Historisch Archief 1877-1940
NV1654
DE AMSTERDAMMER
. 1909.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
redactie van.
Dit nummer bevat een byvoegseL
BC. F. L.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WAKENDOEF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, ..... » mail 9 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 7 Maart
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.25
Advertentiën op de finanüeele- en kunstpagina per regel 0.30
Reclames per regel 0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ; Eendracht
maakt macht. Een goede vergelijking.
Bechtsbedeeling van den Nederlandschen
officier, door G. Hulpbanken met
winstoitkeering, door N. de Voogd en C. O.
Polvliet. SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Kindersterfte en melkvoorziening, door E. J.
Dommerhold. FEUILLETON: De Pelu.Naar
het Zweedecb, van Hjalmar Söderberg.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofd?Ud, door Ant. A ver kamp. Herman
Teirlinck, mijnheer J. 6. Ser janszoon, orator
didacticus, beoord. door Herman Robbers.
Grieksch?, II, door dr. M. B. Mendes da Costa.
Berichten. - VOOR DAMES: Bericht van
het Pere-Comitévan den Intern. Vrouwen
raad, door Johanna W. A. Naber. Allerlei,
door Caprice. - UIT DE NATUUE, door E.
Heimans. Kralenwerk, met af b., door Elis.
M. Bogge. Het Familie t er e te Guise
(Noord-Frankrijk), door Johan Schmidt.
Portretten van Roosevelt, jhr. Feith, Henriette
Bonner en dr. Mezger. Een
Multatnligedenksteen, met afb., door Frits Gerhard.
Romantiek, door W. Steenhoff. Allebé,
Van Gogh, den Haag, I, door Plasschaert.
Costa de Beanregard, met portret, door H.-P.
Harlem. De gezondheid in de school,
beoord. door dr. G. W. Bruinsma. Kameleon
woorden, door Jacob Petri. De waarde van
het geld. FIN. EN OECONOMISCHE
KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8.
SCHETSJE. INGEZONDEN.
3AMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. AD
7ERTENTIEN.
Eendracht maakt macht.
Eene partij, die men wel eens, men
zou werkelijk gaan vreezen: ten on
rechte, van een zekere zoete lust in
het genieten van een lang slaapje beschul
digd heeft, is plotseling zoo... frisch
wakker geworden, als zeker weinigen
hadden verwacht.
Een politieke prent..., welke zij, uit
haar natuur, scheen te verdienen, en
verdiende, wraakte ze op denzelfden dag,
dat die uitkwam...
Het is nu wel waar, de Liberale Unie
had door het aannemen van Enkhuizens
amendement, waarmee de
staatspensionneering tout court ware aanvaard, een
. nog beter bewijs geleverd van haar goede
plannen van zich wakker" te toonen,
maar-toch, de laatst verloopen jaren in
aanmerking nemend, moet het erkend:
daar komt nu heusch eindelijk leven in
de brouwerij.
Het verheugt ons oprecht.
Voor eenige maanden nog veel ergs
vreezend, is het ten slotte zoo geloopen
als wij hoopten en aangaven: Men ging
niet meer in op het bedrog van de
antij)hese,en men beloofde algemeen kiesrecht
plus de meest spoedeischende hervorming:
zorg voor den ouden dag.
Welaan, dat gaat dus in de richting
yan de democratie.
Voet bij stuk houden van de liberalen,
krachtig optreden van de stuwende socia
listen, het zetten van de heele
verkiezingaactie in het teeken der democratie,
stelselmatige ontmaskering dus van den
antithese-leugen, een krachtige, vurige
propaganda, dat kan nu wat doen.
Zullen wij dit werkelijk beleven ?
Men zie eens het wekt geen blijde
gedachten naar de vrijzinnig-demo
craten. ..! Hoewel het Engelsche volk,
na zoo zware finantieele beproevingen
als door den Zuid-Afrikaanschen oorlog
en de algemeene crisis zijn deel werd,
in de korte spanne tij ds van luttele maan
den het ouderdomspensioen instelde,
zoodat het op den dag van heden reeds
duizende existenties voor armlastigheid,
bedelarij en ondergang behoedt, hoewel
Engeland door te doen de mogelijkheid
van dit doen bewees, kijken de bij ons
zich noemend» democraten" angstvallig
In de beurs en vragen: waar is het
geld voor de hervorming?" Inderdaad.
Dat is steeds de vraag van wie niet
hervormen wil. Dat is steeds de tegen
werping van het behoud onder alle ge
daanten.
In het leven van den particulier komt,
hetzelfde voor in dezen vorm: hij zegt
met een blik in de portemonnaie: ik
heb het niet. Dit is immers geen ant
woord en nooit een antwoord als het
iemand geldt van zijn kring die hongert.
Dit is voor de samenleving geen ant
woord als het geldt haar leden, wien
alles ontbreekt. Maar zooals de particu
lier zegt: ga hiernaast, ga eens bij hem,
zoo zegt de Staat: aan een ander de last.
En dan zien wij de ridders van het be
houd, die de kosten werpen op het debet
van iedereen behalve henzelf.
Het clerieale, democratisch (!) getinte
behoud, genre Centrum, zoekt het in
verhooging der tarieven, het vrijzinnige,
democratisch heetende behoud, genre
Land en Volk, verhaalt het op de arbei
ders en de patroons.
Hebben wij geen gelijk den socialisten
te bezweren .zich toch weder door
vereeniging sterk te maken P
Hoe wil de democratie in Nederland
voortgang hebben indien niet een flinke
eensgezinde actie wordt gevoerd, onder
den aandrang en den prikkel van uiterste
partijen, die sterk zijn ? De liberalen zijn
nu goed op weg. Zij hebben den druk
verstaan. Er is een warme sympathie in
Nederland gewekt voor algemeen kies
recht en voor het Engelsch voorbeeld
van staatspensioen. Het ijzer smeden nu
het heet is, dat kan alleen het parool
zijn. De vrijzinnig-democraten moeten
volgen. Een apart stelling nemen op het
punt van staatspensioneering doet schade
óók aan de zaak van het kiesrecht. Het
een zit vast aan het ander en eendracht
maakt macht!
Een goede vergelijking.
Twee weken geleden betoogden wij,
dat de vertegenwoordigers der meerder
heid in de S. D. A. P. na het
Deventercongres vanzelf lichtelijk konden gebracht
worden, zooals ook is gebeurd, tot het
vergelijken van hun Partij met een ...
firma, een huia, etc. Het uit een huis,
uit een firma zetten van een bewoner
of ondergeschikte wordt immers bezwaar
lijk een beginselvraag, en is als regel
een kwestie van opportuniteit. Stelt men
de S. D. A. P. met een woning, een
firma gelijk, zoo kan men, dat is het
nuttige gevolg, de royeerin? van lastige
elementen" veel gemakkelijker dan anders
als de natuurlijkste zaak van de wereld
voorstellen. Naast de eene firma bevindt
zich eene andere, naast het eene ^j"
een ander huis.
Daartegenover wezen wij op dit kenmerk
van een Partij als de S. D. A. P., dat ze
streeft volgens haar eigen verklaring
naar de vervulling van een groot
zedelijk belang voor een onderdrukte
klasse en in laatste instantie voor de
gansene maatschappij, dat ze dus streeft
naar een doel buiten haarzelve, dat dit
doel, zoo goed als de beginselen van de
Partij n complex vormen, dat de Partij
daardoor uit haar aard nig bestaande
is, net zoo goed alle mogelijke ver
schillen daargelaten als een Kerk
genootschap of een Staat.
Het Volk, dat ons bestreed repte geen
woord over deze argumentatie.
Vorige week, denkende dat het nuttig
kon zijn nog eens op een andere wijs,
door een vergelijking, onze meening te ver
duidelijken volgens welke de S.D.A.P.
de volledige vrijheid van zakelijke critiek
aan haar leden verschuldigd is, wat die
leden overigens voor last moge be
rokkenen aan de meerderheid, be
riepen wij ons op de vrijheid, die de
Fransche Natie Jaurès had gelaten bij
zijne voor Frankrijks belangen zér ge
vaarlijke critiek op Pichons
Marokkaansche staatkunde.
Hierop kwam dit antwoord van Het
Volk:
Wij hadden gezegd dat de Tn&urw-redaktie
geen eigenlijke kritiek oefende, doch hakte
en kerfde in de eigen partij en de rnenschen
die de partij op de verantwoordelijke posten
te verdedigen hadden, op onverantwoorde
lijke en meestal oneerlijke wijze in den rug
viel. Dat kwaadaardige drijven kan een partij
niet hebben.
Daarop komt de Amsterdammer en wijst erop
boe Jaurès in zake den Marokko-oorlog ge
handeld heeft tegenover de Fransche regee
ring. Telkens en telkens interpelleerde hij
weer, telkens en telkens dreef hy den minister
Pichon met zijn lastige vragen in het nauw,
viel hu hem in den ru<". Kon een natie
zoo iets dolden van een harer leden?
Ieder zal hier onmiddellijk de zwakte der
vergelijking voelen. Behalve dat het lidmaat
schap van een natie" niet iets vrywilligs is
als het lidmaatschap van een partij boe
zou men iemand uit een natie moeten
royeeren ? i» er ook verder geen haar
juist in de heele vergelijking.
Want de in Marokko door de Fransche
regeering aangevangen strijd werd door Jaurès
in 't algemeen afgekeurd. Ook het doel van
dien strijd: de onderwerping van Marokko.
Het doel van de S. D. A. P. wordt door
de Tribune-menschen goedgekeurd, zij vinden
den strijd die deze party heeft aangebonden,
goed, zoo niet, dan zouden ze er zich niet
bij aangesloten hebben.
Verder is ook de regeering in Frankrijk
een klaseeregeering die, dat is de taak der
socialistische party, die immers streeft naar
verovering der staatsmacht, ten onder ge
bracht moet worden. Alleen als de Tribune
de partijleiding der S. D. A. P. ook beschouwt
als een vyandelijke macht, zooals een
klasseregeering een vijandelijke is van de socia
listische partij, zou de vergelijking opgaan.
Zooals ze nu gesteld is gaat ze niet op.
Integendeel, de vergelijking gaat uit
nemend op. Men kan, dat ligt in den
aard zelf van iedere vergelijking, ongelijk
soortige elementen vinden in vergeleken
objecten.
Het Volk heeft er een paar opgezocht,
die niets veranderen aan de juistheid
van de vergelijking waar het haar inhoud
betreft.
Zoo zegt het blad, dat de parallel alleen
reeds daarom niet opgaat, omdat het
lidmaatschap eener natie niet vrijwillig
is, getuige de onmogelijkheid om daarin
iemand te royeeren.... Alsof er geen
andere middelen tot onschadelijkmaking
van iemands invloed zijn dan juist
royeeren! Dit is toch wel pover opge
merkt. Neen, wil Het Volk onze verge
lijking wraken zoo zoeke het een essentieel
verschil. Zoo ontzenuwt het dat betoog
van ons, van twee weken geleden, dat
wij hierboven nog eens hebben samen
gevat, en waarin wij deden uitkomen,
dat het innigste belang eener partij als
de S. D. A. P., en bijgevolg haar natuur,
de nheid vordert, dat zij m.a.w. uit
naren aard nig bestaande is, zoo goed
als een Natie (Staat) o f Kerkgenootschap.
Jaurès was, zegt Het Volk als tweede
argument, tegen de héle
Marokkopolitiek gekant. Het is evident. Maar de
Marokko-politiek is slechts eeu onderdeel,
in nauwen samenhang verkeerend met
de gansche buitenlandsche staatkunde
van de Fransche Republiek! Het blijvende
doel van de meerderheid iu 't Parlement
was niet Marokko, zooals de redactie van
Het Volk het voorstelt, maar wel degelijk
het algemeen materieel en moreel belang
van Frankrijk," precies hetzelfde, mutatis
mutandis, ah waarvoor op zijn wijs, van
zijn standpunt de socialistische leider
optrad. Dat belang werd door Pichon,
voor het oogenblik in Marokko o.a. na
gejaagd. Natuurlijk. Zoo werd, om op
de S. D. A. P. terug te komen, het be
lang van de arbeidersklasse door Troelstra
en de zijnen onder meer behartigd door
een optreden (vergel, het
werkloozendebat) dat de Tribunegroep veroor
deelde. Maar beide paren tegenstanders,
Pichon en Jaurès zoowel als Troelstra
en Wijnkoop wilden nzelfde doel: het
wezenlijk belang van de Fransche Natie,
het wezenlijk belang van de S. D. A. P.
Verder heeft het en hiermee het
laatste argument van Het Volk niets
hoegenaamd te beteekenen ons voor te
werpen, dat de Fransche regeering een
klasseregeering is, die de socialisten
trachten ten onder te brengen. De
Tribune-meumen trachten net zoo goed de
plaats van Troelstra c.s. in te nemen als
de Fransche socialisten het de plaats
der klasseregeering doen. Het is in de
Nederlandsche Partij zoo goed als in de
Fransche Natie, een kwestie van meerder
heid en minderheid, anders niet.
Maar nog sterker: Indien het waar
zou zijn, en het is niet waar! dat
de socialistische Partij de belangen der
Natie naar buiten zonder waarde acht
voor de arbeiders en allén wenscht om,
hoe ook, de staatsmacht uit handen te
rukken van de regeerende klasse, hoe te
meer klemmend wordt dan ons betoog,
hoe sprekender onze vergelijking! Wij
hebben dan gezegd: de eenheid, die
Natie heet, duldde Jaurès' critiek, hoewel
haar belangen er gevaar door liepen en
hoewel deze aanvaller zich niet eens, dan
alleen op een uiterst twijfelachtige manier,
kon beroepen op het nastreven van n
zelfde doel: het belang van Frankrijk als
mogendheid.
Ons beroep op de liberale houding van
Frankrijks meerderheid tegenover den
dwarsdrijver", den in den rug valler"
wordt er eenvoudig te krachtiger om, onze
vergelijking mér geldig dan wij zelf
hadden bevroed.
Wij herhalen onze conclusie van de
vorige week: Voor beide gevallen het
geval-Jaurès en het geval- Tribune?geldt
n en hetzelfde: voor de leiders, de
vertegenwoordigers der meerderheid kan
het ontzaglijk moeilijk zijn, voor de zaak
zelve bij wijlen gevaarlijk, dat de leiders,
strijdende naar buiten, zich moeten
verweeren naar binnen ook, maar de eisch
van. een verder dan dadelijk belang moet
er toe brengen die moeilijkheid te
trotseeren."
Wij meenen hiermede Het Volk te
hebben beantwoord en op ons standpunt
te kunnen blijven staan.
Bechlsbedeeling van den
Nederlandschen officier.
"Wanneer men den rechtstoestand van den
Nederlandschen officier gaat afmeten naar
de ernstige klachten, welke op dit punt, in
de laatste jaren, door tal van officieren bij
de Volksvertegenwoordiging aanhangig wer
den gemaakt, dan ziet het er werkelijk
treurig uit. We brengen hier slechts in
herinnering de nog aanhangige reclames
van de luit. kolonels Koek, Douglas en
Romer en van den ritmeester Tilanus.
Het gaat hier hoofdzakelijk omtrent de
invulling van de beoordelingslijsten. Wat
op dit punt aan den dag is gekomen, -werpt
een droevig licht op de handelingen van
meerderen en inzonderheid op de wijze van
behandelen van deze teere aangelegenheid
bij het departement van oorlog.
Een enkel staaltje het laatste dat aan
den dag kwam zal voldoende zijn om
deze bewering te staven. Het betreft de
klacht van den ritmeester Tilanus. Deze
officier stond algemeen bekend als bezit
tende de geschiktheid voor den hoofdoffi
ciersrang en h\j zelf was daarvan overtuigd
geworden op grond van het oordeel zyner
chefs. Toen eenmaal daarvoor tijd en gele
genheid waren aangebroken, bleek dat een
later opgetreden chef hem evenwel onge
schikt oordeelde en dat de Minister van
Oorlog hem dientengevolge niet voor be
vordering in aanmerking bracht.
Na vergeefsche pogingen om in deze recht
te verkrijgen wendde hij zich in navol
ging zijner kameraden tot de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, die inlichtingen
vroeg aan de Regeering.
Blijkens de dagbladen komt de gegeven
inlichting in hoofdzaak op het vol
gende neer: De ritmeester Tilanus zou bij
al zijne beschouwingen de fout hebben be
gaan zich zelf veel te hoog aan te slaan;
hij meent dat iemand die 25 jaar trouw en
eerlijk als officier heeft gediend, op wien
niets bijzonders te zeggen valt en die eenigen
tijd geschikt geoordeeld werd voor den
hoogeren rang, ook bevorderd moet worden,
in weerwil van het feit, dat die geschikt
heid door een later optredend chef wordt
ontkend. Deze foutieve opvatting is echter
naar de Minister vermeende het gevolg
van de verkeerde handelwijze van zijn chefs,
die er niet weinig toe hebben bijgedragen,
om den ritmeester in een verkeerden waan
te brengen omtrent zijne waarde als cava
lerie-officier."
We kunnen ons voorstellen wat er in het
gemoed van. den ritmeester Tilanus omging
toen hij van deze inlichtingen kennis nam
en hoe angstig menig officier zich is gaan
maken, bedenkende dat hem een zelfde lot
kan treffen.
Belangstellend wordt intusschen uitgezien
naar het optreden van de in deze zoo zwaar
beschuldigde vroegere chefs van den heer
Tilanus. Zij toch mogen ook voor hun
prestige en goeden naam zich de beschul
diging niet laten welgevallen.
G.
Hulphanken met
winstuitkeering.
Naar aanleiding van bovenstaand artikel
over hulpbanken met winstuitkeering in
het Weekblad van 21 Febr. j.l. ontvingen
wij, door tusschenkomst van de Redactie,
onderstaand schrijven:
Den WelEdel Geb. Heer C. G. POLVLIET.
WelEdel Geb. Heer!
In de Groene van Zondag 21 Febr. 1909
No. 1652, komt een artikel voor van Uwe
hand: Hulpbanken met winstuitkeering".
Daarin spreekt U den twijfel uit of dergelijke
instellingen bestaan kunnen, ja zelfs twijfelt
U aan een winstuitkeering.
Onder aanbieding van een verslag over
1908 van de Eerste Haagsche Hulpbank
met Winstuitkeering" en een exemplaar
der Statuten van die instelling, noodig ik
U beleefd uit zich hier te komen over
tuigen van den werkkring d«r Bank, waarna
't U duidelijk zal zijn, dat het alles prachtig
en niet onmogelijk is.
Hoogachtend,
Uw d w. Dienaar,
N. DE VOOGD.
Commissaris en mede-oprichter
van de Eerste Haagsche Hulpbank.
Uit de bijgevoegde Statuten bleek, dat
bij de Ie Haagsche hulpbank met
winituitkeering geen kleinere voorschotten wor
den verstrekt dan f 25 en derhalve de
kleinere, door ons bedoeld, die verlies voor
de Banken van leening opleveren, niet worden
gegeven. Dafir de voorschotten van ? 25
en hooger voortaan veel gemakkelijker
(zonder pand) en veel goedkooper worden
verkregen in de hulpbanken met winst
uitkeering, zoo is na te gaan, dat het
mogelijke van het bestaan der Banken van
leen ing, bij toename der hulpbanken, ernstig
wordt bedreigd en daarmede de hulp aan
de meeste behoeftigen, die hun crediet
moeten aanbrengen met een pandje. De
eenige toevlucht wordt alsdan het
pandjeshuis!
Het doel beoogd door de Nationale
Vereeniging tot bestrijding van den woeker,
n.l. het oprichten van er'ediet-ins tellingen
ten behoeve van inwgegoeden, zal zoodoende
een negatief resultaat opleveren.
De hulpbanken met winstuitkeering
streven dit doel voorbij, door slechts winst
gevende voorschotten, meeat aan de midden
klasse, te verstrekken en begeven zij zich'
op het terrein der kleine voorschotten, dan
zouden zij spoedig de bezwaren ontmoeten
door ons genoemd, ja, 't onmogelijke inzien
van hun bestaan.
Volgens het ontvangen verslag van de
eerste Haagsche Hulpbank met winstuit
keering ever 1908 (Ie jaar), was de bruto
winst (agio, interest en provisie) ? 7909.38X
en de netto winst ?3724.60.
Terecht noemt dat de heer N. de Voogd, als
resultaat, prachtig. Wij vinden het, met 't
oog op hetgeen we beweerden, echter hoogst
bedenkelijk voor de meest behoeftigen. Die
Hulpbanken met winstuitkeering, opgericht
en werkende onder het nevelachtige begin
sel : Bestrijding van den woeker", zullen
vermenigvuldigen ten koste van de nu
reeds veelal zieltogende Banken van leening
en te laat zal de regeering komen met d»
reeds zoo lang verzuimde regeling van hel
pandbedrijf ten deze, die eene onmogelijkheid
dreigt te worden.
C. G. POLVLIET.
Wij ontvingen, te laat om het in dit
nummer af te drukken, nog een stuk van
de Nationale Vereeniging tot bestrijding
van den woeker. Het wordt de volgende
week geplaatst. RED.
IIHmlllMIMIIMMMIIIIIIMIIIItlllllllllllhlIIMtlllllMMIIlmlIIIIHIIIIIIIMII»
Ki&ittiteifte en lelkwonkniii.
Het kostbaarste kapitaal der Halen \»
de nwnsch. Ieder leven afzonderlijk
vtrtegenwooriigt een bepaalde waarde. Dit ie
behouden en tot aan de onveranderlijke
grrns zooveel mogelijk intakt te bewaren,
is met alken een wet van menschelijkheid,
maar ook in het eigenbelang de plicht van
alle Ifden der gemeenschap." (Kroonprins
Rudolf op het lle internationale hygiënische
congres te Weenen 1887).
Het is een bekend feit, en in de laatste
jaren meermalen ter sprake gebracht, dat
de kindersterfte (waaronder we hier steeda
zullen verstaan die in het eerste levensjaar,
in den zuigelingsleeftijd), zeer hoog is. In
verschillende streken is dit cijfer niet
hetzelfde.
Jaarlijks stierven van 100 levendgeborenen
in de jaren 1891?18'JS:
10
10
10
12
Ierland
Zweden
Noorwegen
Schotland
Denemarken 14
Engel.-W. 15
Finland 15
Zwitserland 15
België16,4
Nederland 16,5
pCt.
Frankrijk 17
Italië18
Pruisen 20,5
Baden 22
Wurtemburg 25
Oostenrijk
Beieren
Rusland
Saksen
Hongarije
25
27
27
28
28
De zuigelingsleeftijd maakt ongeveer '/s»
van den gemiddelden levensduur van den
mensch uit, de sterfte in het eerste levens
jaar vormt ongeveer % van de geheele
sterfte. Daarom is dan ook de kindersterfte
een der belangrijkste factoren voor de
schommalingen in het algemeene bevolkings
cijfer.
Deze kindersterfte berust hoofdzakelijk
op de wisselwerking van drie factoren.
Ten eerste de levensenergie van den pas
geborene, die mee ter wereld wordt gebracht.
Deze bestaat in het aanpassingsvermogen
van het kind, zijn weerstandsvermogen en
zijn aanleg voor ziekten; de beide laatste
eigenschappen zijn in hooge mate een zaak
van erfelijkheid. De levensenergie is iets
persoonlijk», een eigenschap van het individu,
en dus wisselend.
De tweede voorname factor bij de kinder
sterfte omvat alle uitwendige verhoudingen
en omstandigheden, waarin het kind wordt
geboren, dus klimaatinvloeden, de tijd van
het jaar waarin en de hygiënische toestand
van de plaats waar de geboorte plaats heeft,
en bovenal de maatschappelijke positie der
ouders.
De derde hoofdfactpr voar den ondergang
van het kinderleven is de ziekmakende oor
zaak (noxe), dus bepaalde ziektekiemen, enz.
Het groote gevaar door uitwendige in
vloeden, waaraan de jonge wereldburger is
blootgesteld, is iets dat voor den zuigelings
leeftijd karakteristiek is. De invloed daar
van is in het eerste levensjaar heel veel
grooter dan op lateren leeftijd, wanneer
den volwassen man in het algemeen maar
gevaar dreigt door zijn beroep, de vrouw
door de gevolgen van zwangerschap en
geboorte.
Het weerstandsvermogen van het kinder
lijk organisme en de hem bedreigende
invloeden kunnen tot zekere hoogte door
menschelijke moeite en kunst een verande
ring ten goede of een verzwakking ondergaan.
De ziekmakende schadelijkheden om
vatten vooreerst de acute besmettelijke
ziekten, die echter, op weinig uitzonderingen
na, voor het eerste levensjaar niet zoozeer
in aanmerking komen.
Bovenal echter omvatten ze het groote
leger der maagdarmziekten en staan alzoo
in zeer nauw verband met de hoedanigheid
van het voedsel.
De drie factoren, die voor de kinder
sterfte den doorslag geven, de levensenergie,
de invloeden van de omgeving en de ziek
makende oorzaken, kunnen verschillend
groot zijn, ze kunnen elkaar tegenwerken,
of zich met elkaar verbinden. Al naar de
grootte en de samenwerking dezer krachten
zal de kindersterfte verschillend groot zijn.
Dan is ze het grootst als alle drie in dezelfde