Historisch Archief 1877-1940
NM655
DE AMSTERDAMMER
. 1909.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
O:nLcLex> reciactL© -van. IMir.
Dit nnmmer bevat een bijvoegsel
. :F. L.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad A'o. 124).
Abonnement per 3 maanden ....../ 1.50, fr. p. post f 1.65
?oor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... . mail 10.
A&onderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/i
Zondag 14 Maart
Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.25
. 0.30
. 0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Wacht een
beetje!, door E. d'Oliveira Jr. _ Getuigen
en Bedden. Het nieuwe wetsontwerp tot
wfliiging der gemeentewet, II, door F. Baedt.
FEUILLETON: De man met den
wiebelendes voet, I, door Peet Boetser. KUNST EN
LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad,door
Ant. Averkamp. Benovali», door Daisy
E. A. Junlas, en Wereldbibliotheek, John
Bnekin, Tijd en getij, Brieven van een
werkman, vertaling van mevr. G. van Uildriks,
inleiding van L. Simons, beoord. door Frans
Coenen. Berichten. VOOB DAMES:
De vrouwelijke journaliste in Amerika, door
C. C. Nieuwe boekea, door N. van
Hichtnm. Allerlei, door Caprice. UIT DE
NATUUR, door E. Heimans.
Amstelodamam, met afb., door J. H. R. Caran
d'Ache, f, met portret, door Cornelia Vetb.
Drie heeren voor n fauteuil, d. dr. G. Busken
Huet. J. Eisenloeffel, door H. T. Karaten.
De hofvijverkweBtie, met afb.?FIN. EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M.
en V. d. S. Brieven van Oom Jodocns,
XXXVI. 9AMBÜBBJEK. SCHAAK
SPEL. -AD""ERTENTIEN.
jMMUiiiiiiliiiiimiiiiiiniii itiiiiiimiiiiimiiiiiiiimiliiimiiimiti
Wacht een beetje!
Iets over den strijd tusschen Fransch
en Vlaamsch.
Een Brusselsche letter-Hovende kring,
waartoe naast de jongere Fransch-dich
tende Belgen een aantal letter-kundigen"
behooren, die geen andere verdienste
hebben, dan dat ze officieel als zoodanig
worden erkend, de vereeniging Les
amis de la littérature" komt voor de"
nationale letteren de aandacht van het
publiek vragen, ook van het
buitenlandsche publiek. In een cyclus van
vjjf conférences" wil zij dan de" Bel
gische dichters-zelf het woord geven.
Met een aantal steden in het groot
hertogdom Luxemburg: schijnt alles reeds
geschikt. De Petit-Bleu van 10 Januari
weet mede te deelen, dat ook in Frankrijk
en in Nederland onderhandelingen gaande
zijn. Van andere zijde vernemen wij, dat
men er hier ^n daar de Belgische consuls
en de Belgische colonies"' voor wil
spannen, teneinde aan het optreden van
de vereeniging een officieel karakter te
geven.
De geestdrift die Verhaeren wekte,
toen hij te Amsterdam een lezing hield,
of zijn succes meer op achting voor
's dichters naam, dan wel op deugdelijk
besef van zijn beteekenis berustte, willen
wij thans niet napluizen, leeft nog in
Teler herinnering. En wij zijn geneigd
ons te_ verlustigen in het vooruitzicht,
dat binnenkort wellicht vijf van die
genotvolle avonden ons geboden worden.
Welnu, schrijver dezes heeft, na lang
aarzelen, de aanvankelijk weinig sym
pathieke taak op zjch genomen: te be
wijzen dat wij ondankbaar en onoordeel
kundig zouden handelen, indien wij,
Nederlanders, den Brusselschen kring
evenveel en even spontaan eer bewezen
als indertijd den dichter van Les cam
pagnes hallucinées". Want, leveren
deze amis de la littérature" ook veel
arbeid die onze waardeering verdient,
hun min of meer verhuld nevendoel is
het belemmeren van de Vlaamsche be
weging. Van de beweging die, onder
moeilijkheden welke men hier nog al
te weinig kent, strijdt voor een taal die
grootendéels, voor eene cultuur-richting
die geheel de onze is; en daarmede dan
ook voor de vergrooting van het
Nederlandsche taalgebied, wat op den duur
voor waarlijk-Nederiandsche kunstenaars
een zekerder positie moet scheppen, en
voor geheel ons nationaal gedachteleven
een rustiger ontwikkelingsgang.
Les amis de la littérature" hopen deze
beweging te bestoken met ons geld. En wel
licht denken ze de belangstelling, die ze
hier mochten vinden, uit te spelen tegen
hun Vlaamech-schrijvende landgenooten,
die maar heelemaal niets willen weten van
-de nationale kunst'1 Neem een voor
beeld aan die brave menschen daarover
den Moerdijk 'Jawel heeren, wacht
een beetje", zeggen ze in Vlaanderen.
Men vergete niet dat de Vlamingen,
al vormen ze in Belgiëde verreweg
groote meerderheid, nog steeds door 'n
paar millioea Walen worden behandeld
ah een overwonnen volk. Middelbaar
en hooger onderwijs worden in (tamelijk
naïef) Fransch gegeven; dit bestendigt
de scheiding tusschen onontwikkeld volk
en wetenschappelijk geschoold intellect.
Geleerden die, op lateren leeftijd tot
bezinning gekomen, Nederlandsch willen
schrijven, brengen het meestal nietver|;
het ontbreekt hun aan een rijpelijk
doorwerkte terminologie. Wij begrijpen
ze maar half. En bij Belgische
vakgenooten stuiten ze maar al te vaak
op het vooroordeel: Wie dat taaltje
schrijft vertelt zeker dingen die we al
honderd maal in het Fransch hebben
gelezen." *) Fransch is de taal waarin
administratieve stukken bij voorkeur
worden gesteld, de taal van de recht
spraak en van het leger: Dat men ver
oordeeld wordt zonder het vonnis,
becommandeerd zonder het commando te
verstaan, is in Belgiëgeen zeldzaamheid.
Men vindt het in academie-kringen niet
meer dan rechtvaardig dat de 750.000
Italianen die in Oostenrijk wonen een
eigen juridische faculteit krijgen. Maar
dat men voor 4 millioen Vlamingen een
Vlaamsche hoogeschool eischt, de billijk
heid hiervan schijnt het bevattings
vermogen der overheerschers te boven
te gaan.
Hoe kan men droomen van een
entente" met België, -een verbond, wel
te verstaan, dat mér zou zijn dan een
tol-unie, en o.a. een zekere eenheid van
onderwijs, wederzijdsche erkenning van
elkanders diplomaas mee zou brengen;
hoe kan men nu reeds spreken van
Groot-Nederland," terwijl de economi
sche en intellectueele krachten van 't
volksdeel, dat Nederland eerst groot"
zou maken, geweld-dadig en kunstmatig
worden beknot en onderdrukt door lieden
die er waarlijk niets beters voor in
de plaats kunnen stellen.
Men voere ons hier niet tegemoet, dat
de Walen een eigen beschaving, een eigen
schoone litteratuur in Belgiëtrachten
te grondvesten, tenzij men het half
slachtige, dat ontstaat: wanneer
Germaansch opgevatte, Germaansch gevoelde
en syntetisch gestelde geestesproducten
tot uiting geraken in Fransche bewoor
dingen op een wijze die met het analy
tische karakter van die taal spot, schoon
gelieft te noemen en als organische een
heid wil laten gelden. De bloei van de
Belgische letteren d'expression francaise"
blijkt, afgezien van enkele universeele
persoonlijkheden, wier verdienste elders
ligt, voor een aanzienlijk deel schijn;
en nog niet eens een schoone scMjn, ieder
ter zake kundige Franschman zal het
bevestigen. Maeterlinck en Verhaeren
bv. de grooten ! putten uit Vlaam
sche kracht, denken Vlaamsch, maar
werden Fransch opgevoed. Vergissen wij
ons niet, dan heeft de eerstgenoemde zijn
spijt dienaangaande duidelijk genoeg be
tuigd. Dat Camille Lemonnier meer
vereerd wordt om de ui t zijn kras natura
lisme af te leiden revolutionaire tendenzen,
dan om zijn waarde als literair kunste
naar, de jongste betooging te zijner
eere in het Brusselsche Volkshuis moge
het bewijzen. Trouwens, de tijd dat een
van zijn boeken een verkoop van 75 exem
plaren beleefde bij 't letter-lievende,
kringen stichtende Waalsche publiek ligt
nog niet ver achter ons. Dan wordt
hij miskend! Toegegeven. Maar dat
heeft hier geen betoogkracht. Niet zijn
verdienste bestrijden wij, maar de be
wering dat de Fransch-Belgische litera
tuur een uiting zou zijn van Waalsche
beschavings-energie.
Neen, deze literatuur is in haar ver
houding tot de volkskracht zwak,
doodzwak. Eu haar betrekkelijk grooten naam
dankt zij aan stelselmatige bevoorrechting
van regeering's zijde: Zoo werden van
de frs. 25.000 die in 1905 op de begrooting
voor Wetenschappen en Letteren" onder
subsidiëering van schoolboekerijen waren
uitgetrokken frs. 20.000 besteed voor
Fransche boeken. Op een nauwelijks
bekend Waalsch tijdschrift Wallonia
nam het ministerie bijna evenveel
abonnementen als op alle Nederlandsche
te zamen. Menigmaal op aanvraag van
d«n auteur zelf, soms ook op initiatief
van Franach-gezinde kantoorgoden wor
den de werken van de moderne Walen
bij honderden tegelijk in de staats
bibliotheken geplaatst, het ontbreekt
der lieve schooljeugd heusch niet aan
gelegenheid om zich te doordringen
met Verhaerensche symboliek! De
talrijke Fransche dagbladschrijvers zijn
niet karig met hun lof voor middelmatige
waalsche prestaties: de Belg is over 't
algemeen nogal gul als hij de schoone
*) Teekenend : op de Revue Catholigue du
droit neemt de Regeering honderd abonne
menten ; op Rechttk. Tijdschrift en Bestuurlijk
Tijdschrift te zamen .... nul!
kunst" mag huldigen. Maar de Vlamin
gen, die toch waarachtig wel genoemd
mogen worden, al zou halfverdiend eer
betoon velen onder hen schaden, de
Vlamingen: men zwijgt ze dood!
stelselmatig. Slimme tactiek voorwaar:
de heeren die aan de draadjes trekken
verstaan hun taal niet; en de eenige
weg om, zij 't ook uit de verte, met de
Vlamingen kennis te maken, wordt hun
op deze wijze kort-en-goed afgesneden.
Toen nu in de Brusselsche bladen de
eerste conférence" van les amis" be
sproken werd, vroeg een snuggere inzen
der in de Petit Bleu waarom men ook
geen melding maakte van een zekeren
odenbach, Albrecht Rodenbach, die toch
door Pol de Mont e. a. als een van de
grootste Vlaamsche dichters wordt ge
prezen. La léppnse est facile"
meesmuilde de redactie: Les amis" houden
zich alleen op met littérateurs
d'expression franpaise". Maar in haar uitvoe
rig prospectus heeft de vereeniging het
slechts over de nationale letteren'1. Dat
teekent! ?
Och, de Nederlandsche letteren in
Belgiëhebben onderduimscbe bescher
ming niet noodig. Zij wortelen, meer dan
men vermoedt, in de Vlaamsche volksziel.
En de Vlaamsche schrijvers durven
malkanderen wel eens duchtig te lijf gaan,
ook in het openbaar. En zegt het
niets dat te Antwerpen, te Gent, en zelfs
te Brussel voorname Nederlandsche boek
winkels zich kunnen bedruipen?
Moeilijker wordt intusschen de strijd,
nu stads- en landsbestuur aan de Waal
sche beweging als zoodanig ruime sub
sidie geven, terwijl dit aan de Vlaamsche
vereeniging van letterkundigen, ook bij
herhaald verzoek, werd geweigerd. En
indien het den kring Les amis de la
littérature" om loyale verbreiding van
kunstgevoelens te doen ware, dan moest
hij zich te hoog achten om zich te laten
welgevallen een bureaucratische bevoor
rechting, aan welks motiveering ieder
artistiek inzicht vreemd-is. Maar de
heeren houden zich van den domme.
Nu, met de subsidie-duiten in hun zak,
kunnen zij het risico van een lang-durige
serie voordrachten wel dragen;
prefereeren Holland, omdat, naar secretaris
Rouvez een onzer vriendan mededeelde,
de voordrachten daar beter betaald wor
den dan in België. Of dit vermoeden
juist is, laten wij hier in het midden.
Op onze voorliefde voor al wat uit het
buitenland komt is het zeker veilig
speculeeren. Maar vast staat dan toch,
dat de heeren durven hopen, eenmaal in
hun land teruggekeerd, de mannen die
daar strijden voor ónze taal en voor onze
cultuur, afbreuk te kunnen doen met ons
geld, met het geld van die brave Hol
landers.
Doch daarmede houden zij op in onze
oogen te vormen een neutrale vereeniging.
Daarmede wordt het ons niet goed moge
lijk, ze zonder meer in ons midden wel
kom te heeten; het gevoel, waarop
zij zich beroepen: onze belangstelling in
kunst en gedachte houdt ons hiervan
terug. De Vlamingen zijn ons het naast.
Wij zouden onschoon handelen, indien
wij niet trachtten iets te stellen tegenover
deze botte, listig geprovoceerde begunsti
ging der Walen.
Mannen van gezag hebben ons reeds
den weg gewezen. Wij willen er twee
noemen, al zouden wij niet schromen
het eerst dien weg te betreden. Jaren
terug leTerde de heer De Koo, met be
trekking tot het entente-vraagstuk", in
dit blad een betoog van gelijke strekking.
En de heer Kiewit de Jonge, voorzitter
van het Alg. Ned. Verbond, door een
verslaggever (Caie) van de Petit Bleu
geïnterviewd, verklaarde met leedwezen
te zien, dat de Vlamingen ia Belgiëniet
dezelfde rechten genieten als andere bur
gers, dat de innerlijke eenheid van het
Belgische volk wordt vernietigd, doordien
de taalwetten niet loyaal en zonder voor
behoud worden uitgevoerd, doordien onze
taal niet op gelijken voet wordt behan
deld met de Fransche.
In zoo goed gezelschap kunnen wij
Les amis de Ia littérature" veilig van
antwoord dienen.
Komen zij tot ons, dan zullen wij hun
vragen hoe hun houding was tegenover
onze genooten in het donkere Zuiden,
en of de schrijvers en denkers die 4 mil
lioen Vlamingen vertegenwoordigen, dan
niet gerekend worden tot de" nationale
literatuur, niet bij wijze van genade,
maar als gelijkberechtigden,... minstens!
En van hun onomwonden bescheid op
deze vraag: wilt gij wijzer zijn dan uw
bureaucraten, die uw Vlaamsche kunst
broeders niet tellen? daarvan zal ons
antwoord afhankelijk zijn.
E. D'OLIVEIRA Jr.
Getuigen en Bedden.
In het Maandblad dat den naam draagt,
dien wij hierboven als titel hebben afge
drukt, en waarvan Ds. H. Pierson,
president-directeur der
Heldring-gestichten te Zetten, de begaafde en beminde
hoofdredacteur is, vinden wij tot onze
groote en onvermengde vreugde al
is het wel wat laat: na twee maanden!
een geestdriftige bespreking van onze
zoo bescheiden schrijverij over de onzede
lijke uitstallingen".
Het spreekt vanzelf, dat de geestdrift
van Ds. Piersons artikel niet nauw;
keurig in dezelfde richting gaat als d
strekking van ons betoog en als de
strekking die lag in de prent van onzen
teekenaar. De geestdrift, dien de heer
Pierson ons wijdt, is integendeel geheel
en al gericht, of tenminste waarheid
bovenal bedoeld gericht te zijn, op
eene bestrijding van ons standpunt. Dit
maakt de zaak, zal iemand zeggen,
wel anders. Wij vragen: wat deert dit?
Hier is immers de ware geestdrift, die
gedachten wekt (vooral bij anderen), en
die door de meest beminnelijke begrips
verwarring de onmiskenbare echtheid
van zijn wezen toont. Er is in den
betoogtrant van Ds. Pierson iets bij uit
stek ... vrouwelijks (in den besten zin), 't is
bij zijn hartelijken geestdrift niet zoozeer
de geest die spreekt als wel 's harten
drift; gelijk wanneer de blonde schoone,
in vervoering gerakend, haar kapsel
onwillekeurig losschudt en kammen,
haarspelden en golvende lokken dooreen
slingeren, vliegen 's dominees bedoe
lingen en de aan ons artikel ontleende
argumenten fraai zwierend dooreen
Zie eens, wij hadden zoo netjes ons
betoogje opgezet. Wij gaven te kennen:
die Mr. van den Bergh had heel en al onge
lijk met iederen kantonrechter voor een
stokvisch te houden, die den uitstaller
veroordeelen zou van de prent het kus
sende paar op de sofa", men weet wel:
die aardige prent uit de Leidschestraat".
Ztfo'n kantonrechter, zeiden wij, ware een
voudig een nauwgezet man. Dat zy n immers
juist de prenten, die prikkelend werken
op 's jeugds zinnen! De gemeene en héle
gemeene, waartegen de actie eigenlijk
gaat, die mogen natuurlijk in de vitrines
bly'ven liggen, dat volgt uit het voor
gestelde artikel
Wat zegt nu, gedreven door zijn geest
drift voor de goede zaak, Ds. Pierson?
Om deze zonderlinge houding goed te
praten heeft Mr. v. d. Bergh een heerlijk
argument gevonden, door De Amsterdam
mer met gretigheid overgenomen l). Hij
heeft al de kantonrechters, die met deze
verordening in aanraking zullen komen,
de revue laten passeeren en op eens
onder hen (zooals hij het noemt) een
itokmsch gezien, een droogen, saaiea man,
die noch van kunst noch van sexueele
kwesties eenig begrip heeft en dus met
onbevoegde handen er op zal inhakken.
Een huivering ging hem over de leden
bij de gedachte, hoe zulk een
stokvischkantonrechter ontdekkingen zou doen op
het terrein van voor de jeugd prikkelende
prentjes. Hij ziet in een vitrine een prent j e
(zooals onlangs in de Leidschestraat te
vinden wae), voorstellende een paar op
een sofa gezeten, dat zich vermeit ia een
langgerekte kus". Zulke prentjes nu zijn
voor de jeugd zeer prikkelend, zegt hij ;
maar er zijn veel gemeener voorstellingen,
waarvan het fijne aan de jeugd ontsnapt.
\ Wat zal dus het gevolg zyn ? Dat niet
alleen de stokvisch-kantonrechter, maar
ook zijn bezadigde collega zulk een prentje
moet doen verwijderen en de veel ge
meener voorstellingen, die de jeugd niet
begrijpt, zal laten hangen en dus in be
scherming neemt. Men verwijdert dus
het minst schadelijke, om het slechtste
te behouden.
Zulk een argumentatie is al een dui
delijk bewijs, dat men n roer n kompas
mist in deze materie.
Welnu, wat zegt men ervan?
Hadden wij geen groot gelijk op de
schoone verwarringen, die geestdrift kan
veroorzaken, de aandacht te vestigen ?
Ligt hier niet kam, haarspeld en lok
door elkander ? De oprechte liefde van
den heer Pierson voor de zaak der zedige
vitrines doet hem de argumenten van
Mr. v. d. Bergh en de onze zóó aardig
door elkaar werpen, dat er geen ont
warren meer aan is!
Hij gaat verder, niet overtuigend, maar
in een toon, die ons heeft vermogen
te stichten:
Waai staat geschreven, dat stokvisschen
den toon aangeven? Waarom moet een
1) 't Is precies andersom (een kleinigheid!).
bezadigd man daarnaar luist eren, gesteld
al, dat visschen en nog wel etokvisschen
gelnid knnnen geven ? Die te veel bewast,
bewijst niets. Denkt De Amsterdammer
ons met zulke argumenten te overtuigen?
Heeft hg geen betere, dan dobbert hij
doelloos op de groote wateren. WJJ zijn.
zoo vrij vol te houden, dat het gezond
verstand van de overgroote meerderheid
der kantonrechters nog wel beter hen
uit de oogen zal doen zien. Door alle '
menechen, die het niet met ons eens
zijn, voor gekken te houden, overtuigt
men niemand en bewijst op zijn best,
dat men aan waanwijsheid lijdt.
Nietwaar?
Zoo spreekt alleen iemand met een te
ontvankelijke ziel. Zoo spreekt alleen de
lyrische passie der heilige verontwaar
diging. Dit is met alle respect een
soortement amok van de deugd. Geen sterveling
moet men weten heeft beweerd, dat de
groote massa der kantonrechters uit stok
visschen zou bestaan 1), noch Mr. v. d.
Bergh, noch wij Maar Ds. Pierson.
voelt de tegenstand; hij weet zeer goad,
zonder dat wij 't anders ooit hem hebben
geopenbaard, dat wij onze ziel sinds lang
stiekempjes aan den duivel verkochten,
en «iet, gelijk Eva's dochteren IQ
oogenblikken van opvlammenden hart
stocht, gooit hij zijn grieven eruit,
de een pardoes over de ander, een beetje
in 't wilde, zonder er erg in te hebben
op wiens hoofd ze neerdalen....
Wij zouden zeer kleinzielig zijn, zeer
ongalant, indien wij ons beklaagden!
De klappen, die dominee uitdeelt, zijn
bij slot van rekening als een applaus
bedoeld aan de deugd, en wij willen
daaraan onze medewerking" dan ook
niet onthouden: zoo niet: gebrek aan
hart", liever gezegd dom", sla maar op,
eerwaarde heer, geef ons de volle dracht
maar. Gij schijnt er toe veroordeeld do
plank steeds te moeten misslaan, welnu,
heb dan tenminste de illusie, dat ge op
ons vel een heilsleger-boete-marsch hebt
afgeroffeld.
De illusie....
Zouden we wel verder gaan ? Die
illusie mocht eens Neen die illusie
zal voor zoo'n beetje niet wijken.
Hoor hoe Ds. Pierson de kunst uit
de klauwen haalt van de pornographie.
Wanneer een blad zoozeer op de kunst
ij gesteld, ala De Amsterdammer, moest
het met dubbele kracht ijveren
tegenalles, wat de kunst op n lijn plaatst
met de pornographie. Het is toch alleen
belachelijke preteneie van de pornografie,
dat z\j uit gevoel voor kunst
liederlykheid uitstalt en zy verschuilt zich achter
die leugen, om zich te vrijwaren tegen
vervolging. Is het zoo moeilijk om kunst
en pornografie te onderscheiden, dat De
Amsterdammer alle bestrijding van de
laatste gevaarlijk acht voor de eerste,
dan veroordeelt de kunst zich zelve.
Wij zijn hier eerlijk gezegd mee dood
en begraven", ad patres als de kunst
zelf. Arme kunst, wat moest u gebeuren!
Omdat de politie van ouds u niet kon
onderscheiden van alle slechtigheden, en
omdat er een stel domme officiers van
justitie bestaan en een aantal bekrompen
rechters, zijt gijzelve veroordeeld....
Verbeeld u, dat iemand bezwaren had
tegen wetsartikelen, die vervalsching van
allerlei waren strafbaar stelden op grond,
dat daaronder de echte waren zouden
lijden!
Dit zouden werkelijk rare grappen
makers zijn. Men ziet hoe hartstochtelijk
Ds. Pierson doorholt. Zóó zich vergissen
doet alleen het tot wanhoop geprikkelde
hart. De.moeilijkheid om kunst te onder
scheiden van. pornographie, vergeleken
bij de controle van boter en margarine.
Waar blijft het Rijkskunstproefstation ?
Wie denkt niet aan al de groote kunste
naars die voor onzedelijk zijn gescholden
door de predikanten van hun tijd! In ernst:
het is goed, dat Ds. Pierson niets te
zeggen heeft op 't gebied van de kunst t
Waren wij eerst genoemd: waanwijs,
wellicht zonder hart, dom, thans krijgen
wij een nog veel erger woord naar ons
hoofd : aristocratisch. O ! Wat.. is ..
dat.. ? Wij kunnen vél verdragen,
maar wat moet dat nu ? Moeten wij
nu heusch boos worden? Ons xoor aris
tocratisch uitschelden!
Ziehier de redeneering.
Wij hadden gezegd: de Raad is slechts
]) Wij hebben wel, met recente voorbeel
den aankomend, betoogd, dat de POLITIE, zelfs
al stond het O. M. haar bij, klassiek (was)
en ongeëvenaard in haar misvattingen", waar
mee overigens nog niet eens gezegd is dat
de groote matsa van politiedienaren zich aan
zulke misvattingen geregeld schuldig maken.