De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 28 maart pagina 3

28 maart 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1657 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D. gelijken met de voordracht van een voortreflelyk vioolkunstenaar op een instrument van niet eerste qaaliteit. Alleen, een dergelijk vioolkunstenaar kan zich met de noodige mid delen een eersterangs-inslrmnent aanschaffen en een zangeres kan dit niet. Met dit al blyft mevrouw Dnrigo toch voor mij een fijne kunstenares. Het orchest speelde onderleiding van Mengelberg Chernbini's ouverture inacreon", ook al een lang vergeten opera, de bekende variatiën van Brahms op een thema van Haydn (St. Antoni koraal) en Beethoven's Pastorale- Sy mphonie. Natuurlijk alles op overheerlijke en klanksehoone wijze. Waarom maakt de heer Mengelberg toch zulke lange fermaten en pauzen tusechen elke variatie? Als hij wist hoe irritee rend zulks werkt, dan zou hij het zeker niet doen. Maar zich te laven aan den adel van echoonen orchestklank, was weer een waar genot. AKT. AVERKAMI-. iliimiiiwiiiiimiiHmiiititiiimuiHilMiiHmitiiiiiiiiHti HIH uimmn n« ANATOLE FRANCE. L't ie des Pingouins. Paris 1908. Sedert den dood van Zola, is er geen Fransche letterkundige, wiens schrijversnaam bier te lande zooveel en zoo goeden klank gekregen heeft, als Anatole France. Dat heeft zyn goede (of kwade) reden. De literatuur bloeit" niet meer in Frankrijk. Wel wordt er natuurlijk menigeen als artiste hors ligne, als arvcain diitinguégeroemd en de mid delsoort roman is er veel beter dan bij ons maar de universeele mannen, de meer dan enkel Fransche auteurs ontbreken. Het klaarst ?bljjkt dit daaruit, dat uit die middelsoort lectuur, waarvan een belangrijk deel (men zou gaarne willen weten wie dat deel eigenlijk bepaalt!) hier af komt zetten, geen enkele naam larjgen ty'd overblijft. Behalve dan die van Anatole France. Maar hy' behoort toch, wel beschouwd, niet meer lot de jongeren, nu by al ver in de zestig is en zy'n grootste productie wel achter zich zal hebben. Vooral zijn laatste werken, de vier deeltjes Histoire contemporaine deden hier de aandacht op hem vestigen, ook in verband met de verhoogde belangstelling voor Franschea geest en Fransche toestanden, die de Dieyfus-zaak in Holland gewekt had. Daar, in die lotgevallen van monsieur Bergtret, zag men legenden achtergrond van het geestelijk Fwuikry k eerst duidelijk de figuur van Anatole Fnuace zich afteekenen, zooals die in het ouderworden allengs gegroeid is: de belicha ming der glimlachende ironie, de ietwat naïeve, ietwat schuwe en verlegen eenzame, die echter gelaten het lot zijner etnzelvigheid draagt. Maar intusschen geenszins een on verecliillige blijkt voor het lot van zijn land a het bedrijf zijner ty'dgenooten, integendeel zoozeer daarin mee leeft en meelydt, dat hij er van "(of er teger.) getuigen moet in geschrift op geschrift. Al ware het ook, dat hij voornamelijk van de duMatheid getuigen moet, de verbazende, de uitbundige Comiek, die in de geschiedenis d«e lands tegenwoordig de Tragiek vervan gen heeft. Zoo de menschen en dingen aan te zien, met zachten glimlach van beschermende meerderheid, heeft iets zeer aantrekkelijks voor vele menschen. Maar het is een levens houding, die men alleen van ouderen goed verdragen kan, en dan nog enkel van hen, die het leven in neigingen en hartstochten waarln'k mee geleefd hebben. Anders komen zy te goedkoop aan hnn levenswijsheid, die daa voornamelijk als pedanterie en droog heid verschy'nt. En zelfs van een man als France, die meer dan. voldoende'bewezen heeft, dat niets menschely'ks hem vreemd is en hij het leven heeft mee geleden, doet het aangenaam aan, als hy' zijn houding toch niet tot het einde te handhaven vermag, als het ook hem soms te machtig wordt en ten alotte het menschely'k-gevoelige in hem reageeren moet. Dat die reactie zelve dan niet verheven aandoet, ligt in de reden, daar is zij juist geuvelareactie voor ... Wij vinden dwn ommekeer aan het slot van L'lle des Pingouins, een van France's aller laatste werken, het boek waarvan ik nu ver tellen ga. Na de vertooning der dwaasheid, middtnuit uit de dwaasheid, in het laatste deel der Eüttire Contemporaine, heeft de schrijver misschien last gekregen haar meer van boven en meer globaal te beschouwen, gelijk ty' zich klaarlijk manifesteert in de gangbare geschiedenisleer van Frankrijk ... als van elk ander land. Al die onnoozele verhalen, die leege bluf, die opgeblazen ijdelheden moest bit tenminste n keer tentoonstellen in d» zotte historie van het Pinguïneneiland. En de pinguïn SB, dat zyn dan deFranschen gelijk de schrijver hea min-vleiend ziet. Het begin vooral van bet boek is hoog?geesiig. Er was een Saint Homme", die Mael heette, een geducht ambachtsman in het vak der Kerstening van heidenen. Zooveel bekeerlingen per dag zooveel kapellen ge bouwd en heideneche altaren omgeworpen per jaar ... Maar de Saint Homme Haël werd oud ea stuntelig; ooi kon hij niet meer de dingen goed cndei scheiden, en zoo geviel het, dat hy' op een kwaden dag een heele llMIlimiiMMHiiliiMiiiiiiliMimliiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiHiinimHmiimiM Goeia'n avond," begroette hy zijn vrouw. Dag, man. O, wat vind ik prettig, dat ze 't niet zoo laat gemaakt hebben. Nu... en was 't d'r amusant?" Hm... ja," luidde het lakonieke ant woord. Zwijgend zette bij zich op de canapé, greep de courant van tafel en begon te lezen, tle oogen iii zwttre frons ianiengL-trLkktij. j Hij s^Vaijiit niet t;g gehumeurd, dacht ::j;i j viGUff, /.yu knoriig ge:,icht en den rim; e! , tu-jpchen ,;ijr, oogen betru^rkend. . ! Met ^een blik had hij , van Annie nota genomen, die haar gretig* oogjes niet van haar vade» afwendde, in spanning wat zy krijgen zou. Heftig kraakte het papier toen de man de courant omwendde: zijn vluchtige blik ken vlogen van boven tot onder de kolom men door. Je bent ook niet erg spraakzaam," merkte rijn vrouw verwijtend op. Zoo, vin je," klonk zijn brommerig ant woord. Toen, met een nydigen ruk, smeet hy' het blad op tafel en ging met de handen in de zakken de kam-er op en neer loopen. Nu zal 't komen, dacht Annie, toen haar vader opstond hy steekt z'n hand al in zijn zak. Doch er kwam niets en zwijgend Wtte hy zyn wandeling voort. kolonie van pingnïnen plechtiglyk doopte, omdat hij hen voor byzonder stemmige menscfeen hield. Dat gaf een consternatie in den Hemel en aanleiding tot scherpe leerstellige debatten onder de heiligen, die in 't algemeen van zulke controversen als een verzetje" niet afkeerig schijnen. Tliterst, ja, als't ware zalig scherpzinnige dialectiek wordt besteed aan -de talryke twistvragen, die uit de après tont l onzalige daad van St. Maël voortsproten. Is de doop nietig of geldig 1 Wat is het eigenlijk karakter des doops ? Welke zuilen de gevolgen zijn van een geldigen doop in dit geval ? Er wordt echter allereerst uitgemaakt dat dans les Saerements, la forme l'emporte sur Ie fond" en dat dit zoo blijven moet. Een nederige, zalige dorpspastoor doet wel moeite van dit besluit herziening te krijgen, en voert de ervaring van zjja gansene leven als argument aau. Immers, hij was altijd een trouwe dienaar Gods, die veertig jaren lang het misofl'er opdroeg. Maar helaas! zonder de minste goede uitwerking voor de geloovigen, die geregeld in ergste zonden bleven verzonken en zonder sterkende kracht voor den priester zelf. Want wat bleek hem, toen zy'n ziel omhoog gevaren was en hij dus de dingen beter overzien kon ? Dat al die jaren lang bij de mis een vocht gebiuikt was, waarin geen druppel echte wijn voorkwam! Zoo was het of hij veertig jaar de mis niet had bediend. Je me plais 4 penser" zoo eindigde de waardige geest zijn verhaal que Ie cabaretier Barjas (Ie wijnleverancier) est .damné", maar het bly'ft niettemin onaange naam en ik vraag of de Goddelijke Al wijs heid geen geneesmiddel kent. Xon, répondit Ie Seigneur. Le remede eerait pire que Ie mal. Si dans les régies du salut Ie fond l'emportait sur la forme, ce serait la ruïne du sacerdoce." Hélas! mon Dieu, soupira l'humble Probus, croyez-en ma triate expérience: tant que vous réduirez vos sacrennnts u des formules, votre justice rencontrera de ter ribles obstacles." Je Ie sais mieux que vous, répliqaa Ie Seigneur." Maar 't kwaad is niet te verhelpen. Er zullen tijden komen, dat les pr tresdevriendront a ce point ignares, qn'ils baptiseront les enfants in nomine patria et jilia et spiritu sanctd Hoe zou men dan den inhoud, de goede bedoeling, over den vorm kunnen laten heerschen l Het einde van het zalig concilie is, dat de lieve God besluit in Godsnaam van de pinguïaen dan maar menschen te maken. En zoo kwamen ... de Franeehen ia de wereld. Weldra werden de Pinguïnen gekleed, het geen de onzedelijkheid veroorzaakte, sloegen ze elkaar dood om een stuk grond, wat de vestiging van den Eigendom en het ontstaan van den Adel beduid ie, Zy hadden voorts hun Moyen dge en-Renaissance, juist als ander e volken, waarvan gewag s?emaakt wordt in ietwat onnoozele kronieken, die onsamen hangende en ongeloofelijke, doch daarom niet minder eerbiedwaardig verhalen doen. Zy' heeten De Gettii Pinguinorum. Juist als bij andere middeleeuwsche volkeren, gaat de. beschaving en de kunst in die tijden schier te loor en wordt enkel in de kloosters nog gecultiveerd, hetgeen voor namelijk zeggen wil, dat de monniken tallooze antieke handeehriften afkrabben, om het perkament tot overschrijving der Evan geliën te benutten. Een zeer beroemde mon nik, Ermold Ie Pingouin, eö'aoe il lui eeul quatre mille manuecrits grecs et latins, pour copier quatre mille fois l'évangile de Saint Jear?." Overigens waren de tijden barbaarsch en met oorlog en verwoesticg vervuld. Waarom weet men niet recht. De kronieken weer spreken alle elkaar. J'ai trouvédeux chroniqueurs qui s'accordent; niais l'un a copi l'autre." De eerbiedwaardige kroniek De Gestis Ping ,'iaomm vormt tegelijk de grootste letterkundige schat, ons uit de Pinguïnsche middeleeuwen overgebracht. De beroemde chroniqueur schreef nog, terwijl de vijani, om zoo te zeggen, reeds aan zy'n kamerdeur rammelde. Ook de primitieve schilderkunst der Pin guïnen is terecht beroemd; zij is d'une originalitépuiseante et délicieuse" en het lijkt alleen jammer dat de Pinguïnen avant d'admirer leurs peinties primitifs, end truieirent tous les ouvrages." Door dit treurige feit zijn eindelooze en hopelooze krakeelen ontstaan met de Mariouins, die stoutelijk beweren dat h'M primitieven de voorbeelden en leermeesters waren van die der Pingou.ns, enz. Hat is duidelijk wat hier Anatole France parodieert, maar op menige andere plaats, als hij 't heeft over de verheven Koningin Crucha en de Koningen Gun en Chum en Slum, weet een buitenlander waarly'k niet waar 't eigenlijk om gaat en schijnt aet boek erkel voor landgenooten zijn volle waarde te behouden. Aan de temps modiines van het Pinguïnen volk is dan het grootste deel van 't boek gewy'd. De Boulanger-historie, de Dreyfugzaak en nog een andere schandaalgeschiedenis onder den naam Madame Cérèt, die ik niet thuis kan brengen, worden hier behandeld Is d'r wat gebeurd?" vroeg zijn vrouw, die zich ongerurt voelde, door zy'n strakken ernst. De zachte, bedaarde stem deed opeens den toorn bij den man loskomen. Of d'r wat gebeurd is? Ja, d'r is wat ge beurd. Wat m*ent ie wel! De smeerlap, de schoft l" barstte hij eensrt aai), ib K\\a;ongen:' Jjtet gefielde vuisten liep Annib's vader de kamer op en neer. Tegen wie hèje 't toch ? Alles heb ik van avond motten slikken van die ... Getreiterd hèt-ie me, dat m'n bloed d'r van kootte. En niks, niks kon ik terug zeggen. Ik moest 'c me laten welge vallen Weetje wie van avond op 't feest was?' Met vragenden, ongerusten blik keek zy'n vrouw hem aan. Hendrik". Als een kogel schoot hij 't op haar af. Wie? Hendrik van m'n broer, met wien we kwaad zijn. Hoe kwam die daar ?" Ja, hè, dat verwondertje hoonde hij Nou, ik keek ook op, en nog meer, toen ik laat in den avond te hooren kreeg, dat en inderdaad fijntjes gepariodeerd. Maar (och niet zoo geestig, noch zoo bieed, als men eigenly'k verwachten mocht, dunkt my. Het wordt een beetje droog en lang op den duur en dat is het bezwaar, tenminste voor een buitenlander, tegen dit deel van 't boek. Een parodie is toch alty'd maar een keerzijde, en de zijde" is het belachelijke zelf, dat men kennen moet om te weten wat die keerzijde beduidt. Gelijk France het ongetwijfeld kent in de opgeschroefde vereering voor de oude teksfen, waar een philo!o?ie, die doorgaand middel en doel verwart, haar gruwelijke orgiën viert; in de dwaze krakeelen der kunsthistorici, van wie nationale, maar bovenal persoonlijke, ijdelheid niet een der minste kenmerken ij en die overigens foms nood lottig veel op de philologen gelijken; en dat gansche nietige «i ijdele bouwsel, dat, wél beschouwd, zulk een gangbare vaderlandsche historie is, waar alles tot perloonlijke opvatting wordt, zelfs als de feiten heeten vast te staan en de zonderlingste voorstellingen trouwelijk van geslacht op geslacht worden overgebracht, als dierbare natiosale herinneringen. In de geschiedenis van die Sf.inte Orlerose heeft France getracht van dit laatste een beeld te geven en men kan zeggen dat het geslaagd is Doch van de gebeurtenissen, die wij zelf mee beleefd hebben, verwacht men toch fijner analyse, levendiger voorstelling in het comieche, wijder blik dan France vermocht te geven. Hier vooral doet zich gevoelen, wat in dit gedeelte te zeer ontbreekt: gemoed", innige overtuiging, desnoods haat en walging, die de geestigheid doordringen zou en ver scherpen tot een bitter gif, een-wrange hoon voor zooveel volksbeweging ... om niets, maar met een mensch als inzet van 't spel. Nu is het bedaardjes-grappig geworden en niet meer. Het gemoed" echter, dat wij hier mis schien toch ten onrechte misten, is in het einde van het boek, in het wel wat zon derlinge slot, waar de toekomst van la l'ingouinie behandeld wordt. Daar heeft de schrijver fantasieën van anarchisten, die met een verwonderlijk, op afstanden werkend ontploffingsmiddel de ^ansche stad Parijs van het oppervlak der aarde wegvagen. Omdat zij vinden dat het nu genoeg is". Cette ville doit périr", zegt de eenvoudige jonge man, die naar den verren brand zijn werk staat te kijken. En het zachtejonge meisje stemt het, toe, avec uue douceur léveuse: je !e pense aussi'1. En aldus ge schiedt. De overheid blijkt onmachtig tegen dese verwoesters, die op niet te schatten afstanden werken met nietige instrumenten, wier innerlijke kracht echter ontzaggelijk is. Allengs verdwijnt dan de vervloekte, vooze beschaving dezer ty'den en een nieuwe oer periode breekt aan, die op haar beurt tot een nieuwe beschaving voert, en zoo in 't oneindige. Dit is geen vroolyk vooruitzicht en daarmede geen vioolijk slot van het boek. France be-luit hier tut het nietige, ijdele aller dingen, maar hij lijkt zelf niet vroolijk of berustend, terwijl bij het doet. Anders zou hij 't ons zco grimmig en mttzulkbly'kbaar leedvermaak niet voorhouden. En in de beschrijving dier al verwoesting van de verrotte beschaving aevoelt men iets als woeste vreugd, als eimleHjke wraak over... de zelfbeheersching van een geheel boek, van bijna altijd. Het is eenigszins verschrik kend van heftigheid en teleurstellend van cotceptie, dit gedeelte, maar het is wél zeer menschelijk. De heimelijke, anarchist, die in eiken kunstenaar en vooral ook in france huist wil eindelijk zijn haat niet meer betoomen en de zinnelooze, hopelooze daad volbrengen, die toch een verluchting beteekent en een heilzame reactie. Zoo gooien de anarchisten van den daad," de arme, door de maatschappij koud-razend gemaakte verworpenen, met echte bommen in comedies en koffiehuizen, om tenminste eenmaal zichzelven te bewijzen, dat de enkeling tegen de brute menigte iets vermag. Zoo gooit ook de intellectueele anarchist,Anatole France, zy'n geestesbommen, zijn satiren, in de kakelende gemeenschap der menschen en ... heeft daar soms niet genoeg aan. Dan gaat hy zich vermeien in voor stellingen van wraak en vernietiging, die als door een zondvloed, deze verworven menschheid zou uitroeien, radicaal. Misschien was die sage van den voorwereldlyken zondvloed ook niets anders dan de er i de coeur eens evenzoo voor wereldly'ken anatchisten, wien de walging der menschelyke verdorvenheid toen al naar de keel steeg en die opschreef wat hij wenschte dat gebeuren zou ... aldui op dezelfde wijze geschiedenis makend als France in dit boek doet: bij wijze van parodie en desideratum. FKAXS COBNEN. Hamlet. Onder Kunst en Letteren" van het vorige nummer, haalt, bij vermelding van Verkade's Hamlet-creatie en Heymans' karakterstudies in het Ned. Tydechrift voor Geneeskunde, Th. van Ameide ook mijn meening in zake Shakespeare's Hamlet aan. Ik kan daar, waar dit op sympathieke wijze geschiedt, niets dan vreJe mee hebben. ie met de dochter van den directeur trou wen zal". Met de dochter van je chef?" Vin je 't niet heerlijk? En nou komt ie bij ons in de zaak en wordt misschien m'n meerdere. Maar die ploert, die schooier...." Zeg, denk om 't kind" kwam zij haastig tusschen beide. ruöiiiti' t' *\fKicn, '/L'Ï'^.I i.? t^j-r^Li uu;: ujaar natuuriijs draai ik m uen ru» toe. De heel e avond laat ie ine links liggen, maar toen we an tafel zullen gaan, wat denk je dat ie doet. Daar neemt ie me 't kaartje dat op m'n bord lag weg ik had eerst tegenover den directeur zullen komen zitten en legt 't voor m'n ooajen op't en i van de tafel neer, waar ik tusschen den boekhouër en den cor respondent terecht kom. En hèje d'r niets van gezegd ?". O, dacht je, dat ik me dat zóó maar liet aanleunen. Ik vroeg 'm dadelijk of ie hier knecht was geworden. En wat zee-die?" Nee, ik »or baas, en ik, ezel, begreep niet wat ie wou, en wilde 't kaartje weer op z'n plaats leggen. Net Kwam de directeur d'r Heymans' studiën zullen zonder twy'fel een belangrijke medische bijdrage kunnen leveren tot alzijdige karakterkennis van de Hamletfiguur. Doch waar ik niet genoeg op kan wyzen, is: beschouw Shakespeare toch als dramatist, beschouw zy'n werk van uit een dramatisch oogpunt, beoordeel van daar uit ook zijn karakterbouw. In elk ander geval komt men tot alleen eenzijdig belangwek kende conclusies. Zooals we bij Rembrandt niet de anatomie van een figuur hebben te bestudeeren naar de speciale eischen welke de tegenwoordige wetenschap daaraan stelt, maar zooals de 17e eeuwsohe meester die met grooter onbewust heid, in onderdeelen mogelijk onvolmaakter, maar in 't algemeen universeeler en zonder t wijfel menschelijker aanvoelde, zoohebben wij ook Shakespeare's karakterkennes te beoordeelen in het licht van de Elisabethaansche kuituurperiode, al faeöben we daarbij te bedenken dat zijn geniale intuïtie hem de medische wetenschap in vele opzichten vooruit deed zijn. Nog vóór de medische wetenschap die ontdekte, repte Shakespeare van den kring loop van het bloed. Terwijl de massa nog algemeen aan duivelsehe bezetenheid geloofde, doorvoelde hij het wezen van den waanzin. .En dat kwam, omdat zijn onbewuste wijsheid zich niet alleen tot het für sich" der ver schijnselen bepaalde,maar ook als in een nieuwe wereldformatie een an sich" wist te her scheppen,en wij voor zijn werken staan ais voor een uit zich zelf groeiend en bloeiend natuarphenomeec,als voor een dramatiech perpetuum mobile door deriene wetten geordend, een concentrisch spiegelbeeld van Shakespeare's tijd, waarvan hij in den Hamlet dan ook getuigt. En zoo herscheppend, kreeg hij van veel een meer of minder bewust voorgevoel. Datgene, waartoe het dichterlijk besef reeds profetisch komt, daartoe komt het weten schappelijk overleg somwijlen eerst later. Maar toch zouden we gevaar loopen een verkeerde maatstaf aan te leggen, wanneer we moderne karakter-psychologie in abeolute zekerheid willen nenutten voor de vroegereeuwsche. Beide begrippen dekken elkaar niet. Hoewel Bbakespeare met zijn Hamlet", John Ford met zy'n 't Is pity she is a whore" het uitganspunt vormen voor de moderne psychologie, zoo is deze o. m. door Maeterlinck, in aansluiting niet het minst bij dezen laatste, in fijner vertakking ont wikkeld, en is er 260 experimenteel, ook op literair gebied, gewerkt, dat wij wel zeer voor zichtig moeten zijn hier enerlei maatstaf te be nutten, hoe inlichtend de moderne wetenschap hier ook schijre. Voornamelijk in retrospectie ven zin kan ze ons diensten bewijzen, of beter, met het besef, dat we hier oorspronkelijk niet met moderne menschen, maar met een zeer universeele en representatieve renais sance-figuur te doen hebben, waarvan de werkelyke proporties v. n. dank zij het oude noodlottige Hamlet-gecommentaar, de meesten ontgaan. Er wordt te veelvuldig vergeten, dat de lezing van een tooneeldrama eenzelfde erva ring eiecht als die van een muzikale partituur, te meer daar de l chter in beweging gezette verbeelding van den lezer, geen rekening houdt met de tooneel-plastiek enz. Ea dan nog. Shakespeare wil dramatur gisch beoordeeld zijn, als tooneelrnan, met inachtneming van de niet boek-vlakke, maar steieoscopische plastiek van het theater, waar in uitbouw, in versnelling en verlangzaming van het tempo, in het aanvullen met spelmomenten, de tekstdeelen geheel andere ver houdingen krijgen, en men denke b. v. aan Lessing, wien eenzelfde verwijt onrecht\aardig trof lange passages niet zelden het boeiendst blijken, korte tekstdeelen niet zelden heel wat tijd in beslag nemen. Zoo be schouwd, komt de z.g breedsprakigheid, en ook Hamlet's 'errassecd optreden in een heel ander licht te staan. Over het verrassend karakter van sommige daden, de dramatische voor bereiding en het typisch tooneel-werkzame effect daarvan, schreef ik naar aanleiding van een polemiek met den heer Van Nouhuys o. m. in de Febr. afl. van de Nieuwe Gids, waar ook het z.?. talmen van Hamlet in verband wordt georacht met dramatische-, historische- en voorstellingsduur. Sbakespeare dus wil beoordeeld zijn als tooneelman. Meiische kennis kan met we tenschappelijk psychologische, evenals wijsgeerige met speculatieve doeleinden, zeer interessant zijn voor het praktische tooneel bly'kt dat alles dikwerf maar al te gevaarlijk, en hebben we rekening te houden met het feil dat Shakespeare voor het ongeleerde tooneel-publiek dichtte, dat hy rekening hield met de perspectief van het theater en daarnaar zy'n licht en donker, zfn tegen stellingen en plastiek berekende, dat hij schreef om nagevoeld te worden door niet immer geletterde acteurs, en bovenal, dat hij niet echreef als philosoof, noch voor medici, maar als een dichtend mensch onder men schen, en dat hij als zoodanig gewoon menechely'k verstaan wil worden. Een medisch wetenschappelijk samengesteldeHamlet-flguur zou op het tooneel totaal onwerkzaam zijn. Men moet een anatomisch perfecte figuur bij Rembrandt niet als zoodanig zoeken, om dat hij zich niet aan een, naar de overige deelen van de figuur onevenredig bevonden been of arm zou storen, wanneer dat juist in de picturale tolaalwerking goed deed. En zoo is 'c ook bij Shakespeare. Niet met medische juistheid of raakheid en met medische logi sche samenstelling had hy te maken, maar met theatrale waarschijnlijkheidsprojectie. Zoo'n k rakter moet niet historisch, philosofisch of medisch juist te zijn, tiet moet theatraal juist zijn. En even als tegenover zekeren historicus die een fout tegen de historie meende op te merken, zou hier eventueel tegen een kritisch medicus het ant woord kunner luiden: wat is het toch jammer dat ge er zooveel van af weet; het staat u het onbevangen genieten van een artistiek wonder werk in den weg. Sn evenzeer als ten opzichte van de historie in schreden zin gezegd kan worden : de djamitiat moet beginnen met onhistorisch te zijn, zoo kan in verband met representatie, variaties, nuanceering en tempo in zekeren zin gezegd worden, dat de dra matist on-medisch moet ZIJD. Er bes aat overigens reeds een rijke, niet zelden merkwaardige literatuur op dit gebied (o.l. in verband met Hamlet's gefingeerde of wezenlijke krankzinnigheid en de limiet hier van ; in.mijn studie sprak ik reeds van de verkeering van een karaktermoment in zy'n tegendeel). In verband met Shakespeares medicinale kennis zouden genoemd kunnen worden: Bucknill, The Medical Knowledge of Shakespeare, en Von Winkel, 'Shakespeare und die Gyrükologie. Doch hoe belangwekkend dit alles ook zij, het oordeel in laatste en hoogste instantie blijve aan den dramaturg en den navoelenden, den rol doorlerenden en spelenden acteur. Dat is toch eenvouiig: alleen de artistieke methode van een voortreffelijk regisseur of metteur en scène is hier de eenig absoluut juiste en de meest inlichtend tot het begrip van dit karakter voerende. Wat in 't bizonder Th van Ameide's op merkingen over mijne opvattirfg van den Hamlet betreft, geloof ik dat we het opdat punt <;ok wel eens zouden worden, wanneer hij zich maar herinnert, hoe ik schreef van tweeërlei motiveering, n.l. de naturalistische en de metaphysische, zoodat ik zoowel de menschelijke wrekersgedachte als de meer sociaal ethische, zoo men wil: de hoogere taak welke Hamlet zich opgelegd gevoelde, bedoel, en waarin ik, tegen andere schrijvers in, een zeer essentieel (hoewel anders geaard en fijner afgestemd) verband zie met het boven natuurlijke van het Grieksche drama. Hamlet ten opzichte van zijn taak en ten opzichte van zijn corrupte omgeving, dat is IIIIMlmmlIMMI IIHMMlmlIMII 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET op de VELUWE. Inlichtingen bij Ar t i", doorloopende schilderijen-tentoonstelling aldaar. Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 157 K. F. DEÜSCHLE-BENGER. OPGERICHt 1870 GEVESTIGD E HAARLCM Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVAL.SCHT product. Roterhandel ZUID L AREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. op an, en die aap fluistert 'm wat in, en toen komt de chef naar me toe, en zegt dat door 'n vergissing 't kaartje niet goed gelegd wa^. Nou weet ik waarom. M'n lieve neef most d'r zitten, met z'n dochter. Ik dacht, dat ik stikte, en niks mocht ik zeggen ik most 't me laten aanleunen '" Maatja, krijg ik 'c nou?" fluisterde Annie. xuiiu.-i' ?i'jjit-i :n ;::ju 'inu ...5 ,.c \-t-i'-,;: ?-, van heldeen hij las. Zoo'n vernedering te moeten slikken van iemand waar ie jaren lang meer ^e Drouilleeri was ! Voorzichtig liet kleine Annie zich van haar moeders schoot glijden, ging naar hiar vader toe, en trachtte, door hem lacht aan de mouw te trekken, zijn aandacht op haar te vestigen. Wat is d'r? Waarom ben je nog op l" snauwde hij. Verschrikt keek het kind hem aan. He it... hebt u d'r om gedacht hebt u wat mee gebracht ....?" .,0f ik vuU heb meegebraoM'!" Wat u me beloofd hebt. L' zou toch wat moois voor Annie meebrengen. ...'t'' Met ruw gebaar stootte hij haar op zij. Ik heb nogal bui gehad om daaran te denken." Hebt u dan niks?" huil-stamelde Annie, wie eensklaps de tranen in de oogen kwamen, en wier lipje» beefden. Ze is opgebleven om te weten wat je zou meebrengen, en ik kon 't niet van me ver krijgen haar te bed te brengen, zóó heeft ze zich d'r op gevleid. Nou, kom maar hier, etfj'-V-Tr wendd« zij zich tot het kindje .-?-?i -/H' nv^a1!0 :-'A eb,1 H'olaa'iiey geven, en ,!>n u;a>in w t» mareen i-aineu de kraaltjes ,.i,o;>t'u. u;, is uat aoeU, . . ..-.u *nj^.^.ll^ ??o:--.L0 A ?' -UI Li; i^aï, v.^^t lui'l solirecufteud giMe het kind haar teleurstelling uit. Dat mankeert me nog, kinder-geblaer. En wat dat verdorie, hier voor 'n regel is ooi 'c kind tot (ien uur op te houën Naar bed, vooruit, dadelijkl" bulderde hij. Haastig tilde de moeder het heftig teganspartelende meisje op, en droeg het de kamer uit. Woadend liep de man het vertrek op en neer. met wijde passen en met oogen, die van drif-, fmkelden, greep toen voor de derde maal de courant, die onder zijn ruwe bewe gingen scheurde. Van vet re huilde nog de kinderstem. Hij bét 't toch beloofd... en hij hét't ma beloofd..."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl