Historisch Archief 1877-1940
No. 1655
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DE ZALEN, WAAR MEN DE ILLUSIE NOG KENT (CAKAK D'ACHB).
Vredescongres. De vrede vestigen wij, ... en de raenschheid zal den dageraad zien
onwrikbaar." eener eeuwigdurende broederschap l"
De toekomst verschoot u beiden onder de
teederste kleuren.O 'erhetblauwvaneen '.onn'.
gen hemel dwalen de lieflijkste roze wolkje?..."
Schilderij! olieveifl genre Millet.' Drie
f ra es! Is er een kooper? Diie francs een
maal .. . een Millet! andermaal Niemand?"
Caraa 'Ack t
Op vijftigjarigen leeftijd,melden de bladen,
is Emmanuel Poiré, die order den pseudo
niem Caran d'Ache teekende, gestorven.
Ben jaar geleden ongeveer stierf Wilhelm
Buaph, thans heeft de humoristische teeken
kunst een ander harer beste dienaren ver
loren. Hij moge al niet voor Frankrijk zijn
geweest, wat Busch voor Duitschlaud was,
verre Van daar, zelfs al denkt men alleen
aan het teeken werk van den laatste, hij was
in z\jn genre een fijn kunstenaar. En hij
was van de groep van voortreffelijke illu
stratoren, die ruim 20 jaar geleden naam
begonnen te maken voornijnelijk door hun
werk voor den Chat Noir (de cabaret en
het spotblad) misschien wel de amusantste,
zeker de vroolijkste.
Emmanuel Poiréwerd 18E8 te Moskou
geboren. Daar hij de kleinzoon w*s van
een Fransen soldaat van het Eerste Keizer
rijk, kwam hij in Parijs zijn dienstplicht
vervullen, en bleef er, om als illustrator
van Chat Noir, Caricature, Rire, Figaro,
enz. n te worden van de overigens weinig
met elkander gemeen hebbende bent van
moderne teekenaars, dia de grafische jour
nalistiek in Frankrijk na '70 wederom groot
nebben gemaakt. Reeds spoedig bleek het
zeer aparte karakter van zijn levendig talent
uit de Chineesche schimmen, die hij voor den
cabaret Chat Noir maakte, waar Willette
symbolische wandschilderingen bijdroeg, en
Steinlen katten teekende. Die silhouetten,
de Epopée van Napoleon voorstellende,
waren dermate fraai en levend, dat ze een
geestdrift wekten, die het oude enthousiasme
voor den volksheld in herinnering brachten,
ze waren daarenboven vernuftig en geestig
uitgevoerd.
Vernuft en geest, meer dan een charme
als vati Willette, een gevoeligheid als van
Hteinlen, een grandeur, als van Forain, of
een felheid als aan Lautrec eigen was, zijn
Caran d'Ache's groote gaven geweest. Het
is de moeite waard, de identiteit zou ik
byna zeggen, de verwantschap althans
te konstateeren van zijn zeer kluchtige
types met de guren, die wy in het satiriek
werk der anderen in zeer pathetische
situaties zien, de gelaatstrekken, de gestal
ten, de gestes te herkennen van den ouden
boulevardier, b.v. dien wij op Steinlen's of
Forain's wei ken kleine Iqopnoeisjes zien
aanspreken of volgen; in zijn teekeningen
te herkennen, waar ze zoo dwaas zijn,
dat wij vergeten ons te ergeren, en slechts
kunnen lachen. En met hoeveel smaak,
met hoeveel luchthartige gratie wordt
het meest fantastisch-dolle zoowel als
het leukjes-aardige voorgedragen. Een
teekening van Caran d'Ache, een goede
dan, is niet louter een samenstel van expres
sieve lijnen, ze is als complex expressief,
reeds op een afstand wekt ze ons op, er
is iets pittigs, iets mouters, iets zeldzaam
viefs aan. Dat krullerige, spitse, conciese
van die welverzorgde omtrekken doet het
niet alleen. De composite is zoo geestig,
zoo vrij, zoo luchtig. Elk van die kleine
prentjes zelfs, welke de schalk e en boeiende
histoires saus paroles" uitmaken, elk is
een prettig geheel. Als satiriek teekenaar,
die in veelbewogen tijden vóór een bepaalde
richting en tegen een andere 01 komt, is
hij dan ook nooit zeer wel bruikbaar geweest.
Als anti-Dreyfusard was de chauvinist Caran
d'Ache, schijnt het, vrijwel onschadelijk,
want er was te veel behagelijkheid, te veel
bonhomie in zijn prer ten, dan dat ze treffende
uitingen mochten heeten van het grimmige
vooroordeel. Hen denke aan de joden familie,
bij den verjaardag des grootvaders, voor
wiens genoegen en stichting kleinzoontje
heel alleen een bo^dereantjegemaakt heeft
zulk een spot, door deze genoegelijke
teekenpen geïllustreerd, is te dol, te koddig
om de hartstochten aan te wakkeren, zooals
de schier demonische felheden van Forain
of die van den aan de andere zijde kampenden
Ibela dat deden. En neem zi.ju zeer geestig
che «que-boek j e ter gelegenheid van het
sinister Panama schandaal, met dien zoo
moeilijk, maar dan toch eindelijk voor de ver
zoeking bezwijkenden magistraat, die altijd
en overal, in zijn bad, in het restaurant,
bij de W.C. door den omkooper belaagd
wordt met steed s hooger aanbieding neem
dit kostelijke; albumpje, het is bijna te
snaakscb, te jolig, te aardig om te kunnen
gelden als geslaagde maatschappelijke satire.
De karikatuur der negentiende eeuw heeft
ons ontwend aan dergelijke aangename schier
gemoedelijke behandeling van zulke stof,
wij zijn gewoon geraakt aan een rauwe
toon, aan snijdend schrijnend, hekelen, aan
passie en pathos. En ook, het zij tevens ge
zegd, aan wat meer gevoel, aan wat minder
onbewogen esprit.
Het aparte van Caran d'Ache's figuur in
de humoristische teekenkunst is het samen
gaan van die volstrekte gevoels nonchalance
met een even volstrekte me'esterschap in
het teekenen. Wij zijn gewoon aan frivoliteit
bij oppervlakkige en onartistieke virtuosen,
maar met verbazin? treffen wij ze telkens
weier aan in de uitingen van een verfijnd
gelaatkundige, een zoo oorspronkelijk stijlist,
een precieus fantast, een landschapteekenaar
en decorateur van geschoold, van volleerd
kunnen. Bij het bezien van schier elk dezer
grappige, en enkel-grappige teekeningen, in
haar beknopten en schijnbaar vluchtigen
vorm, staat hij die fn dezen teekenaar meende
slechts een amusant virtuoos te zien, ont
hutst over het wel ver/orgde der uitvoering
in alle détails, over het persoonlijk karakter
dat elke lijn heeft, of ze een menschelijk
lichaamsdeel, een kleedingstuk, een meubel,
een dier, een horizon of een lucht wil aan
duiden, over de bijna kokette geestigheid
waarmee zijn ontzagwekkende
vormenkennia zich uit. Misschien leeft er op het
oogenblik geen grappiger teekenaar dan
Caran d'Ache was, en hoewel er verdiensten
zijn, die zelfs een humorist hooger aan te
rekenen zijn dan juist grappigheid, het
feit ligt daar en heeft zijn waarde. En
deze grappigheid, ze moge dan wel eens
vermoeien, verstoord maken zelfs, zij
zelve is onvermoeid en .onverstoorbaar.
Het groteske zelf wordt in zijn handen
smakelijk, jolig, prettig. Die dwaze pop
pen, welke zijn bondige, vlugge pittige
trant van vertellend teekenen op het
papier werpt, altijd zoo duidelijk toch
gebaseerd op geziene typen en personages,
doen en gebaren druk en dol, er wordt
met hen gesold als met de clowns in het
cirkus, maar het blijven menschen, herken
bare, mcgelijke, plausible tijdgenooten.
Caran d'Ache is geen fantast in den slechten
zin van vaaghoofd, die Schiller aan het
woord hechtte.. Hij is het misschien nog
te weinig. Als hij een duivel teekent, kunnen
wij er slechts een kwaadaardigen meneer
in zien. Een hooge vlucht neemt zijn ver
beelding nooit. Hu geeft altijd slechts weinig,
zelden het milieu, waarin de gebeurtenissen
plaats vinden, niets van het licht, dat ze
beschijnt of het duister, dat ze vervaagt.
Het is een prozaïsche, heldere, zaakrijke
wijze van schertsen, ze doet niet droomen
noch ontroert ze. Maar ze is opwekkend.
Er is iets van den kranigen, zorgeloozen,
bij den dag levenden soldaat in hem ge
bleven; k\| houdt van stramheid en van
levendigheid, aptie, van keurigheid in de
kleediag .?zie zyn uniformen of de
kostuums zyner dames. Er is in zijn stijl zelfs
iets van afdoen, van niet sammelen,
nietnapleiten, niet filosofeeren. Met een bon
mot zich afmaken van penibele kwesties,
een nonsensicale grap debiteeren naar aan
leiding van een schandaal, aan het
onvoegzame, het gruwelijke zelfs luchtigjeg voorbij
gaan en alle sentiment aan anderen over
laten, dat is wel de wijze om zich te
amuseeren en amusant te zijn ook in benarde
tijden en een onder den druk van trieste
omstandigheden. En daarbij een buiten
gewone opmerkingsgave en een oorspronke
lijk teekentalent te bezitten, en den bloeitijd
der grafische journalistiek mee te maken,
wil dat niet zeggen uitverkoren te zijn om
een onvergankelijken naam te veroveren,
zelfs bij het veeleischendst publiek ?
CORNEUS VETH.
Portret van Dr. HANS BICHTEE, te Londen gemaakt, terwijl de bekende
Wagner-dirigent er een concert leidde. Het portret omgekeerd is het Wagner.
Drie toen voor n fanteflil.
Den 18sn van deze maand zal in deAcadémie
Fran(;aise de opvolger worden gekosen van
Ludovic Halévy, dus n van de zeven
fauteuils van Onsterflijken moeten worden
bezet die op dit oogenblik zonder titularis
zy'n. Wie zal de gekozene zijn? vraagt het
Parjjeehe publiek zich zelf af, met meer dan
de banale belangstelling waarmede men ge
woonlijk de verkiezingen der Académie volgt.
De reden is deze: meettal komen, als een
zetel onder de coupole" vrij komt,
candidaten, dié* kans meenen te hebben, van alle
kanten van den horizon opdagen, een jour
nalist naast een bisschop, een oud-minister
tegelijkertijd met een dichter of roman
schrijver. Maar voor den fauteuil van Halévy
zijn de drie ernstige candidaten drie schrijvers
voor het tooneel, en daar het meerenieel
van het Parijache publiek belang stelt in
a'les wat het tooneel betreft, interesseert
men zich heusch TOOT de caudidatuur en de
candidaten, die ditmaal wezenlijk mededingers
zyn. De drie heeren die in aanmerking komen
zijn: Brieux, Capus rn Porto Kiche.
Brieux, van de drie, geloof ik, in het
buitenland het meest bekend, vertegenwoor
digt in de tooneellitteratuur de traditie
van Dumas flls, maar met minder stijl en
minder geest. Ook by cultifeert de pièces d
these maar zijn thesen hebben zelden het
paradoxale, wezenlijk of schijnbaar revolutio
naire, waarin Dumas zyn kracht zocht. Brieux
verkondigt veeleer van die waarheden die als
palen boven water staan en door geen mensch
in twijfel worden getrokken : dat; de dochter
?an een dorpsherbergier kwalijk doet, zich
airs te geven, omdat zij een acte van onder
wijzeres in haar zak heeft; dat een heer die
uit zijn jocggezellenleven zekere ziekte mede
bracht, beter doet niet te hu wen; dat een ge
trouwd man, die, onverwachts thuiskomend,
zijn vrouw aantreft in de armen van zijn
besten vriend, wél doet zich te rtedenken
eer hij naar zijn revolver grypt en de
onwaardige neerschiet, daar hij anders ge
vaar loopt dat het diehtertje van die vrouw,
een huwhaar meisje geworden, eenmaal als
een wrekende furie tegen hem zal opstaan.
De beer Brieux bezit een groote handigheid
in den opzet van zy'n stukken, maar de han
digheid in den vorm is niet altijd voldoende
om het banale van den inhoud er door verbeten.
De heer Capus is de man van het tliédtre
optimitte, dat succèa had als reactie tei>en het
pessimisme en de misanthropie van wijlen
het Théiitre Libre. Men kan even «vel van
oordeel zyn dat het optimisme van den heer
Capus meer schijnbaar dan wezenlijk is en
zyn tooneel ons de oude comédie rosse" te
zien geeft, door een rooskleurig kunstlicht
beschenea.
Men neme zijn jongste stuk l'Oieeau bleue,
dat deze a winter opgang maakte. Een jong
meisje uit de provincie, dat bet ongeluk had
het slachtoffer te worden van een verleider,
komt te Parijs om er haar ramp te verbergen
en er tevens een werkkring te zoeken. Zy
verliest den moed niet en poogt haar toe
stand te overzien (dit is goed en nieuw).
Zóó komt zy in aanraking met een Heer en
dame uit de Parysche groote wereld, die
haar voorthelpen en gelegenheid ge?en, zich
te bekwamen voor het tooneel. Ongelukkig
Tordt de beschermer weldra al te zeer ge
charmeerd door zjju beschermelinge en zij
weet aan dien hartstocht geen weerstand te
bieden. Nu is het duidelyk, dat de heldin" dch
tegenover de dame die haar met zooveel
bereidwilligheid voorthielp, gemeen gedraagt,
behalve nog dat haar tweede ''al een ongunstig
licht werpt op den eersten. Maar omdat alles
zich schikt, omdat de jonge actrice, op het
laatste oogenblik is geplaatst tegenover een
dreigend schandaal, afziet van een onmogelijk
geworden liaiion, en besluit enkel voor haar
kunst te leven, omdat het publiek aldus te
vreden naar huis kan gaan, zonder storing
van zyn spijsvertering, behoort lOiieau blest
tot het thétre optimiste." Dat Capus
geestig en knap voor het tooneel schrijft,
wordt overigens door niemand betwist.
Porto Eiche, de derde candidaat, heeft
weinig voortgebracht en dit is n der grieven
die men tegen hem heeft; een man van zijn
gaven moest productiever zy'n, zegt men.
Mogelijk is hij inderdaad wat lui, maar dat
gebrek kon wel een handigheid zijn; de
hooggeroemde nakomelingschap is óók een
luie dame en vindt het niet onaangenaam
wanneer alle de wercken" van een vermaard
schrijver gemakkelijk zijn te overzien. Is dit
zoo, dan wordt zy door Porto-Riche naar
wensch bediend ; behalve eenige verzen bevat
zijn door hem erkend en herdrutt werk slechts
twee grootere tooneelstnkken en een paar
kleinere. Hij gaf zy'n tooneelarbeid uit onder
den titel Tiiédtre d'amour en inderdaad heeft
voor hem het tooneel slechts n onderwerp,
de verhouding tnsschen man en vrouw. Ik
voeg er bij dat zijn opvatting der liefde
veel overeenkomst heeft met die van
Schopenhauer. Ook voor Porto Riche is de
liefde een instinctmatige zoowel als demoni
sche macht, die het individu overmeestert
en waartegen het poogt te strijden. Van zyn
twee groote stukken schildert het ne, Ie
Paste, een vrouw die poogt te ontkomen
aan een hartstocht die haar reeds eenmaa'
overmeesterde en waarvoor zy vreest opnieuw
te moeten bukken, in het andere, Amoureusf,
poogt een man te ontkomen aan de liefde
voor een vrouw, die hem te veel absorbeert
In Amoureuse (o m ons tot dit stuk te bepalen)
zijn in den aanvang de held en de heldin,
sedert acht jaren getrouwd, schijnbaar vol
komen gelukkig, maar van den beginne a:
bemerkt de toeschouwer, dat er iets hapert
De liefde van de jonge vrouw is te egoïstisch
Verplaatsing van Europa's politiek evenwicht naar Amsterdam. (Spectator ran 1884.)
1884. K'. 20
AMSTELHOTEl
flgMEZGER
Vorst BISMARCK tot Dr. MEXOBR: Ik meende dat ik de macht in handen had,
miar gij zij t het, gij heht de soevereinen van Europa onder den duim."
iitMiiMimilMinnniMuinnmintuitiiiiimmm.it.iimttttiimnntiimtimmttimttimttn
en te zinnelijk; van zijn kant wenscht de
man zich vrij te maken van een aanbilding,
die zijn geheele bestaan ia beslag neemt;
hij weuscht te leven voor de wetenschap
(bij is geneesheer), '.ich een naam te maken;
maar iedere p 'sang in die richting wordt
door haar belemmerd. De atmosfeer, in dat
gezin, wordt langzamerhand geladen met
electriciteit; plotseling, -naar aanleiding ^an
een nietig incident, barst het onweer los;
in een heftigen twist werpen de t vee
echtgenooten elkander naar het hoofd wat zij
op het hart hebben. H\j verwet haar heur
orerheerschende, tirannieke liefde, die hem
iedere vrijheid van beweging ontneemt, zij
verwijt hem zijn egoïsme, dat haar opoffering
haar affectie niet weet te waardeeren. Wan
neer ten slotte Etienne wreed genoeg is aan
zijn vrouw te bekennen, dat zijn liefde geheel
uitgedoofd is en Germaine hem dreigend
toevoegt dat men een liefhebbende vrouw
niet tot het uiterste moet drijven, dat zy tot
een daad van waanzin in staat is, werpt hjj
haar, in zijn ijdelheid overtuigd, dat zy haar
bedreiging toch niet ten uitvoer zal leggen,
als ia de armen van een vriend, van wien
hij weet, dat hij haar voor haar huwelijk
heeft lief gehad. De vriend is laag genoeg
van de gelegenheid gebruik te maken, maar
Germaine, die eerlijk is en geen leugen kan
verdragen, bekent, zoodra zij tot bezinning
komt, alles aan haar man. De vriend zoekt
een goed heenkomen en dan staan die twee
menschep, die elkaar door egoïsme en onver
st and ongelukkig (naakten, tegenover elkander.
De schrijver wijzigde den afloop van het
stuk. In de eerste lezing kwam het tot een
volslagen breuk tnsschen de twee
echtgenooten; in het stuk zooals het thans wordt
gespeeld, schenkt de man aan z'n vrouw,
die n oogenblik aan zelfmoord denkt, ver
giffenis. De laatste woorden zijn: Germaine.
Tu seras malheureux. Etienne. Qu'est ce
que cela fait? Men kan zich afvragen of
een :uan zoo ijde! en zelfzuchtig, tot zulk
een oöer in staat zoi zijn; maar, kan men
over het slot discuteeren, de schilderij van
het conflict tusschen de twee echtgenooten
is van aangrijpende waarheid. Het groote
tooneel van den twist is een van die dingen
op het tooneel die den indruk maken niet
van min of meer handige fictie, maar van
werkelijkheid.
Misschien was het deze compressie van
werkelijkheid die. toen de Comédie Francaise
het stuk dezen winter met het Bolste recht
op haar répertoire plaatste, aanleiding gaf
tot geheel ongewone uitingen van pruderie
in de Paryeche pers. Waar is, dat de schrijver
in de schildering van de liefde van Germaine
zeer ver gaat, zoo ver als maar mogelijk is
tegenover een fatsoenlijk publiek, maar te
spreken van den Marivaux pour cabinets
particuliers" is hoogst onrechtvaardig jegens
een kunstenaar als Porto Riche. Er is ia
Amourcuütt fysiologie, maar er is ook weer
liefde, hartstocht, een botsing ?an karakters,
alles wat ontbreekt aan de drooge en koude
Parisienne van Becque, te vaak voorgesteld
als het meesterwerk van het moderne Fransche
tooneel (Becque's wezenlijk supérieur werk
is les Gofbeaux). Hopen wij dat de
Onsterflyken die bij den Pont des Arte vergaderen
dit alles zullen weten te waardeeren. Capus
en Brieux kunnen later hun beurt krijgen.
P a r ij s.
G. BUSKEN HUKT.
J, Eiienloeffel,
Een tentoonstellinkje van koperwerk naar
ontwerpen van Jan Eisenloeffel, eenige weken
geleden gehoulen in het Binnenhuis die
Haghe" (den Haag) kwam op zichzelve voor
een bespreking ia dit blad niet ia aanmer
king; maar het kan een goede aanleiding zyn
tot bet maken van eenige opmerkingen in
verband met syn werken in Duitschland, by'
de Vereinigte Werkstatte te München, dat
voor kort met een min of meeropzienbarenden
terugtocht is geëindigd, 'n Interview door
Brusse in de Nieuwe Rotterdammer gepublicerd,
het werk der moderne Duitsers, de geest van
het Duitse maatscbappelike leven en
Eisenloefiels werk zelf zyn hiertoe da
kostelike gegevens.
De hele geschiedenis is zo typerend voor
den aard van de moderne Hollandse
kunstnij »erheid, die bijna helemaal H oor on ver valste
intellektuelen wordt gedragen!
Daar zou nu een van de bekwaamste»
der bent, die zijn vleugels hier niet kon
uitslaan, die een opgewekter en
levenskrachtiger omgeving verlangde, voor 'n
prodnktie op groter schaal wilde ontwerpen,
daar zou die gaan werken in een centrum
der vastelandse kuituur, gaan brengen Hol
landse fijnheid aan de Duitse barbaren
zyn zy niet grof v»n gevoel? poenig van
smaak? niet' energiek als wij warin drie
eeuwen geleden , hen leren de subtiele
effekten , de tederder kleuren, hen doen waar
deeren de intellektuele afheid, de nauwkeu
rige overweging. En, och heden, na 'n half
jaar komt hij terug als de verloren zoon,
Holland dat zijn Ei-enloeffel, Eisenloeffel
die zijn Holland weer terug heeft", ingehaal l
met vraaggesprekken en tentoonstellingen,
waarin duidelik voelbaar is de stille verachting
voor de moftriSaanse wan kultuur, die zó'n
primus niet waardeert, en weet te houden,
maar die dan toch ook eigelik veel te min
voor ons, fijnbesnaarde, Nederlanders is...
Men ziet daar voor zich, scherp omlijnd,
het karakter van ónze sierknnst, tegenover
die van het kloekst levende volk van Europa.
De Duitse kunstnyverheid: gedragen door
een snel rijk wordend volk, onmiddelik ver
band houdend met het maatschappelike leven
door de innige koppeling aan de industrie,
daardoor naar aar l en wezen modern, d. i.
groot-kapitalisties, met al het principieel lelike
daaruit voortkomende, met al het volkomen
natuurlike en krachtige dat die positie, op
het ogenblik de e ig logiese, meebrengt.
Men werkt er intens, met een enorme vaart,
da vooraanstaande artiesten hebben grote
bureau's, prodnceeren veel en snel; het voort
gebrachte is soms grof en onaf, dikwijl» niet
van grote fouten vrij, maar breed van opvat
ting, gedurfd en van een sterk karakter.
Nog wordt het meest gewerkt voor een be
perkte kring van ryken, maar bij de mede
door ekonomiese oorzaken bewerkte voort
durende uitbreiding der werkplaatsen moet
een verruiming van de markt gezocht worden.
Staat, gemeente, stoomvaartlijnen, hotels bren
gen reeds belangrijke opgaven;ook het goed
kope meubel wordt bestudeerden by' alles is de
aansluiting aan de behoefte van de kopers
de vanzelf sprekende voorwaarde: de moder
niseering van de uiterlike kultuur is zo bezig
zich te voltrekken langs- den, in onzen tyd,
natuurlijken weg: doordat de machtigste, de
kapitaalbelangen er achter zitten. De leidende
kunstenaars, die, nu het eenmaal zover is,
in den dienst der nijverheid staan, worden
ruim betaald, kunnen by hard werk
als rijken Isven... indienzij verkoopbaredingen
maken ; in hun genoegens wellicht bohémien,
zijn zij geheel gebonden in hun productie :
gebonden door de eisen -van onzen tijd. Zy
arbeiden volkomen maatschappelik ; niet zo
idyllies als de veel benijde middeleeuwse
handwerksman, dat kan nu niet meer, maar
in gehele overeenstemming met óns leven.
En zie daarnaast de Hollandse sierkunstl
Wie zal niet waardeeren menige fijne vin
ding, menige aardige verhouding, de mooie
materiaal-keuz^, de beschaafde
kleirkombinaties; maar het is allemaal zo vervelend, zo
braaf, zo vlak. De modelkamer" op de laatste
tentoonstelling van Kunst aan het Volk" te
Amsterdam met n.b. een reproduktie naar
.een v. Eyck, voor 'n arbeiders vertrek! - wat
was die saai, wat was die los van het
werkelike leven der mensen, van hun dageliks
willen, hun hartstochten, hun humeuren; wat
was die bedacht, o, wat was die infellektueel.
Er zijn bijna geen Hollandse sierkunstenaars,
op het oogenblik, die 'n interieur kunnen
maken passend by' een niet-intellektueel,
neem wat je wilt, 'n staatsman, 'n
fabrieksheerser, 'n beurs-vorst, of 'n kantoor
klerk, 'n arbeider. Hoe komt dat? omdat
er zo goed als niet gewerkt wordt op de
moderne, d.i. de groot kapitalistiese ma
nier, omdat de winst-zweep de artiesten niet
achter de behoefte der consumenten aanjaagt.
Het is de schuld van niemand, het is een
voudig 'n zeer natuurlik verschijnsel in 'u
land dat met z'n sociale ontwikkeling, ook
weer niet zonder oorzaken, achteraan kout.
Maar daarom is het niet minder waar, en
mag niet worden ontkend, dat de tijd den
superioriteit von onze veelgeprezen
lierkunitenaare boven de Duitte artiesten voorbij ii.
Want die i t er geweest; en de Hollan
ders hebben nog waardevolle eigenschap
pen, die juist hen op de Duitsers zo'n goe
den invloed zouden kunnen doen hebben.
Het beschaafde, doorwerkte, evenwichtige
en bezonkene verworvenheid van een
volk met een oude kultunr, wanneer
dat wordt geënt op het gedurfde, kloeke, ryke,
monumentale zooals alleen een nieuw volk
dat kan maken dan kunnen zeer fraaie
icheppingen ontstaan. Kunnen de eerste
eigenschappen liggen in de pe-soon van den
maker, de laatste volgen uit den aard van
het maatschappelik ontwikkelingsstadium, dus
uit de werkwijze: wil de Hollander das ia
Duitsland werken, hij moet Duits werk, op
Duitse d.i. hier groot-kapitalistiese wyze
doen voortbrengen, maar bet met zyn Hol
landse beschaving verfijnen. Eisenloeffel is
de Hollander gebleven, met zijn verlangen
naar het maken van helemaal gave,
onberispelike dingen, al zyn 't er dan maar weinig,
naar bet scheppen zónder pressie, van wat
hij na eens voor hél moois bedacht heeft.
Dat hij deitig tekenaars aan 't werk moest
houden, vond hy' blijkbaar uitsluitend 'n last:
veel liever n goed din? zelf ontwerpen n
maken, dan honderd half goede dingen all aen
maar aangeven en corrigeren, en verder doen