Historisch Archief 1877-1940
No. 1653
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Handen y den.
millltlllllllttUIUHlUlllllllimtllllllUtllimillitlll
Heöe herflacbt.
1809-1 Maart-1909.
"Wanneer men door de ondervinding
geleerd heeft, hoe langzaam goede denkbeel
den zich baan breken en hoeveel tijd er
noodig ig, vóór verkeerde toestanden ver
ouderen en betere er voor in de plaats
treden, dan weet men ook, hoe weinig
£oede denkbeelden, die er in oneen tijd
heerschen, in ons eigen hoofd zijn ontstaan,
en hoe weinig aandeel wij zelf hebben aan
de verbetering, die er allengs in de maat
schappelijke toestanden van onzen tijd ge
komen is.
Bat het heden in het verleden gelegen
is, betwijfelt niemand, maar hoe weinigen
zijn zich daarvan altijd bewust en daarom
altijd geneigd met dankbaarheid aan dat
verleden te denken?
Natuurlek is dat verkeerd, want bleek
het verleden eens beter te zijn dan het
heden, dan zou kennis van dat verleden
niet alleen omen naijver kunnen wekken,
maar ons ook de oorzaken van onzen ach
teruitgang aan wijzen, wateene noodzakelijke
voorwaarde voor doeltreffende verbetering
is. Bleek daarentegen het verleden bij het
heden in menig opzicht achter te staan,
dan zou dat verleden ons toch in elk geval
leeren, waaraan wij onzen vooruitgang te
danken hebben en dus ook de voorwaarden,
waaronder wij kunnen blijven voortgaan.
Het is daarom wenschelijk, zoo nu en dan
de aangeboden gelegenheid aan te grijpen
om aan het verleden eens opzettelijk terug
ie denken.
Nu vrees ik niet voor een overdreven
optimist gehouden te worden, opgaande in
tevredenheid over den tijd, dien hij zelf
beleeft, wanneer ik beweer, dat er in onzen
tijd over het algemeen betere denkbeelden
tot heerschappij zijn gekimen en betere
maatschappelijke toestanden zijn ontstaan
dan voor vijftig jaar; en daar dat betere
nn niet als door een wonder uit de lucht
is komen vallen, past het ons, oorsprong
en groei ervan na te gaan, en dan zullen
ons daarbij van zelf eenige mannen voor
?den geest komen, die vijftig jaar geleden
in de kracht van hun leven waren en aan
deze, toen betrekkelijk nog nieuwe, denk
beelden ingang hebben weten te verschaften
«n daarmee de nieuwe toestanden krachtig
hebben voorbereid.
Onder die mannen nu bekleedt Jan Pieter
He\je eene eerste plaats, en daar hij bij
velen in dankbare herinnering is blijven
voortleven, nadat hu 24 Febr. 1876 over
leden was, is van zelf de gedachte opge
komen, dat het jegens hem plichtmatig en
voor ons zelf nuttig zou zijn, de herinnering
«an zijn persoon en zijn werk te verleven
digen, nu het op den eersten Maart van
dit jaar honderd jaar geleden zal zijn, dat
hy" te Amsterdam werd geboren.
_Dat Heije ook zijne medearbeiders had
bij het scheppen van een nieuwen tijdgeest
«n eene nieuwe maatschappij, dat de denk
beelden, van hem uitgegaan, niet alle juist
hem tot geestelijken vader hebben gehad,
ontkennen wij daarmee allerminst. Ook hij
weer had veel aan zijn voorgeslacht en aan
den invloed van zijn eigen tydgenpoten te
danken. Maar levenslang heeft hij al zijne
beste krachten ingespannen, om oude
denkbeelien in nieuwen vorm onder de
algeJAS PIETEÜHEI.IE.
meene aandacht te brengen, en het nieuwe,
waarvan toen nog slechts in kleinen kring
werd gefluisterd, luide uit te bazuinen,
zoodat alten het konden hooren en met ver
eende krachten in practijk konden brengen.
Heije was geen wijsgeer onder de
hanebalken, die zich in afgetrokken
bespiegelingeB verdiepte. Hij was een man van de
practijk, levende in en voor de maatschappij.
Hij was geleerde van opleiding, dichter
van aanleg, maar bovenal volksman, die
liefst bet oog vestigde op de menschen om
zich heen, en wiens lust het was, zijn volk
(in den ruimen zin des woords) gelukkig
te maken. Toch was hij geen dweepziek
profeet, die de spoedige nadering van het
koninkrijk der hemelen verkondigde of als
met een tooverslag het paradijs te ontslui
ten, de gouden eeuw terug te voeren be
loofde. Hij was een man met een warm
hart en met juist zooveel verbeelding als
noodig was om daarin eene leidsrrouw te
vinden, zonder gevaar te loopen met haar
de grenzen der werkelijkheid te overschrij
den. Bovenal echter was hij een man van
een helder verstand.
Zijn ideaal was. dat zijn volk het
Nederlandsche volk zich weer, zooals
voorheen, zou kenmerken door geestelijke,
en dat was voor hem tegelijk ook zedelijke,
gezondheid. Maar als geneesheer begreep '
bij tevens, dat lichamelijke gezondheid
daarvoor eene onmisbare voorwaarde was.
Zoo werd hij bij ons een der vaders van
de nieuwere gezondheidsleer, die hij zelf
(in 1858) de zedeleer van het ligchaam"
noemde. Zoo werd hij een der strijders
voor de leer, dit de Natuur de beste arts
is, en dus ook voor de verspreiding van
natuurkennis. Het verstandigste verstand
openbaart zich in 't verstaan van de wet
ten der Natuur," zeide hij.
En die wetten leerden hem de weldadige
werking van lieht en lucht. We zien allen
bleek van luchthonger", klaagde hij; en
vóór nog iemand aan eene woningwet dacht,
riep hij uit: Die kelderwoningen! Men
woont er reeds tien jaar in zijn doodkist,
vóór men in 't graf ligt. Zet dan tenminste
het deksel pp een kiertje" Met mannen
als Allebéijverde hij tegen ongezonde,
al te eng sluitende kleeding: tegen corsetten,
knellende kousebanden en snoerende
rokbanden bij volwassenen, maar bij kinderen
vooral. Dat pappop" en dutje" (de
moordenaarsprop" noemde hij het) meer en meer
uit kraam- en kinderkamer verdwijnen, is
voor een groot deel ook aan hem te danken.
Beweging! dat was ook zijn wachtwoord:
spierontwikkeling en krachtsoefening, doch
onder behoorlijke tucht, want ze lelijke
krachtsoefening stelle hij niet minder op
prijs dan lichamelijke, 'k Hoop nog eens
een man van dien jongen te maken: wat
is hier de beste school?" liet hij eens een
vader vragen, om hem te kunnen antwoorden:
De beste school otn mannen te maken is...
de Gymnastiekschool.'1 Hoe weinigen be
zochten in 1858, toen hij dat schreef, nog
de enkele scholen van dien aard, aie er
toen bestonden, maar die nu onderaf
Jeelingen van iedere onderwijsinrichting uit
maken! Het schijnt iets van den laatsten
tijd, op de scholen tusschenkwartiertjes te
geven, om te spelen, of school wandelingen
ter afwisseling te laten maken. Vader, als
uw jongen schrijft of teekent," zeide hij in
1^59, Moeder als uw dochterke breit of'
naait, laat hen dan om de tien minuten of
om 't kwartier eens opstaan en de kamer
een paar maal op en neer loopen. 't Behoedt
wel niet tegen veel, maar toch tegen bij
ziendheid, benaauwde borst, scheef worden
en dergelijke bagatellen meer."
Wandelingen in de vrijo natuur waren
de sport, die hij voorstond. Kinderen vooral
konden niet genoeg fan de buitenlucht
genieten, ook als het waaide en regende.
Zelf legde hij hun de woorden in den mond,
dat wie graag sterk en groot wilde worden,
?voor een regenspatje op zijn nieuwe jasje
niet bang mocht zijn. Hoe mooi ook vond
hij die natuur, en hoe wille hij er pok
anderen van doen genieten! Tal van zijne
beste liedjes getuigen van die liefde voor
bosschen en velden, duinen en dreven, en
ook voor ieder voorwerp in de natuur, dat
oene liefdevolle waarneming zoo ten volle
verdiende.
Niet alleen met feiten moest het geheugen
opgevuld, niet alleen met afgetrokken
redeneering het verstand gescherpt worden,
ook door waarneming moesten de zintuigen
worden geoefend, waut gymnastiek der
zintuigen draagt meer bij tot de gezond
heid, dan men vermoedt," zeide hij. JSinds
dien tijd heeft het teekenonderwijs op de
scholen eene plaats gekregen en is kennis
der natuur een leervak gsworden op iedere
school. Sinds dien tijd zijn er natuur
historische vereenigingeh opgericht door
menschen, die in hunne kinderjaren uit
zijne liedjes geleerd hadden, vriendschap
te sluiten met de vogeltjes en te letten pp
het ontspruiten van blad en bloem, terwijl
te voren een Rotterdammer nog maar twee
boomsoorten kende: een kastanje" en een
boom", en een Amsterdammer maar twee
vogelsoorten: een kraai" en een vinkie'.
Zoo wekte hij riet alleen op tot kennis
making met wat de natuur te zien geeft,
maar ook tot liefde voor alles ia de natuur,
voor de dieren vooral, die zoo menschelijk
zijn, dat men in hunne huishouding ook de
menschen maatschappij weerspiegeld kan
zien. En zulk eene aardige kleine huis
houding als van die zorgvolle en toch zoo
vroolyke vogeltjes zou een ruwe jongen
hardvochtig verstoren, als hij in de boomen
klom (wat op zich zelf nog zoo kwaad niet
was) en nestjes uithaalde! Daar kwam
Heije tegenop in zijne kindei liedjes, waarbij
hij wist, dat hij het best zijn doel bereikte,
als hij werkte op het gevoel der jonge
hartjes. Toch was hij niet sentimenteel.
De stichting der maatschappij tot dieren
bescherming heeft hij met zijne versjes
misschien helpen voorbereiden, maar
apenliefde voor de dieren zou hij ongaarne in
de hand hebben gewerkt, wat ook niet
noodig was, omdat die al lang bestond.
Heijo was dan ook (ik zeide het reeds)
bovenal iemand met een heller verstand,
wars van ziekelijke of dweepzuchtige over
drijving, en groot voorstander van evenwicht
van krachten en neigingen. Zijne liefde
voor lichaamsbeweging en natuurgenot
heeft er hem nooit toe vervoerd, op
schoolkennis laag neer te zien. Integendeel: dat
kennis macht is, begreep hij ten volle, en
nog beter, dat domheid en stompzinnigheid
ongelukkig maken Toen hij eens ijverde
vooi het nut der statistiek, die in zijn tijd
nog eene jonge wetenschap was, toonde hij
met enkele woorden duidelijk aan, welke
goede diensten dat vak van cijfers ea tabellen
aan de maatschappij zou kunnen bewijzen.
Zoo wees bij op het nut der statistiek van
de analphaoeten en van het schoolverzuim,
als men die ging vergelijken met de statistiek
der armenbedeehng en der gepleegde mis
daden in dezelfde gewesten en gemeenten.
De statistiek van de jaarwedden en
inkomsten der openbare onderwijzers zou
doen zien," zeide hij, hoe weinig wij nog
begrepen, wat de invloed der onderwijzers
is in de meuschen-maatschappij, wat dank
men hun verschuldigd is," terwijl eene
statistiek van het aantal woningen beneden
de belastbare huurwaarde zou aanschouwe
lijk maken, welk een overgroot deel der
bevolking arm is en reeds om zijne wijze
van wonen telkens armer (ongezonder)
wordt." En wat zou men al niet kunnen
leeren dóór eene statistiek van het
drankverbruik in verhouding tot het verbruik
van vleesch en brood, in verhouding tot
armenbedeeling, in verhouding tot wets
overtreding en misdaad!" Men ziet, Heije
bekeek de maatschappij vau alle kanten
en spoordfi overal de wortels van het kwaad
op om die uit te roeien Ook onder de
bestrijders 'an drankmisbruik heeft hij in
de eersts gelederen ges'aan.
Voor alle kringen ier maatschappij schreef
hij. Voor den ambachtsman, die zonder de
jeueverflesch de kern van bet volk zou zijn,
maar alleen wat spaarzamer moest wezen
(ook de volksspaarbanken vonden in hem
een krachtig voorstander) en door langer
leerjaren, ook in ruimer kring en met het
ransel op den rug, zich wat beier bekwamen
moest voor zijn handwerk, om niet d >or
vreemdelingen verdrongen te worden. Voor
den zeeman, voor wieti hij eene bijzondere
genegenheid hail, zoodat hij daartoe wel
haast ie ier Nederlandschen knaap zou heb
ben willen opleiden, omdat hij meende, dat
de Nederlander ee^t op zee recht in zijn
element was Eu wM zingt men in de school
nog zijn Naar de Zee, naar de Zae!" maar
dat die woorden den weg ook naar het
hart hebhen gevonden, daarvan blijkt nog
veel te weinig. Truuwoi s ook den landbouw
achtte hij een flink bedrijf. Dat hij er
persoonlijk belang in stelde, blijkt uit de
richting van verschillende model'toerderijen,
o. a. in de toen kort te voren ingepol ierde
Haarlemmermeer waar hij ook (te Abbenes)
begraven ligt. Zij, die het land ploegen,
zijn even sterke stounsels voor de welvaart
des Va Ierland^, nis zij, die de zee ploegen,"
schreef hij in I8(i(), en hij vo gde er aan toe:
Was ik de Koning, ik benoemde een
Landbouw-Admiraa.!: Inspecteur of zoo iets.'' Nu
hebben wij zelfs e 11 minister van landbouw.
Slijpen.
Zoo wees Heije op maatschappelijk gebied
de vele wegen, die naar de toekomst leidden;
maar zonder daarbij ooit het verleden te
vergeten. Integendeel: want dat verleden
vertoonde zich juist aan zijne verbeelding
als zóó bekoorlijk, zóó grootsch, dat hij het
een verrukkelijken droom zou gevonden
hebben, indien het weer in anderen, ni
uweren vorm heden had mogen worden. Zijn
verstand zeide hem natuurlijk, dat dat on
mogelijk was, maar gedeeltelijk kon dat
verleden toch weer wél herleven, als het
nageslacht maar besefte, dat het nog niet
al die krachten verloren had, waardoor het
voorgeslacht groot was geworden.
Hij liet dan ook niet na, in zijne volks
liederen telkens te wijzen op hetgeen ons
volk in de zeventiende eeuw was geweest;
en ook daarmee heeft hij eene betere toe
komst voorbereid. In een tijd, waarin vader
landsliefde door het, o! zoo verlichte,
cosmopolitisme dreigde versmoord te worden,
de Nederlander zich tegenover den buiten
lander zoo klein gevoelde en met niets
tevreden was dan wat uit den vreemde
werd aangevoerd, in een tijd van
troostelooze verslapping van onze volkskracht
behoorde Heije tot de kleine phalanx, die
haar ui erste best deed om ons
nationaliteitsgevoel te herwekken, ons den eerbied voor
ons zelf te hergeven en daarmee de voor
waarde te scheppen, waaronder alleen de
volkskracht zich weer kan ontwikkelen.
Dat tegenwoordig de Nederlandsche stain
zich weer een zelfstandig en voor eigen
ontwikkeling vatbaar geheel is gaan ge
voelen, dat danken zij, die daar in den
laatsten tijd toe hebben meegewerkt, vooral
aan Heije's opwekkende liederen, waarvan
zij den naklank blijven vernemen, zpodra
zij de herinnering aan hunne kinderjaren
weer bij zich oproepen.
Opwekkende liederen noemde ik ze, want
klagen deed Heije nooit, en als
Pietjebedroefd" met zijn zuurappelen-gezicht het
deed, dan pakte hij hem bij den schouder
en trachtte hij hem nieuwen moed in te
spreken: Courage, mant zóó erg kan het
niet zijn!" en als gij courage hebt en maar
probeert, dan zal het ook zoo erg niet wezen.
Hij hield van een open oog, een gullen
lach, een mannelijke hand, een vromen zin,
een nobel hart", en hoopte, dat er dan nog
wat verstand bij zou komen. Een krachtigen
wil kon hij van Pi tje-bedroefd niet ver
wachten : toch hield hij ook dien voor
onmisbaar. Bij een: als 't niet kan, dan
kan het niet" legde hij zich niet neer: voor
wie wilde willen moest het pok kunnen.
Mannen van stavast wilde hij van zijne
Nederlanders maken, hou en trouw aan
hunne vrienden, palstaande tegenover den
vijand en prat op hun recht, niet slechts
van vrij denken," wat nergens verboden
kan worden, maar ook van vrij spreken":
het kostbaarste voorrecht van den Neder
lander.
Gaarne zou ik nog met enkele woorden
aan andere volksliedjes van Heije herinneren,
maar maakte ik het te lang, dan zou ik
mij moeten schamen tegenover den dichter,
die zoo gaarne kort en bondig was, zich
zoo zinrijk en kernachtig in weini? woorden
wist te uiten, zonder daarmee ooit aan
de duidelijkheid of natuurlijkheid te kort
te doen. Dat was de groote verdienste
zijner liederen, waarom zij ook zoo konden
pakken en zoo vast in het geheugen konden
blijven.
Dat zij daarbij ook noa; de verdienste van
welluidendheid en zangerigheid bezitten,
behoef ik nauwelijks op te merken, want
muzikaal was Heije in hooge mate en mu
ziek was zijne liefste uitspanning. Zijne
kracht kennende, heeft hij dan ook als
dichter bovenal het lied beoefend en als
kinder- en volksvriend den kinder-en volks
zang met woord en voorbeeld bevorderd.
Volksliedjes komen uit het volk zelf voort
en kunnen niet opzettelijk voor het volk
worden gemaakt," heeft men wel eens ge
zegd. Dat is niet geheel juist. Het volk
eigent zim bestaande liedjes toe en maakt
ze tot volksliedj ;s, en zoo heeft het er zich
ook enkele van Heije toegeëigend. Laten
wij hopen, dat de volksgeest eene zoodanige
ontwikkeling moge bereiken, als waardoor
hij in staat zal kunnen worden, nog meer
liedjes van Heije tot zijn eigendom te maken.
Heije's kinderliedjes daarentegen zijn vaak
genoeg gezongen, omdat zij in de scholen
zijn ingevoerd. Zij hebben bovendien nog
eene eigenaardige taak volbracht. Zij heb
ben oene geheele omwenteling bewerkt in
de kinderlitteratuur, die op Heije's voor
beeld haar afscheid heeft gegeven aan de
deftigheid en houterigheid der brave Hen
drikken. Op het gebied van den kinderzang
was Heije baanbreker en wegwijzer. In de
kinderwereld heerscht zijn geest nu onbe
perkt. Laten wij alleen bedenken, dat hy
niet slechts het hart en de verbeelding der
kleinen wilde treffen, maar ook bij hen
wilskracht en verstand wilde ontwikkelen,
en dat zijne leerlingen hem ontrouw zouden
worden door de kinderhartjes van streek
te voeren met al te veel zoets, of door alleen
met kleurige zeepbellen de kinderen in
verrukking te willen brengen.
Heeft Heije zijn volk willen verheffen
met zijne liederen en spreuken; hij was niet
alleen man van de pen, maar ook man van
de daad. Ook in zijne praktijk als genees
heer heeft hij, met name reeds bij de ge
weldige cholera-épidemie van 1832, grooten
invloed geoefend; maar vooral heeft hij
krachtig gewerkt door vereenigingen te
stichten, waar met vereende krachten tot
stand moest gebracht worden, wat hij
alleen niet vermocht; of'door aan bestaande
vereenigingen, die in ziin geest werkten,
krachtigen steun te verleenen, er dikwijls
zelfs een tyd lang de ziel van te zijn.
Ik denk bij dat laatste in 't bijsonder
aan de Maatschappij tot Nut van 't Alge
meen en aan de Maatschappij van Toon
kunst, die voor hem het middel werd om
aan de muziek haar nationaal karakter te
hergeven in het land van Sweelinck, dien
hij in de door hem gestichte Yereeniging
voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis
aan ons als het ware teruggegeven heeft.
Geen wonder daq ook, dat vereenigingen,
die zooveel -aan zijne persoonlijke werk
zaamheid te danken hadden, met andere
vereenigingen, die in denzelfden geest wer
ken, zich verbonden hebben om den eersten
Maart van dit jaar in verschillende plaatsen
van ons land en vooral in Amsterdam tot
een gedenkdag, een feestdag, te maken.
Bedriegen de teekenen des tijds mij niet,
dan zal deze honderdste verjaardag van
Heije's geboorte niet, zooals met dergelijke
gedenkfeesten zoo vaak het geval is, eene
luisterrijke begrafenis zijn van zyn roem,
maar veeleer de inluiding van een nieuw
en vruchtbaar leven voor den man, die
zooveel nieuw leven met zooveel talent en
zooveel werkkracht heeft gewekt.
J. T n Wis K KL.
Frieflricli Spielhacn.
geb. 24 Febr. 182?.
Een tachtigste verjaardag heeft voor ieder
een den bitteren bijiinaat ?an een afscheids
feest. Voor ten -nan, die tot het openbare
leven behoort, komt er meestal nog iets
grievends bij, het niet weg te vieren feit dat
men bülevenden lijve tot het Berieden be
hoort. Dubbel grievend voor een kunstenaar
die niet als een gelukkig veldheer op de
lauweren van zijn bloeitijd heefc willen
rus'en, maar de zoete gewoonte
/anteschryven nog steeds voortzette toen het noodlot
der verouder ng hem reeds gegrepen had.
Ii wenscate hiermede alleen te zeggen dat
de eerste gedachte, die het 80 jarig
geboortefeest van Friedrich Spiel hagen in ons wak
ker roept, niet hem pewoonlyk raakt, 'naar
FRIICI
: II Sl'IEUIAGEX.
j