De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 21 februari pagina 7

21 februari 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1052 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ESN REGEJOÏI, UITZICHT IT DE PASSANyoRAHAN TE GiTniT. Reproductie naar een ets. Op den voorgrond rijslvelden ; rechts drie inlandert dit reusachtige bladertin ah regemekerm gebruiken. Op den achtergrond de reede van Pabéan-ocic'èng. fen nooden op aarde neder te dalen, een %ang van de bloemen en van de vogels, van dea vallenden dapdapboom, van het Tallende zand, van de ondergaande zon, van de zee en van de sterren. Catnlle Hennes, t Een persoonlijke herinnering. Zóó heb ik hem dikwijls zien staan: «lordig gekleed, droomerig kijkend, onverschillig-log in zijn bewegingen, en toch zelfbewust. Zóó stond hu, de handen in de zakken, op den stoep Tap het Odéon of in de ropde of marmer witte corridors der mondaine theaters. Hij leek wel op een riviergod, zooals die op oude schilderijen ta zien zijn, waarvan de grauwe baard en de neerhan gende haren het stroomende maar troebele water beduiden. HO was een maitre" maar een van ?een democratie. Men omringde hem getrouw, zonder dat bij 't scheen op te merken; hij -deed niet aan pose, tenminste niet mér. | Dat was vroeger wel anders. Toen hij, zeventien jaar oud, in Parijs kwam, als een -wondermooie, half Joodsche, donker-oostersche, gloedrijke jonge man, en hij ver scheen in een sehouwburgloge met zijn zyige haren en zijn zachten blik voor de «ogen TSD 't vrouwelijk publiek in de zaal, <lan ging eeu gemompel door de schoone rjjen _ Toen leefde hij in de pose! Toen leefde hij in sier en zoete roke, in roem en in gerucht! Wat er nu van dat alles over was scheen minder dan de spaarzame ruines van een antieke stad. i* De schoonheid al» aan Elekerlic! had hem verlaten, de weelde ook, de opbruisende kracht ook. De Trouw, die nu altijd vervelend en verveeld naast hem stond, Madame, dichteres naar het heette, scheen met haar geverfd gelaat en zonderlinge, touterigslanke gestalte, met baar nacht-caf -aantrekkelijkheid, een wel vreemde Muze.... Van al de geurige anjelieren en kleurfijne orchideeën, die hem vroeger omringden, scheen dit een overgebleven gedroogd blaadje, ?een dorre rest.... "Wat hij nog had, dat was macht. Groot dichter is h\j nooit geweest, uit nemend journalist is hij geworden. Óp 't fabied van 't tooneel', na de politiek te arijg het ?voornaamste wat men er kent, was hij een machtig man. Echter, aoewel met scherprechterlüke bevoegdheden bekleed, hanteerde hu slechts een roe, met rozen omwonden. Nooit kwam er een boos woord uit zijn pen. Nooit was »ij direct in zijn aanval. Nooit scheen hij opzettelijk. Nooit strafte hu iemand af is het ook eigenlijk niet te wreed ? voor de oogen Tan iedereen. Hij kastijdde voor de oogen Tan wie, door te begyuun, tot de pairs kon den worden gerekend van den engeren tooneelkrintr. Soms schreef hij, om iets te noe men: Mademoiselle Une Teile tait char mante". En '«ochtends, iu haar peluw ge doken, met den Journal in handen, wpendede lieve vrouw. Want er vóór -tond: Mademoiselle Une Autre tait artistique" ... Ik heb geen recensie van hem Dij de band. Het ware* aardig «jn kunstige critiek te analyseeren. Hij teekende zijn ongunstige meeningea niet ?uit, hij teekende het Andere, de lof ernaast, zorgvuldig en toch overdadig; hij gaf het Naschrift. De geheele handeling wordt poppenspel genoemd, omdat de balian zich in een poppenvorm steekt, die den God moet verbeelden. Baléis... rustbank, déwa... godheid, sanggsh... huistempel; tandakpartijtje ... felle licht van zijn af keurin? aan, door met slagschaduwen te doeselen er omheen. Hij deed pijn, zonder dat hijzelf het scheen te doen. Hij wonde, niet met woorden, maar met vermoedens. In zijn loge in den schouwburg lag hij, moeilijk geleund, achterover in een armstoel. Vóór hem, tusschen de fautueilsde balcoas, als het scherm nog neerhing, defileerde bet tont Paris, en de jonge actrices. Vous voyez Mendes?" En er ging een zacht geliuister. Dan keek de mattre. Zijn loome oogen her kenden een bloem, een jonge vrouw, die nog geboren moest worden, toen hij een leven va.n arbeid en roem en comjuêtes achter zich had. Hij zag haar eerbiedige lach en neiging. En dan wuifde hij, met een mollig dik handje... chère amie!", uit de hoogte en to«h gemeenzaam, e» familie, zoo iets als een oucle Perzische prins, die een nichtje groet. Die curieuze, Parijsche figuur, die koningboulevardier is voor goed verdwenen VAK T)KN EECKHOUT. Parerga en Paralipomena (toevoegsels en uitlaatsels) vertaald door dr. H. W. Va. E. v, D. BEEOH VAN EVSINGA (Am sterdam 1608) I, blzz. 363. I. Spernere mundum, spernere semet ipsum, sperneie sperni, laidt de gpreuk, waarin Schopeahauer zijne levensopvatting belichaamd heeft. Haar inhoud doet denken aan een grimmigen gry'nzaard, die van het bestaan niets meer te hopen of te duchten, derhalve daar mede afgesloten heeft. Hoe ware het mogelijk, minachting van al het ondermaanechescherperen vorm te doen aannemen, dan door de aangehaalde woorden: veracht de wereld, veracht u zei ven, veracht de verachting? Niet elechts wijzen zij eene richting van denken aan, doch iedere poging om aan baar zich te ontweldigen, doen zy te niet. Wat, na deze oorlogsverklaring aan al hetgeen de menschheid op prijs «telt, overblyfc, is wereldontvluchting, de comtemplatieve onbeweeg lijkheid en onaandoenlijkheid der belijders van het Nirwana. De toets des wijggsers is niet, hoe hy schreef, maar, hoe hy handelde. Welke in vloed kan uitgaan van eene leer, waarmede het leren in tweespalt is? De wanverhouding tusschen die twee, kende men, bij Schopenhauer, reeds lang. Niet echter, in welke mate zyu karakter en gedrag be neden zijne le.-sen bleven. Dit laatsie is thans duidelijk geworden. Wy besitten namelijk de onverdachte verklaring van een ooggetuige, die, geruimen lijd, met Schopenhauer ver keerde, indrukken opteekende en daarvan een relaas gaf. waarin ieder woord den onmiskenbaren stempel van onbevangenheid en betrouwbaarheid draagt. Verschenen is namelijk een werk, welka titftl it afschrijf: Memoiren von Robert von Hornstein, heraus^egenen von Ferdinand von Hornstein (Müachen 1908). Het is de zoon, die de aantekeningen des vaders, in 1884 geschreven, h«t licht deed zien. Hetgeen de vader, in 1883, nopens zy'n omgang met Schopenhaner, in de Neue Freie Presse, had geopenbaard wekte zooseer op sten, dat hij daarin aanleiding von l tot het schry'ven van een dagboek, naar zijne herinnering. Dat werk in hè: voorbijgaan: aardig van vorm en jolig van toon behelst, natuurlijk velerlei. Steeds ecWer is het ongekunsteld en schier naïef, afkomstig aU het ia van een musicus, die dweept met nyne kunst, en uit het oogpunt van haar, de dingen be schouwt. 0/eral, verraadt het blijkbaar .den man van de wereld: de schrijver ia van adel (Freiherr), doch zonder dea minsten kastengeest, vrijzinnigen iuim van blik, gely'k men verwachten kan van iemand, die voor kunst uiting leeft. Scaopanaauer's kennis wilde hij maken, omdat hy veil van hem had genoorl. Hij stelt tot hem zich in betrekking en schrijft op wat hem wedervoer, au courant da la pluoiö. zonder arg of l'8t, volmaakt te goeder trouw en mee kinderlijk gemoed. Wij volgen hem. Sjhopenhauer was gewoon, om l uren, in het Eugalache Hof te Frankfort a. M., te danspartijtje; toewah.,, palmwijn;sedehan... een titel van een hooggeplaatst persoon bij iet Balineesch Waterschapswezen (ter bevloeiing van de rijstvelden), zooals bij ons dijkgraaf; poenggawa ... districtshoofd. middagmalen. Ddiir wachtte de schrijver hem op. Plotseling komt haastig aanloopen een elegante oude heer, hes gezelschap opnemend" (107). Dit was de gezochte en de schrijver zorgde, hem niet uit het oog te ver liezen. Al meer verbaasde het mij, dat dit de man was, die de Welt als Wille and Vorftellung" geschreven had. Hy werd al levendiger, spraakzamer, naar gelang de table d'tiöte vorderde en verorberde heel wat. Al zijne bewegingen hadden ietsjeugdigs en nu en dan barstte hij in luid gelach uit" (107). Den volgenden dag, bezocht de schrijver Schopenhauer. De groeten van Wagner werden overgebracht, op wiens muziek, Sehopenhaupr aanving te schimpen. Diens ideaal was Rossini. Ik bewonder Mozarten houd veel van hem en bezoek alle concerten, waarin eymphonieöa van Beethoven worden gespeeld, waar wanneer men Bossini vaak gebo >rd beeft, iijkt, in vergelijking daarnaede, al het andere plomp," (schwerfallig) (109). chopenhauer besat alle opera's van Rossini, gearrangeerd voor fluit, en speelde ze dage lijks, van 12?l uren. Het verzoek om hem aan te hooren, weid niet toegestaan. Omtrent het 2e deet der F. dur Symphonie van Beet hoven, liet hij zich uit: Men meent alsdan alle aardscha ellende voor goed ontloopen te zijn" (110). J) Den schouwburg bezocht hij zelden, maar Figaro's Hochzeit liet hy' zich niet ontgaan. Toen de schrijver vertrok, zeide Schopen hauer : Dat ik u toeliet, hebt g& 'e danken ..aan mijne huishoudster, die u een student noemde. Waart gij een hoogleeraar in de wijsbegeerte gewefst, dan zou ik u niet toegelaten hebben. Professor Weisse uit Leipzig wiMe mij eens bezoeken. Ik schreeuwde echter zoo Inid, dat hg het hooren moest: voor den heer Professor Wetese ben ik niet thuis". Overigens, wanneer gy 's avonds in bet Engelsche Hof" komt, zult gij mij da>ir aantreden". (111) Van het verlof, maakte de schrijver gebruik om volgende bezoeken te brengen. Van musici, sprak Schopenhaner gaarne en vaak: Schnbert begreep hij niet en schimpte over de valsche behandeling van Erlkünig b, v. dat plaatsen, die geheimzinnig behandeld moesten worden, luidklinkend waren, Meudelssohn'j toondichten zijn fraai, maar zonder genie. Zy'ne Symphonieën zy'n vervelend. Het best, beviel müPaulus", dat ik wel nogmaals zou willen hooren. Gluck verveelde mij altoos. Gluck'a muziek laat niet, gescheiden van de woorden, zich denken en dit is verkeerd. MJcuiek moet door zich attean, invloed oefenen, de woorden zyn bijzaak. De muziek is veel machtiger dan het woord. Muziek en woorden beduidt de verloving van een prins met een bedelares. Oe fabel, in de opera, is bijzaak, eigenlijk slechts aanwezig om het verstand ook iets te verschaffan. Bossini heeft dit op de spits gedreven en de woorden rechtstreeks hoon aangedaan" (117). Liet Schopenhauer over professoren zich uit, het was om ze te beschimpen. Eens, vroeg hem een Amerikaan: Wat denkt gy van Hegel?' waarop het korte antwoord volgde: Hegel is een kwakzalver" (113). Tot den schrijver zelf. zeide hij: Moleschott is een barbiersbedieade, zijn hoofdstuk over den wil is voor een gymnasiast te erg. Professor Michelet toont, in een opstel over tnij, zoodanige onwetendheid, dat ik hem ?/,ou af.efen. Ook k«nde hij den titel mijner prijsscüriftea niet, doch schreeferover"(H7). Suhopenhauer'd eigene ijdeltuitery steekt, bij deze schamperneid, niet onaardig af. Geestverwanten noemde hij met minder deed hij het niet apostelen: Ik vroeg hem, of Strauas zijne werken kende Doss in Müchen. mijn diepzinnige apostel, gaf w hem. M«er, werft ik er niet van. My'n geleerdste apostel is tiecker in Mainz, voe>? ie hij er bij" (ilti). Dat Scaopeahauei's in beelding nem parie spaelde is niet onmogelijk. Goethe kende mijn hoofdwerk" zeide hy mij eens, ood«rjraagl, hy schreef aan mijne '.uster twee biad^tjdKn er over, tnet potlood. Bijzoudrtr beviel n«in O?er het aangeboren ,,?«n verworven karakter" en over Piiilias. Eene gelijkenis v*n my (te ondergaande r.ou en de dood) verhaalde y Eokermann. Het was blaarblijselijt eene hermaeriag" (116). Geheel dit Förnaal is uit de luuht gegrepen. Wy' beiitlen hrt reiaas van Gjetae's ge sprekken cnet Eukeraunn 2). De naaaa van EEN PRIESTER UIT PATJOBXG IN GIAXJAR. Schopenbauer wordt, daarin, niet genoemd. Wél, die zyner moeder, die, do ir Goetfae, te gast en te waardschap werd ontvangen 3). Trouwens, deze hoogst begaafde vrouw was het middelpunt van eenen letterkundigen kring en werd, door Goethe en Wieland, gevierd 4). Met haren zoon, den wijegeer, stond zij niet op vriendschappelijken voet, hetgeen, behalve aan economisch krakeel, toe te schrijven seby'nt aan incompatibilit d'numeur. Schopenhauer's kregele geaardheid liep uit op menachenh&at. De schrijver acht dezen een gevolg van gemis aan erkenning. Van zyne beteekenis had niemand eene voorstelling. Als bekende democratenjager, gold hu voor een lachwekkend personage. Zijn aanspraak een wysgeer te zijn, verschafte hem den dunk van opgeblazenheid. Z'lfs zijne lievelingen, de aristocratische officieren aan de table d'höte van het Engelsche Hof, die hij, als redders der maatschappij, vertroetelde, gingen niet altoos eerlijk met hem om. De jongsta loitenant achtte zich gerecbtigd, een geestige paradox van Schopenhauer, met meer of minder aardigheid, betachelijk te maken" (L18). Ia dit verband, sehynt opmerkelijk, dat Schopenhauer een paar anecdoten, omtrent hem in omloop, loochende, De bekendste waren: de geschiedenisvan denNapoleon d'or, dien hij telkenreis voor zich zou hebben neergelegd, om hem aan de armen te geven, wanneer de stamgasten eens over iets anders zouden spreken dan over vrouwen, honden en paarden. Verder, het bescheid: ik denk ook voor twee", toen een buurman hem verweet, dat hij voor twee at. Beide zaken noemde hy' verzonnen en voedde er by: aan zulk gezwets doe ik niet" (l 14) Het kan zijn, maar mogelijk ia oos, dat eerstgemelde noteering kwalijk paste bij het prestige, dat hy aan de aristocratische officieren toekende. Dit punt valt niet te loochenen. 8y de democraten heeft hy' eene slechte benandeiing zelf zich veroorzaakt. Tegen hen, gedroeg ,,hy' zich ongebreideld Naardien Ualand een democraat was, vergat hy den ilicoter, die niet tot zijn recht kwam. Zalft in Schiller, ergerde hem diens eigenschap ais vrijheidszanger", eene uitdrukking, die by' zoo vaak hooren moest" (119). Wat deze democraten haat te beteekenen heeft, stelle men zich goed voor, want wij zijn om en bij het jaar 1848. dat, in her nieuwden vorm, aan da volksrechten het aanzijn gaf. Een aristocraat", in die dagen, is een aanhanger van Metternich's regeerstelsei, waarin het beactminkte Untertbanenverstand" eene hoofdro' gpeelt. Na mQ,ene men niet, dat daarmede Sebopenhauer veron gelijkt is, want het meest eerbiedwekkende slachtoffer van aristocratische woede werd, door Schopenhauer, met doodely'ken haast vervolgd. Bedoeld is Bobert Blnm (10 Nov. 1807 te Keulen geboren) Ztoa van klein burgerlijke ouders, tooneelbeiiende eerst, straks tooneelkaasior in Leipzii?. Daar zojht en vond hij gelegenheid tot eigen ontwikkeling, werd, in den volsten zin, een «elf-made man, maakte zich tot middelpunt van iedere uiting, waaroij de volksaanspraken betrokken waren, had aandeel in velerlei liberale geschriften, vormde zich allengs tot een volleerd spreker en werd in het voorparlemunt te Frankfurt tot een der vice-presidenten gikozen. In '48, begaf iica Biutn naat Weenen om de revolutkmnaire bew«gini? daar testeanen, door een adres van taalde, duin was beloofd, dat hij aan feitelijk stratengei'ecni niet deei zou hebben te nemen. Toen, desniettemin, oproerig tumult losbarstte, trok y lichteru^, doch werd, in zyn hotel, ge^an<ea genomen. Zijn beroep op onicnendbaarnei i.alslil van het Parlement, had ten ge/olgy, dw man hem voor den krijgsraad bracht, als tegen keizerlijke troepen de wapenen gevoerd hebbende. Hij werd tot den strop veroordeeld en het vonnis, veranderd in dood door den kogel, werd onmid dellijk, in de Brigittenau, voltrokken, zonder dat de moed het slachtolfer van den gerechtelijken moord, n oogenblik. begaf. (9 No vember 1848). Later bleek, dat de gewelddaad het gevolg was eener afspraak tusschen Windisch-grat "en Sehwarzenberg om het Parle ment een proef van Oostenrijks almacht te ge senI Dat is de man, omtrent wien geschreven wordt: Schopenhauer's woede tegen Robert Blum was toomeloos." Diens nagedachtenis werd, na vele jaren nog, beschimpt, hetgeen de schrijver, vergoelijkend, niet aan wreed heid, maar aan lust tot schelden toeschrijft. Blum hal, in de Paulskerk (vergaderzaal van het Parlement), toen men hem toejuichte, uitgeroepen: Wy zy'n hier niet in den schouwburg." Ware ik (Schopenhauer) tegenwoordig geweest, ik zou hem, toegeroepen hebben: zeker zou men meeuen, in den schouwburg, te zy'n, wannear iogeknechten (toespeling op de aanstelling van Blum aan den schouwburg te Leipzig) het hooge woord voeren. Sc hopen hauer'a antipathie tegen den vollen baard bad zeker eene andere oorzaak niet, dan dat hij dezen voor een werkelijk merkteeken van een democraat hield." (L24) Deze trekken, door een ooggetuige mede gedeeld, leeren ons Schopenhauer kennen, zoowel wat eigenaardigheden, als wat karakter betreft. Dit laatste, het voornaamste, schijnt saamgesteld uit egoïsme, menechenbaat, heerschzucht, volks veracht ing en deltmterjj. Bij dit alles, is het spernere mundtim" ver te zoeken en veeleer de reactie op eene, trouwens ongegronde, miskenning, dan het kort begrip eener wijsgeerige wereldbeschouwing. A'dam, Jan. '09. J. A. LBVT. 1) Bedoeld is het Allegretto scherzando der 8e Symphonie, waarin Beethoven schater lacht naac goden en menschen. In de muziek, hoort men duidelijk: sliep uit. 2) J. P. Eckermann. Gesprache mit Goeth« in den letzten Jahreu seines Lebens (Lsinzie 1888) 3) Eckermann t. a. p. II, blz. 92. 4) Zie Kuno Fischer Schopenhauers Leben, Werke and Lshre. (ïeidelberg 1898) hl*. 36. Van schilders ea m idealen Voor hen en er zy'n er velen die er over klagen, dat deze nanw begonnen 20e Eeuw in zoo vermoeiende mate zwaar gast van ethisch-didactische, pedagogische, gewicbtiglvjk-hum.anistische tendenzen Voor hen, die meenen, dat op zulk een overspannen moralistische periode er een van krasse re actie volgen moet, zij hier tot troost even melding gamaakt van het onloochenbaar en heugelijk feit, dat het tegengif tegen die t\jdziekte reeds lang ontdekt is en zijn zegenrijk werk onverpoosd doet. Dat tegengif is gevonden in de eens als het reddend wondermiddel met uitbundige zegekreten ontvangen Openbaarheid. De pu bliciteit, de vrijheid van gedachtenaittag hoe schoon moei: zij hun steeds zgn voor gekomen, die haar nog niet kenden. Want op hetgeen hy' niet bezit" zegt de School meester is menaeb. en dorpling 't meest verhit." Nu hebaen we zei Maar die schoone jonkvrouw, de Vrijheid, is niet alleen naar buiten gekomen, toen de deuren van, haar kerker werden geopend. Achter haar aan. in haar schaduw, «lopen onverkwikkelijker figu ren, veile deernen: De Reclame, de Pr«tentiet de Onbeschaamdheid, Het beeld zoa verder door te voeren zijn.. Ik wil mij houden bij myn eigenlijk onder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl