Historisch Archief 1877-1940
'2
DE A. M S T E tt D A M M 'K R W K E K B L A D> VOOR N E D E E L A N D.
Ko. 1655
met de grootste moeite te brengen tot
het opruimen Tan krotten, tot bet ver
beteren van sociale toestanden, dat
groote en bijna 1) eenige middel om
werkelijk wat te ver zede l ijken"; het
farizeeïsme, ver volgden wij, voelt zich ver
heugd in een campagne tegen de uiter
lijkheden van het kwaad; als maar een
paar prentjes weggaan en de bordeelen
officieel niet meer bestaan, dan is alles
prachtig.
Mogen wij eens vragen, cf die bor
deelen in stand worden gehouden door
ben, die in onmogelijke krotten wonen ?
Zoover ons hierover ter oore kwam
moeten wij bekennen, dat niet juist de
.bedoelde lieden als habitués bekend
staan van bedoelde huizen wie
l heeft echter gezegd, dat alle onzedelijkhei d
r uit armoed voortkomt ? Maar hoeveel
bordeelbewóónsters, dat zijn dus zij, die
.' de onzedelijkheid der hoogere klassen
. mede mogelijk maken, vond de heer
? Pierson in zijn werkkring, die hetzij
[' directe hetzij indirecte slachtoffers waren
' van sociale verkeerdheden ? Hoevelen van
haar is de val vergemakkelijkt, hoevelen
' van haar zijn eenvoudig tot de val, niet
1 tot haar eerste val, maar tot déval
voor' goei door maatschappelijke oorzaken
1 gebracht ?
' Daar denkt de booze heer Ds.'Pierson
< voor 't oogenblik niet aan. Toch was
dat wel de moeiterwaard.
Dat de drift tot uitspattingen in
be. giuael in ons allen woont, dat weten
. we ook wel.
Indien echter zij, die niet in krotten
wonen, de bordeelen onderhouden, dan
blijkt daaruit dat de proatitavie niet alleen
aan die krotten is te wijten maar aan
wat ander?. Dat andere nn gelieft de
Amgterdammtr niet te zien en nn rede
neert hrj er maar op los"....
; Inderdaad.
Hij redeneert er maar op los.
Men zou bet iemand euvel duiden,
indien de bedoeling niet zoo goed was.
]) Wij caisiveeren thanp.
Het nieuwe wetsontwfrp tot
wijziging der Gemeentewet.
n.
De aderlating der groote gemeenten.
Ter verdediging vaa de zakelyke be
lasting: op het bedrijf, houdt de Regeering
ongeveer het volgende betoog :
GÜ, fabrikanten lokt werkkrachten naar
deze gemeente, waardoor de kosten van
onderwijs, met name van het
ambaehtsonderwijs, de politie, de armenzorg, de brand
weer belangrijker zijp, dan in eene andere
gemeente, waar geen
nijveiheidsondeinemingen zijn ... gjj moet daarvoor aan de
gemeente betalen.
Evengoed had de Regeering kunnen
zeggen :
GU, grondbezitters hebt de gemeente
metterwoon verlaten, maar om uwe gronden
en bosschen te bewerker, liet gij talrijke
veld- en boschatbeiders achter, neemt gij
in drukke tijden van het jaar vele
dagloeners in dienst, die meermalen slechts
een schamel loon verdienen.
Voor de kosten van onderwijs van hunne
kinderen en voor de armverzorging van
soms heele gezinnen laat gij de gemeente
zorgen.
De gezinnen, die g\j achterliet, betalen
alleen aan den Staat hun aandeel in de
accijnzen, maar de gemeente heeft geener
lei vat op hen, omdat zij doorgaans, als
beneden het minimum van 'belastbaarheid
blijvende, niet in de *ermen van eenige
gemeentebelasting vallen. Dat is
schromehjk onbillijk... gij moet daarvoor aan de
gemeente betalen.
Nu kan de Regeering de haar in den
mond gelegde woorden lezende wellicht
of merken, dat zühet met die redeneering
eens is en aan den wenscb. is tegemoetge
komen; zij stelde immers voor, het aantal
opcenten op de hoofdsom d«r grondbelasting
op de ongebouwde eigendommen te verdub
belen en te brengen van 10 op 20.
Tien opcenten op de hoofdeom der grond
belasting op de ongebouwde eigendommen
staan ongeveer gelijk met 25 a 30 cent
belasting per ? 1000 waarde van den grond.
Stel nu, dat een grondbezitter in Fries
land, te 's Gravenhage wonende, b. v. 150
hectaren grond bezit, dan kan dit bezit
eene waarde vertegenwoordigen van ±
f 300,000.?.
De eigenaar betaalt dan aan de gemeente,
door zijne 10 opcenten, 300 X 25 a 30 cents
= f 82.50, of bij 20 opcenten f 165.?. Is
HIIIIUnMIllllllMjIllllllllllHIIIIUIIIIIIIIMillHIIIHHIMIIIIlmlIIMIIIIHIIIII
BE m MET DEN UKEMH VOET
DOOK
PEET BOETSER.
I.
Toen de man over wien ik het nu zal
hebben mijn kamer binnentrad, zat ik aan
mijn schrijftafel en las en herlas verveeld
den naam die op het visitekaartje dat hjj
mij bad laten brengen vermeld stond, zonder
dat ik er ook maar een flauw vermoeden
?Min kon krygen, waar ik dien man meer
mocht hebben ontmoet en wat hij eigenlijk
wel vflj| mij zou verlangen. Over het visite
kaartje heen zag ik hem toen bij binnenkwam,
en zonder dat ik dat zelf zoo gewild had,
plotseling recht in het gelaat, en op het
zelfde cogenblik raakte ik zóó onder den
indruk van zijn beslist zeer imponeerende
persoonlijkheid, dat ik verlegen en aarzelend
opstond, been weifelend een stoel aanbood
?n «srst Uen Ik weer goed en wel achter
mjjn schrijftafel zat, be in ei k te, dat ik de
onbeleefdheid had begaan, hem op atuk van
zaken nog niet et as te begroeten.
De man zelf scheen dat echter volstrekt
niet te bemerken of te willen bemerken. HU
tot de kosten van onderwijs en armwezen,
dit geen belachelijk bedrag, iu verhouding
welke de gemeente heeft te dragen, als een
uitvloeisel van de geringe draagkracht of
het onvermogen van de arbeiders, die »oor
de bewerking van dit vrij groote grondbezit
noodig zijn?
Is dit geen belachelijke som, in verhouding
tot het bedrag, dat die grondbezitter zou
moeten betalen, indien hij zieb. niet aan
eene persoonlijke belasting had onttrokken,
door zijn vertrek ?
De Regeering meenr, dat het een
terugtrei schijnt, indien althans de z.\j.
bedrijfsforensen niet naar een in totaal eenigszins
hooger belastbaar inkomen worden aange
slagen, dan de belastingplichtige, die inde
gemeente, waar bij zija inkomen verwerft,
tevens woont.
De Regeering had daaraan gerust kunnen
toevoegen: en dan de elders wonende grond
bezitter ?=- want ook dezen wenseht de
Regeering niet te bemoeilijken.
Toch bestaan er geene redenen, om den
landelijker, forens over eene andere kam te
scheren, dau den bedrijfs-forens.
De gevolgen van het landbezit en van de
bedrijfsonderneraiig zijn voor de
gemeentehuishouding precies dezelfde. De
schoonschynende theorie, dat bet voordeel, dat
het ongebouwde bezit van de gemeenschap
heeft, zoo onbeduidend is en dat mitsdien
het aantal opeenten op de hoofdsom der
grondbelasting nooit hoog kan worden op
gevoerd, valt met vorenstaande beschou
wingen geheel in duigen.
Wenscht men in het vervolg weder eene
stelling te verkondigen, dan zal zij moeten
luiden:
Het groot grondbezit veroorzaakt, bijaf
wezigheid van den eigenaar, een groot
nadeel voor de gemeente.
Het eenvoudige middel, om ile landelijke
gemeente te helpen, dat ik in mijn vorig
stuk aanprees, waardoor splitsing van het
inkomen uit onroerend goed voor de in
komstenbelasting kan worden vermeden,
zal den lezer thans zeker reeds voor den
geest staan.
'Ik betoogde in dit blad reeds vroeger do
wenschelijkheid, de opcenten op de hoofdsom
der grondbelasting op de ongebouwde eigen
dommen tot 50 te kunnen opvoeren.
Ik sta daarin niet alleen'. l'rof. Oppenheim
heeft in zijn toegelicb-te gemeentewet, 2e
druk, deel , blz. 509 tot 512, aan die quaestie
groote aandacht gewijd
Sprekende over het verwerpen van een
amendement, om de betrekkelijke opcenten
te verhcogen, zegt de hooggeleerde schrij ver
daar o. a.:
De verhouding tussehen voor- en
tegenstemmers bewijst, hoe krachtig toen reeds
(1885) het besef was, dat het grondbezit
niet naar evenredigheid vau het voordeel,
dat het uit ge'meeutebeheer trekt, in de
ko&ten deelt.
Dit besef sprak ook uit het denkbeeld
der invoering van eene speciale
gemeefltebelasfing, door do eigenaren van vast goed
op te brengen, in 1885 door den minister
Heemskerk in de ernstige overweging
aanbevolen.
Het dreef tot bet voorstel, de opcenten
vcor gebouwd en ongebouwd tot 60 op te
voeren, in het niet verder gekomen
wetsontwerp van de Ministers de Savornin
Lohman en Godin de Beaufort "
De agrarische leden van de Volksverte
genwoordiging zullen, zoodra eene
verhooging van opcenten wordt voorgesteld, wel
weder te hoop loopen, maar het is te wen
schen, dat zij de verhooging nu niet langer
zullen tegenhouden en de billijkheid van
den maatregel zullen erkennen.
Zij moeten daarbij niet vergeten, dat de
plattelandsgemeenteraadsleden, tot eene ver
hooging van opcenten medewerkende, zich
ook zelven treffen en dat, in deze, dus eene
zslfwerkende reru bovenmatige heffing zal
verhinderen.
De Regeering wil de landelijke gemeen
ten, behalve door de verdubbeling der 10
opcenten, hiervóór genoemd, ook helpen,
door de inkomsten, welke buitenwonenden
uit onroerend goed in de landelijke gemeente
verwerven, in die gemeente in de belasting
te laten betrekken voor %.
Die hulp gaat natuurlijk ten koate van
de groote gemeenten, waarheen de grond
bezitters meestal zijn getrokken ten
koste ook van die groote gemeenten, welke
in nood verkeeren. Door de splitsing der
inkomens zullen bijkans alle groote ge
meenten aan het kortste einde trekken.
Ware het anders, dan zoude de voorge
stelde maatregel der Regeering immers geen
doel treffen.
Men krijgt intusschen hierdoor eenen
eigenaardigen kijk op de zorgeloosheid en
onbedachtzaamheid van do Staatscommissie
voor de gemeentefinanciè'n en van de Re
geering.
Niet alleen dat geen hulp van het Rijk
wordt voorgesteld, terwijl men zegt, niet
het lot der gemeenten te zijn begaan, maar
nam plaats op den stoel dien ik hem aange
wezen had, zweeg toen een oogenblik op
uiterst bescheidene en beteekenisïolle wijze,
zoo ongeveer alsof hij mij in een onaange
name positie had gebracht en mij nu tijd
wilde geven om mij weer te herstellen en
begon toen met zachte gedempte stem de
zaak waarover hij mij wenechte te spreken
in te leiden.
Hij sprak vrij langzaam en tamelijk om
slachtig. Af en toe hield hij even op en streek
dan met eene machtig gedistingeerde, uiterst
blanke en van verfijnde emoties haast tril
lende hand een paar maal langs zijn langen
baard; daarna keek hij mij dan tersluiks
even aan met zyn mooie, glanzende
dweepersoogen, welke vooral in het wit met een
zachten, smeltenden gloed glommen, terwijl
daarentegen de pupil bepaald de ffer en duis
terder was, als het ware omfloersd met een
aandacht voor andere zaken dan die met welke
hij zieh nu bezig hield, en dan sprak hij weer
voort, langzamer en gedempter nog dan eerat
en met iets beleidvols en genaatit;dg in zijn
stem, als wilde hij voorkomen dat zijn per
soon invloed op mij zou gaan uitoefenen.
Ik gevoelde dan ook spoedig zeer -goed,
dat ik hier voor mübad een verfijnden,
overbeschaafden geest, die in vele opzichten
waarschijnlijk mijn meerdere was en die dat
zelf ongetwijfeld zeer goed wist, doch iie
tevens man van de wereld genoeg was om
dit in niets te laten bemerken en zich in
zelfs wordt den grooten gemeenten nog het
bloed afgetapt, opdat de grondbezitters vrij
kunnen uitgaan.
Dat er zou worden adergelaten, en op
schromelijke? wijze, heeft de Reg&ering in
tusschen wel begrepen. Zij heeft zeïf's mede
lijden gekregen met de gemeenten, waar
heen de bediijfsforensen bij voorkeur hun
hoofdverblijf overbrengen.
Door het verlies voor % van het
bedrijfsinkomen der forensen (-ysteeia der Staats
commissie) en van % van de inkomsten in
andere gemeenten verworven, zouden het
Gooi en al de mooie plekjes in ons land,
rene zesr bekoorlijke zijde verliezen, nl.
deii idealen, geringen belastingdruk. Ge
meenten als b.v. Hussum met weinig
handel of' nijverheid en met een bodem,
weinig geschikt voor landbouw en veeteelt
zouden daardoor allicht haar
belastingpeicontage verdubbeld zien.
Dat heeft de Regeering zien aankomen en
heeft haar aanleiding gegeven, voor testellen,
van het bedrijfsinkomen der ibieusen al
thans slechts de helft te doen verloren gaan.
Toch wordt, ook met het voorstel der
Regeling, een groote hap uit den schotel
genomen en gaat het financieel evenwicht
in die tegenwoordige lustoorden geheel
verloren. Het gelag zal voor een groot deel
door de bedrijfs-forensen worden betaald.
Zij moeten in het stelsel der Kegeering
meer belastbaar inkomen brengen r,aar de
groote werksteden en daarvoor meer be
talen ; maar zij worden niet schadeloos
gesteld in de gemeente hunner inwoning.
Indien iemand aldaar thans naar f 8000.
zaakwinst (zijn eenigst inkomen) /'
160.-belasting betaalt, dan zal hij in de toekomst-,
voor de aan de gemeente gelaten helft of
?4000.?misschien /'149?moeten bij
dragen, terwijl do groate werkstad hem,
bij een hoog percentage naar H vau /'8000
? 6000.?, teaen vroeger naar '/; van
/' 8000.?f 2««G.- laat betalen.
Wij zien uit dit voorbeeld, dat gemeenten,
met veel forensen, te (Irzeit, opzichte van
betere conditie zoudon zijn dan gemeenten,
waar de trek naar tlders minder groot is.
Maar do groote grondbezitters zouden vrij
uitgaan en soms zelfs van betere conditie
worden, indien de gemeente, waar het in
komen wordt verworven,een lager belasting
percentage mocht hcrl'e.n, dan de gemeente,
waar hot inkomen wordt verteerd en allicht
ten deelo wordt gespaard.
Er wordt gegeven en er wordt genomen
en niemand kan met, eenige zekerheid c'e
gevolgen bereken-en van die wisselwerking.
liet is een greep in het duister -? oen slag
in Jeu blinde, maar de maatregel is op
Pruisische leest geschoeid. Daarin ligt een
troostrijke gedachte!
Maar overigens hebben r.osh (Ie Staats
commissie, E och de Regeerinjr, aan de ern
stige gevolgen van dit geven en nemen
viel woorden gewijd. Voor geen enkele
gemeente i*, als. voorbeeld, de som opgezet
of de berekening gemaakt, hoe de toestand
zal zijn, als alles op zoo willekeurige wijze
kris-kras door elkander is gegooid.
Do Staatscommissie en de Regeeriiig
hadden moeten bedenken, dat, in het alge
meen gesproker», omh belastingen steeds
heel wat voor hebben op nieuwe, omdat de
belastingschuldige-u aan de bentaande ge
wend zijn en omdat de oude belastingen
nu eenmaal in htt leven der burgers zijn
ingeweven.
Daarmede zij niet gezegd, dat verbete
ringen in bestaande stelsels moeten worden
tegengegaan integendeel! Maar men mag
dan toch verwachten, dat het goede van
het nieuw voorgestelde duidelijk blijke
en in het oog valle. Wat de Rcgeering met
hare voorgestelde verdeeling van het in
komen, ondor de verschillende belangheb
bende gemeenten beoogt, acht ik geen ver
betering, maar eene ruwe onwnverpin-g
van bestaande toestanden.
Tegenover dat onderdeel van haar voor
stel, stel ik een ander stelsel, om tot ver
betering te geraken.
ik zoude wenschen:
lo. verhooging der opcenten op de hoofd
som der grondbelasting op de ongebouwde
eigendommen van 10 tot 50;
2o. bestendiging van den bestaanden
toestand, in zooverre dat iemand in de
gemeente van zijn hoofdverblijf, belasting
plichtig blijft voor zijn geheele inkomen;
3o. uitbreiding van het forensschap in
den zin der Regeering, maar met bepaling,
dat de forens belastingplichtig is:
a. bij uitoefening van het beroep of be
drijf in n gemeente, in die gemeente,
voor de helft van den aanslag over een vol
jaar, voor het geheele zuiver inkomen;
6. bij uitoefening van het beroep of be
drijf in meer dan n gemeente, voor het
volle percentage van de helft van het zuiver
inkomen in de gemeente van het hoofdver
blijf, vermenigvuldigd met eene breuk,
waarvan de teller is het aantal volle honderd
tallen van het bedrijfsinkomengedeelto, aan
de gemeente toekomende eu de noemer Let
alle opzichten zooveel mogelijk op den ach
tergrond te houder.
Het was dan ook deze buitengewone gun
stige indruk, weïke mij er toe deed overgaan
den rr.an geheel en al te laten uitspreken,
hoewel ik reeis van den beginne af aan
bemerkt had dat ik hem in de zaan waarom
bij kwam, n.l. een getuigschrift orntjent zijn
gedrag, niet in het minste of geringste van
dienst kon zijn. Ik kende den man immers
volstrekt niet en wist dus noch vauzijt ge
drag, noch van zijn bekwaamheid ook imar
iets af!
Toen hij uitgesproken had zeide ik hem
dit dan ook, er bij voegende, om het on
aangename dezer weigering wat te verzachten,
dat zijn persoon mij wel alle «zing aanbevelens
waardig scheen te ZIJD, doch dat zulk een
vluchtige indruk toch niet v-tldoende was
on hem de aanbeveling te geven welke hij
noodi; had en wenechtc.
Maar kent gij mij dan niet meer?" vroeg
hij verbaasd.
Ik nam zijn visitekaartje, dat ik zoodra
ons gesprek begon ter zijde had gele < i, weer
in de hand, las den naam nogmaals over en
zag hem aandachtig aac.
Johan Terwoert", zeide ik, het kaartje
weer neerleggend, neen, uw naam is mij
aMoJuut onbekend en wat uw persoon
beireft, ik weet zeker dat ik u vroeger niruraer
ontmoet heb, of ge moest al heel erg ver
anderd zijn in den laatsten tijd."
totaal der volle honderdtallen van het geheele
bedrijfeinkomen.
Da verhooging der opcenten heb ik reeds
voldoende toegelicht en besproken.
De maatregel sub 2 zou do welvaren do
gemeenten welvarend laten. Gemeenten
als Haarlem zouden niet voor een fiuancieele
debacle komen te staan.
Haarlem zoude immers heel wat veeren
moeten laten, door afgifte van de helft van
het bedrijfsüikomen van tal van hare
bewoners, die, te A.msterdam en elders
forens zija en van H vau.het inkomen uit
onroerend goed in andere gemeenten ver
worven. Zij zou daartegenover slechts eene
geringe vermeerdering van inkomen uit
anderen hoofde kunnen boeken.
Ik zoude mij zeer moeten vergissen, als
zij Amsterdam niet naar de kroon ging
steken met hot belastingpercentage en de
hoofdstad te dier zake zelfs niet ging over
treffen.
. De sub 3 genoemde maatregel zal aan de
groote werkgemeeuten ten goede komeu eu
de gemeenteschatkist ik spreek niet over
hetgeen de rechtspersonen zullen moeten
opbrengen met minstens de helft der
forensenbelasting verrijken. Ik zeg minstens
de helft, omdat iïmet de Regewiog van
oordeel ben, dat iedere uitoefening van eeu
beroep of bedrijf, onverschillig ot' de
hoofdbelanghebberide al dan niet in het beroep
of bedrijf aanwezig is, belastingplicht in
de werkgemeeute moet medebrengeu. Het
valt niet te ontkennen, dat een enkele
forens, op de door mij voorgestelde wijze,
onevenreiig met de belangrijkheid van zijn
beroep of bedrijf, zal worden getroffen, maar
men moet van twee kwaden, het minst kwade
kiezen en laten de forensen in het algemeen
zich hiermede-troosten, dat nooit meer dan
de helft van hot inkomen wordt getroffen,
al wordt het beroep of bedrijf uuk iu nog
zoovee! plaatsen uitgeuet'oud.
Bij uitoeftning van het beroep of bedrijf
in meer dan ('M'u gemeente, heeft men ui.i.
de hulp der Kijksudminislratie noodig. Haar
alleen acht ik, met inachtneming van voor
te schrij'en legtlen art. 245 0 vau bet
wetsontwerp wil in evenredigheid van het
uitbetaald loon, do splitsing tot stai-d
brengen tot etno behoorlijke verdeeling
vau hut bedrijf'siukomen in staat. Men zou
b.v. aan den Directeur der directe belastin
gen Lij do *t-t kuiiüen opdragen, voorloopige
verdeelingstaten. te maken van het inkomen.
uit de over meer dan n gemeente looiende
bedrijven, ia uiti-oikiug vau beschrijvings
biljetten doi-r het geuieento-bestuur, waai
de meei vouui^e forens zijn hoofdverblijf
heeft en i.ii schatting vau het iukomea
door de belanghebbende gemeentebesturen,
zoo noodii?, ua den belastingplichtige te
hebben gehoord eu diens boekhouding te
hebben geraadpleegd. Van die verdeeling
zou moeten worden kennisgegeven aan de
belanghebbende gemeentebesturen en deze
zouden het te<;lit van reclame moeten
hebben, Linnen eene maand na die kennis
geving Op die wijze zouden, binnen den
tijd van twee maanden, die verdeelin^stateu
definitief kunnen worden vastgesteld. Des
noods zou, nu definitieve vaststelling, nog
hooger beroep bij den Minister of bij de
Kroon kunnen worden toegelaten.
Het komt mij voor, dat dergelijk hooger
beroep tot de groute zeldzaamheduu zoude
behooren.
Waar de Staatscommissie en de
Regeeringde, als verouderd beschouwde aderlating,
op zoo krachtige wijze wenschen toe tüpas
sen, hebben zij gemeend, geen beter middel
voor de vorming van nieuw bloed aan de
hand te kunnen doen, dan door de invoering
van eene zakelijke belasting op het bedrijf.
Zij meenden zeker in de historische lijn te
blijven, door, bij eene operatie, iu het be
gin der I'Je eeuw nog in zwang, eene be
lasting in het leven te roepen, d:e ook toen
ter tijde aan de nijveren iu JNederland
werd opgelegd, onder den naam van patent
belasting.
Daarover in een volgend nummer.
Amsterdam, l Mrt. '09. F. RABDT.
ID de Hoofdstad.
De componist van de pymphonie
Erhebung" iüreicehohe SoprAUBtimmeunil grosses
orchester, Jan van Gilse, roert in het pro
grammaboek van 't aboncementsconcert (4
Maart) een ^uaestie aan van zeer neteli^en
aard. Hoe lang heeft niet reeds de programma
muziek de gnuotderen in beweging gebrachH
Misecbien we! zo.daug de programmamuziek
. J» u zijn e' >vel capiuiaers gowetst
Ik oen uderdahd erg veranderd in de
laatste tien jaren." zeide hij.
Het viel mij op, dut iiij dezeoogeuechijnlijk
zeer onschu dig- woorden uitsprak op een
manier, die deed vermoeden dat er nog iets
bizoiiders was verboncïec aan deze verande
ring van uiterlijk, doen hoe ik ook s,\ite, ik
kuil liet begrijpen waarop hij dan wel doelde,
of wat deze woorden mogelijkerwijs voor
verborgen» irj kouden houden. 3daar misschien
heeft de man verdriet gehad ia dien tijd,
dacht ik eindelijk, en is dat de oorzaak
waaiom hij :-.oo eigenaardig doet. Nu, dat is
dan ook wö' ie begrijpen.
Douli verit-lt u mij een?," zoo vroeg ik
Lein middüJervrij'. U zegt daar dat u de
laatste tien jaar zoo veranderd is... Elebik
u dan soms vóór die tien jaar gekend?"
D« man knikte zeer nadrukkelijk van ja.
Uw veder ivas tuen noa in dezaak,".;eidehij.
Koo," zeide ik nadenkend. Zoo, zool
Leefde mijn vai'.-r nog? En usv naam is
Johan Terwoert? Wat was u eigeuhjs in de
zaak als ik u vrayen mag?"
Johan Ter voert keek mij met een
droomerifiei), tevrtden .'l-mlacb aan.
Boekhouder," Kinwoordde hij.
O eenB jan; mij een licht op. De boek
houder die er in den tijd van mijn vader
was? Wat was daar ook weer mee? Was er
nirt iets met tieai gt-beuid waarom hij weg
moest staan ?
Iets leelijks? Iets m»t de kas?
die beweren, dat Clement Jannequin (1540)
in zijn Bataille de HarignBu" reeds pro
grammamuziek aanwendde en dat men in
Haydn'a Jahreszeiten", in Dittersdorf'a
Metamorphosen" en in Beethoven's Pastorale"
programrnamiwiek vindt, maar toch zal mea
het eigenlijke tijdperk van dit muziekgenre
wel vrij algemeen nut Berliyz en Liszt doen
aanvangeo. De symphonische Dichtungen van
den laatste heboen vooral tchool gemaakt
en de Tondichtungen van een fc-trauas zijn
de Jogische gevolgen van de ontwikkeling
van dat mu/,iekgecre. Bij Lisil's compositiën
vinJt meii veelal begeleidende tekst ivoor Jen
gevoegd, om de intentiën des componisten te
verduidelijken. Weingartner, die met König
Lear, das G-eüide der Seligen" enz. zioh ook
op het terrein der Symphonifcbe Dichtung
heeft bewosten en Mahler, wiens meer om
vangrijke werken eer mogen worden be
schouwd als af te stammen van Berlioz,
hebben zich in d3n laatsten tijd afkeerig
betoond van het bijvoegen vaa een pro
gramma en hunne vroeger geschreven ver
klaringen en toe-lichtingen herroepen. Van
Gilse zegt dat ia Duitechiand d«
strooming om het voorbeeld van Waingartner
en Manier te volgon en de fyoipbonieche
muziek weer vrg' te maken van een tot in
de uiterste consequenties doorgevoerde litte
raire omknelling allengs sterker wordt.
En toen zijn symphonie op het Tonk
n«tlerfeai" vau den AJgemeineu Deutschen
Masikvereir, in het vorige jaar te München,
gehouden, hare eerste uitvoering beleefd*,
schijnt de componist niet veel vreugde
oeleefd te hebben van het programma door
hem aan zyu compositie toegevoegd. Van
daar dat hij er thans de voorkeur aan gaf
alleen enkele motieven op het programma
te doen afdrukken en zich te onthouden
van beecbrij vingen.
e verleiding is groot," zegt van Gilse,
te dezer plaatse uitvoeriger aan te toonen,.
welk principieel verschil bestaat tusgchen
pjosramrnaniaziek, die
Nur-programmamusik" is. en waar dus het programma het
vorm-gevwide principe is, en die architec
tonische muziek, waar
Btemniiuggkaraktera-3tiek wordt aangeduid door een titel, door
een motto van enkele dichtregelen, ja zelfs
door het gezongen woord."
Ik vermoed dat van Gilse met
architecttniïche muiiek meent de symphonie in de
oude vormen, waarin Baethoven, Brahms,
eva. ons meesterserken hebben geschonken.
Ik ian mij met vaa Gilse's opvatting vrij «el
vereenigea en w.anneer een componist de^e
oude vormen gebruikt, dan ia zeer aeker elke
Einfutirung" overbodig, ja zou ook eventueel
het motto weggelaten kunnen worden. Welke
aanleidin'g invloed uitoefent op een
toondichter tot het scheppen vaneen knnstwerkt
is iets dat buiten het pub.iek omgaat; het is
eeu intieme zaak van den componist. Anders
ia het wanneer de oude vormen niet gehand
haafd worden; wil de toehoorder lan een
juist, en klaar overzicht hebben van het
kunstwerk, zoo zal een, verklaring, een mo
veering van den zelfgekozen vorm veel bij
dragen tot een dadelijk begrijpen van de
bedoelingen des componisten; zy het dan dat
zulk een verklaring alleen loopt over den
rnuzikalen bouw, of over het gegeven dat den
componist tot scheppen dwong.
En daar nu de i-ymphonie van Van Gilse
afwijkt van den Beetbovenschen vurm. zou
een dergelijke verklaring hem hier zeker
niet, gelijk te Miiachen, als een verwijt
worden toegevoegd.
Maar thans over de symphonie zelf.
Het komt mij voor dat v an Gilse met syn
"Eraebung" eeu belangrijken stap voorwaarts
heeft gedaan, vergeleken met zijn tweede
symphonie. De uitdrukkingswijze is vrijer, de
vinding is vau dieper gehalte en dn instru
mentatie is van grooter rijkdom en klt-ur.
De thema'd hebben my bijna allen ge >oeid;
zy hebben allen een muzikale beteekenia;
enkele er onder zijn zelfs zeer schoon. Hrt
komt mij daarom des te onbegrijpelijker voor
dat de componist zoo weinig mei zijn thema
tische materiaal werkt. Zoowel onze oude ala
de allermodernste meesters der gyinprionie
hebben het steeds als een aüergewiuotigst
onderdeel hunner kunst beschouwd, met
hunne motieven zu sctialten und wallen."
In dat opzicht echiet Van Gilse tekort. Eu
daarom is het luisteren naar Van Gilse'a
symphonie vermosiend.
In het vierde deel valt dit euvel bet minst
op. Daar zit nerf in; echter is de »erd««iiug
van licht en schaduw hier met te weinig
beleid in toepassing gebracht.
Het slot biedt wederom zeer mooie
momenten ; doeh hier trok de ietwat banale,
gewone rhythmiek, mijn aandacht. Keu /.eer
muzikale polyphone harmoniseerintj, ge
steund door een dankbare instrumentatie
valt het geheele werk door waar te nemen.
Echter indien deze polyphonie ook uuer
motivische beteekenis had, zou het w«r« «r
stellig mee winnen.
In het derde en het vijfde deel du«> de
sopraanstem zich uooren. Wél beweeg.1 /, <-:i
de solostem in bijna voortdurend ti.i?'?.>>
regionen, maar zij is toch interessant «e-rti
.ven en de declamatie is voortreffelijk.
Mevrouw Loman-Lütkernann gaf t- a
Excuseer mij de vraa^", zeide IK,
om welke reden ging u indertijd *i
heen'."
Tot mijn groote verbazing nam (u
woeker, alvorens mij te antwoorden m
ding aan, alsof hij iets heel m
«?zich zelf moest Kaan vertellen eii d
zoo bescheiden mogelijk wilde doen.
Ziet u eens", zoo antwoordde ui
doorzichtige onverschilligheid; uw
had het al een tij l lang bamerkt, di
beging de grove foui, de zaak hij d«
aan te geven. Hij heeft die tekortkomin
daii ook volmondig erkend en heef
persoonlijk nog zijue excuses voor H«
den, bij welke >'eie£fuheid hij er
-/,nover beklaagde dat anderen zoo
zelf, die toen nog pas kort in de zaak »,
hem over die aanaifte zoo hard war
valien eu hem verweten d:i^ hij zoo w«i..
zijn tijd medeging en zoo ouder
wetstJa, ja, ja, ik herinner het mij!" ?
uit. lioe ia het mog->.ij<i dat ik i.
heh kunnen verbeten! VS'üt ik L>ei
indertijd zelfs nog sterk voor geïnte.
Ik bfcsuhüu -vde hft lueu aio et-n ove'
van de moderne beschaving op i)e
wetsche denkbeelden eu was er n> a
wtiiiig trotsch op dat mijn opvati.^,
bij die geiegeV beiii *>ar. i.'ie van de
heer wonnen. Maar nu U:1; inner i
zeer yoed. De zaak is aeifs niet ew
geweest, niet waar, en die bekende p
, .->r
f [j ' i
'?)'?