De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 28 maart pagina 2

28 maart 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 1657 men knijpend verwringen en' krabbend ver scheuren om de overschotten te storen in het af kooksel van hun gedarmte; of ik zou hun de schedels ontvellen, de rottende huid kauwen en hun spuwen in 't gezicht. Ik zou hun de oogen uit de kassen wringen en die knapen tot er ettering plaats had, ze vermengen met hun ontrolde, gehakte her sens en het schraapsel hunner ingewanden om hun dat in de keel te stoppen en ze te laten stikken in het vunzig emeer van hun eigen vuil". ~ Wat zegt men hiervan? Niet, bedoel ik, met betrekking tot Perk. Voor hem was 't een aardige stijloefening; er zit een belofte in. Wie zo schrijft, komt verder. Er zijn er helaas, die hem navolgen en niet verder komen ; dat is leuker. Maar wat zegt men van iemand die, naar ik toch moet onder stellen, etn ernstig doel heeft en zulke hulp aanvaardt? Laat ik zelfs deze charlatannerie ean ogenblik au sérieux nemen. Is Jacqnes Perk, de uiterst «ubjektieve lyricus, op een E. B. S. verdwaald, de ware beoordelaar van die school ? En Drabbe? De heer Prick erkent zelf dat Ernst Gronins alleen waarde heeft, voor zover 't het middelbaar onderwijs tot onderwerp heeft. Die erkentenis had hem voorzichtig moeten maken; zou 't boek soms oik geen waarde hebben voor 't middelbaar onderwijs ? Volgens de schrijver van de brochure behoort Drabbe'a boek het brevier en de pedagogiese bijbel te zijn van iedere leeraar. Ik vrees dat als ik ooit iemand in dit brevier lezen}, op eenzame plaatsen tegenkom, het niemand anders zal zijn dan de heer Piick. In Drabbe's boek, dat de aanmatigende bijtitel draagt van romantisch tijdbeeld" wordt de H B. S. geschetst, zooals ze, 't is waar, leeft in veler voorstelling; Een voor stelling, die, histories geworden, verklaarbaar is bij 't grote publiek. In die voorstelling is de H. B. S. een plaats vmn vrij grote bandeloosheid, van veel bedriegerijen aan de zijde der leerlingen; van leraren die geen orde kannen houden, van andere die de onmog«likste «isen stellen. Nu komt dit zeker 'oor. Maar niet meer dan bij andere onderwijsin richtingen, wit ook velen menen; en, want dit bewijst nog niet», deze gebreken zijn volstrekt geen algemene verschijnselen. En wie een romanties tijdbeeld wil geven, mag niet de minderheid van de gevallen tot algemene eigensckap maken, nog minder in dit beeld trekken aanbrengen, ontleend aan de meest zeldzame werkelikbeid. Wan neer daa ook de heer Prick zegevierend op dit boek wijst, heb ik voor hem een troostrijke bevinding": hy kent IIBT middel baar onderwijs KIET. Geen wonder voor wie verder zijn oordeel baseert o.a. op reglementen, programma's en schoolboeken. Ieder leraar toch die voor zijn kennis van 't onderwijs allereerst bij zijn kollega's in de leer gaat, weet dat de grote meerderheid der nederlandae leraren veel beter is dan de vel e dwaasheden in programma's en schoolboeken die de schrij ver signaleert; over de doelloosheid, bespottelikheid zelfs van zulke dingen zijn nagenoeg allen het eens, al schreeuwen zij't niet altijd uit. Marktgeschreeuw mooi of lelik vinden, is een kwestie van esthetiese ontwikkeling, maar w'e het nederlandse karakter kent, weet dat hij daarmee zijn doel nooit bereikt. Voor ik tot een ander punt overga, zou ik gaarne de methode, in de brochure gevolgd, naier karakteriseren door twee voorbeelden. In de roman Ernst Gronins bladert de vader van Ernst in een beknopt overzicht der engelse letterkunde en vindt een inte ressant register van engelse grootheden": Neo-romantic, Pre-Raphaelite, or Aesthetic School; the Novel; John Buskin (born 1819); Matthew Arnold (born 1822); George Elliot (1819?1880); Dante Gabriel Rosetti (1828 1882); William Bell Scott (born 1811); George Meredith (bornaaont 1828.) Er volgen zo nog heel wat namen. De heer Prick citeert op blz. 33 van zijn brochure die lijst voluit. Natuurlik, wie van niets afweet, denkt: wat 'n vertchrikkelike onzin krijgen die jongens toch onder de ogen!" en 't grote publiek meent dat zo iets geleerd wordt. Wat is 't geval ? In een oude druk van The Literary Beader" van Taco H. de Beer, een der autoriteiten nog wel van de heer Prick, bevindt zich een inhoudsopgave van de stukken die in deze bloemlezing voorkomen, ««rangschikt onder de naam v»n de schrijvers, van wie de stukken zijn; daarbij zijn geaoorteen sterfjaren gevoegd. Deze namen nu zijn in bovenstaande lijst bijeengeschrevenl Is het fair op zulk een wijze de indruk te vestigen, dat ao iets aan onze jongens wordt te leren gegeven ? Dat Drabbe dit doet in een roman netje, moet hij weten; maar de heer Prick, die geen romans schrijft, moest zulke trucjes beneden zich achten, M|jn tweede voorbeeld: In wat vooraf ging meen ik reeds gewezen te hebben op de methode van de heer Prick om het algemene te willen kenschetsen door het exceptio nele. Dit gaat gepaard met een zeer ge liefkoosde jacht op woorden. Zo b.v. wordt. er, meent de schrijver, een soort geschiedenis onderwezen, opperste kitteling der nationale ijdelheid, de gesanctioneerde en onaantastbare leugen ter olflciëele belazering der onder danen, de duur betaalde landsadvokaterij voor kwade zaken in 't groot, de spunglikkende iiimimiumiit STEMMINGEN DOOR J. V'AN DIJK. Vredig suisde het gaslicht, uitstralend ? een door de lampekap gedempt goud-getint schijnsel. Als een wazige nevel vloeide het nit over de tafel en overstroomde het blonde meieje, dat aandachtig de gekleurde plaatjes van een prentenboek bezag. Op een kleinen afstand van de tafel, waar de rand der kap het licht verdoeielde, zat in een .gemakkelijken crapaud, haar moeder de courant te lezen, die zij in den lichtglans hield en waarvan hst zacht geritsel in de stilte knetterde. Gelijkmatig bewoog zich op den schoorsteen de slinger der klok, waarvan het harde, droge geluid alfl droppels in de gelaidloosheid vielen. Heftiger knetterde opeens het papier toen de won w, zich nog meer in de schaduw terugtrekkend, achterover in haar stoel ging Ifinnen en de contant onge vouwen op tafel wierp. Droomerig keek zij de kamer door en iets huiselijks, een gevoel van warmte en behaopkammerij van bij de gratie Gcds hoo?geboien onbeduidendheden of vorstelijke pierewaaiers met bemillioenairde OIE i tressen door betitelde intellectueelen met lakeienzielen." Waarom is 't hier nu te doen? Om de zaak? Make hy 't wijg, wie hij wil. Hier is 't om 't woord te doen. Om de lach van de halve-beschaving. En deze woord verliefdheid gaat zo ver, dat waar een engels schoolboek van B O. Brennan (zeer terecht voeg ik er grif bij) wordt veroordeeld (blz. 31 en 32 der brochure), in een hik-stijl van gelijk allooi als 't zo juist geciteerde, de echrij ?er 't blijkbaar zelf zo mooi vindt, dat hij 't elders woordelik herhaalt f?Het M'ddilbaar Ouderwijs" van l Julie 1908 blz. 2f3 en 204). * ** Maar de heer Prick zelfheeft ook bezwaren, zeer grote, tegen de H. 13. S. Die bezwaren noemt hy. Welnu, er is daarbij geen enkel, dat niet uitentreuren duor neierlandse leraren reeds genoemd is, op wegneming waarvan reeds jaren is aangedrongen. Past het nu, wanneer men ni«ts nieuws zegt, zo'n woord te voeren? Wie de vaktijdschriften leest, krijgt de indruk dat alles rojengeur en maneschijn is en bo'ertje tot den boom," meent de schrijver. Dat is beslist onjuist. Alweer: wie zo spreekt, kent de nedörlaudse leraren niet. De schrijver klaagt o?er het te veel zitten blijven der leerlingen (wie niet V); over (ik neem de afwisseling van klacht uit de brochure ovei) de neutraliteit, die tot onvruchtbaarheid doemt ('loeveel maal al niet gehoord?); over overmatige arbeidstijd der leerlingen (men kent V. E. O.); geen ethies beginsel (al gelegd door velen); alle repetities moeten afgeschaft (is de schrij ver de enige die't mesnt ?j; geeu onderlinge bespreking tussen de leraren (we wisten 't reeds); 't onderwijs te wetenschappelik (akkoord! menen wervelen); geen opleiding van leraren (al jaren werd 't gebrek genoemd;) 't geld der ouders en niet dt> hersens der kinderen beslist grotendeels o;er 't bezoeken der H. B. 8. (geen nieuws!) Inderdaad er is een bloemlezing gegeven vau wat door aiJe of vele leraren reeds Ung i? gewenst en gezagd. Moet dit nu, als 't wordt nagezegd, geschieden op de schetterende toon van de fonkelnieuwheid ? Op óén uitzondering na stem ik van heler harte met 's heren P/ick's klachtelijgt in. Maar zo zijn er talioaen met mij. En daarom tweeërlei opmerking. Ten eerste deze fouten worden zo goed ingezien, dat hoe langer hoe meer door zeer velen met ernst gewerkt wordt om ze tot steeds kleiner afme'ing terug te brengen: de we'enschappelikheii" ruimt uien op; de overmatige arbeid beperkt mee. Maar oiis middelbaar onderwijs lijdt onder programma's uit oude tijd, en zo kom ik tot de tweede opmerking: geer veel kan niet verbeterd worden, en daar onder vallen de rneeete grieven van de heer Prick, zoader medewerking der autoriteiten, d. i. zonder wetswijziging en j «organisatie der school. En daaron is nu juist dit geschrift zo verkeerd van opzet: de gewone leoser krijgt vóór alles de indruk van een aanval op de leraren, al wordt nu en dan een reserve gemaakt, en op de school, terwijl toch aller eerst de schrijver zijn aanvalskracht had moeten richten op de achtereenvolgende regeringen, die de hoogst nodige ver Date ringen op onderwjj'gebied achterwege lieten eu nu sinds zes jaar 't gehele terrein van de school aan sijn lot overlaten, wachtende op een rapport van de ineenschakelingekommissie. De heer Prick wil spleiding van leraren. Wij allen. Maar 't meest bescheiden verzoek hieromtrent, dat de Vereniging van Leraren onlangs aan de Minister deed, wordt afgewezen op grond van dat onverschenen en steeds zullende-versehijnen rapport. Dit is n ding. Zo zijn er meer. Te veel om hier elk afzonderlik te behandelen. De schuld, dat de H. B. S. nog zo heel, heel ver van een bereikbaar ideaal afstaat, is werkelik niet allermeest bij de leraren te zoeken. Waarmee ik niet wil zeggen, dat er bij hen in 't geheel niet te zoeken valt. Naast zijn aanmerkingen heeft de heer Prick ook wensen; wensen om verbetering te brengen. Konsekwent ia hij daarbij niet. Voor hem wenken de nieuwe idealen slechts op de puinhopen ?an de H. B. S. zoals zij nu is. Wie er zo over denkt, gaat niet spreken over verbeteringen op de bestaande grond slag." En wat zijn deze wensen: afschaffing van het eindexamen, promotie tot de hogere onderwijsinrichtingen door een raad van leraren; fakultatief stellen van vakken; geen vakleraren; opleiding voor het geven van middelbaar onderwijs bij het lager. Ik moet in herhaling vallen: de heer Prick is wer kelik niet de enige die 't zegt. Voor zulke wensen behoeft men ons b.v. niet via de heer Tutein Nolthenius naar de Nieuwe Wereld te verwijzen. Daarover hebben wij 't in 't oude Nederland ook al eens gehad. Waarmee ik weer volstrekt niet wil zeggen dat door veel van 't genoemde niet verbetering zou verkregen worden. Maar men dient meer te zeggen te hebben voor een brochure van deze opzet en toon. En verder, onder die wensen zijn er ook van twijfelachtige waarde. Heeft de schrijver b.v. over dat fakultatief stellen van vakken wel eens goed nagedacht, vooral zich een uitgewerkt leerplan met zulk een regeling trachten voor te stellen? gelijkheid doorstroomde haar, toen haar oog lang» de donkerroode, pluchen gordijnen dwaalde, die in zware plooien neerhangend, het reeds by de vensters getemperd licht in hun diepe vouwen geheel inzogen. Het don kere behangsel, waarvan de eentonigheid door eenige kleine schilderijtjes en een paar familieportretten gebroken werd, vormde als een vage, schemerige achtergrond, een om lijsting van de tafel, waar, in het helle, gelige licht, het kind met de blonde krullen, ge duldig haar prentjes bekeek. Met moe gebaar wreef de kleine de vuistjes in de oogen. Warempel, Annie, je moest naar bed gaan," zeide haar moeder verwijtend, ongerust naar de vergulde pendule kijkend. Bijna tien uur." Hé, toe, maatje, ik ben heusch nog goed watker" verdedigde zich het kleine meisje. Toe laat u me nou opblijven, nou zal ie toch niet lang meer uitblijven." Ja, maar pa zal erg boos zijn als ie je nog op vindt." Hé, ik ben zoo nieuwsgierig wat ie mee brengen zal. Hét ie u non heusch niet gezegd, wat 't zijn zal?" Nee, heusch niet." Anders zegt-ie u toch alles. Toen ik jarig was, hebt u 't ook vooruit geweten." Eenige oogen blikken was het weer stil en Ik kan mij daarom zo goed begrijpen, ge zien dit alles, dat de brochure zo smalend over vakmensen spreekt: voor hen is alles wat gezegd wordt, reeds herhaaldelik betoogd of soms afdoende weerlegd. Beter betoogcl; en waar 't niet hielp, zal déze wijze van doen allerminst baten. Maar zeker, bij een It kenpubliek tot wie de schrijver zich liever moet wenden om gehoor, zal hij de lof winnen van de man die 't weet en \ zeggen durft. Een lof echter alleen door de onkunde te gever. * * * Hoewel 't deze keer mijn taak niet was, heb ik hoop hij mijn verdedigende houding toch genos,;; In hfnben doen uitkomen, dat vele bezwaren te^sn ,]0 H. B. S. inderdaad gegrond zijn. Slechts inei'n ik dat de Mach ten anders moeteu geadresseerd worden. Müir tfgen de.*e brochure past verweer, ten minste als men 't onderwijs dat men dient geen schade wil zien toegebracht. Niet 't onderwijs in de een of an iere bestaande vn~m, dat ia minder, maar HET ondtrwijs wordt benadeeld door zulk geschrijf. Zo komt geen verbetering tot stand, vraar do aandacht van deels in onkunde geuite, van deels door ieder deskundige toegegeven, van deela door velen reeds geopperde bezwaren, wordt afgeleid door drukdoeneiij en effektb<-jag. Ik ben overtuigd dat de heer Prick dit niet wil. Ken eterke indruk geeft al zijn werk, niet alleen dexe brochure : die van zeer grote eerlikheid. En naast die eerUltheii spreekt zijn goede bedoeling. Maar waar die bedoeling hier wordt erkend, daar moet ook hardop worden gezegd, at 7.6 niet» goeds zal tot slan i komen. Zó ?.al alleen bij een kwaad guiind publiek een verkee:de. reeds bestaande indruk, vau de H. B. S. worden versterkt. De heer Pr'ck zal door zijn brochure't onderwijs alleen kannen schsden, zonder er iets voor terug te geven. De Waarheid omtrent de H. B. S." kan slechts de uitwerking hebben van 't allerordinairste pamflet. En bovendien, een man, zelf leraar, die de verhouding tussen leerlingen en leraren, getekend in 't boek van Drabbe,-als typies sanktioneert door zijn instemming, heeft de mie leraien, voor wie zulke verhoudingen wet beataac, in niet geringe mate beledigd. Amsterdam. G. BOLKESTKIN. S oa U PETOS dra te oorzaken m ea iBdtisterfle. Sedert esnige jaren bestaat in Westminster de Health Society of the City of' Westminster", een vereeniging die zich o. a. bezig houdt met het werk dat hier ter stede door de Tuberculose-vereeniging ver richt wordt. Maar een voornaam deel van het werk der vereeniging vormt de zorg voor zeer-jonge kinderen. Gedurende een jaar na de geboorte worden de kinderen uit de volksklasse regelmatig eens in de drie maanden en zoo noodig meerdere malen bezocht. De taak van den bezoeker bestaat vn. in het geven van raad; hij moet de moeder overreden om de regels der hygiëne na te leven en allerlei ingewortelde slechte gewoonten bij de verzorging der kinderen bestrijden. Stellig geen gemakkelijke taak, want het is bekend dat de verzorging van kindoren in de eerste levensjaren dikwijls alles te wenschen overlaat. Het is echter niet de bedoeling van dit artikel het nut of' de resultaten van dat werk te bespreken. Wij willen iets vertellen van de gegevens over sommige sociale toestanden, die door de vereeniging bij dit werk zijn bijeengegaard. Na elk bezoek worden nl. allerlei bijzonderheden over de gezondheid van moeder en kind en over de levensomstan digheden van het gezin op speciale, daartoe bestemde kaarten genoteerd. Dit materiaal wordt dooreen geschoold statisticu8.be werkt zoodat ons betrouwbare gegevens omtrent de oorzaken van kindersterfte, ziekte enz. worden verstrekt. In het r Journal of the lioyal Statistical Society" Fan 31 Deo. 1308 worden de uitkomsten van dat onderzoek gedurende het tijdvak Juni 1907 tot Juni 1908 medegedeeld. Het materiaal bestond uit 1237 kaarten. Uit de uitvoerige tabellen willen wij enkele cijfers overnemen. De eerste tabel betreft den invloed van behuizing, armoede, arbeid der moeder, gezondheid der moeder en wijze van voeding op de sterfte en gezond heid der kinderen. Over den invloed der armoede geeft de tabel de volgende cijfers (procentsgewijze) : _vii<1 n ^ 'l",','1^0,1,' welstand (familie-inkomen s''" '"" I.' 'ë);"?;' boven 25 shillings) .... 78.2 15.7 6 armoede (familie-inkomen 21 -'£> shillings) ..... 73.1 19.9 7 groote armoede ( familie inkomen tot 21 shilliugs). 51.135. 13.9 Aan deze sprekende cijfers behoeft geen commentaar te worden toegevoegd. Even welsprekend zijn de cijfers betreffende de woningtoestanden. gezond zwak ^'."^i.^!',-'.'' goed . . . 78.1 15.3 6.5 middelmatig 68.5 22.5 8.9 slecht . . . 43.4 44.0 12.6 tikte de klok zijn eentonigen deun Hoe gaat 't nou eigenlijk op zoo'n fee-at toe?" informeerde Annie vertelt u d'r nou es iets van. U bent d'r toch ook wel es op geweest?" Resoluut sloeg zij haar boek dicht en ging bij den stoel van haar moeder staan, tegen wie zij zich liefkozend aandeide. j,Wie weet hoe boos pa straks zal zijn, als ie daar thuis komt, en hij vindt je nog niet te bed", meende Annie's moeder ongerust. Maar ik heb me d'r zoo op gevleid" huü-pruilde Atmie hij hét 't toch vast beloofd, dat ie wat meebrengen zou; en ik wil zoo graag weten wat 't is". Xu, kom dan maar hier" troostte haar moeder, die het kind op den schoot aam. Zij kon het niet van zich verkrijgen het meisje, dat zich zooveel voorstelde van het geschenk, dat haar vader van het feest zou meebrengen, nadat zij .reeds den geheelen avond had zitten wachten, te bed te brengen, en hoopte in stilte dat het kind, dat nu reeds moeite deed om wakker te blijven in slaap zou vallen, wanneer het rustig op haar knieën zou zitten. U weet 't wel" kwam zij weer op het vorige thema terug maar u wilt 't me niet zeggen. Ik vind 't niks aardig van u.... Toe, zegt u 't nu maar. Is 't 'n speelgoed kamertje, met van die kleine stoeltjes en 'n De geweldige w»ningwetbestrijder Van den Biesen knoopt zich deze cijfers in het oor! Men moet echter niet vergeten dat het gewoonlijk de armste families zullen zyn, die in de slechtste woningen samenhokken zoodat de groote kindersterfte bij de slechtbehuisden niet alleen op rekening der'slechte worüngtoestanden gesteld mag worden. Merkwaardig zijn ook de cijfers over den invloed van den arbeid der moeder op de gezondheid der kinderen. gezond zwak "J^V ,,vj.'.'!?'';.','",''" geen arbeid. . . 74.9 18.5 6.5 huisarbeid . . . C!) 6 22.9 7.4 " arbeid buitenshuis £(>.?33.9 lii.l De cijfers betreffende Jen huisarbeid zijn niet zoo slecht als men misschien zou ver wachten. Dat komt omdat deze huisarbeid der vrouw in Westmiuster prootendeels niet tot do ongezonde, slecht betaalde huis industrie behoort. Xear groot daarentegen is het sterftecijfer der kinderen, wier moeder bditenshuis werkt. Gewoonlijk was in de de onderzochte gevallen werkeloosheid van den man de ojrzaak, zoodat ook bij deze cijfers rekening moet gehouden worden met den factor armoede. De arbeid der moeder buitenshuis geeft aanleiding tot onzindelijkheid, onvoldoende voeding van het kind en gebrek aan zorg, terwijl vaak reeds de gezondheid der moeder door harden arbeid en slechte voeding is ondermijnd. Wij zullen den lezer niet met meer cijfers vermoeien, hoewel in de aangehaalde studie nog ^ele andere interessante gegevens worden meegedeeld. Tot recht verstand der cijfers moet no * worden gezegd dat het onderzoek v. n. de gezinnen van kleermakers, kruiers, kellners, vrachtrijders en industrnarbeiders betrof. Met het bijeenbrengen van dit statistisch materiaal heeft de ^Health Society of Westminster" een goed werk gedaan, dat aan andere dergelijke philantropische vereenigingen ten voorbeeld gesteld kan worden. De meegedeelde cijfers bevestigen ondubbel zinnig onze overtuiging dat er een nauw verband bestaat tusscheu armoede en slechte woningtoestauden eenerzijdsen kindersterfte en kinderzwakte anderzijds. En hoeveel na deel en ellende brengt niet diekinderzwakte! /wakke kinderen worden zwakke mannen en vrouwen en een zwak geslacht verhoogt de kans op een nog zwakker nageslacht. Laten de heeren conservatieven, die wan neer er sprake is van sociale wetgeving, zoo zwaarwichtig redeneeren en zoo afkeurend oordeelen over de in standhouding van het zwakke," laten zij eens bedenken dat een tijdige staatsinmenging de zwakte kan ?voorkomen en zoo de degeneratie vau het ras kan verhinderen. Terecht zegt de schrijver der aangehaalde studie; it is perhaps in infancy that the first touch is given towards the manufacture of a degenerate, unemployable, and pauper class wich in its own turn saps the vitality of the next generation." Zwakke kinderen zijn ook slechte leer lingen en worden domme menschen. Zwakke kinderen worden trage arbeiders, vermin deren de productiekracbt van een volk. Het is niet voor de eerste maal dat dit alles wordt betoogd. Maar als we zien hoe weinig voortgang gemaakt wordt met de uitbreiding der sociale wetgeving en hoe slecht de bestaande vaak wordt uitgevoerd en hoe sterk de reactionaire agitatie tegen Woningwet en Ongevallenwet is, dan blijkt het toch niet overbodig die oude waarheden nog eens aan nieuwe gegevens te demonstreeren. Wij twijfelen niet aan het nut der ge noemde vereeniging en van andere derge lijke vereenigingen, die zich vooral op voeding" ten doel stellen, maar wij kunnen toch het booze vermoeden niet onderdrukken dat al de energie, die voor dergelij- werk wordt verbruikt, nog beter besteed zou zijn als ze gericht was op versterking der vak beweging en uitbreiding der sociale wet geving en daarmee dus op een verandering hetzij langzamer of sneller maar dan toch een verandering! van de grond slagen onzer tegenwoordige samenleving. J. G. v. D. MnM in de Hoofdstad. Het honderd vier en veertigste Caeciliaconcert bleek een groote aantrekkelijkheid te bezitten, want de Stadsschouwburg was nagenoeg uitverkocht. Het programma was geheel gewijd aan Beethoven, vermoedelijk als herinnering aan 's meesters sterfdag (26 October). Stemt het tot vreugde dat bet peil van ons concertpubliek in de laatste jaren zóó gestegen is dat de naam Beethoven in staat is een geheelen schouwburg vol te d >en loopen, zeker is bet dat de medewerking van Julius Köntgen voor een goed deel tot het welslagen hetft bijgedragen. kassie en 'n tafeltje, of is 't 'n fornuissie, want dat hét ie ook es beloofd.. . ." ..Heuscü, ik weet d'r niets van". Weet u wat ik wou dat 't is?" ver volgde Annie gretig ,,'n doosje met krijtjes, of nee, 'n doos met kralen. Ja, die wil ik hebben. Dan ga ik armbandjes maken, witte en rooie en gekleurde, van allemaal door elkaar" - babbelde zij voort Ja, dat zou ik 't liefst willen hebben". Maar als ie nu eens lekkers meebracht, want op 'n feest krijgen ze toch geen speelgoed ?" Even ging 't lipje pruilend omlaag. Nee, dat zou ik niks aardig vinden", kwam 't nadenkend er uit. Wat hèje nou an lekkers?'' En anders snoep je toch wat graag". Ja, unar kraaltjes ia veel aardiger. Zy'n 't kraaltjes ?" vroeg ze geheimzinnig, en toen zonder antwoord aftewachten. Wat duurt't lang eer ie komt". Ik geloof dat ie nu wel iauw thuis zal zijn ; misschien wel met 'n half uurtje". Waarom is pa eigenlijk op dat feest, en krijgt ie daar nou de heele avond lekkers te eten?" Wel nee, malle meid" lachte de moeder, en krulde de blonde haren om haar vingers hoe kom je d'r bij. Pa is daar omdat z'n chef vijftig jaar is, en die geeft daarom Het was alsof het publiek door een talrijke opkomst dezen kunstenaar heeft willen toonen hoezeer het er op gesteld ig hem ook te hooren in werken van grooten stijl, zooals een concert met orchest, temeer daar velen zich ter nauwernood een optreden van Köntgen kunnen herinneren op een der abonnementsconcerten van het Concert gebouw. En toch a's men zich te binnen brengt den indruk dien een Rehberg, Rachmaninof en zoovele anderen maakten en al* men dan nagaat hoe oneirdig veel dieper het spel van Röntgen ons trof, dan vraagt men zich af, waai om zoekt men zoo verre wat in onze onmiddellijke nabijheid zooveel beter en schooner voorhanden is ! Reeds op de donateursmatir.ee toonde het publiek op ondubbelzinnige wijze zijn dank baarheid eii op het concert namen de toe juichingen het karakter aan eener ovatie. En terecht waren zij verdiend, want zooals Rontgen ODS Beethoven 'aan het klavier nadichtte, ziet, dat was zoo vol poëzie, zoo vol verheven schoonheid en reinheid van opvatting, dat men werkelijk daarvoor een gevoel van innige dankbaarheid moest krijgen. Het Adagio . .. het herinnerde cni aan het feestconcert ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van Oaecilia, toen dezelfde kunstenaar het even schoon op ons liet inwerken. Maar hoe heerlijk was ook de vertolking van het orchestrale gedeelte! Mengeiberg dirigeerde dit concert met geheel opgaan in de geniale schoonheid der partituur. Juist het Adagio, met zijn beurtzang iusschen piano en orchest, was een meesterstuk van steomiingskunsr. Indien mennude wedergave vanBeethovêns vierde pianoconcert als het hoogtepunt van het programma zou beschouwen, dan deed men toch onrecht aan de vertolking van de vijfde symphonie, die zich als geen der andere symphonieën van Beethoven, een eereplaats in de waardeering van het publiek veroverd heeft. Ook hier was de indruk enorm grootsch. Het reuzenorchest van Gaecilia, met zijn sterk bezet strijkquintet, is zoo recht instaat het imponeerende van het werk te doen uitkomen. Maar ook wat weet Mengeiberg een kracht te verleenen aan het nitdrukkingaver aogen van het orchest m den eersten Satz, met zijn praegnant rhythme, hoe schoon kwam het melodische element van het Andante tot zijn recht, zonder de minste ziekelijkheid en hoe goed wist Mengeiberg bij den overgang van het Scherzo in het Finale, zijn schare in bedwang, te houden! Hoe sebeon klonk het piano, voorafgaande aan den laatsten Satz. fin hoe groot was toen de jubel, waarmede het Finale werd ingezet. Beeihoven, heeft dien jnbeltoon weten vol te honden tot aan de laatste maten van zijn grootsch op gevat slot en Mengeiberg heeft ons dien jubeltoon tot aan het laatste accoord mee doen voelen. In geestdrift voor het genotene mochten wij huiswaarts gaan. Maar ik mag niet met stilzwygen voorbij gaan de vertolking der tweede symphonie, die met verstandig beleid aan het begin van het programma was geplaatst. Zeker zij is niet zoo grootEch als de vijfde en ook niet als de op haar volgende derde, de>Eroica"! Maar toch wat laat zij toch verre achter zich hetgeen door andere symphonigten vóór haar werd gecomponeerd l Daarom was het goed dat dezeeymphonie, die betrekkelijk weinig wordt gespeeld, eens op het programma van Catcilia voorkwam. Geen orchest is beter in staat hare liefelijke t choonheden te dosn uitkomen dan het Caeciiiaorchest. Niet alleen ten opzichte van het doel, waar voor de Caecilia-concerten worden gegeven, n.], om te voorzien in de middelen, ten bate van hen 'die vanwege de Maatschappij uit keering en ondersteuning genieten niet alieeu ten opzichte van dat doe), maar ook uit ean algemeen artistiek oogpunt, mag het 144e concert van Caecilia als buitengewoon geslaaaji worden beschouwd. Nog heb ik te schrijven over een der vroeger plaats ge'aad hebbende abbonnementsconc rten in het Concertgebouw, waar ons de kennismaking verschaft werd met mevrouw Ilona Durigo. Deze dame beschikt niet over schitterende stem middelen. Haar orgaan is niet van hetooverende uitwerking. Voor hen die dan ook een dergelijke eigenschap als een nood zakelijk iets beschouwen bij een zangeres, zal het optreden van mevrouw Dnrigo een teleurstelling hebben opgeleverd. De kunste nares weet echter haar orgaan volkomen te beheerschen. In de bekende aria Nasce al boBCo" uit Handel's seheel vergeten opera Ezio" eigenaardig dat van Handel's opera's alleen eenige alt-aria's zijn bljjven voort leven uitdezeariableekdegoedecoioratuurbehandeling van mevrouw Durigo; uit hare voordracht van Sei stille dem Herrn" uit Mendelssohn's Elias" bleek haar eenvoudigen, soberen maar gevoelvollen stijl en uit hare liederen Eros" van Grieg, Ingrid's Lied" van Kjerulf, Freundliche v'ision" van Strauss, Elfenlied" van Hugo Wolf en Waldeinsamkeit" van Max Eeger ??voor treffelijk op de piano begeleid door den heer E^ert Cornelis bleek hoeveel schakeeringen in stemming en voordracht mevrouw Durigo weet aan den dag te leggen. Men zou het zingen van mevrouw Durigo kunnen vur'n groot feeit,. Hebben wij ook geeu feest gevierd toen Annie jarig was, en aten wij toen de heele avond ?" Maar zijn 't kralen?" vroeg het meii-je halsstarrig, wie dat onderwerp na aan het hart scheen te liggen. Kom, dat zou ik me maar uit 't hoofd zetten, waar zou pa die vandaan moeten j halen. Op 't feest krijgt ie toch geen kralen; j hoogstens zal ie wat lekkers voor je mee brengen," meen Ie haar moeder, die het meisje een teleurstelling besparen wilde, welke stellig komen zou, nu zij zich vast verbeeldde dit speelgoed te zullen krijgt. Maar hij had toch de heele dag de tijd om te koop en; dus 't komt vast," zeide zij kopp<g. Wees es stil l ' vermaande de moeder, Ie vinger op de lippen leggend. Ik geloof dat ik pa hoor." 'n Getink van sleutels liet zich buit,;a hooren, en de schreden van iemand dis .n de gang liep. Hij is 't," fluisterde Annie in spanuiu^. Nou hangt ie z'n jas an de kapstok. Daar hèje 'm." De schitterooujes op de deur gericht bleef het kind vol verwachting luisteren naar i)e naderkomende schreden. Toen werddedeu'' geopend en tiad haar vader, plechtig gero r.t en met «eu \?;Ue das om, binnen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl