Historisch Archief 1877-1940
Nó. 1653
DE AMSTERDA MM E II WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D.
betwjjfelbaar en hevig bestaat, ware het
niet ongeremd die oorzaken te zoeken
allereerst in de nuchtere, meer verstandelijke
geaardheid der noordache volken, hun gering
begrip van en gemis aan ontvankelijkheid
voo al wat met de zinlrjke natuur van den
men'ch in verband staat. Vervolgens, en in
overeenstemming met dien aard, zal ook een
eeuwenlange calvinistische denkwijze haar
invloed gehad hebben, die immers den mensch
van zinnen en begeerten dooden wil voor
den geestelijken mensen en aldus nauwelijks
plaats gevend aan de normale eiechen des
vleesches, van de abnormale zeker niets
weten wil.
Mocht dit inderdaad zoo zijn en onze
koudbloe Ugheid, verergerd ilour Cal/inistieche
zelfkastijdingen, deze heftige anti-gevoelens
veroorzaken, dan wordt het, dunkt mij,
ten uiinste voor hen onder ons, die zich
geiert. lacg van calvinisme epenen, tijd
zich zelven te hei zien en te trachten de
heerechende moraal te veranderen. Zco
ruin als men gaarne antisemiet wil heeten.
zoo mm behoort men van het horncsexueele
aio een uiting des baren duivels terug te
schrikken. Het ia een afwijking, niets neer,
en de menschen, door deze neiging aange
daan, leven in onze overigens ktische maat
schappij voorloopig nog niet zoo gelukkig,
of zeker medelijden, van niet al te
miuachtenden klank, zou geenszins misplaatst zijn. Te
meer . . .daar de af wijking talrijker voorkomt
in de Hollandsche wereld, dan ook de meest
verontwaardigde denkt en niet het minst
onder de vrouwen, al is menig gevoel
van dien aard zoo oppervlakkig dat het niet
verontrust en men er geen naam voor zoekt.
Maar wie zich er toe zetten willen met open
oogen toe te zien, zullen dat homosexueele
vaïer ontmoeten dan zij dacüten en hun
alJic it lief is, en niet alleen onder de kleine
kinderen.
Dat is het wat ik zoo in 't algemeen op
te merken had aangaande de heerechende
gevoelens betreffende die neiging van
oudtestamentischen naam, waarvan echter juist
de Joden groote afschuw hadden.
Mij dunkt, die geiroele.:s zyn onredelijk
en voor de maatschappij schadelijk, doch in
dit byzonder geval is het nog hinderlijker,
dat zij de waarde van een schrijver en een boek
vervalsenen. Van beiden maken zij, bij wijze van
tegenstelling, iets gewichtigs, iets somber
belangwekkends, wat aan het boek, deze
Pathologieën, tenminste te veel eer bewezen is.
Het moge belangrijk zijn als
ziektebeschrijving, als een waardeerbare bijdrage tot de
kennis vaa het uianisaae (dat al bekend
jg), als kunstwerk echter lijkt het zwak
en maakt maar geringen indruk. Den inhoud
geeft Georges Eekhoud, die het werk met
een voorrede versierde, als volgt weer:
In Pathologieën beschrijft de heer De Haan
ons hoofdzakelijk de levensverhoudingen van
twee homosexueelen. Een van hen ... is een
jongen van fijnen en kunstvollen aard, teeder
en toegewijd voor hen, die hij liefheeft...
Zijne homoaexueele neigingen... brengen
hem langzaam... in geheele afhankelijkheid
fan eenen tweeden homosexueel. Deze ia
een groot kunstenaar, maar veider een zuivere
duivel, een zoeker naar nieuw genot, zooals
men ook vindt bij hen, wier liefdeleven
anders van aard is...
Ten slotte kan de jongen Johan zijn leed,
zijne mishandelingen en verfijnde kwellingen
en zijn angsten niet langer verdragen. Zijn
verstand ... vervalt en hij eindigt met zelf
moord ..."
Zoo is het verhaal en de heer Eekhoud
vervolgt wat men gaarne toestemt : Hij
(Oe Haan) heeft alles vermeden op te schrijven
wat een vuile en roestige pen in dat onder
werp zou hebben weten te vinden.
Uitvoerig en met verfijnde zorgvuldigheid
verbaalt de schrijver ons de verhoudingvan
Johan met zijnen vader, en later met R.n
Eichell, de opofferingen van Johan, zijn
onbaatzuchtig» genegenheid, zijn pogingen
om zijnen man tot een minder martelzuehtige
liefde te brengen, zijn onmacht om mei hem
te breken, de ondergang van zijn
kunstvermojzei s, van zijn hooghartige wilskracht, van
zijn verstand en ten slotte van zijn leven".
Er is uit een oogpunt van romankunst
inderdaad tegen een boek als dit niets in te
brengen. Het naturalisme heeft iicb nooit
gegeneerd, heeft veel, veel erger" verhalen
op zi;n verantwoording (die tegenwoordig
in solder geen ontwikkelde boekenkast ont
breken) dan dit, waarin mtt bijna schuwe
terughoudendheid geschreven wordt van
din en, die er niet minder menschelijk om
zijn, dat d* noordsche mecschheid er liever
riet van weten wil.
Het is werkelijk tragische men^chelijkheid,
zoowel in de droevige scheiding van Johan
en zijn vader, als in den noodlottijsen omgang
van Johan en dien schilder en het eenige,
dat men den schrijver behoort te verwijten,
is dat hij de tragiek niet sterk genoeg heeft
uitgedrukt. Wij voelen ons ontroerd door het
der ken aan het geval, dat ons dit boek stelt,
gehumeurd, hulpeloos, verdrukt wezen zonder
rechten, zonder tehuis, zonder bescherming.
Ben je hier heel alleen in Sr. Petersburg?"
vroeg Petr Petrovitch.
Heel alleen, Barin. Ik ben alleen geweest
en ik heb het koud gehad, van dat ik uit
mijn dorp ben weggegaan."
Een tijdlang zwegen beiden. Het groote
schonkige paard draafde vermoeid over de
kade laugs de bevroren Nesva. It°chts verhief
zich donker en somher het Winterpaleis;
met zijn kleur als van geronnen bloed, nu
bepoederd met sneeuw, maakte het een
sinisteren indruk, en in de verte, midden op de
bevroren rivier, straalde de lantaarn in de
poort aan de Petrus en Paulus gevangenis.
To*n klonken de diepe tonen van de klokken
der cathedraal over de sneeuw in dat plechtig
lied: Looft God en dankt Hem! Looft God
en dankt Hem!"
Barin," zei Iwan plotseling, waarom
drinken de menschen toch zooveel? Onze
broeder?, de boeren b.v. waarom drinken
zij zooveel?"
Wie zal dat zeggen, mijn jongen," ant
woordde Petr Petrovitsch. Zij hebben een
liedje:
Drink, drink, drink,
En de smart gaat voorbij!"
De smart gaat voorbij," herhaalde Iwan
peinzend. Wat beteekent dat, Barin, de smart
gaat voor ij?"
Wel, ik denk dat het beteekent, dat als
iemand koud, of hongerig of ellendig is, de
drank hem slaperig maakt en hem bedwelmt,
'zoodat hij geen pijn meer voelt en zijn ellende
vergeet. Smart wil zeggen de een of andere
maar niet zoozeer door het boek zelf. Daartoe
is er veel te veel precieusigheid, en daarbij
onoorspronkelijk fijn-dopn in, en
impress-edoodende uitvoerigheid van allerlei bijzonder
heden. Het gansche boei lijkt ijsselijk bestu
deerd en ver'.orgd, eik woord zwaar van ontzag
lijke intentie, doch de pijnlijse waarheid is, lat
het Van Deyasel is, Van Deyssels ziens- en
schrijf wij'.e in de gewaardeerde A'lriaanties.
Waar wij nu echter aac n zulken V.D genoeg
hebben, doet een zwakkere dubbelganger
hinderlijk aan, die bovendien den indruk
geeft de Holland-che taa! niet altijd raar
haar waarde te be iande'.en of zelf-< te kennen.
Hij schrijft b.v. van iemand, die een diep
gezicht" in iets heeft, van een af
ehrikwekkende ven-chrikking", een 'liepgtv.onki-n
ziekte", sn-1 orerymtfiijtf liefde", uitleven
?beschrij ingeu had J-itin onroorii:'i<ir<lriijlc
gelezen";... moesten dan rlikwij's de. lampen
nog lic^it op", E(-nu'aal eens...." en:/.
Waarlijk zér enz... elke pagina bijna brengt
dergelijke monstruo?i'ei'eii en een zinsbouw
als de e behoort ook geenszins tot de zeld
zame onaangenaamheden :
Jo:ian leed den volgenden dag diep aan
zijne pijnen, zoodat het hem lastig viel om
te leveu, zoodat hij dikwijls aan zelfmoord
dacht, maar dit niet deed om zijnen vader,
dien hij lief had."
Maar bedenkelijker is nog, dat deze deels
gewilde slapheid en weeke preciesie van ui>
drukking. deels van zelf onUtane slordigheid
en stumperige onnauwkeurigheid tengevolge
van taalonmacht, zoo duidelijk verband
houien met de slapheid van
karakterteekening, die in bijzonderheden verloopt,
maar een algemeen be ld niet geeft. Noch
Johan, noch de vader, noch de schilder wor
den ons voldoende zichtbaar. Alles wordt
opgeofferd aan détail-beschrijving, 'He het
voor mijn geheel maar hoogst zelden doet".
Gaarne zon men dieper en innigt-r besef
krijgen van een verfijnden zwakkeling als
Joban, maar de schrijver geeft ons diens ge
voelens en overwegingen altijd met betrek
king op allerlei voorwerpen en omgevingen,
die hij dan zeer nauwkeurig beschrijft, alsof
ze ons op zichzelf wat schelen konden.
Curieuze en waarlijk verfijnde bijzonderheden
van leven en gevoel kunnen wij hier en daar
ongetwijfeld genieten, maar de ruime greep
naar het geheel en vooral de eigen ziening
ontbreken toch al te zeer.
Het is weer een /ee van kleinkunst en
vaak van het vervelende genre waarin
het groote dramatisch gebeuren gewis ver
dronken zou zyn, als het niet soms krachtig
genoeg geweest ware om zichzelf te radden.
Nu zoo wil het schijnen heefc het
boek van den heer De Haan ei kei waarde
om zoowat verfijningen van gevoel en om
het nieuw element van menschelijke vreugd
en leed, die 't, misschien nog meer lyrisch
dan episch, heeft gepoogd te verwerken.
FRANS COENEN.
GrieM?
Geen Griektch meer.' door Dr. H. Bi UISGH
BOEKHOUDT. Rotterdam. Nijgh en Van
Ditmar's Uitg.-Mij.
Wel Grieksch! door J. P. ENKI.AAR. Breda.
Firma P. C. G. Peereboom.
Latijn n Grieker.h. door Dr. A. RUTGI-:KS.
Amsterdam. W. Versluys.
I.
Dr. Buringh Boekhoudt, geneesheer te Velp,
heeft lust en tijd om zich, behalve met zijn
eigen vak, bezig te hou len met wat daar
buiten ligt en zóó anderen t "t nut te zijn.
Het heeft zijn aandacht getrokken dat op de
gycncasia zooveel tijd wordt gegeven aan
het bestudeereu van het Grieksch en hij
heeft zich afgevraagd of dat wel nuttig en
goed is, vooral wanneer men in aanmerking
neemt dat jongelui, die met een einddiploma
het gymnasium verlaten, van menig vak
zoo goed a!a niets of letterlijk niets weten,
terwijl toch zijns injiena do keunis of altbans
eenige kennis daarvan hun in het maat
schappelijk Ie e i heel wat uv.-er nut zou
aanbrengen dan het beetje Grieksch dat ze
hebben geleerd en natuurlijk, omdat, ze htt
niet aantiouden, weer heel spoedig verbeten.
Dr. B. B. is steüig een nauwgezet man en
daar hij, alvorens voor zich zelf tot een
conclusie te komen, welen wilde of dat
vergeet-proces misschien alleen maar in de
veibe Iding bestond van hen die liet Grieksch
als leerva'k wenschten afgeschaft te zien,
stelde bij met behulp van eenige. vrierden
bij 78 zoogenaariide gestudeerden" een
onderzoek in om te weteu te komen in
hoeverre de herinneringen, overgebleven uit
het in de joDgensjuren geleerde Griekscb,
voor dade ijk gebruik geschikt waren bij hen,
die aan de Universiteit niet door de vak
studie gedwongen werden, aan de taal der
Hellenen de noodige belangstelling te blijven
Echenken."
De uitkomst van dat onderzoek, volgens
Dr. B. B. aantoonende dat de parate kennis
van het Grieksch bij verreweg de meeste
groote ell nde, en de drank maakt, dat iemand
die tijdelijk vergeet".
Zou hij de kou niet voelen, Barin".
De vodka zou hem eerst verwarmen, en
later, zooals ik gezegd heb, wordt hij er zoo
door bedwelmd, dat hij niets meer voelt."
Ia dat waar, Barin? '
Ik kan niet uit eigea ervaring spreken,"
zei Petr Petrovitch glimlachend, maar ik
geloof, dat de meeste menschen die drinken,
die sensaties zoo besebrij ven. Drank is iets
heel schadelijks en leelijks en een mensch
wordt er door als een hond, zooals ja zegt.
Maar toch moeten we niet te bard zijn in
ons oordeel. Soms heeft een mens-'cb. meer
verdriet dan hij dragen kan, en geen hulp,
geen troost, niemand die wat om hem geeft.
Dan gebeurt het wel eens, dat hij begint te
drinken om zich ie troosten en wat rust te
vinden. Ik denk, dat het dikwijls zoo gaat
bij je broeders, de boeren. Dit is mijn huis,
mijn jongen. Goeden nacht kleine duif."
God helpe je, God behoede je."
Iwan nam het geld in ontvangst en grab
belde in zijn mime kaplaarzeri naar zijn beurs.
In dj paar maanden dat hij he.t stadsleven
had meegemaakt, had bij al genoeg ervaring
opgedaan om te weten, dat geen isvoechick:
die vooruit wit komen, xijn beurs in dea
borstzak van zijn jas stopt. Ttveemaixi waren
zijn verdiensten hem ontstolen, terwijl bij op
den bok zat, voor een oogenblik overwonnen
in den voortdurenden strijd met dien listissen
vijand, dea slaap. Er U in St. Petersburg
een dievenbende, die eeu ruim beslaan vindt
in het berooven van den argel jozeiiisvosehick,
God helpe je. God behoede je, '
inoinmenschen, die gestudeerd hebben, gelijk nul
is of althans tot de waarde van nul nadert",
werd door hem opon^aar gemaakt in het
Septemhernummer 1903 van Df Gids.
Bovendien was door hem ingesteld een
afzonderlijk onderzoek bij 31 personen, die
in of na 1900 tot de universiteitsexamens
werden toege aten" en dit bracht ... aan het
licht hoe verbazend snel het vergeet proces
intreedt".
D* gevolgtrekking door" hem afgeleid
uit de resultaten Van dat onderzoek" was
dat men voortaan bet recht mist. om bij
den «nijd om het Grieb-ch de. handhaving
van dir leervak o. a te verdedigen met het
argument, dut de kennis der Grieksche t aal
iu de jonieiicjaren opgedaan, later voordeel
en g.-cot geeft". En ;en slotte bakende hij
''.et terrein af waarbinnen naar" /.iju
meenir.ïi de etrij l niwst worden gustridfn
bet. < :!'ei de de afschuillnir van hei Gneksch
voor <n!i>1aaa.'le juiistcn, (t at uu r );>ïdlosofei
en medici".
Tot zoover liep zijn opstel in De G'«l*.
OiidaiA is V werelds loon: in dagbladen
en brii.-ven j:''rl" uje.n hem te lijf niet zijns
in.dens t nhoudliare argumenten, en getart
door die bittere ervaring besloot hij te be
proeven ... de gronden uiteen te zetten,
waarop naar1' zijn meening voor aanstaande
juristen, philosofen 1) en medici zoo spoedig
moneiijk dient te worden gebroken met de
studie van de Grieksche taal" En hij heeft
dat beproefd in een vlugschrift, waarvan de
titel hier no ven is afgedrukt.
De slotsom waartoe hy komt is dit :
lo. het Griekscli worde afgeschaft voor de
genoemde 3 kategorieën van leerlingen en de
daardoor openkomende uren vervangen door
uitbreiding van het onderwijs in de moderne
talen, in de natuurkunde, in de scheikunde, in
de gymnastiek en door de lezing van ver
taalde Grieksche schrijvers onder
leiding van een klassiek literator.
2o. op het eind-examen wordw kennis ver
langd van natuur- en scheikunde, en uitge
breider kennis van de moderne talen dan
tot dusverre.
Dr. B. B. is intusschen alles behalve een
tegenstander van een klassieke opleiding;
hij wenscht dat allen die, zooals hij, de
antieke kun st liefhebben de handen ineens'aan,
oru door een krachtige hervorming de gym
nasia weer tot bloei te brengen" 2).
Het spreekt vanzelf dat zulk een forsch
miidel, als Dr. B. B. aanbeveelt, geenszins
onverdeelden bijval vindt. In verschillende
dagbladen heb ik stukken van tegenstanders
gelezen, om er slechts n te noemen:
dat van Dr. Y. H. Rogge in het Algemten
Handflgblad van 14 December 1908, maar
bovendien verschenen twee vlugschriften,
minstens even omvangrijk als dat van Dr.
B. B., om diens meening te bestrijder.
Van de schrijvers daarvan 3) is de heer
J. P. Enklaar eerste-luitenant der artillerie
en leeraar aan de Koninklijke Militaire
Academie te Breda, en Dr. A. Rutgers lieraar
in de oude, talen te Haarlem.
Beiden nemen Dr. B. B. danig onder banden:
de beer Enk'aar, de krijgsman, kalm ea
bezadigd ; Dr. Rutgers, de klassieke literator,
vol vuur en strijdlust, in zijn voorwoord o.a
zelfs sprekend van een gelijk harnas en
met open vizier", en, jammer genoeg, zich
hier en daar niet onthoudend van geheel
onnoodige hatelijkbeJen.
Bij ieder die de contra-brochure van den
heer Enklaar leest, mot t deze een sympa
thieken indruk maken. Hij meent en
mijns inziens zeer terecht een woordje
over de kwestie te mogen meepraten omdat
hij persoonlijk als leerling ondervinding heeft
van iioogere-burgerschool en militair-tech
nische opleiding, van klassieke en universitaire
vorming en omdat hij zoodoende niet alleen
de waarde der verschillende op de
hoogereburgerscnool gedoceerde vakken, do,h ook
die der oude talen, inzonderheid het Grieksch,
niet als leervak, doch ala hulpmiddel voor
de wetenschappelijke vorming aan de univer
siteit heeft leuren kennen, inzonderheid voor
/(fw, di-t: t'i dt' fji'ji<;i^ 'wttt'nii'li'tppcn Fturlecrrn 4),
onder wie hij zich ook zei.' de eer heeft te
rekenen".
Veel van hetgeen hij schrijft zou ik gaarne
bereid zijn tuede te onderteekenen; zoo b.v.
?wat bij op blz. '2 en v l g. zegt aangaande de
verkeerde conclusie dnor Dr. B. B, uitdiers
onderzoek i^etrokken. Hij toont namelijk aan
h'n' aet zoogeuaamda vergeet-prcces intreedt,
er, houdt dan, m. i. ZKP.V toruvit, vol dat de
kenni.-. van het Griekse!) bij de d.>or Dr. B. B.
geëxamineerde personen geenszins dood was,
maar slechts sluimerde, en dat. had men den
patiënten ('en tijd gelaten om bet vergetene
wederom op te haien", de resultaten heel
vv.it beter \vu:en ^eseest.
Iïvoor mij voeg daar nog de verzekering
bij dat Dr. B. B. wel zeer te goeder trouw
heelt gemeend dat hij m staat was zulk een
onderzoek te leiden, maar alleen al door het
feit dat bij daarbij eiscbte een gemakkelijk
telwootd ia liet Grieksch te vertalen, bewezen
heeft zicb te hebben schuldig gemaakt aan
pelde Iwan, de laatste woorden van Petr.
Petrovitoh herbalend, en plotseling, zonder
dat hij ztlf wi<t waarom, sprongen hem de
tranen in de oogen.
Het groote paard liep langzaam de straat
door en I wan peinsde. Dat was een goede
Barin," dacht hij. Hij heeft een hart van
goud." God zegen je," zei hij. God behoe ie
je. Je hebt een koud beroep 's winters,
isvoscb.uk," zei hij. Hij weet het."
Wrer drongen de tranen naar zijn oogen
en L'j voedde lus; te gaan echreien. .Maar
die trewaarva>rdmg was hem zoo vreemd,
dat hij nauwelijks wist wat zij beteekende.
De nacht werd donkerder en de vorst hoe
langer hoe nijpender. Het paard bleef ouder
gewoonte naast den rand van het trottoir
staan; de invoschick liet de lei Isels vallen
eii stopte zijn handen in zijn mouwen. Hij
peinsde nog altijd.
..Drink, drink, drink, en de smart gaat
voorbij. .De Bariu zij, dat het beteekent dat,
als iemand koud en hongerig en ellendig is,
de drank hem dat alles doet verbeten. Hij
wordt er dooi' verwarmd. Ik heb gezegd: Ik
ben alleen geweest en ik heb bet koud gehad,
vanaf dat ik in mijn dorp ben weggegaan."
Alleen," heb ik gezegd, en koud."
,,l>at is waar. maar al te waar," dacht de
kleine isvoc'aick <;n een groote traan drup
pelde o? de vacht die zijn knitën bedekte.
De smart gaat voorbij;" voortdurend klon
ken die woorden hem ia de ooren. Smart
wil zeggen de een of andere groote ellende.
O, het, is bot alleen zijn en de koude, dat
KOO ellendig is; de kou en het alleen zijn.
Dat is het."
een van de gewone fouten die eiken dilettant
aankleven. Ieder d o een t van eenige
ondervinding weet namelijk dat men
niets maklijker vergeet dan juist de telwoorden.
De heer Enklaar geeft verder Dr. B. B.
wel toe dat de gymnasia niet geheel beant
woorden aan wat men er van mocht ver
wachten, maar schuift (zie blz. 12) niet ten
onrechte de schuld op de
Hooger-oiiderwijgwet van 1870, die de aansluiting lu-scben
gymnasium en ui i ersiteit heeft verbroken,
en dy zoog«naamde prop.sedeuse vaa d
universiteit naar het gymnasium heeft over
gebracht, maar dat leed ia den wilde, zouder
haar vs.nwkt-nrig te regcit n.
_Voorts m' out de beer Enklaar dat men
z.i. wel een bruik'iaar ariJ, en *en mathema
ticus, en i-en rechterlijk ambtenaar kan
wolden zonder Gri>-ksr:!i ie heb'ieu gelet-!<-,
maar hij ontkent da' men -Uu aa:,spraak i-.o
knnnen maken op den naai", van een
kla-.s;ek gevormd man. Hij noemt veel vooideelen,
veroouden. aan het iiW.H vtu; eenige k.-t:u s
van die 'Mal, en wij-v i-r ^ooruüinelijk op dat
juist riet Gri^ksch d- poort.-:: ontsluit van
den teinoel der (?«^picsseh nd") wijshej/eKrte,
een -ak dat laogeu ujd .n de. verdrukking
is geweest, maar sedert ee uge jaren geiukki^
weer opl eft e.n bloeit. Hij eindigt zij;; brochure
met te pleiten voor een algemeene wiisgeerine
voorbereiding en opzet van d" universitaire
studie", en komt deze to stand dan", fctirijft
bij : zij in den vervolge het devies vau
eiken reorganisator van ons Nederlandsen
Gymnasium: Wel Griekse!)!"
Dat de heer Enklaar het onderwijs van
het Griekfch alleen in de hoogste diie klassen
wei sent onderwezen te zien, is wel betrekke
lijk van minder gewicht, maar m.i. niet het
gelukkigst gedeelte van zijn zeer leesbaar
pleidooi.
Van heel anderen aard is het geschrift van
Dr. A Rutgers. Deze spreekt in zijn voor
woord van harnas" en vizier", maar han
teert feitelijk een vlijmend ontleedmes. Om
zoo te zeggen elke bewering, elke volzin, ja,
haast elk woord van Dr. B. 3. wordt bloot
gelegd, aan alle kanten bekeken, gewogen en
steeds te licht bevonden.
Zoo gaat het door, ongeveer 30 bladzijden ;
maar boe verdier,d ook in veel opzichten,
dat onmeedoogend snijden en kerven van
een tegens'ander maakt de lezing van het
boekje nu juist niet aangenaam. Pas tegen
het einde komt er meer verheffing, en Dr.
Rut^era besluit zijn polemiek aldus: de ver
derfelijke invloed der overdreven vereering
van al wat natuurwetenschap heet heeft nog
niet uitgewerkt. De wereld der uiterlijkheden
vraagt nog steeds bet leeuwendeel van de
aandacht der ontwikkel de klasse. Deze materia
listische wereld hese houwing neigt niar n i v
elleering; een ni?ellee>ingsdraup, waarvan
ook de brochure van Or. B. B. een droeve ge
tuigenis heeft afgelegd. Doch Moeder Natuur
geneest zich'.eif en terwijl nog het ziekte
proces voortschrijdt is reeda de genezing
elders in het groote lichaam begonnen De
WiJE-Vgeerte, deze humanissima aller
humaniora", heft het hoofd weer zelfbewust op
en plaatst zioh daar, waar ze liet recht heeft te
staan, n.l. vóóraan in de rij der wetenschappen,
waarvan zij de Moeder en de Leidsvrouw is
en alleenig wezen kan".
Men ziet bet: oofe Dr. Ru'ge'g verwacht
alle heil van het we leropbloeien der wijsbe
geerte. En ddt zal ieder moeten toegeven :
wijsbegeerte bes:udeeren zonder a thans
eenige kenn s van Griekech ia zooal niet
onmogelijk dan toch zeker volkomen onweten
schappelijk en... het werk van dilettanten.
En nu ik zelf.
In mijn aanhef heb ik Dr. Buringh Boek
houdt een nauwgezet man genoemd, verder
op heb ik gezegd dat, hij m i. geheeld gnrder
trouw gehandeld heeft, maar tevens heb ik
hem verweten een dilettant tf zijn. Van dat alles
neem ik geen woord terug; maar het kan
niet anders of juist de eersteen tweede eigen
schap verleeaen hem een soort van gezag in
de oogen van oppervlakkige lezers, ende
allermeeste menschen lezen geweldig opper
vlakkig, een soort van gezag dat hem
niet toekomt, omdat hij tevens de derde
eigenschap heeft, die in zich sluit dat hij zich
bemoeit met, een zaak waarvan hij meent
verstand te hebben, zonder dat hij het heeft.
Hij dankt dat hij iets weet van G-iessi:h,
maar hij weet het niet, want als hij het wist,
als hij het ooit ook maar dragelijk g-.ed had
ge^etan, dan kon hij nooit de, enorrnitnit
beweren da.' het le/eu van vertalingen, ouder
de leiding van een klassiek literator, de
let-rlinuen de Gri-ksche schrijvers eel beter
zal doen bearijpen dan het Ie .en van de
schrijvers zeif
Door dtit te beweren bewijst hij /.onceklaar
dat bij alvast o.tr dit onderdeel van de
kwetMit; niel bet recht, beeft me- te pralen.
Al> ik b'jv. by i.euj lees: kan men verder
gelooven, dat een tijnprofver, eeu anirst als
Vusuiaer, er ooit aan jredacit zou hè-Men,
Homerus' he'de.ruauüen in statige hex.iujete.ra
'.(? ve-laien, wanneer hij niet griLetiiiii had
bij d e vertaiiiig liet grootste deel varj de
schoonheid dier ge lichten te kunnen redden ?",
dan antwoord ik: volkomen waar, !>r. B. B.;
maar. .. dat Vosmaer dat werkelijk heeft
gemeend was juist een groote fout 5). en
dat hij de staiige hexarneters" beeft wiilen
pasklaar maken voor onze Hollandi-che taal,
en daar zelf* een bfele theorie over heeft
opgebouwd, bewijst alleen dat zelfs een zeer
bo ig staand en artistiek voelend man. abs
hij, zich door een idee fixe kan laten
meesleepen tot bet doorzetten vaa iets dat in
den grond een groote onartistieke domheid is".
Met deze en dergelijke quasi-verontwaar
digde uitroepen en wou'd-be dooddoener»
heeft Dr. B. B. getiacbt zijn betoog klemmend
te maken; maar goed ontleed en men moet
daarvoor de brocbuie van Dr. Rutgers maar
eens doorlezen (.lijken ze al heel weinig
om het lijf te hebben; slechts n voorbeeld
nog om dit verwijt te staven. Dr. B. B. wil
bewijzen da' de jongelieden met gymnasiale
opleiding door velen worden gehouden <roor
weinig bruikbare menschen" (/.ie blz. 9), en
laat nu dit volgen: Men behoeft de courant
slechts in handen te nemen om dit vast te
stellen. Voor betrekkingen in den handel,
bij de. spoorwegen 6). de politie enz. wordt vaa
sollicitanten altijd bij voorkeur, zoo niet be
slist, verlang! dat ze een eind-diploma der
hoogere burgerschool kunnen toonen". Zulke
' "
r«g«l
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen bij A r t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.
NonBaal-UnilerkWi
van
ProfDrG.
Eenige
Fabrikanten
W.BenaerSötme
Hoofddepöt t* AMhTiïRDAM : Kalver-tr. 157
K. F. DEDSCHLE-BEKGEK.
Hoopt UITSLUITEND BOTEli ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALS?HT product.
Boterhaiidel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
Weer rolde er een traan over zijn wangen.
De tallooze en harde ondervindigen, die elkaar
had len verdrongen ia den korten tijd, dien
er sedert zijn trotsch gepoch tegen de oudjes
verlooj.en was, de slagen, de verwensehingen,
de koude, de vreeseiijke moeheid, en voor
alles de eenzaamheid, de meedoosenlooze
onverschilligheid van de groote stad, kwamen
bij hem op en zijn tranen begonnen te
stroomen. Hij wist nu, dat hij nooit een
roebel ;aar het dorp zou kunnen zenden,
dat hij nooit genoeg geld zou hebben om
naar huis terug te kunnen gaan, dat bij
misschien, nooit genoeg kopecks zou over
houden om den briefschrijver en een
pos'zegel te betalen en vadertje en moedertje
een brief te zenden. Hij zou alleen zijn,
altijd alleen zijn, en daar was niemand om
hem ie helpen, niemand, die iets om hem
gaf. Hij herinnerde zich weer de woorden
van Petr. Petroviteh :
Soms heeft een mensch meer verdriet
dan hij dragen kan eu geen hulp. -:een
troost, niemand dip ie B om hem geeft.''
Hij weet het, hij weet het, hij weet heï,:'
dacht de kleine Iwan. Een woeste begeerte
greep hem aan oji terug te gaaa en den
Baric weer op te zoeken; iniar hij wist, dat
zoo iets onmogeiijk was.
En een dronkaard, (UK voorbij Wiucehle
onder het uitschreeuwen van een
dronkcman's lied, voelde zoo'n schok van verbashig.
dat hij er bijna nuchter van 7,'erd.
De isvoschick in de slede op den boek
der straat, leunde voorover met zijn armen
op zijn knieën en schreide 1-itter. Dat was
zoo iets buitengewoon^, dat zelfs een dronken
man er door getroffen werd. De man bleef
even stilstaan, hield op met zingen en bleef
waggelend en wankelend, dat wonderbaarlijk
verschijnsel in dronken ontsteltenis aanstaren.
Maar de isvoscbick richtte zijn hoofd niet
op en het hopel roze gesnik hield aan. De
dronkaard deed een paar passen voorwaarts,
ble'-f stil staan, schudde zijn hoofd en wag
gelde zwijgend huiswaarts.
Laat in den nacht, toen I wan de traktir"
binnentrad, riep de dikke eigenaar hem naar
gewoonte van acbter de toonbank toe: Jij
thee, is 'c niet, isvoschick?"
Maar Iwan antwoordde:
Nee, oompje, vodka. Ik ben koud."
De tijd verging ea het schonkige paard,
dat met de slede achter zich op het binnen
plein stond te dommelen, werd telkens wak
ker om zicb af te vragen, waarom zijn kleine
'.-aas toch niet kwam en weer met hem de
slraat opüing.
Maar Iwan zat in de traktir in vasten
hlaap, zijn hoofl voorover op de taffi. Zijn
j nruM lag naast hem en zijn ruige, blonde
j baardo?, glansde in het gaslicht.
j Het KOU heel moeilijk zijn geweest hern
j te wekken uit dien diepen slaap, die was
ais een doodslaap, het gevolg vaa uitputting
! t n een sterke dosis vodka. En zelfs al bad
| men hem wakker kunnen krijgen, dan nog
| zou bij nooit bet groote paard de poort van
! bet binnenplein hebben kunnen uitrijden.