt van Lanooy lijkt me zeer juist en degeliji, en wat hy reeds bereikte belangrijk genoeg om nota van te nemen en gunstig afstekende bij wat bet spraakgebruik thans onder modern-aardewerk verstaat, zoodat wij een ieder een bezoek aan deze tentoonstelling kunnen aanraden; maar wij hopen later van dezen pottenbakker nog eens werk te zien waarby niet alleen iii schoonheid van stof, het al ia gelegen. R. W. P. DE VRIES Jr.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl