De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 14 maart pagina 1

14 maart 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NM655 DE AMSTERDAMMER . 1909. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND O:nLcLex> reciactL© -van. IMir. Dit nnmmer bevat een bijvoegsel . :F. L. uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad A'o. 124). Abonnement per 3 maanden ....../ 1.50, fr. p. post f 1.65 ?oor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... . mail 10. A&onderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/i Zondag 14 Maart Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 . 0.30 . 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Wacht een beetje!, door E. d'Oliveira Jr. _ Getuigen en Bedden. Het nieuwe wetsontwerp tot wfliiging der gemeentewet, II, door F. Baedt. FEUILLETON: De man met den wiebelendes voet, I, door Peet Boetser. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad,door Ant. Averkamp. Benovali», door Daisy E. A. Junlas, en Wereldbibliotheek, John Bnekin, Tijd en getij, Brieven van een werkman, vertaling van mevr. G. van Uildriks, inleiding van L. Simons, beoord. door Frans Coenen. Berichten. VOOB DAMES: De vrouwelijke journaliste in Amerika, door C. C. Nieuwe boekea, door N. van Hichtnm. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Amstelodamam, met afb., door J. H. R. Caran d'Ache, f, met portret, door Cornelia Vetb. Drie heeren voor n fauteuil, d. dr. G. Busken Huet. J. Eisenloeffel, door H. T. Karaten. De hofvijverkweBtie, met afb.?FIN. EN OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. S. Brieven van Oom Jodocns, XXXVI. 9AMBÜBBJEK. SCHAAK SPEL. -AD""ERTENTIEN. jMMUiiiiiiliiiiimiiiiiiniii itiiiiiimiiiiimiiiiiiiimiliiimiiimiti Wacht een beetje! Iets over den strijd tusschen Fransch en Vlaamsch. Een Brusselsche letter-Hovende kring, waartoe naast de jongere Fransch-dich tende Belgen een aantal letter-kundigen" behooren, die geen andere verdienste hebben, dan dat ze officieel als zoodanig worden erkend, de vereeniging Les amis de la littérature" komt voor de" nationale letteren de aandacht van het publiek vragen, ook van het buitenlandsche publiek. In een cyclus van vjjf conférences" wil zij dan de" Bel gische dichters-zelf het woord geven. Met een aantal steden in het groot hertogdom Luxemburg: schijnt alles reeds geschikt. De Petit-Bleu van 10 Januari weet mede te deelen, dat ook in Frankrijk en in Nederland onderhandelingen gaande zijn. Van andere zijde vernemen wij, dat men er hier ^n daar de Belgische consuls en de Belgische colonies"' voor wil spannen, teneinde aan het optreden van de vereeniging een officieel karakter te geven. De geestdrift die Verhaeren wekte, toen hij te Amsterdam een lezing hield, of zijn succes meer op achting voor 's dichters naam, dan wel op deugdelijk besef van zijn beteekenis berustte, willen wij thans niet napluizen, leeft nog in Teler herinnering. En wij zijn geneigd ons te_ verlustigen in het vooruitzicht, dat binnenkort wellicht vijf van die genotvolle avonden ons geboden worden. Welnu, schrijver dezes heeft, na lang aarzelen, de aanvankelijk weinig sym pathieke taak op zjch genomen: te be wijzen dat wij ondankbaar en onoordeel kundig zouden handelen, indien wij, Nederlanders, den Brusselschen kring evenveel en even spontaan eer bewezen als indertijd den dichter van Les cam pagnes hallucinées". Want, leveren deze amis de la littérature" ook veel arbeid die onze waardeering verdient, hun min of meer verhuld nevendoel is het belemmeren van de Vlaamsche be weging. Van de beweging die, onder moeilijkheden welke men hier nog al te weinig kent, strijdt voor een taal die grootendéels, voor eene cultuur-richting die geheel de onze is; en daarmede dan ook voor de vergrooting van het Nederlandsche taalgebied, wat op den duur voor waarlijk-Nederiandsche kunstenaars een zekerder positie moet scheppen, en voor geheel ons nationaal gedachteleven een rustiger ontwikkelingsgang. Les amis de la littérature" hopen deze beweging te bestoken met ons geld. En wel licht denken ze de belangstelling, die ze hier mochten vinden, uit te spelen tegen hun Vlaamech-schrijvende landgenooten, die maar heelemaal niets willen weten van -de nationale kunst'1 Neem een voor beeld aan die brave menschen daarover den Moerdijk 'Jawel heeren, wacht een beetje", zeggen ze in Vlaanderen. Men vergete niet dat de Vlamingen, al vormen ze in Belgiëde verreweg groote meerderheid, nog steeds door 'n paar millioea Walen worden behandeld ah een overwonnen volk. Middelbaar en hooger onderwijs worden in (tamelijk naïef) Fransch gegeven; dit bestendigt de scheiding tusschen onontwikkeld volk en wetenschappelijk geschoold intellect. Geleerden die, op lateren leeftijd tot bezinning gekomen, Nederlandsch willen schrijven, brengen het meestal nietver|; het ontbreekt hun aan een rijpelijk doorwerkte terminologie. Wij begrijpen ze maar half. En bij Belgische vakgenooten stuiten ze maar al te vaak op het vooroordeel: Wie dat taaltje schrijft vertelt zeker dingen die we al honderd maal in het Fransch hebben gelezen." *) Fransch is de taal waarin administratieve stukken bij voorkeur worden gesteld, de taal van de recht spraak en van het leger: Dat men ver oordeeld wordt zonder het vonnis, becommandeerd zonder het commando te verstaan, is in Belgiëgeen zeldzaamheid. Men vindt het in academie-kringen niet meer dan rechtvaardig dat de 750.000 Italianen die in Oostenrijk wonen een eigen juridische faculteit krijgen. Maar dat men voor 4 millioen Vlamingen een Vlaamsche hoogeschool eischt, de billijk heid hiervan schijnt het bevattings vermogen der overheerschers te boven te gaan. Hoe kan men droomen van een entente" met België, -een verbond, wel te verstaan, dat mér zou zijn dan een tol-unie, en o.a. een zekere eenheid van onderwijs, wederzijdsche erkenning van elkanders diplomaas mee zou brengen; hoe kan men nu reeds spreken van Groot-Nederland," terwijl de economi sche en intellectueele krachten van 't volksdeel, dat Nederland eerst groot" zou maken, geweld-dadig en kunstmatig worden beknot en onderdrukt door lieden die er waarlijk niets beters voor in de plaats kunnen stellen. Men voere ons hier niet tegemoet, dat de Walen een eigen beschaving, een eigen schoone litteratuur in Belgiëtrachten te grondvesten, tenzij men het half slachtige, dat ontstaat: wanneer Germaansch opgevatte, Germaansch gevoelde en syntetisch gestelde geestesproducten tot uiting geraken in Fransche bewoor dingen op een wijze die met het analy tische karakter van die taal spot, schoon gelieft te noemen en als organische een heid wil laten gelden. De bloei van de Belgische letteren d'expression francaise" blijkt, afgezien van enkele universeele persoonlijkheden, wier verdienste elders ligt, voor een aanzienlijk deel schijn; en nog niet eens een schoone scMjn, ieder ter zake kundige Franschman zal het bevestigen. Maeterlinck en Verhaeren bv. de grooten ! putten uit Vlaam sche kracht, denken Vlaamsch, maar werden Fransch opgevoed. Vergissen wij ons niet, dan heeft de eerstgenoemde zijn spijt dienaangaande duidelijk genoeg be tuigd. Dat Camille Lemonnier meer vereerd wordt om de ui t zijn kras natura lisme af te leiden revolutionaire tendenzen, dan om zijn waarde als literair kunste naar, de jongste betooging te zijner eere in het Brusselsche Volkshuis moge het bewijzen. Trouwens, de tijd dat een van zijn boeken een verkoop van 75 exem plaren beleefde bij 't letter-lievende, kringen stichtende Waalsche publiek ligt nog niet ver achter ons. Dan wordt hij miskend! Toegegeven. Maar dat heeft hier geen betoogkracht. Niet zijn verdienste bestrijden wij, maar de be wering dat de Fransch-Belgische litera tuur een uiting zou zijn van Waalsche beschavings-energie. Neen, deze literatuur is in haar ver houding tot de volkskracht zwak, doodzwak. Eu haar betrekkelijk grooten naam dankt zij aan stelselmatige bevoorrechting van regeering's zijde: Zoo werden van de frs. 25.000 die in 1905 op de begrooting voor Wetenschappen en Letteren" onder subsidiëering van schoolboekerijen waren uitgetrokken frs. 20.000 besteed voor Fransche boeken. Op een nauwelijks bekend Waalsch tijdschrift Wallonia nam het ministerie bijna evenveel abonnementen als op alle Nederlandsche te zamen. Menigmaal op aanvraag van d«n auteur zelf, soms ook op initiatief van Franach-gezinde kantoorgoden wor den de werken van de moderne Walen bij honderden tegelijk in de staats bibliotheken geplaatst, het ontbreekt der lieve schooljeugd heusch niet aan gelegenheid om zich te doordringen met Verhaerensche symboliek! De talrijke Fransche dagbladschrijvers zijn niet karig met hun lof voor middelmatige waalsche prestaties: de Belg is over 't algemeen nogal gul als hij de schoone *) Teekenend : op de Revue Catholigue du droit neemt de Regeering honderd abonne menten ; op Rechttk. Tijdschrift en Bestuurlijk Tijdschrift te zamen .... nul! kunst" mag huldigen. Maar de Vlamin gen, die toch waarachtig wel genoemd mogen worden, al zou halfverdiend eer betoon velen onder hen schaden, de Vlamingen: men zwijgt ze dood! stelselmatig. Slimme tactiek voorwaar: de heeren die aan de draadjes trekken verstaan hun taal niet; en de eenige weg om, zij 't ook uit de verte, met de Vlamingen kennis te maken, wordt hun op deze wijze kort-en-goed afgesneden. Toen nu in de Brusselsche bladen de eerste conférence" van les amis" be sproken werd, vroeg een snuggere inzen der in de Petit Bleu waarom men ook geen melding maakte van een zekeren odenbach, Albrecht Rodenbach, die toch door Pol de Mont e. a. als een van de grootste Vlaamsche dichters wordt ge prezen. La léppnse est facile" meesmuilde de redactie: Les amis" houden zich alleen op met littérateurs d'expression franpaise". Maar in haar uitvoe rig prospectus heeft de vereeniging het slechts over de nationale letteren'1. Dat teekent! ? Och, de Nederlandsche letteren in Belgiëhebben onderduimscbe bescher ming niet noodig. Zij wortelen, meer dan men vermoedt, in de Vlaamsche volksziel. En de Vlaamsche schrijvers durven malkanderen wel eens duchtig te lijf gaan, ook in het openbaar. En zegt het niets dat te Antwerpen, te Gent, en zelfs te Brussel voorname Nederlandsche boek winkels zich kunnen bedruipen? Moeilijker wordt intusschen de strijd, nu stads- en landsbestuur aan de Waal sche beweging als zoodanig ruime sub sidie geven, terwijl dit aan de Vlaamsche vereeniging van letterkundigen, ook bij herhaald verzoek, werd geweigerd. En indien het den kring Les amis de la littérature" om loyale verbreiding van kunstgevoelens te doen ware, dan moest hij zich te hoog achten om zich te laten welgevallen een bureaucratische bevoor rechting, aan welks motiveering ieder artistiek inzicht vreemd-is. Maar de heeren houden zich van den domme. Nu, met de subsidie-duiten in hun zak, kunnen zij het risico van een lang-durige serie voordrachten wel dragen; prefereeren Holland, omdat, naar secretaris Rouvez een onzer vriendan mededeelde, de voordrachten daar beter betaald wor den dan in België. Of dit vermoeden juist is, laten wij hier in het midden. Op onze voorliefde voor al wat uit het buitenland komt is het zeker veilig speculeeren. Maar vast staat dan toch, dat de heeren durven hopen, eenmaal in hun land teruggekeerd, de mannen die daar strijden voor ónze taal en voor onze cultuur, afbreuk te kunnen doen met ons geld, met het geld van die brave Hol landers. Doch daarmede houden zij op in onze oogen te vormen een neutrale vereeniging. Daarmede wordt het ons niet goed moge lijk, ze zonder meer in ons midden wel kom te heeten; het gevoel, waarop zij zich beroepen: onze belangstelling in kunst en gedachte houdt ons hiervan terug. De Vlamingen zijn ons het naast. Wij zouden onschoon handelen, indien wij niet trachtten iets te stellen tegenover deze botte, listig geprovoceerde begunsti ging der Walen. Mannen van gezag hebben ons reeds den weg gewezen. Wij willen er twee noemen, al zouden wij niet schromen het eerst dien weg te betreden. Jaren terug leTerde de heer De Koo, met be trekking tot het entente-vraagstuk", in dit blad een betoog van gelijke strekking. En de heer Kiewit de Jonge, voorzitter van het Alg. Ned. Verbond, door een verslaggever (Caie) van de Petit Bleu geïnterviewd, verklaarde met leedwezen te zien, dat de Vlamingen ia Belgiëniet dezelfde rechten genieten als andere bur gers, dat de innerlijke eenheid van het Belgische volk wordt vernietigd, doordien de taalwetten niet loyaal en zonder voor behoud worden uitgevoerd, doordien onze taal niet op gelijken voet wordt behan deld met de Fransche. In zoo goed gezelschap kunnen wij Les amis de Ia littérature" veilig van antwoord dienen. Komen zij tot ons, dan zullen wij hun vragen hoe hun houding was tegenover onze genooten in het donkere Zuiden, en of de schrijvers en denkers die 4 mil lioen Vlamingen vertegenwoordigen, dan niet gerekend worden tot de" nationale literatuur, niet bij wijze van genade, maar als gelijkberechtigden,... minstens! En van hun onomwonden bescheid op deze vraag: wilt gij wijzer zijn dan uw bureaucraten, die uw Vlaamsche kunst broeders niet tellen? daarvan zal ons antwoord afhankelijk zijn. E. D'OLIVEIRA Jr. Getuigen en Bedden. In het Maandblad dat den naam draagt, dien wij hierboven als titel hebben afge drukt, en waarvan Ds. H. Pierson, president-directeur der Heldring-gestichten te Zetten, de begaafde en beminde hoofdredacteur is, vinden wij tot onze groote en onvermengde vreugde al is het wel wat laat: na twee maanden! een geestdriftige bespreking van onze zoo bescheiden schrijverij over de onzede lijke uitstallingen". Het spreekt vanzelf, dat de geestdrift van Ds. Piersons artikel niet nauw; keurig in dezelfde richting gaat als d strekking van ons betoog en als de strekking die lag in de prent van onzen teekenaar. De geestdrift, dien de heer Pierson ons wijdt, is integendeel geheel en al gericht, of tenminste waarheid bovenal bedoeld gericht te zijn, op eene bestrijding van ons standpunt. Dit maakt de zaak, zal iemand zeggen, wel anders. Wij vragen: wat deert dit? Hier is immers de ware geestdrift, die gedachten wekt (vooral bij anderen), en die door de meest beminnelijke begrips verwarring de onmiskenbare echtheid van zijn wezen toont. Er is in den betoogtrant van Ds. Pierson iets bij uit stek ... vrouwelijks (in den besten zin), 't is bij zijn hartelijken geestdrift niet zoozeer de geest die spreekt als wel 's harten drift; gelijk wanneer de blonde schoone, in vervoering gerakend, haar kapsel onwillekeurig losschudt en kammen, haarspelden en golvende lokken dooreen slingeren, vliegen 's dominees bedoe lingen en de aan ons artikel ontleende argumenten fraai zwierend dooreen Zie eens, wij hadden zoo netjes ons betoogje opgezet. Wij gaven te kennen: die Mr. van den Bergh had heel en al onge lijk met iederen kantonrechter voor een stokvisch te houden, die den uitstaller veroordeelen zou van de prent het kus sende paar op de sofa", men weet wel: die aardige prent uit de Leidschestraat". Ztfo'n kantonrechter, zeiden wij, ware een voudig een nauwgezet man. Dat zy n immers juist de prenten, die prikkelend werken op 's jeugds zinnen! De gemeene en héle gemeene, waartegen de actie eigenlijk gaat, die mogen natuurlijk in de vitrines bly'ven liggen, dat volgt uit het voor gestelde artikel Wat zegt nu, gedreven door zijn geest drift voor de goede zaak, Ds. Pierson? Om deze zonderlinge houding goed te praten heeft Mr. v. d. Bergh een heerlijk argument gevonden, door De Amsterdam mer met gretigheid overgenomen l). Hij heeft al de kantonrechters, die met deze verordening in aanraking zullen komen, de revue laten passeeren en op eens onder hen (zooals hij het noemt) een itokmsch gezien, een droogen, saaiea man, die noch van kunst noch van sexueele kwesties eenig begrip heeft en dus met onbevoegde handen er op zal inhakken. Een huivering ging hem over de leden bij de gedachte, hoe zulk een stokvischkantonrechter ontdekkingen zou doen op het terrein van voor de jeugd prikkelende prentjes. Hij ziet in een vitrine een prent j e (zooals onlangs in de Leidschestraat te vinden wae), voorstellende een paar op een sofa gezeten, dat zich vermeit ia een langgerekte kus". Zulke prentjes nu zijn voor de jeugd zeer prikkelend, zegt hij ; maar er zijn veel gemeener voorstellingen, waarvan het fijne aan de jeugd ontsnapt. \ Wat zal dus het gevolg zyn ? Dat niet alleen de stokvisch-kantonrechter, maar ook zijn bezadigde collega zulk een prentje moet doen verwijderen en de veel ge meener voorstellingen, die de jeugd niet begrijpt, zal laten hangen en dus in be scherming neemt. Men verwijdert dus het minst schadelijke, om het slechtste te behouden. Zulk een argumentatie is al een dui delijk bewijs, dat men n roer n kompas mist in deze materie. Welnu, wat zegt men ervan? Hadden wij geen groot gelijk op de schoone verwarringen, die geestdrift kan veroorzaken, de aandacht te vestigen ? Ligt hier niet kam, haarspeld en lok door elkander ? De oprechte liefde van den heer Pierson voor de zaak der zedige vitrines doet hem de argumenten van Mr. v. d. Bergh en de onze zóó aardig door elkaar werpen, dat er geen ont warren meer aan is! Hij gaat verder, niet overtuigend, maar in een toon, die ons heeft vermogen te stichten: Waai staat geschreven, dat stokvisschen den toon aangeven? Waarom moet een 1) 't Is precies andersom (een kleinigheid!). bezadigd man daarnaar luist eren, gesteld al, dat visschen en nog wel etokvisschen gelnid knnnen geven ? Die te veel bewast, bewijst niets. Denkt De Amsterdammer ons met zulke argumenten te overtuigen? Heeft hg geen betere, dan dobbert hij doelloos op de groote wateren. WJJ zijn. zoo vrij vol te houden, dat het gezond verstand van de overgroote meerderheid der kantonrechters nog wel beter hen uit de oogen zal doen zien. Door alle ' menechen, die het niet met ons eens zijn, voor gekken te houden, overtuigt men niemand en bewijst op zijn best, dat men aan waanwijsheid lijdt. Nietwaar? Zoo spreekt alleen iemand met een te ontvankelijke ziel. Zoo spreekt alleen de lyrische passie der heilige verontwaar diging. Dit is met alle respect een soortement amok van de deugd. Geen sterveling moet men weten heeft beweerd, dat de groote massa der kantonrechters uit stok visschen zou bestaan 1), noch Mr. v. d. Bergh, noch wij Maar Ds. Pierson. voelt de tegenstand; hij weet zeer goad, zonder dat wij 't anders ooit hem hebben geopenbaard, dat wij onze ziel sinds lang stiekempjes aan den duivel verkochten, en «iet, gelijk Eva's dochteren IQ oogenblikken van opvlammenden hart stocht, gooit hij zijn grieven eruit, de een pardoes over de ander, een beetje in 't wilde, zonder er erg in te hebben op wiens hoofd ze neerdalen.... Wij zouden zeer kleinzielig zijn, zeer ongalant, indien wij ons beklaagden! De klappen, die dominee uitdeelt, zijn bij slot van rekening als een applaus bedoeld aan de deugd, en wij willen daaraan onze medewerking" dan ook niet onthouden: zoo niet: gebrek aan hart", liever gezegd dom", sla maar op, eerwaarde heer, geef ons de volle dracht maar. Gij schijnt er toe veroordeeld do plank steeds te moeten misslaan, welnu, heb dan tenminste de illusie, dat ge op ons vel een heilsleger-boete-marsch hebt afgeroffeld. De illusie.... Zouden we wel verder gaan ? Die illusie mocht eens Neen die illusie zal voor zoo'n beetje niet wijken. Hoor hoe Ds. Pierson de kunst uit de klauwen haalt van de pornographie. Wanneer een blad zoozeer op de kunst ij gesteld, ala De Amsterdammer, moest het met dubbele kracht ijveren tegenalles, wat de kunst op n lijn plaatst met de pornographie. Het is toch alleen belachelijke preteneie van de pornografie, dat z\j uit gevoel voor kunst liederlykheid uitstalt en zy verschuilt zich achter die leugen, om zich te vrijwaren tegen vervolging. Is het zoo moeilijk om kunst en pornografie te onderscheiden, dat De Amsterdammer alle bestrijding van de laatste gevaarlijk acht voor de eerste, dan veroordeelt de kunst zich zelve. Wij zijn hier eerlijk gezegd mee dood en begraven", ad patres als de kunst zelf. Arme kunst, wat moest u gebeuren! Omdat de politie van ouds u niet kon onderscheiden van alle slechtigheden, en omdat er een stel domme officiers van justitie bestaan en een aantal bekrompen rechters, zijt gijzelve veroordeeld.... Verbeeld u, dat iemand bezwaren had tegen wetsartikelen, die vervalsching van allerlei waren strafbaar stelden op grond, dat daaronder de echte waren zouden lijden! Dit zouden werkelijk rare grappen makers zijn. Men ziet hoe hartstochtelijk Ds. Pierson doorholt. Zóó zich vergissen doet alleen het tot wanhoop geprikkelde hart. De.moeilijkheid om kunst te onder scheiden van. pornographie, vergeleken bij de controle van boter en margarine. Waar blijft het Rijkskunstproefstation ? Wie denkt niet aan al de groote kunste naars die voor onzedelijk zijn gescholden door de predikanten van hun tijd! In ernst: het is goed, dat Ds. Pierson niets te zeggen heeft op 't gebied van de kunst t Waren wij eerst genoemd: waanwijs, wellicht zonder hart, dom, thans krijgen wij een nog veel erger woord naar ons hoofd : aristocratisch. O ! Wat.. is .. dat.. ? Wij kunnen vél verdragen, maar wat moet dat nu ? Moeten wij nu heusch boos worden? Ons xoor aris tocratisch uitschelden! Ziehier de redeneering. Wij hadden gezegd: de Raad is slechts ]) Wij hebben wel, met recente voorbeel den aankomend, betoogd, dat de POLITIE, zelfs al stond het O. M. haar bij, klassiek (was) en ongeëvenaard in haar misvattingen", waar mee overigens nog niet eens gezegd is dat de groote matsa van politiedienaren zich aan zulke misvattingen geregeld schuldig maken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl