De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 21 maart pagina 1

21 maart 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*. 1656 TERDAMMEE A°. 19Q& WEEKBLAD VOOK NEDEBLAND redactie -vem. IMJr. BC. I5. L. "W' Dtt nummer berat een bijvoegsel Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORT, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden Toot Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, .... A&onderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar f 1.50, fr. p. post / 1.65 mail a 10. . . , 0.121/. Zondag 21 Maart Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertenün op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 0.30 .0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Hervorming. Onze diplomatie. Kaarten die hen niet bereikten; door J. H. A. Hnlpbanken met winatnitkeering, door mr. Joh. J. Belinfante en C. G. Polvliet. Het nieuwe wetsontwerp tot wijziging der gemeen tewet, IH, door F. Raedt. FEUILLETON: De man met den wiebelen den voet, II, door Peet Boetser. KUNST EN LETTEREN: Hamlet, door Th. van Ameide. Verzwak kende paedagogie, door J. Kleefstr». Latijn en Griekech, (Ingez.),door dr. A. Halberstadt. Robert Blum, (Ingez.), door J. L. Bleeker. Berichten. VOOR DAMES: Anatole France over kinderlitteratuur door N. van Hichtnm. Materialistisch allerlei. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. J. A. Alberdingk Thy'm, het Tooneel, en De Amsterdammer Weekblad voor Nederland, met afb., door J. H. R. Am?terdam, Jan Toorop, Lareneche kunsthandel, door Flasschaert. Vaderlandsche onbescheidenheden, met afb., door Van den Eeckhout. Schopenhaner, II, door mr. J. A. Levy. Een plaat van Braakensiek. Een vinkenbaan, door Herman Robbers. FIN. EN OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. SCHETSJE. ALLERLEI. BAMRUBRIEK, SCHAAKSPEL. AD7ERTENTIEN. MiiiiiiiimiiimmiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiMiiiMMii Hervorming. Het valt moeilijk anders dan vrien delijk te repliceeren op een welwillend woord. Het orgaan der Liberale Unie, de Vader lander, heeft zoo een welwillend" wooord gesproken, het is ons complimenteus te gemoet getreden naar aanleiding van ons tevreden gestemd artikel over de jongste Unie-vergadering. Nu had het officieel orgaan der Unie ten opzichte van ons artikel eenig voorbehoud. Het zag, dat wij den Vrijzinnig-democraten behoudzucht verweten, waar deze de lasten eener verzorging van den ouden dag op anderen willen wentelen dan den Staat. Het is hier geen behoud" zegt de Vader lander, het is doctrinarisme.... Zoo zegt het blad. Het geeft iets anders te voelen! Hoe aangenaam, leest men tusschen de regels, den democraat voor behoudzuchtig te hooren schelden en zelf vrij uit te gaan! Wij herhalen, het valt moeilijk, al is het ook maar met een schijn van onvrien? delijkheid te antwoorden op een vrien delijke uitlating. Om de waarheid echter getrouw te zijn moeten wij verklaren geen seconde gedacht te hebben aan de mogelijkheid, dat de Unie ons voor zoo onnoozel kon .aanzien haar in 't algemeen minder be houdzuchtig te achten dan de Vrijzinnigdemocratische party! Om de waarheid heelemaal te zeggen, getuigen wij hier van ons vast geloof in de innerlijke behoudzucht van alle partijen, welken naam ze ook dragen, de socialistische alleen uitgezonderd. "Waarom zou men deze eenvoudige waarheid niet kalm aanvaar den? Het is immers zoo klaar als de dag, dat zonder het bestaan eener gestadig groeiende beweging in die volkslagen zelve, waarvoor de sociale hervormingen moeten plaats hebben, en die heelemaal niet of anders zonder wezenlijken invloed vertegenwoordigd zijn in de verschillende niet- so eialistische|partijen,geen enkele her vorming van belang zou tot stand komen. ? Nu noemt men liberalen en vrijzinnig democraten niet met den naam van Reac tie; zij voelen immers dat wijze politiek steekt in het luisteren naar de volksstem en het toegeven aan hervormingsdrang, zij gelooven", zooals dat heet, in den vooruitgang", d.w.z. zij zien er het lot van hun eigen kringen van onze kringen niet donkerder om worden, dat hier een snipper wordt los gelaten van de macht, ginds wat geld wordt .geofferd, zij weten dat de maatschappij een stroom is en dat men toe moet geven aan dien stroom, willen te ongelegenertijd de dijken niet barsten maar dat alles neemt niet weg, dat de innigste beteekenis van hun handelen gericht is op een zeer aangenaam-stemmend behoud van zichzelf voor zoo klein mogelijken prijs. Alle idealisme van enkele personen, alle goedhartigheid en opofferingsgezind heid van een liberaal hier en een demo craat daar, ontzenuwen deze primordiale waarheid immers niet. De Vaderlander spreekt met sympa thie over een artikel door den oud minister De Meester geschreven in de Prov. Gron. Ct. Het vrijz. dern. dagblad Land en Volk kondigt cijfers" van prof. Treub aan. Beide uitingen, goed gelezen, getuigen zoo duidelijk van behoudzucht als iemand, die haar bestaan zou willen bewijzen, waar wenschen kan. Uw pensioen is een fantazie, zegt Land en Volk. Na voorziening in de nooden van den ouden dag, moet volgen voorziening in de noódea der invaliditeit en ziekte. Het een is zoo noodig als het ander en waar vinden wij dan het geld ? Laat ons de arbeiders verplichten zich te verzekeren, laten wij van arbei der, patroon en Staat een bijdrage vor deren, botje bij botje leggen, en het geld kan er komen. De Meester van zijn kant zegt: voor ziening in de nooden van de allerarmarmsten op 65-jarigen leeftijd in Neder land is op dit oogenblik eenvoudig onmogelijk, indien we niet gaan tot het Duitsche stelsel (hetzelfde als het hier boven beschrevene van de Vrijz. Dem. Partij). Geven we den allerarmsten op 70-jarigen leeftijd zooveel, dat hun in komen tot een minimum stijgt van 250 gulden, ja dan is er... een weg op te vinden. Hervorming" schreven we hierboven. Hervorming, dat is de daad, die noch de liberale partij, noch de vrijzinnig-demo cratische partij wil, dit blijkt, dan onder den drang der noodzakelijkheid van buiten af. Dit is de waarheid, die altijd vóóraf gaat. Maar indien men haar eenmaal aanvaard heeft, dan is er verschillende wijze van toegeven aan dien drang, dien niemand ontkomt. Dan is er de benepen, niet breed-geziene van de vrijzinnig democraten, die thans, nu de wagen van de hervorming schijnt in beweging te zullen* komen, door een schok omhoog gesprongen als ze is uit de moerassige kuil waarin haar wielen tot nu toe staken (de Engelsche pensioenwet!), thans, nu de hervormingswagen, knarsend en lastig, maar dan toch eindelijk rollen gaat, toch weer, door gebrek aan eensgezindheid met hun tijdelijke partners, tégen- inplaats van medewerken! Maar dan is er ook de breedere wijze van zien, de breedere politiek. Wij wijzen niet aldoor op Engeland om het wat, maar om het toe. Wanneer men her vormen wil, dan is in ons land, waarvan het volkskarakter op Engeland en niet op Duitschland trekt met zijn bureau cratische rompslomp, maar n goede en de massa op den duur sympathieke weg: de royale, de onomslachtige, de directe. Wij hebben nu vier jaren stilstandpolitiek gehad onder minister De Meester, zóó leerrijk zou men zeggen, zóó waar schuwend voor al wat liberaal heet en democraat! Er is thans kans iets te herwinnen van 't verloren vertrouwen, niet door een politiek van preeken voor eigen parochie, van koesteren van eigen particuliere systemen, van kleinheid en angstig wikken, het is tijd den breeden stroom te zien, die in de volksopinie gaande is, en dien stroom royaal te volgen: Welnu die stroom is, behalve voor een onbeknibbeld algemeen kiesrecht, voor Staatspensioneering naar Engelschen trant, die stroom is voor een ingrijpende her vormingspolitiek : en wie zich van dien stroom afwendt of hem in wil perken met allerlei dammen en dijkjes heeft goede kans nu of binnenkort door dien stroom te worden opzij gedreven. De Liberalen, zeiden wij, duwen den goeden wagen en zijn op den goeden weg. Zij doen er tenminste de eerste stappen en schijnen tot aanpakken" be reid. Moeten de democraten" in plaats van hen aan te vuren (wat noodig zal blijken) door een ander karretje te gaan duwen alles in 't honderd helpen ? Onze diplomatie. Bij Kon. Besluit, zoo lezen wij in de dagbladen, is jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, commiesgriffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, benoemd tot Hr. Ms. minister-resident, met den per soonlijken titel van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, te Peking. Wanneer wij ons niet vergissen is het dezelfde heer Beelaerts van Blokland, die kort geleden op 't punt stond te solliciteeren naar de post van griffier der Provinciale Staten van Overijssel en die toen op verzoek van hoogerhand daar van afzag. Wanneer wij ons niet vergissen, en wij vergissen ons niet, is deze heer dus niet alleen griffie-ambtenaar van beroep maar ook van neiging. Welnu, waar de gezantspost van Ne derland te Peking door niemand zal gehouden worden voor een zaak van geringe beteekenis, en iedereen, de mi nister gewis eveneens, juist de belang rijkheid zal toegeven van die standplaats, doét zich deze vraag voor: Is het Nederlandsche corps diplomatique tot de Ie vering van een geschikt gezant zoo weinig in staat, dat men onder de rangen van het commiesgriffierschap den titularis voor China moet opdiepen P ? Moeten wij uit dit benoemen van een commiesgriffier tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister" de conclusie trekken, dat ons met zooveel gewichtige ernst besproken en met zooveel geld on derhouden diplomajen-korps een onnutte kweekschool is? Voor ons is de vraag geen vraag meer; wij gelooven dat het zoo is. En voor dit geloof is werkelijk reden. Maar wil men dit dan niet meteen eens erkennen en .... beginnen met reorganiseeren ? Kaarten, die hen niet bereikten. De Haagsche Gemeenteraad heeft dezer dagen een beslissing genomen, die in wijden kring de aandacht verdient. In het bijzonder van allen, die belangstellen in het publieke leven en reinheid van verkiezingszeden. Wij bedoelen het besluit met 28 tegen 5 stemmen genomen om twee nieuwgekozen leden in den Raad toe te laten, ofschoon een vrij belangrijk aantal kiezers geen oproepingskaart voor de stemming had ont vangen. De feiten zijn deze. Een hulpbrief besteller kreeg een aantal oproepingskaarten mede, waarvan hij er 291 vernietigde om de moeite van het be zorgen te sparen. Van deze 294 kiezers zonder oproepingskaart stemden er nog 115. De overige 179 bleven thuis. De stemming had tot resultaat dat van de ruim 10.000 kiezers er in het geheel 5222 en 5299 opkwamen en de ge kozenen meerderheden van 140 en 147 ver kregen boven hun tegencandidaat. Naar aanleiding van een protest is er een Raadscommissie benoemd om te adviseeren over de aldan niet toelating dier heeren. De meerderheid der commissie was voor toelating, de minderheid (het kamerlid Ter Laan) tegen. De Raad is met de meer derheid mede gegaan. En wel op de navol gende overwegingen, die wij hier in rubrie ken verdeelen. 1. het karakter van de oproepingskaart: is gén kennisgeving; is slechts een herin nering aan het bekende feit; is alleen dienende om de identiteit van den kiezer vast te stellen. 2. het feit van de stemming was bekend: het gold immers een herstem ming; het was behooilijk aangeplakt, dus gepubliceerd zooals de wet dit eischt; er was door de dagbladen veel geschreven, er waren speciale oproepingen uitgegaan van particulieren en ook was er reclame voor de verschillende candidaten gemaakt; en 3. het is duidelijk dat waar 115 kie zers zonder oproepingskaart toch gestemd hebben, de andere 179 dit ook hadden kun nen doen. Men heeft hier bij een totale opkomst van de helft van het kiezerscorps reden aan te nemen, dat men hier met onverschilligen te doen had. Bovendien zouden zij niet alle 179 op denzelfden candidaat hebben gestemd en heeft dus het feit, dat zij wegbleven, redelijkerwijs geen invloed op den uitslag. Deze argumenten te zamen of een of meer hunner zijn voldoende geweest om de meer derheid tot toelating te doen besluiten. Ad l urn lijkt het ons taalkundig reeds onjuist een oproeping niet te beschouwen kennisgeving. Het is zelfs een zeer nadruk kelijke soort kennisgeving. Als identiteits bewijs heeft de kaart geen waarde, waar immers elk persoon van ongeveer gelijken leeftijd de kaart kan presenteeren mits hij en de werkelijke eigenaar persoonlijk aan het bureau onbekend zijn; ad 2um. Aanplakken ten Raadhuize is een totaal verouderd kleinsteedsch gebruik. Hoeveel procent van de bevolking komt bijna nooit langs het Raadhuis? En hoeveel promille der voorbijkomen den leest de publicatie's? Dat dagbladen schrijven voor een verkiezing is hun zaak. fien is wel gecenseerd de wet te kennen, niet abonn te zijn op een politiek blad. Particulieren hebben reclame gemaakt en lektuur en oproepingen verspreid. Best alweer, doch niemand is gehouden al de circulaires en drukwerken in zijn bus gestopt te lezen; Ad 3um. Dat er veel onverschilligen zijn is geen reden aan te nemen, dat ook deze 179 er toe zouden hebben behoord. Rekenend met de 50 procents opkomst hadde men 147 thuisblijvers moeten verwachten en geen 179. Het had dus zij het hoogst onwaarschijnlijk, misschien anders kunnen loopen. De thuisblijvers hadden mogelijk allen op n candidaat kunnen stemmen. Blijft dus over het argument dat het een herstemming gold en de kiezers hadden kunnen weten, dat zij dezer dagen weer naar de stembus moesten. Doch juist om bekend te maken op welken dag precies, had men hun die kaarten gezonden. De kaarten, die hen niet bereikten. Nu spreekt het van zelf, dat ook wij meenen, dat het bijzonder weinig had uit gemaakt of de vier candidaten allen een tachtig stemmen meer hadden gekregen. Of zelfs dat de meerderheid meteen twintig of dertig stemmen vermeerderd of ver minderd was. Ons bezwaar zit veel dieper. Hieromtrent gaan wij volkomen met den heer Terlaan mede, waar hij zich tegen toelating keert, als vormende dit besluit een praecedent. Het feit, dat hier een vrijz. democraat en een katholiek gekozen zijn, terwijl een Ohr.-hist. en een (vooruitstrevend) liberaal vielen, maakt dat alle politiek buitenspel kan blijven. De postbode heeft nu de kaarten van twee geheele straten verdonkeremaand. Zonder onderscheid der politieke gezindheden der betrokkenen. Er is dus mogelijkheid dat de juistheid van het resultaat inderdaad niet geleden heeft. Doch er zijn straten, (ieder, die ooit actief heeft deelgenomen aan verkiezingswerk, weet ze te noemen), straten, itraatcomplexen zelfs waar bijna alle kiezers van n rich ting zijn. Gesteld nu dat een omvergeslagen straat een roode" of een zwarte" straat is, dan heeft dit feit, pok ook al is het den ontrouwen postbode niet bekend, zeer zeker een grooten invloed in een vrijwel geballanceerd district. Toch, indien het Haagsche raadsbesluit van kracht blijft, zal men zich dan (met gelijke berekening) kunnen beroepen op het praecedent van Den Haag. Want de politieke overtuiging der over geslagen kiezers laat de autoriteiten na tuurlijk koud. Evenals den Haag zullen zij hebben te redeneeren dat die stemmen wel verdeeld zouden zijn geweest. Wat hier (door toevallige omstandigheden), zonder politieke bijgedachtetjes sine ira et studio ware te beslissen geweest, zal elders, in oogenschijnlijk gelijke omstandigheden, aanleiding kunnen zijn voor groote onge regeldheden en politieke onaangenaamheid Want niet zijn er roode" en zwarte" stra ten hier alleen en niet zonder politieke gevoelens zijn alle postemployé's en alle raadhuisambtenaren. Den Haag. J. H. A. Hulpbanken met winst uitkeering. Geachte Redactie. Met verwondering lazen wij in het num mer van Zondag 21 Febr. onder het hoofd Hulpbanken met Winstuitkeering", het artikel van den heer C. G. Polvliet! Met verwondering omdat blijkt dat de schrijver geenszins op de hoogte is. Ten einde hem en ook het publiek in te lichten verzoeken wij u beleefd gastvrijheid voor onderstaande regelen in uw veel gelezen weekblad. 1. Is er door of vanwege de Nationale Vereeniging tot bestrijding van den Woe ker geen enkele hulpbank met winstuitkeering (of zonder) opgericht of zelfs aan de oprichting medegewerkt. 2. Wel is op initiatief van onze Vereeniging opgericht eene Maatschappij tot oprichting en exploitatie van Credietinstellingen tegen den woeker, doch heeft deze Vereeniging hare werkzaamheden nog niet aangevangen, daar de Koninklijke goedkeuring, ofschoon aangevraagd, nog niet is verkregen. 3. Is het juist ook het streven onzer Vereeniging te trachten door wettelijke maatregelen den woeker te bestrijden, ge tuige onze audiënties bij hunne Excellenties de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie, getuige pok de ModelVerordening op de pandjeshuizen, door onze Vereeniging uitgegeven. 4. Waar schrijver van daan haalt, dat door onze Vereeniging instellingen in het leven zijn geroepen waar men het publiek, dat de Banken van Leening bezoekt (of welk ander publiek ook) aan voorschot wil helpen, zonder onderpand (waarborg), is ons even onduidelijk, als het geheele betoog onjuist is. 5. Dringen wij in al onze adressen aan de gemeentebesturen waar geen Banken van Leening zijn aan op de oprichting daar van en waar die reeds bestaan op ver beteringen. 6. Zouden wij den heer Polvliet in overweging willen geven alvorens een oor deel in het publiek uit te spreken, zich eerst op de hoogte te stellen door ter bevoegder plaatse inlichtingen in te winnen. U dankende voor de vei leende plaats ruimte, Nationale Vereeniging tot bestrijding van den Woeker. Mr. Jon. J. BELIXFANTE. Voorzitter. 3. M. MAURY, Ie. Secretaris. 121 Groot-Hertoginnelaan, Den Haag. * * * Met 't oog op beknoptheid, ons door de Redactie verzocht, diene alsnog: 1. Elke crediet-instelling ten behoeve van mingegoeden, voorschot gevende zonder pand, is onbestaanbaar, indien zij werkelijk afdaalt tot bedragen welke de Bank van Leéning verstrekt. 2. Elke crediet-instelling voorschot ge vende met pand is een concurrent van de Bank van Leening. Wegens het hierboven gestelde en nader toegelichte in ons art., trad steller uit het comitétot bestrijding van het maatschap pelijk euvel der pandjeshuizen, toen beslo ten was om tot dit doel crediet-instellingen op te richten, in elk geval nadeel doende aan de Banken van Leening in hun moei lijk en te weinig bekend bestaan, waartegen met de beste bedoelingen zóó gezondigd wordt en waardoor dit bijna onmogelijk zal worden. C. G. POLVLIET. Het nieuwe wetsontwerp tot wijziging der Gemeentewet. III. (Slot). Wie het gelag niet mogen betalen! In ruil voor hetgeen den grooten gemeen ten aan inkomen zal worden afgetapt, treden als nieuwe middelen op den voorgrond, de belasting, te heffen van rechtspersonen en de zakelijke belasting op het bedrijf. Im mers in tal van gemeenten best ai t, naast de 40 opeenten op de hoofdsom der grond belasting op de gebouwde eigendommen, reeds eene straatbelasting of eene andere retributie, welke daarmede veel overeen komst heeft, zoodat van de aangeboden gelegenheid, om de gebouwde eigendommen krachtiger te belasten (de ongebouwde schijnen heilig en onschendbaar) allicht weinig gebruik zal worden gemaakt. De gebouwde eigendommen zijn, ook met de bestaande wet, reeds zeer behoorlijk te treffen, zoodat de voorgestelde wijzigingen geenszins van algeme ne waarde zijn. Alleen sterk groeiende gemeenten, als Enschedé, Hengelo(O), Amersfoort, Tilburg, Ede enz. zullen met den Werthzuwachs van eigendommen, haar voordeel kunnen doen en allicht een bettfrmenttax kunnen heffen. Voor de meeste groote gemeenten blij ven dan als voornaamste plaatsvervangende mid delen over, de belasting van rechtspersonen en de zakelijke belasting op het bedrijf. Er zijn intusschen heel wat groote ge meenten, waar de belasting van rechts personen geehe noemenswaardige bate in de gemeenteschatkist zoude werpen. De naamlooze vennootschappen tieren het weligst in de grcote centra en de groote maatschappijen, welke haar werkgebied hoofdzakelijk in de Oost hebben, vestigden hare zetels gewoonlijk te Amsterdam, den Haag of Rotterdam. Voor de andere ge meenten blijft dan niet veel over, tenzy zij later begunstigd worden door de overbren ging van zetels van maatschappijen, welke het in de groote werksteden met hare hooge belasting-percentage?, te benauwd krijgen. Tot die overbrengirg zouden de besturen door de aandeelhouders kunnen worden gedwongen, indien de Regeerino-, nu tijdig gewaars-chuwd, in het vorenstaande geene aanleiding mocht vinden, om alsnog voor te stellen een uniform percentage, b.v. 2>i pCt. ie heffen en dan in iedere gemeente de heffing verplichtend te stellen. Het zij hier terloops gezegd, dat met de voorgestelde redactie van art. 244a, sub 3", ook zelfs Amsterdam, den Haag en Rotter dam weinig profijt van de wetsbepaling zouden hebben. Een knap jurist zou, ook bij de bestaande administratieve rechtspraak, het er met glans doorhalen bleef het artikel onver anderd dat bijkans al de Indische on dernemingen buiten aanslag zouden moeten worden gelaten. En al zegt art. 245A, dat de zuivere in komsten van rechtspersonen verminderd worden met de helft, zoo zij eigen kantoren of andere vaste inrichtingen ten behoeve van hun bedrijf in de koloniën of bezit tingen in andere werelddeelen bezigen, de helft van nul blijft nul. Voor tal van groote gemeenten zal de belasting van rechtspersonen, van zoo weinig beteekenis zijn, dat als aequivalent voor hetgeen aan de landelijke gemeente moet worden geschonken, het onverniijdelijk zou zijn, over te gaan tot een zakelijke belasting op het bedr\jt'. Er is in den laatsten tijd, twijfel gerezen, of deze bedrijfsbelasting bedoeld is voor de groote, dan wel voor de kleine gemeenten. Mr. F. S. van Nierop, de voorzitter der staatscommissie voor de gemeente-financiën, zeide onlangs in de Eerste Kamer, toen betwijfeld werd, of de zakelijke belasting op bedrijf wel levensvatbaarheid zoude hebben, dat zij in enkele gemeenten in Limburg zeer nuttig zoude werken. Zij zoude dus tot haar recht komen op een, op directe belastinggebied zoo onont gonnen terrein als Limburg, de gemeente Maastricht natuurlijk uitgezonderd. Maar wat voor Limburg geldt, is daarom niet dienstig voor geheel Nederland. Eene diligence-onderneming tusschen eenige landelijke gemeenten in Limburg, moge voor de bewoners, wellicht eene groote weldaad zijn indien zulk een vervoer middel wordt aangekondigd voor Amster dam, den Haag, Rotterdam, Utrecht of Haarlem, waar de electrische trams u overal heenvoeren, dan is zulk eene aankondiging wel eenigszins belachelijk. Een even vreem den indruk maakt, als niet meer passende in den tegenwoordigen tijd, de door Re geering en Staatscommissie aangeprezen zakelijke belasting op het bedrijf, als bloedtoevoerend middel voor de groote gemeenten. Iedereen dacht immers, dat wij den tijd der patenten reeds lang voorbij waren. Jaren en jaren hebben wij met die oude patentwet (van 1819) gesukkeld en gedok terd. Eindelijk overleden, gaven wij haar gaarne eene eervolle begrafenis. En ziet daar! nu wil Mr. van Nierop, als doopvader, eene afstammeling ten doop houden, gestoken in eene nieuwerwetsche statiejurk. Zij zal eene landelijke schoone worden, zegt Mr. van Nierop maar da

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl