De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 14 maart pagina 2

14 maart 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

'2 DE A. M S T E tt D A M M 'K R W K E K B L A D> VOOR N E D E E L A N D. Ko. 1655 met de grootste moeite te brengen tot het opruimen Tan krotten, tot bet ver beteren van sociale toestanden, dat groote en bijna 1) eenige middel om werkelijk wat te ver zede l ijken"; het farizeeïsme, ver volgden wij, voelt zich ver heugd in een campagne tegen de uiter lijkheden van het kwaad; als maar een paar prentjes weggaan en de bordeelen officieel niet meer bestaan, dan is alles prachtig. Mogen wij eens vragen, cf die bor deelen in stand worden gehouden door ben, die in onmogelijke krotten wonen ? Zoover ons hierover ter oore kwam moeten wij bekennen, dat niet juist de .bedoelde lieden als habitués bekend staan van bedoelde huizen wie l heeft echter gezegd, dat alle onzedelijkhei d r uit armoed voortkomt ? Maar hoeveel bordeelbewóónsters, dat zijn dus zij, die .' de onzedelijkheid der hoogere klassen . mede mogelijk maken, vond de heer ? Pierson in zijn werkkring, die hetzij [' directe hetzij indirecte slachtoffers waren ' van sociale verkeerdheden ? Hoevelen van haar is de val vergemakkelijkt, hoevelen ' van haar zijn eenvoudig tot de val, niet 1 tot haar eerste val, maar tot déval voor' goei door maatschappelijke oorzaken 1 gebracht ? ' Daar denkt de booze heer Ds.'Pierson < voor 't oogenblik niet aan. Toch was dat wel de moeiterwaard. Dat de drift tot uitspattingen in be. giuael in ons allen woont, dat weten . we ook wel. Indien echter zij, die niet in krotten wonen, de bordeelen onderhouden, dan blijkt daaruit dat de proatitavie niet alleen aan die krotten is te wijten maar aan wat ander?. Dat andere nn gelieft de Amgterdammtr niet te zien en nn rede neert hrj er maar op los".... ; Inderdaad. Hij redeneert er maar op los. Men zou bet iemand euvel duiden, indien de bedoeling niet zoo goed was. ]) Wij caisiveeren thanp. Het nieuwe wetsontwfrp tot wijziging der Gemeentewet. n. De aderlating der groote gemeenten. Ter verdediging vaa de zakelyke be lasting: op het bedrijf, houdt de Regeering ongeveer het volgende betoog : GÜ, fabrikanten lokt werkkrachten naar deze gemeente, waardoor de kosten van onderwijs, met name van het ambaehtsonderwijs, de politie, de armenzorg, de brand weer belangrijker zijp, dan in eene andere gemeente, waar geen nijveiheidsondeinemingen zijn ... gjj moet daarvoor aan de gemeente betalen. Evengoed had de Regeering kunnen zeggen : GU, grondbezitters hebt de gemeente metterwoon verlaten, maar om uwe gronden en bosschen te bewerker, liet gij talrijke veld- en boschatbeiders achter, neemt gij in drukke tijden van het jaar vele dagloeners in dienst, die meermalen slechts een schamel loon verdienen. Voor de kosten van onderwijs van hunne kinderen en voor de armverzorging van soms heele gezinnen laat gij de gemeente zorgen. De gezinnen, die g\j achterliet, betalen alleen aan den Staat hun aandeel in de accijnzen, maar de gemeente heeft geener lei vat op hen, omdat zij doorgaans, als beneden het minimum van 'belastbaarheid blijvende, niet in de *ermen van eenige gemeentebelasting vallen. Dat is schromehjk onbillijk... gij moet daarvoor aan de gemeente betalen. Nu kan de Regeering de haar in den mond gelegde woorden lezende wellicht of merken, dat zühet met die redeneering eens is en aan den wenscb. is tegemoetge komen; zij stelde immers voor, het aantal opcenten op de hoofdsom d«r grondbelasting op de ongebouwde eigendommen te verdub belen en te brengen van 10 op 20. Tien opcenten op de hoofdeom der grond belasting op de ongebouwde eigendommen staan ongeveer gelijk met 25 a 30 cent belasting per ? 1000 waarde van den grond. Stel nu, dat een grondbezitter in Fries land, te 's Gravenhage wonende, b. v. 150 hectaren grond bezit, dan kan dit bezit eene waarde vertegenwoordigen van ± f 300,000.?. De eigenaar betaalt dan aan de gemeente, door zijne 10 opcenten, 300 X 25 a 30 cents = f 82.50, of bij 20 opcenten f 165.?. Is HIIIIUnMIllllllMjIllllllllllHIIIIUIIIIIIIIMillHIIIHHIMIIIIlmlIIMIIIIHIIIII BE m MET DEN UKEMH VOET DOOK PEET BOETSER. I. Toen de man over wien ik het nu zal hebben mijn kamer binnentrad, zat ik aan mijn schrijftafel en las en herlas verveeld den naam die op het visitekaartje dat hjj mij bad laten brengen vermeld stond, zonder dat ik er ook maar een flauw vermoeden ?Min kon krygen, waar ik dien man meer mocht hebben ontmoet en wat hij eigenlijk wel vflj| mij zou verlangen. Over het visite kaartje heen zag ik hem toen bij binnenkwam, en zonder dat ik dat zelf zoo gewild had, plotseling recht in het gelaat, en op het zelfde cogenblik raakte ik zóó onder den indruk van zijn beslist zeer imponeerende persoonlijkheid, dat ik verlegen en aarzelend opstond, been weifelend een stoel aanbood ?n «srst Uen Ik weer goed en wel achter mjjn schrijftafel zat, be in ei k te, dat ik de onbeleefdheid had begaan, hem op atuk van zaken nog niet et as te begroeten. De man zelf scheen dat echter volstrekt niet te bemerken of te willen bemerken. HU tot de kosten van onderwijs en armwezen, dit geen belachelijk bedrag, iu verhouding welke de gemeente heeft te dragen, als een uitvloeisel van de geringe draagkracht of het onvermogen van de arbeiders, die »oor de bewerking van dit vrij groote grondbezit noodig zijn? Is dit geen belachelijke som, in verhouding tot het bedrag, dat die grondbezitter zou moeten betalen, indien hij zieb. niet aan eene persoonlijke belasting had onttrokken, door zijn vertrek ? De Regeering meenr, dat het een terugtrei schijnt, indien althans de z.\j. bedrijfsforensen niet naar een in totaal eenigszins hooger belastbaar inkomen worden aange slagen, dan de belastingplichtige, die inde gemeente, waar bij zija inkomen verwerft, tevens woont. De Regeering had daaraan gerust kunnen toevoegen: en dan de elders wonende grond bezitter ?=- want ook dezen wenseht de Regeering niet te bemoeilijken. Toch bestaan er geene redenen, om den landelijker, forens over eene andere kam te scheren, dau den bedrijfs-forens. De gevolgen van het landbezit en van de bedrijfsonderneraiig zijn voor de gemeentehuishouding precies dezelfde. De schoonschynende theorie, dat bet voordeel, dat het ongebouwde bezit van de gemeenschap heeft, zoo onbeduidend is en dat mitsdien het aantal opeenten op de hoofdsom der grondbelasting nooit hoog kan worden op gevoerd, valt met vorenstaande beschou wingen geheel in duigen. Wenscht men in het vervolg weder eene stelling te verkondigen, dan zal zij moeten luiden: Het groot grondbezit veroorzaakt, bijaf wezigheid van den eigenaar, een groot nadeel voor de gemeente. Het eenvoudige middel, om ile landelijke gemeente te helpen, dat ik in mijn vorig stuk aanprees, waardoor splitsing van het inkomen uit onroerend goed voor de in komstenbelasting kan worden vermeden, zal den lezer thans zeker reeds voor den geest staan. 'Ik betoogde in dit blad reeds vroeger do wenschelijkheid, de opcenten op de hoofdsom der grondbelasting op de ongebouwde eigen dommen tot 50 te kunnen opvoeren. Ik sta daarin niet alleen'. l'rof. Oppenheim heeft in zijn toegelicb-te gemeentewet, 2e druk, deel , blz. 509 tot 512, aan die quaestie groote aandacht gewijd Sprekende over het verwerpen van een amendement, om de betrekkelijke opcenten te verhcogen, zegt de hooggeleerde schrij ver daar o. a.: De verhouding tussehen voor- en tegenstemmers bewijst, hoe krachtig toen reeds (1885) het besef was, dat het grondbezit niet naar evenredigheid vau het voordeel, dat het uit ge'meeutebeheer trekt, in de ko&ten deelt. Dit besef sprak ook uit het denkbeeld der invoering van eene speciale gemeefltebelasfing, door do eigenaren van vast goed op te brengen, in 1885 door den minister Heemskerk in de ernstige overweging aanbevolen. Het dreef tot bet voorstel, de opcenten vcor gebouwd en ongebouwd tot 60 op te voeren, in het niet verder gekomen wetsontwerp van de Ministers de Savornin Lohman en Godin de Beaufort " De agrarische leden van de Volksverte genwoordiging zullen, zoodra eene verhooging van opcenten wordt voorgesteld, wel weder te hoop loopen, maar het is te wen schen, dat zij de verhooging nu niet langer zullen tegenhouden en de billijkheid van den maatregel zullen erkennen. Zij moeten daarbij niet vergeten, dat de plattelandsgemeenteraadsleden, tot eene ver hooging van opcenten medewerkende, zich ook zelven treffen en dat, in deze, dus eene zslfwerkende reru bovenmatige heffing zal verhinderen. De Regeering wil de landelijke gemeen ten, behalve door de verdubbeling der 10 opcenten, hiervóór genoemd, ook helpen, door de inkomsten, welke buitenwonenden uit onroerend goed in de landelijke gemeente verwerven, in die gemeente in de belasting te laten betrekken voor %. Die hulp gaat natuurlijk ten koate van de groote gemeenten, waarheen de grond bezitters meestal zijn getrokken ten koste ook van die groote gemeenten, welke in nood verkeeren. Door de splitsing der inkomens zullen bijkans alle groote ge meenten aan het kortste einde trekken. Ware het anders, dan zoude de voorge stelde maatregel der Regeering immers geen doel treffen. Men krijgt intusschen hierdoor eenen eigenaardigen kijk op de zorgeloosheid en onbedachtzaamheid van do Staatscommissie voor de gemeentefinanciè'n en van de Re geering. Niet alleen dat geen hulp van het Rijk wordt voorgesteld, terwijl men zegt, niet het lot der gemeenten te zijn begaan, maar nam plaats op den stoel dien ik hem aange wezen had, zweeg toen een oogenblik op uiterst bescheidene en beteekenisïolle wijze, zoo ongeveer alsof hij mij in een onaange name positie had gebracht en mij nu tijd wilde geven om mij weer te herstellen en begon toen met zachte gedempte stem de zaak waarover hij mij wenechte te spreken in te leiden. Hij sprak vrij langzaam en tamelijk om slachtig. Af en toe hield hij even op en streek dan met eene machtig gedistingeerde, uiterst blanke en van verfijnde emoties haast tril lende hand een paar maal langs zijn langen baard; daarna keek hij mij dan tersluiks even aan met zyn mooie, glanzende dweepersoogen, welke vooral in het wit met een zachten, smeltenden gloed glommen, terwijl daarentegen de pupil bepaald de ffer en duis terder was, als het ware omfloersd met een aandacht voor andere zaken dan die met welke hij zieh nu bezig hield, en dan sprak hij weer voort, langzamer en gedempter nog dan eerat en met iets beleidvols en genaatit;dg in zijn stem, als wilde hij voorkomen dat zijn per soon invloed op mij zou gaan uitoefenen. Ik gevoelde dan ook spoedig zeer -goed, dat ik hier voor mübad een verfijnden, overbeschaafden geest, die in vele opzichten waarschijnlijk mijn meerdere was en die dat zelf ongetwijfeld zeer goed wist, doch iie tevens man van de wereld genoeg was om dit in niets te laten bemerken en zich in zelfs wordt den grooten gemeenten nog het bloed afgetapt, opdat de grondbezitters vrij kunnen uitgaan. Dat er zou worden adergelaten, en op schromelijke? wijze, heeft de Reg&ering in tusschen wel begrepen. Zij heeft zeïf's mede lijden gekregen met de gemeenten, waar heen de bediijfsforensen bij voorkeur hun hoofdverblijf overbrengen. Door het verlies voor % van het bedrijfsinkomen der forensen (-ysteeia der Staats commissie) en van % van de inkomsten in andere gemeenten verworven, zouden het Gooi en al de mooie plekjes in ons land, rene zesr bekoorlijke zijde verliezen, nl. deii idealen, geringen belastingdruk. Ge meenten als b.v. Hussum met weinig handel of' nijverheid en met een bodem, weinig geschikt voor landbouw en veeteelt zouden daardoor allicht haar belastingpeicontage verdubbeld zien. Dat heeft de Regeering zien aankomen en heeft haar aanleiding gegeven, voor testellen, van het bedrijfsinkomen der ibieusen al thans slechts de helft te doen verloren gaan. Toch wordt, ook met het voorstel der Regeling, een groote hap uit den schotel genomen en gaat het financieel evenwicht in die tegenwoordige lustoorden geheel verloren. Het gelag zal voor een groot deel door de bedrijfs-forensen worden betaald. Zij moeten in het stelsel der Kegeering meer belastbaar inkomen brengen r,aar de groote werksteden en daarvoor meer be talen ; maar zij worden niet schadeloos gesteld in de gemeente hunner inwoning. Indien iemand aldaar thans naar f 8000. zaakwinst (zijn eenigst inkomen) /' 160.-belasting betaalt, dan zal hij in de toekomst-, voor de aan de gemeente gelaten helft of ?4000.?misschien /'149?moeten bij dragen, terwijl do groate werkstad hem, bij een hoog percentage naar H vau /'8000 ? 6000.?, teaen vroeger naar '/; van /' 8000.?f 2««G.- laat betalen. Wij zien uit dit voorbeeld, dat gemeenten, met veel forensen, te (Irzeit, opzichte van betere conditie zoudon zijn dan gemeenten, waar de trek naar tlders minder groot is. Maar do groote grondbezitters zouden vrij uitgaan en soms zelfs van betere conditie worden, indien de gemeente, waar het in komen wordt verworven,een lager belasting percentage mocht hcrl'e.n, dan de gemeente, waar hot inkomen wordt verteerd en allicht ten deelo wordt gespaard. Er wordt gegeven en er wordt genomen en niemand kan met, eenige zekerheid c'e gevolgen bereken-en van die wisselwerking. liet is een greep in het duister -? oen slag in Jeu blinde, maar de maatregel is op Pruisische leest geschoeid. Daarin ligt een troostrijke gedachte! Maar overigens hebben r.osh (Ie Staats commissie, E och de Regeerinjr, aan de ern stige gevolgen van dit geven en nemen viel woorden gewijd. Voor geen enkele gemeente i*, als. voorbeeld, de som opgezet of de berekening gemaakt, hoe de toestand zal zijn, als alles op zoo willekeurige wijze kris-kras door elkander is gegooid. Do Staatscommissie en de Regeeriiig hadden moeten bedenken, dat, in het alge meen gesproker», omh belastingen steeds heel wat voor hebben op nieuwe, omdat de belastingschuldige-u aan de bentaande ge wend zijn en omdat de oude belastingen nu eenmaal in htt leven der burgers zijn ingeweven. Daarmede zij niet gezegd, dat verbete ringen in bestaande stelsels moeten worden tegengegaan integendeel! Maar men mag dan toch verwachten, dat het goede van het nieuw voorgestelde duidelijk blijke en in het oog valle. Wat de Rcgeering met hare voorgestelde verdeeling van het in komen, ondor de verschillende belangheb bende gemeenten beoogt, acht ik geen ver betering, maar eene ruwe onwnverpin-g van bestaande toestanden. Tegenover dat onderdeel van haar voor stel, stel ik een ander stelsel, om tot ver betering te geraken. ik zoude wenschen: lo. verhooging der opcenten op de hoofd som der grondbelasting op de ongebouwde eigendommen van 10 tot 50; 2o. bestendiging van den bestaanden toestand, in zooverre dat iemand in de gemeente van zijn hoofdverblijf, belasting plichtig blijft voor zijn geheele inkomen; 3o. uitbreiding van het forensschap in den zin der Regeering, maar met bepaling, dat de forens belastingplichtig is: a. bij uitoefening van het beroep of be drijf in n gemeente, in die gemeente, voor de helft van den aanslag over een vol jaar, voor het geheele zuiver inkomen; 6. bij uitoefening van het beroep of be drijf in meer dan n gemeente, voor het volle percentage van de helft van het zuiver inkomen in de gemeente van het hoofdver blijf, vermenigvuldigd met eene breuk, waarvan de teller is het aantal volle honderd tallen van het bedrijfsinkomengedeelto, aan de gemeente toekomende eu de noemer Let alle opzichten zooveel mogelijk op den ach tergrond te houder. Het was dan ook deze buitengewone gun stige indruk, weïke mij er toe deed overgaan den rr.an geheel en al te laten uitspreken, hoewel ik reeis van den beginne af aan bemerkt had dat ik hem in de zaan waarom bij kwam, n.l. een getuigschrift orntjent zijn gedrag, niet in het minste of geringste van dienst kon zijn. Ik kende den man immers volstrekt niet en wist dus noch vauzijt ge drag, noch van zijn bekwaamheid ook imar iets af! Toen hij uitgesproken had zeide ik hem dit dan ook, er bij voegende, om het on aangename dezer weigering wat te verzachten, dat zijn persoon mij wel alle «zing aanbevelens waardig scheen te ZIJD, doch dat zulk een vluchtige indruk toch niet v-tldoende was on hem de aanbeveling te geven welke hij noodi; had en wenechtc. Maar kent gij mij dan niet meer?" vroeg hij verbaasd. Ik nam zijn visitekaartje, dat ik zoodra ons gesprek begon ter zijde had gele < i, weer in de hand, las den naam nogmaals over en zag hem aandachtig aac. Johan Terwoert", zeide ik, het kaartje weer neerleggend, neen, uw naam is mij aMoJuut onbekend en wat uw persoon beireft, ik weet zeker dat ik u vroeger niruraer ontmoet heb, of ge moest al heel erg ver anderd zijn in den laatsten tijd." totaal der volle honderdtallen van het geheele bedrijfeinkomen. Da verhooging der opcenten heb ik reeds voldoende toegelicht en besproken. De maatregel sub 2 zou do welvaren do gemeenten welvarend laten. Gemeenten als Haarlem zouden niet voor een fiuancieele debacle komen te staan. Haarlem zoude immers heel wat veeren moeten laten, door afgifte van de helft van het bedrijfsüikomen van tal van hare bewoners, die, te A.msterdam en elders forens zija en van H vau.het inkomen uit onroerend goed in andere gemeenten ver worven. Zij zou daartegenover slechts eene geringe vermeerdering van inkomen uit anderen hoofde kunnen boeken. Ik zoude mij zeer moeten vergissen, als zij Amsterdam niet naar de kroon ging steken met hot belastingpercentage en de hoofdstad te dier zake zelfs niet ging over treffen. . De sub 3 genoemde maatregel zal aan de groote werkgemeeuten ten goede komeu eu de gemeenteschatkist ik spreek niet over hetgeen de rechtspersonen zullen moeten opbrengen met minstens de helft der forensenbelasting verrijken. Ik zeg minstens de helft, omdat iïmet de Regewiog van oordeel ben, dat iedere uitoefening van eeu beroep of bedrijf, onverschillig ot' de hoofdbelanghebberide al dan niet in het beroep of bedrijf aanwezig is, belastingplicht in de werkgemeeute moet medebrengeu. Het valt niet te ontkennen, dat een enkele forens, op de door mij voorgestelde wijze, onevenreiig met de belangrijkheid van zijn beroep of bedrijf, zal worden getroffen, maar men moet van twee kwaden, het minst kwade kiezen en laten de forensen in het algemeen zich hiermede-troosten, dat nooit meer dan de helft van hot inkomen wordt getroffen, al wordt het beroep of bedrijf uuk iu nog zoovee! plaatsen uitgeuet'oud. Bij uitoeftning van het beroep of bedrijf in meer dan ('M'u gemeente, heeft men ui.i. de hulp der Kijksudminislratie noodig. Haar alleen acht ik, met inachtneming van voor te schrij'en legtlen art. 245 0 vau bet wetsontwerp wil in evenredigheid van het uitbetaald loon, do splitsing tot stai-d brengen tot etno behoorlijke verdeeling vau hut bedrijf'siukomen in staat. Men zou b.v. aan den Directeur der directe belastin gen Lij do *t-t kuiiüen opdragen, voorloopige verdeelingstaten. te maken van het inkomen. uit de over meer dan n gemeente looiende bedrijven, ia uiti-oikiug vau beschrijvings biljetten doi-r het geuieento-bestuur, waai de meei vouui^e forens zijn hoofdverblijf heeft en i.ii schatting vau het iukomea door de belanghebbende gemeentebesturen, zoo noodii?, ua den belastingplichtige te hebben gehoord eu diens boekhouding te hebben geraadpleegd. Van die verdeeling zou moeten worden kennisgegeven aan de belanghebbende gemeentebesturen en deze zouden het te<;lit van reclame moeten hebben, Linnen eene maand na die kennis geving Op die wijze zouden, binnen den tijd van twee maanden, die verdeelin^stateu definitief kunnen worden vastgesteld. Des noods zou, nu definitieve vaststelling, nog hooger beroep bij den Minister of bij de Kroon kunnen worden toegelaten. Het komt mij voor, dat dergelijk hooger beroep tot de groute zeldzaamheduu zoude behooren. Waar de Staatscommissie en de Regeeringde, als verouderd beschouwde aderlating, op zoo krachtige wijze wenschen toe tüpas sen, hebben zij gemeend, geen beter middel voor de vorming van nieuw bloed aan de hand te kunnen doen, dan door de invoering van eene zakelijke belasting op het bedrijf. Zij meenden zeker in de historische lijn te blijven, door, bij eene operatie, iu het be gin der I'Je eeuw nog in zwang, eene be lasting in het leven te roepen, d:e ook toen ter tijde aan de nijveren iu JNederland werd opgelegd, onder den naam van patent belasting. Daarover in een volgend nummer. Amsterdam, l Mrt. '09. F. RABDT. ID de Hoofdstad. De componist van de pymphonie Erhebung" iüreicehohe SoprAUBtimmeunil grosses orchester, Jan van Gilse, roert in het pro grammaboek van 't aboncementsconcert (4 Maart) een ^uaestie aan van zeer neteli^en aard. Hoe lang heeft niet reeds de programma muziek de gnuotderen in beweging gebrachH Misecbien we! zo.daug de programmamuziek . J» u zijn e' >vel capiuiaers gowetst Ik oen uderdahd erg veranderd in de laatste tien jaren." zeide hij. Het viel mij op, dut iiij dezeoogeuechijnlijk zeer onschu dig- woorden uitsprak op een manier, die deed vermoeden dat er nog iets bizoiiders was verboncïec aan deze verande ring van uiterlijk, doen hoe ik ook s,\ite, ik kuil liet begrijpen waarop hij dan wel doelde, of wat deze woorden mogelijkerwijs voor verborgen» irj kouden houden. 3daar misschien heeft de man verdriet gehad ia dien tijd, dacht ik eindelijk, en is dat de oorzaak waaiom hij :-.oo eigenaardig doet. Nu, dat is dan ook wö' ie begrijpen. Douli verit-lt u mij een?," zoo vroeg ik Lein middüJervrij'. U zegt daar dat u de laatste tien jaar zoo veranderd is... Elebik u dan soms vóór die tien jaar gekend?" D« man knikte zeer nadrukkelijk van ja. Uw veder ivas tuen noa in dezaak,".;eidehij. Koo," zeide ik nadenkend. Zoo, zool Leefde mijn vai'.-r nog? En usv naam is Johan Terwoert? Wat was u eigeuhjs in de zaak als ik u vrayen mag?" Johan Ter voert keek mij met een droomerifiei), tevrtden .'l-mlacb aan. Boekhouder," Kinwoordde hij. O eenB jan; mij een licht op. De boek houder die er in den tijd van mijn vader was? Wat was daar ook weer mee? Was er nirt iets met tieai gt-beuid waarom hij weg moest staan ? Iets leelijks? Iets m»t de kas? die beweren, dat Clement Jannequin (1540) in zijn Bataille de HarignBu" reeds pro grammamuziek aanwendde en dat men in Haydn'a Jahreszeiten", in Dittersdorf'a Metamorphosen" en in Beethoven's Pastorale" programrnamiwiek vindt, maar toch zal mea het eigenlijke tijdperk van dit muziekgenre wel vrij algemeen nut Berliyz en Liszt doen aanvangeo. De symphonische Dichtungen van den laatste heboen vooral tchool gemaakt en de Tondichtungen van een fc-trauas zijn de Jogische gevolgen van de ontwikkeling van dat mu/,iekgecre. Bij Lisil's compositiën vinJt meii veelal begeleidende tekst ivoor Jen gevoegd, om de intentiën des componisten te verduidelijken. Weingartner, die met König Lear, das G-eüide der Seligen" enz. zioh ook op het terrein der Symphonifcbe Dichtung heeft bewosten en Mahler, wiens meer om vangrijke werken eer mogen worden be schouwd als af te stammen van Berlioz, hebben zich in d3n laatsten tijd afkeerig betoond van het bijvoegen vaa een pro gramma en hunne vroeger geschreven ver klaringen en toe-lichtingen herroepen. Van Gilse zegt dat ia Duitechiand d« strooming om het voorbeeld van Waingartner en Manier te volgon en de fyoipbonieche muziek weer vrg' te maken van een tot in de uiterste consequenties doorgevoerde litte raire omknelling allengs sterker wordt. En toen zijn symphonie op het Tonk n«tlerfeai" vau den AJgemeineu Deutschen Masikvereir, in het vorige jaar te München, gehouden, hare eerste uitvoering beleefd*, schijnt de componist niet veel vreugde oeleefd te hebben van het programma door hem aan zyu compositie toegevoegd. Van daar dat hij er thans de voorkeur aan gaf alleen enkele motieven op het programma te doen afdrukken en zich te onthouden van beecbrij vingen. e verleiding is groot," zegt van Gilse, te dezer plaatse uitvoeriger aan te toonen,. welk principieel verschil bestaat tusgchen pjosramrnaniaziek, die Nur-programmamusik" is. en waar dus het programma het vorm-gevwide principe is, en die architec tonische muziek, waar Btemniiuggkaraktera-3tiek wordt aangeduid door een titel, door een motto van enkele dichtregelen, ja zelfs door het gezongen woord." Ik vermoed dat van Gilse met architecttniïche muiiek meent de symphonie in de oude vormen, waarin Baethoven, Brahms, eva. ons meesterserken hebben geschonken. Ik ian mij met vaa Gilse's opvatting vrij «el vereenigea en w.anneer een componist de^e oude vormen gebruikt, dan ia zeer aeker elke Einfutirung" overbodig, ja zou ook eventueel het motto weggelaten kunnen worden. Welke aanleidin'g invloed uitoefent op een toondichter tot het scheppen vaneen knnstwerkt is iets dat buiten het pub.iek omgaat; het is eeu intieme zaak van den componist. Anders ia het wanneer de oude vormen niet gehand haafd worden; wil de toehoorder lan een juist, en klaar overzicht hebben van het kunstwerk, zoo zal een, verklaring, een mo veering van den zelfgekozen vorm veel bij dragen tot een dadelijk begrijpen van de bedoelingen des componisten; zy het dan dat zulk een verklaring alleen loopt over den rnuzikalen bouw, of over het gegeven dat den componist tot scheppen dwong. En daar nu de i-ymphonie van Van Gilse afwijkt van den Beetbovenschen vurm. zou een dergelijke verklaring hem hier zeker niet, gelijk te Miiachen, als een verwijt worden toegevoegd. Maar thans over de symphonie zelf. Het komt mij voor dat v an Gilse met syn "Eraebung" eeu belangrijken stap voorwaarts heeft gedaan, vergeleken met zijn tweede symphonie. De uitdrukkingswijze is vrijer, de vinding is vau dieper gehalte en dn instru mentatie is van grooter rijkdom en klt-ur. De thema'd hebben my bijna allen ge >oeid; zy hebben allen een muzikale beteekenia; enkele er onder zijn zelfs zeer schoon. Hrt komt mij daarom des te onbegrijpelijker voor dat de componist zoo weinig mei zijn thema tische materiaal werkt. Zoowel onze oude ala de allermodernste meesters der gyinprionie hebben het steeds als een aüergewiuotigst onderdeel hunner kunst beschouwd, met hunne motieven zu sctialten und wallen." In dat opzicht echiet Van Gilse tekort. Eu daarom is het luisteren naar Van Gilse'a symphonie vermosiend. In het vierde deel valt dit euvel bet minst op. Daar zit nerf in; echter is de »erd««iiug van licht en schaduw hier met te weinig beleid in toepassing gebracht. Het slot biedt wederom zeer mooie momenten ; doeh hier trok de ietwat banale, gewone rhythmiek, mijn aandacht. Keu /.eer muzikale polyphone harmoniseerintj, ge steund door een dankbare instrumentatie valt het geheele werk door waar te nemen. Echter indien deze polyphonie ook uuer motivische beteekenis had, zou het w«r« «r stellig mee winnen. In het derde en het vijfde deel du«> de sopraanstem zich uooren. Wél beweeg.1 /, <-:i de solostem in bijna voortdurend ti.i?'?.>> regionen, maar zij is toch interessant «e-rti .ven en de declamatie is voortreffelijk. Mevrouw Loman-Lütkernann gaf t- a Excuseer mij de vraa^", zeide IK, om welke reden ging u indertijd *i heen'." Tot mijn groote verbazing nam (u woeker, alvorens mij te antwoorden m ding aan, alsof hij iets heel m «?zich zelf moest Kaan vertellen eii d zoo bescheiden mogelijk wilde doen. Ziet u eens", zoo antwoordde ui doorzichtige onverschilligheid; uw had het al een tij l lang bamerkt, di beging de grove foui, de zaak hij d« aan te geven. Hij heeft die tekortkomin daii ook volmondig erkend en heef persoonlijk nog zijue excuses voor H« den, bij welke >'eie£fuheid hij er -/,nover beklaagde dat anderen zoo zelf, die toen nog pas kort in de zaak », hem over die aanaifte zoo hard war valien eu hem verweten d:i^ hij zoo w«i.. zijn tijd medeging en zoo ouder wetstJa, ja, ja, ik herinner het mij!" ? uit. lioe ia het mog->.ij<i dat ik i. heh kunnen verbeten! VS'üt ik L>ei indertijd zelfs nog sterk voor geïnte. Ik bfcsuhüu -vde hft lueu aio et-n ove' van de moderne beschaving op i)e wetsche denkbeelden eu was er n> a wtiiiig trotsch op dat mijn opvati.^, bij die geiegeV beiii *>ar. i.'ie van de heer wonnen. Maar nu U:1; inner i zeer yoed. De zaak is aeifs niet ew geweest, niet waar, en die bekende p , .->r f [j ' i '?)'?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl