De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 28 februari pagina 3

28 februari 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nó. 1653 DE AMSTERDA MM E II WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D. betwjjfelbaar en hevig bestaat, ware het niet ongeremd die oorzaken te zoeken allereerst in de nuchtere, meer verstandelijke geaardheid der noordache volken, hun gering begrip van en gemis aan ontvankelijkheid voo al wat met de zinlrjke natuur van den men'ch in verband staat. Vervolgens, en in overeenstemming met dien aard, zal ook een eeuwenlange calvinistische denkwijze haar invloed gehad hebben, die immers den mensch van zinnen en begeerten dooden wil voor den geestelijken mensen en aldus nauwelijks plaats gevend aan de normale eiechen des vleesches, van de abnormale zeker niets weten wil. Mocht dit inderdaad zoo zijn en onze koudbloe Ugheid, verergerd ilour Cal/inistieche zelfkastijdingen, deze heftige anti-gevoelens veroorzaken, dan wordt het, dunkt mij, ten uiinste voor hen onder ons, die zich geiert. lacg van calvinisme epenen, tijd zich zelven te hei zien en te trachten de heerechende moraal te veranderen. Zco ruin als men gaarne antisemiet wil heeten. zoo mm behoort men van het horncsexueele aio een uiting des baren duivels terug te schrikken. Het ia een afwijking, niets neer, en de menschen, door deze neiging aange daan, leven in onze overigens ktische maat schappij voorloopig nog niet zoo gelukkig, of zeker medelijden, van niet al te miuachtenden klank, zou geenszins misplaatst zijn. Te meer . . .daar de af wijking talrijker voorkomt in de Hollandsche wereld, dan ook de meest verontwaardigde denkt en niet het minst onder de vrouwen, al is menig gevoel van dien aard zoo oppervlakkig dat het niet verontrust en men er geen naam voor zoekt. Maar wie zich er toe zetten willen met open oogen toe te zien, zullen dat homosexueele vaïer ontmoeten dan zij dacüten en hun alJic it lief is, en niet alleen onder de kleine kinderen. Dat is het wat ik zoo in 't algemeen op te merken had aangaande de heerechende gevoelens betreffende die neiging van oudtestamentischen naam, waarvan echter juist de Joden groote afschuw hadden. Mij dunkt, die geiroele.:s zyn onredelijk en voor de maatschappij schadelijk, doch in dit byzonder geval is het nog hinderlijker, dat zij de waarde van een schrijver en een boek vervalsenen. Van beiden maken zij, bij wijze van tegenstelling, iets gewichtigs, iets somber belangwekkends, wat aan het boek, deze Pathologieën, tenminste te veel eer bewezen is. Het moge belangrijk zijn als ziektebeschrijving, als een waardeerbare bijdrage tot de kennis vaa het uianisaae (dat al bekend jg), als kunstwerk echter lijkt het zwak en maakt maar geringen indruk. Den inhoud geeft Georges Eekhoud, die het werk met een voorrede versierde, als volgt weer: In Pathologieën beschrijft de heer De Haan ons hoofdzakelijk de levensverhoudingen van twee homosexueelen. Een van hen ... is een jongen van fijnen en kunstvollen aard, teeder en toegewijd voor hen, die hij liefheeft... Zijne homoaexueele neigingen... brengen hem langzaam... in geheele afhankelijkheid fan eenen tweeden homosexueel. Deze ia een groot kunstenaar, maar veider een zuivere duivel, een zoeker naar nieuw genot, zooals men ook vindt bij hen, wier liefdeleven anders van aard is... Ten slotte kan de jongen Johan zijn leed, zijne mishandelingen en verfijnde kwellingen en zijn angsten niet langer verdragen. Zijn verstand ... vervalt en hij eindigt met zelf moord ..." Zoo is het verhaal en de heer Eekhoud vervolgt wat men gaarne toestemt : Hij (Oe Haan) heeft alles vermeden op te schrijven wat een vuile en roestige pen in dat onder werp zou hebben weten te vinden. Uitvoerig en met verfijnde zorgvuldigheid verbaalt de schrijver ons de verhoudingvan Johan met zijnen vader, en later met R.n Eichell, de opofferingen van Johan, zijn onbaatzuchtig» genegenheid, zijn pogingen om zijnen man tot een minder martelzuehtige liefde te brengen, zijn onmacht om mei hem te breken, de ondergang van zijn kunstvermojzei s, van zijn hooghartige wilskracht, van zijn verstand en ten slotte van zijn leven". Er is uit een oogpunt van romankunst inderdaad tegen een boek als dit niets in te brengen. Het naturalisme heeft iicb nooit gegeneerd, heeft veel, veel erger" verhalen op zi;n verantwoording (die tegenwoordig in solder geen ontwikkelde boekenkast ont breken) dan dit, waarin mtt bijna schuwe terughoudendheid geschreven wordt van din en, die er niet minder menschelijk om zijn, dat d* noordsche mecschheid er liever riet van weten wil. Het is werkelijk tragische men^chelijkheid, zoowel in de droevige scheiding van Johan en zijn vader, als in den noodlottijsen omgang van Johan en dien schilder en het eenige, dat men den schrijver behoort te verwijten, is dat hij de tragiek niet sterk genoeg heeft uitgedrukt. Wij voelen ons ontroerd door het der ken aan het geval, dat ons dit boek stelt, gehumeurd, hulpeloos, verdrukt wezen zonder rechten, zonder tehuis, zonder bescherming. Ben je hier heel alleen in Sr. Petersburg?" vroeg Petr Petrovitch. Heel alleen, Barin. Ik ben alleen geweest en ik heb het koud gehad, van dat ik uit mijn dorp ben weggegaan." Een tijdlang zwegen beiden. Het groote schonkige paard draafde vermoeid over de kade laugs de bevroren Nesva. It°chts verhief zich donker en somher het Winterpaleis; met zijn kleur als van geronnen bloed, nu bepoederd met sneeuw, maakte het een sinisteren indruk, en in de verte, midden op de bevroren rivier, straalde de lantaarn in de poort aan de Petrus en Paulus gevangenis. To*n klonken de diepe tonen van de klokken der cathedraal over de sneeuw in dat plechtig lied: Looft God en dankt Hem! Looft God en dankt Hem!" Barin," zei Iwan plotseling, waarom drinken de menschen toch zooveel? Onze broeder?, de boeren b.v. waarom drinken zij zooveel?" Wie zal dat zeggen, mijn jongen," ant woordde Petr Petrovitsch. Zij hebben een liedje: Drink, drink, drink, En de smart gaat voorbij!" De smart gaat voorbij," herhaalde Iwan peinzend. Wat beteekent dat, Barin, de smart gaat voor ij?" Wel, ik denk dat het beteekent, dat als iemand koud, of hongerig of ellendig is, de drank hem slaperig maakt en hem bedwelmt, 'zoodat hij geen pijn meer voelt en zijn ellende vergeet. Smart wil zeggen de een of andere maar niet zoozeer door het boek zelf. Daartoe is er veel te veel precieusigheid, en daarbij onoorspronkelijk fijn-dopn in, en impress-edoodende uitvoerigheid van allerlei bijzonder heden. Het gansche boei lijkt ijsselijk bestu deerd en ver'.orgd, eik woord zwaar van ontzag lijke intentie, doch de pijnlijse waarheid is, lat het Van Deyasel is, Van Deyssels ziens- en schrijf wij'.e in de gewaardeerde A'lriaanties. Waar wij nu echter aac n zulken V.D genoeg hebben, doet een zwakkere dubbelganger hinderlijk aan, die bovendien den indruk geeft de Holland-che taa! niet altijd raar haar waarde te be iande'.en of zelf-< te kennen. Hij schrijft b.v. van iemand, die een diep gezicht" in iets heeft, van een af ehrikwekkende ven-chrikking", een 'liepgtv.onki-n ziekte", sn-1 orerymtfiijtf liefde", uitleven ?beschrij ingeu had J-itin onroorii:'i<ir<lriijlc gelezen";... moesten dan rlikwij's de. lampen nog lic^it op", E(-nu'aal eens...." en:/. Waarlijk zér enz... elke pagina bijna brengt dergelijke monstruo?i'ei'eii en een zinsbouw als de e behoort ook geenszins tot de zeld zame onaangenaamheden : Jo:ian leed den volgenden dag diep aan zijne pijnen, zoodat het hem lastig viel om te leveu, zoodat hij dikwijls aan zelfmoord dacht, maar dit niet deed om zijnen vader, dien hij lief had." Maar bedenkelijker is nog, dat deze deels gewilde slapheid en weeke preciesie van ui> drukking. deels van zelf onUtane slordigheid en stumperige onnauwkeurigheid tengevolge van taalonmacht, zoo duidelijk verband houien met de slapheid van karakterteekening, die in bijzonderheden verloopt, maar een algemeen be ld niet geeft. Noch Johan, noch de vader, noch de schilder wor den ons voldoende zichtbaar. Alles wordt opgeofferd aan détail-beschrijving, 'He het voor mijn geheel maar hoogst zelden doet". Gaarne zon men dieper en innigt-r besef krijgen van een verfijnden zwakkeling als Joban, maar de schrijver geeft ons diens ge voelens en overwegingen altijd met betrek king op allerlei voorwerpen en omgevingen, die hij dan zeer nauwkeurig beschrijft, alsof ze ons op zichzelf wat schelen konden. Curieuze en waarlijk verfijnde bijzonderheden van leven en gevoel kunnen wij hier en daar ongetwijfeld genieten, maar de ruime greep naar het geheel en vooral de eigen ziening ontbreken toch al te zeer. Het is weer een /ee van kleinkunst en vaak van het vervelende genre waarin het groote dramatisch gebeuren gewis ver dronken zou zyn, als het niet soms krachtig genoeg geweest ware om zichzelf te radden. Nu zoo wil het schijnen heefc het boek van den heer De Haan ei kei waarde om zoowat verfijningen van gevoel en om het nieuw element van menschelijke vreugd en leed, die 't, misschien nog meer lyrisch dan episch, heeft gepoogd te verwerken. FRANS COENEN. GrieM? Geen Griektch meer.' door Dr. H. Bi UISGH BOEKHOUDT. Rotterdam. Nijgh en Van Ditmar's Uitg.-Mij. Wel Grieksch! door J. P. ENKI.AAR. Breda. Firma P. C. G. Peereboom. Latijn n Grieker.h. door Dr. A. RUTGI-:KS. Amsterdam. W. Versluys. I. Dr. Buringh Boekhoudt, geneesheer te Velp, heeft lust en tijd om zich, behalve met zijn eigen vak, bezig te hou len met wat daar buiten ligt en zóó anderen t "t nut te zijn. Het heeft zijn aandacht getrokken dat op de gycncasia zooveel tijd wordt gegeven aan het bestudeereu van het Grieksch en hij heeft zich afgevraagd of dat wel nuttig en goed is, vooral wanneer men in aanmerking neemt dat jongelui, die met een einddiploma het gymnasium verlaten, van menig vak zoo goed a!a niets of letterlijk niets weten, terwijl toch zijns injiena do keunis of altbans eenige kennis daarvan hun in het maat schappelijk Ie e i heel wat uv.-er nut zou aanbrengen dan het beetje Grieksch dat ze hebben geleerd en natuurlijk, omdat, ze htt niet aantiouden, weer heel spoedig verbeten. Dr. B. B. is steüig een nauwgezet man en daar hij, alvorens voor zich zelf tot een conclusie te komen, welen wilde of dat vergeet-proces misschien alleen maar in de veibe Iding bestond van hen die liet Grieksch als leerva'k wenschten afgeschaft te zien, stelde bij met behulp van eenige. vrierden bij 78 zoogenaariide gestudeerden" een onderzoek in om te weteu te komen in hoeverre de herinneringen, overgebleven uit het in de joDgensjuren geleerde Griekscb, voor dade ijk gebruik geschikt waren bij hen, die aan de Universiteit niet door de vak studie gedwongen werden, aan de taal der Hellenen de noodige belangstelling te blijven Echenken." De uitkomst van dat onderzoek, volgens Dr. B. B. aantoonende dat de parate kennis van het Grieksch bij verreweg de meeste groote ell nde, en de drank maakt, dat iemand die tijdelijk vergeet". Zou hij de kou niet voelen, Barin". De vodka zou hem eerst verwarmen, en later, zooals ik gezegd heb, wordt hij er zoo door bedwelmd, dat hij niets meer voelt." Ia dat waar, Barin? ' Ik kan niet uit eigea ervaring spreken," zei Petr Petrovitch glimlachend, maar ik geloof, dat de meeste menschen die drinken, die sensaties zoo besebrij ven. Drank is iets heel schadelijks en leelijks en een mensch wordt er door als een hond, zooals ja zegt. Maar toch moeten we niet te bard zijn in ons oordeel. Soms heeft een mens-'cb. meer verdriet dan hij dragen kan, en geen hulp, geen troost, niemand die wat om hem geeft. Dan gebeurt het wel eens, dat hij begint te drinken om zich ie troosten en wat rust te vinden. Ik denk, dat het dikwijls zoo gaat bij je broeders, de boeren. Dit is mijn huis, mijn jongen. Goeden nacht kleine duif." God helpe je, God behoede je." Iwan nam het geld in ontvangst en grab belde in zijn mime kaplaarzeri naar zijn beurs. In dj paar maanden dat hij he.t stadsleven had meegemaakt, had bij al genoeg ervaring opgedaan om te weten, dat geen isvoechick: die vooruit wit komen, xijn beurs in dea borstzak van zijn jas stopt. Ttveemaixi waren zijn verdiensten hem ontstolen, terwijl bij op den bok zat, voor een oogenblik overwonnen in den voortdurenden strijd met dien listissen vijand, dea slaap. Er U in St. Petersburg een dievenbende, die eeu ruim beslaan vindt in het berooven van den argel jozeiiisvosehick, God helpe je. God behoede je, ' inoinmenschen, die gestudeerd hebben, gelijk nul is of althans tot de waarde van nul nadert", werd door hem opon^aar gemaakt in het Septemhernummer 1903 van Df Gids. Bovendien was door hem ingesteld een afzonderlijk onderzoek bij 31 personen, die in of na 1900 tot de universiteitsexamens werden toege aten" en dit bracht ... aan het licht hoe verbazend snel het vergeet proces intreedt". D* gevolgtrekking door" hem afgeleid uit de resultaten Van dat onderzoek" was dat men voortaan bet recht mist. om bij den «nijd om het Grieb-ch de. handhaving van dir leervak o. a te verdedigen met het argument, dut de kennis der Grieksche t aal iu de jonieiicjaren opgedaan, later voordeel en g.-cot geeft". En ;en slotte bakende hij ''.et terrein af waarbinnen naar" /.iju meenir.ïi de etrij l niwst worden gustridfn bet. < :!'ei de de afschuillnir van hei Gneksch voor <n!i>1aaa.'le juiistcn, (t at uu r );>ïdlosofei en medici". Tot zoover liep zijn opstel in De G'«l*. OiidaiA is V werelds loon: in dagbladen en brii.-ven j:''rl" uje.n hem te lijf niet zijns in.dens t nhoudliare argumenten, en getart door die bittere ervaring besloot hij te be proeven ... de gronden uiteen te zetten, waarop naar1' zijn meening voor aanstaande juristen, philosofen 1) en medici zoo spoedig moneiijk dient te worden gebroken met de studie van de Grieksche taal" En hij heeft dat beproefd in een vlugschrift, waarvan de titel hier no ven is afgedrukt. De slotsom waartoe hy komt is dit : lo. het Griekscli worde afgeschaft voor de genoemde 3 kategorieën van leerlingen en de daardoor openkomende uren vervangen door uitbreiding van het onderwijs in de moderne talen, in de natuurkunde, in de scheikunde, in de gymnastiek en door de lezing van ver taalde Grieksche schrijvers onder leiding van een klassiek literator. 2o. op het eind-examen wordw kennis ver langd van natuur- en scheikunde, en uitge breider kennis van de moderne talen dan tot dusverre. Dr. B. B. is intusschen alles behalve een tegenstander van een klassieke opleiding; hij wenscht dat allen die, zooals hij, de antieke kun st liefhebben de handen ineens'aan, oru door een krachtige hervorming de gym nasia weer tot bloei te brengen" 2). Het spreekt vanzelf dat zulk een forsch miidel, als Dr. B. B. aanbeveelt, geenszins onverdeelden bijval vindt. In verschillende dagbladen heb ik stukken van tegenstanders gelezen, om er slechts n te noemen: dat van Dr. Y. H. Rogge in het Algemten Handflgblad van 14 December 1908, maar bovendien verschenen twee vlugschriften, minstens even omvangrijk als dat van Dr. B. B., om diens meening te bestrijder. Van de schrijvers daarvan 3) is de heer J. P. Enklaar eerste-luitenant der artillerie en leeraar aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, en Dr. A. Rutgers lieraar in de oude, talen te Haarlem. Beiden nemen Dr. B. B. danig onder banden: de beer Enk'aar, de krijgsman, kalm ea bezadigd ; Dr. Rutgers, de klassieke literator, vol vuur en strijdlust, in zijn voorwoord o.a zelfs sprekend van een gelijk harnas en met open vizier", en, jammer genoeg, zich hier en daar niet onthoudend van geheel onnoodige hatelijkbeJen. Bij ieder die de contra-brochure van den heer Enklaar leest, mot t deze een sympa thieken indruk maken. Hij meent en mijns inziens zeer terecht een woordje over de kwestie te mogen meepraten omdat hij persoonlijk als leerling ondervinding heeft van iioogere-burgerschool en militair-tech nische opleiding, van klassieke en universitaire vorming en omdat hij zoodoende niet alleen de waarde der verschillende op de hoogereburgerscnool gedoceerde vakken, do,h ook die der oude talen, inzonderheid het Grieksch, niet als leervak, doch ala hulpmiddel voor de wetenschappelijke vorming aan de univer siteit heeft leuren kennen, inzonderheid voor /(fw, di-t: t'i dt' fji'ji<;i^ 'wttt'nii'li'tppcn Fturlecrrn 4), onder wie hij zich ook zei.' de eer heeft te rekenen". Veel van hetgeen hij schrijft zou ik gaarne bereid zijn tuede te onderteekenen; zoo b.v. ?wat bij op blz. '2 en v l g. zegt aangaande de verkeerde conclusie dnor Dr. B. B, uitdiers onderzoek i^etrokken. Hij toont namelijk aan h'n' aet zoogeuaamda vergeet-prcces intreedt, er, houdt dan, m. i. ZKP.V toruvit, vol dat de kenni.-. van het Griekse!) bij de d.>or Dr. B. B. geëxamineerde personen geenszins dood was, maar slechts sluimerde, en dat. had men den patiënten ('en tijd gelaten om bet vergetene wederom op te haien", de resultaten heel vv.it beter \vu:en ^eseest. Iïvoor mij voeg daar nog de verzekering bij dat Dr. B. B. wel zeer te goeder trouw heelt gemeend dat hij m staat was zulk een onderzoek te leiden, maar alleen al door het feit dat bij daarbij eiscbte een gemakkelijk telwootd ia liet Grieksch te vertalen, bewezen heeft zicb te hebben schuldig gemaakt aan pelde Iwan, de laatste woorden van Petr. Petrovitoh herbalend, en plotseling, zonder dat hij ztlf wi<t waarom, sprongen hem de tranen in de oogen. Het groote paard liep langzaam de straat door en I wan peinsde. Dat was een goede Barin," dacht hij. Hij heeft een hart van goud." God zegen je," zei hij. God behoe ie je. Je hebt een koud beroep 's winters, isvoscb.uk," zei hij. Hij weet het." Wrer drongen de tranen naar zijn oogen en L'j voedde lus; te gaan echreien. .Maar die trewaarva>rdmg was hem zoo vreemd, dat hij nauwelijks wist wat zij beteekende. De nacht werd donkerder en de vorst hoe langer hoe nijpender. Het paard bleef ouder gewoonte naast den rand van het trottoir staan; de invoschick liet de lei Isels vallen eii stopte zijn handen in zijn mouwen. Hij peinsde nog altijd. ..Drink, drink, drink, en de smart gaat voorbij. .De Bariu zij, dat het beteekent dat, als iemand koud en hongerig en ellendig is, de drank hem dat alles doet verbeten. Hij wordt er dooi' verwarmd. Ik heb gezegd: Ik ben alleen geweest en ik heb bet koud gehad, vanaf dat ik in mijn dorp ben weggegaan." Alleen," heb ik gezegd, en koud." ,,l>at is waar. maar al te waar," dacht de kleine isvoc'aick <;n een groote traan drup pelde o? de vacht die zijn knitën bedekte. De smart gaat voorbij;" voortdurend klon ken die woorden hem ia de ooren. Smart wil zeggen de een of andere groote ellende. O, het, is bot alleen zijn en de koude, dat KOO ellendig is; de kou en het alleen zijn. Dat is het." een van de gewone fouten die eiken dilettant aankleven. Ieder d o een t van eenige ondervinding weet namelijk dat men niets maklijker vergeet dan juist de telwoorden. De heer Enklaar geeft verder Dr. B. B. wel toe dat de gymnasia niet geheel beant woorden aan wat men er van mocht ver wachten, maar schuift (zie blz. 12) niet ten onrechte de schuld op de Hooger-oiiderwijgwet van 1870, die de aansluiting lu-scben gymnasium en ui i ersiteit heeft verbroken, en dy zoog«naamde prop.sedeuse vaa d universiteit naar het gymnasium heeft over gebracht, maar dat leed ia den wilde, zouder haar vs.nwkt-nrig te regcit n. _Voorts m' out de beer Enklaar dat men z.i. wel een bruik'iaar ariJ, en *en mathema ticus, en i-en rechterlijk ambtenaar kan wolden zonder Gri>-ksr:!i ie heb'ieu gelet-!<-, maar hij ontkent da' men -Uu aa:,spraak i-.o knnnen maken op den naai", van een kla-.s;ek gevormd man. Hij noemt veel vooideelen, veroouden. aan het iiW.H vtu; eenige k.-t:u s van die 'Mal, en wij-v i-r ^ooruüinelijk op dat juist riet Gri^ksch d- poort.-:: ontsluit van den teinoel der (?«^picsseh nd") wijshej/eKrte, een -ak dat laogeu ujd .n de. verdrukking is geweest, maar sedert ee uge jaren geiukki^ weer opl eft e.n bloeit. Hij eindigt zij;; brochure met te pleiten voor een algemeene wiisgeerine voorbereiding en opzet van d" universitaire studie", en komt deze to stand dan", fctirijft bij : zij in den vervolge het devies vau eiken reorganisator van ons Nederlandsen Gymnasium: Wel Griekse!)!" Dat de heer Enklaar het onderwijs van het Griekfch alleen in de hoogste diie klassen wei sent onderwezen te zien, is wel betrekke lijk van minder gewicht, maar m.i. niet het gelukkigst gedeelte van zijn zeer leesbaar pleidooi. Van heel anderen aard is het geschrift van Dr. A Rutgers. Deze spreekt in zijn voor woord van harnas" en vizier", maar han teert feitelijk een vlijmend ontleedmes. Om zoo te zeggen elke bewering, elke volzin, ja, haast elk woord van Dr. B. 3. wordt bloot gelegd, aan alle kanten bekeken, gewogen en steeds te licht bevonden. Zoo gaat het door, ongeveer 30 bladzijden ; maar boe verdier,d ook in veel opzichten, dat onmeedoogend snijden en kerven van een tegens'ander maakt de lezing van het boekje nu juist niet aangenaam. Pas tegen het einde komt er meer verheffing, en Dr. Rut^era besluit zijn polemiek aldus: de ver derfelijke invloed der overdreven vereering van al wat natuurwetenschap heet heeft nog niet uitgewerkt. De wereld der uiterlijkheden vraagt nog steeds bet leeuwendeel van de aandacht der ontwikkel de klasse. Deze materia listische wereld hese houwing neigt niar n i v elleering; een ni?ellee>ingsdraup, waarvan ook de brochure van Or. B. B. een droeve ge tuigenis heeft afgelegd. Doch Moeder Natuur geneest zich'.eif en terwijl nog het ziekte proces voortschrijdt is reeda de genezing elders in het groote lichaam begonnen De WiJE-Vgeerte, deze humanissima aller humaniora", heft het hoofd weer zelfbewust op en plaatst zioh daar, waar ze liet recht heeft te staan, n.l. vóóraan in de rij der wetenschappen, waarvan zij de Moeder en de Leidsvrouw is en alleenig wezen kan". Men ziet bet: oofe Dr. Ru'ge'g verwacht alle heil van het we leropbloeien der wijsbe geerte. En ddt zal ieder moeten toegeven : wijsbegeerte bes:udeeren zonder a thans eenige kenn s van Griekech ia zooal niet onmogelijk dan toch zeker volkomen onweten schappelijk en... het werk van dilettanten. En nu ik zelf. In mijn aanhef heb ik Dr. Buringh Boek houdt een nauwgezet man genoemd, verder op heb ik gezegd dat, hij m i. geheeld gnrder trouw gehandeld heeft, maar tevens heb ik hem verweten een dilettant tf zijn. Van dat alles neem ik geen woord terug; maar het kan niet anders of juist de eersteen tweede eigen schap verleeaen hem een soort van gezag in de oogen van oppervlakkige lezers, ende allermeeste menschen lezen geweldig opper vlakkig, een soort van gezag dat hem niet toekomt, omdat hij tevens de derde eigenschap heeft, die in zich sluit dat hij zich bemoeit met, een zaak waarvan hij meent verstand te hebben, zonder dat hij het heeft. Hij dankt dat hij iets weet van G-iessi:h, maar hij weet het niet, want als hij het wist, als hij het ooit ook maar dragelijk g-.ed had ge^etan, dan kon hij nooit de, enorrnitnit beweren da.' het le/eu van vertalingen, ouder de leiding van een klassiek literator, de let-rlinuen de Gri-ksche schrijvers eel beter zal doen bearijpen dan het Ie .en van de schrijvers zeif Door dtit te beweren bewijst hij /.onceklaar dat bij alvast o.tr dit onderdeel van de kwetMit; niel bet recht, beeft me- te pralen. Al> ik b'jv. by i.euj lees: kan men verder gelooven, dat een tijnprofver, eeu anirst als Vusuiaer, er ooit aan jredacit zou hè-Men, Homerus' he'de.ruauüen in statige hex.iujete.ra '.(? ve-laien, wanneer hij niet griLetiiiii had bij d e vertaiiiig liet grootste deel varj de schoonheid dier ge lichten te kunnen redden ?", dan antwoord ik: volkomen waar, !>r. B. B.; maar. .. dat Vosmaer dat werkelijk heeft gemeend was juist een groote fout 5). en dat hij de staiige hexarneters" beeft wiilen pasklaar maken voor onze Hollandi-che taal, en daar zelf* een bfele theorie over heeft opgebouwd, bewijst alleen dat zelfs een zeer bo ig staand en artistiek voelend man. abs hij, zich door een idee fixe kan laten meesleepen tot bet doorzetten vaa iets dat in den grond een groote onartistieke domheid is". Met deze en dergelijke quasi-verontwaar digde uitroepen en wou'd-be dooddoener» heeft Dr. B. B. getiacbt zijn betoog klemmend te maken; maar goed ontleed en men moet daarvoor de brocbuie van Dr. Rutgers maar eens doorlezen (.lijken ze al heel weinig om het lijf te hebben; slechts n voorbeeld nog om dit verwijt te staven. Dr. B. B. wil bewijzen da' de jongelieden met gymnasiale opleiding door velen worden gehouden <roor weinig bruikbare menschen" (/.ie blz. 9), en laat nu dit volgen: Men behoeft de courant slechts in handen te nemen om dit vast te stellen. Voor betrekkingen in den handel, bij de. spoorwegen 6). de politie enz. wordt vaa sollicitanten altijd bij voorkeur, zoo niet be slist, verlang! dat ze een eind-diploma der hoogere burgerschool kunnen toonen". Zulke ' " r«g«l BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen bij A r t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar. NonBaal-UnilerkWi van ProfDrG. Eenige Fabrikanten W.BenaerSötme Hoofddepöt t* AMhTiïRDAM : Kalver-tr. 157 K. F. DEDSCHLE-BEKGEK. Hoopt UITSLUITEND BOTEli ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALS?HT product. Boterhaiidel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. Weer rolde er een traan over zijn wangen. De tallooze en harde ondervindigen, die elkaar had len verdrongen ia den korten tijd, dien er sedert zijn trotsch gepoch tegen de oudjes verlooj.en was, de slagen, de verwensehingen, de koude, de vreeseiijke moeheid, en voor alles de eenzaamheid, de meedoosenlooze onverschilligheid van de groote stad, kwamen bij hem op en zijn tranen begonnen te stroomen. Hij wist nu, dat hij nooit een roebel ;aar het dorp zou kunnen zenden, dat hij nooit genoeg geld zou hebben om naar huis terug te kunnen gaan, dat bij misschien, nooit genoeg kopecks zou over houden om den briefschrijver en een pos'zegel te betalen en vadertje en moedertje een brief te zenden. Hij zou alleen zijn, altijd alleen zijn, en daar was niemand om hem ie helpen, niemand, die iets om hem gaf. Hij herinnerde zich weer de woorden van Petr. Petroviteh : Soms heeft een mensch meer verdriet dan hij dragen kan eu geen hulp. -:een troost, niemand dip ie B om hem geeft.'' Hij weet het, hij weet het, hij weet heï,:' dacht de kleine Iwan. Een woeste begeerte greep hem aan oji terug te gaaa en den Baric weer op te zoeken; iniar hij wist, dat zoo iets onmogeiijk was. En een dronkaard, (UK voorbij Wiucehle onder het uitschreeuwen van een dronkcman's lied, voelde zoo'n schok van verbashig. dat hij er bijna nuchter van 7,'erd. De isvoschick in de slede op den boek der straat, leunde voorover met zijn armen op zijn knieën en schreide 1-itter. Dat was zoo iets buitengewoon^, dat zelfs een dronken man er door getroffen werd. De man bleef even stilstaan, hield op met zingen en bleef waggelend en wankelend, dat wonderbaarlijk verschijnsel in dronken ontsteltenis aanstaren. Maar de isvoscbick richtte zijn hoofd niet op en het hopel roze gesnik hield aan. De dronkaard deed een paar passen voorwaarts, ble'-f stil staan, schudde zijn hoofd en wag gelde zwijgend huiswaarts. Laat in den nacht, toen I wan de traktir" binnentrad, riep de dikke eigenaar hem naar gewoonte van acbter de toonbank toe: Jij thee, is 'c niet, isvoschick?" Maar Iwan antwoordde: Nee, oompje, vodka. Ik ben koud." De tijd verging ea het schonkige paard, dat met de slede achter zich op het binnen plein stond te dommelen, werd telkens wak ker om zicb af te vragen, waarom zijn kleine '.-aas toch niet kwam en weer met hem de slraat opüing. Maar Iwan zat in de traktir in vasten hlaap, zijn hoofl voorover op de taffi. Zijn j nruM lag naast hem en zijn ruige, blonde j baardo?, glansde in het gaslicht. j Het KOU heel moeilijk zijn geweest hern j te wekken uit dien diepen slaap, die was ais een doodslaap, het gevolg vaa uitputting ! t n een sterke dosis vodka. En zelfs al bad | men hem wakker kunnen krijgen, dan nog | zou bij nooit bet groote paard de poort van ! bet binnenplein hebben kunnen uitrijden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl