Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1658
voor alle gemeenten overigens gelijk, d.w.z.
dezelfde formule doet voor alle gemeenten
dienst.
Ik noem de uitkeering, zonder correctie
of beperking, de bruto-uitkeering mét
"correctie of beperking, de netto-uitkeering.
Zij wordt door de \tolgende bepalingen
beheerscht:
lo. ledere gemeente ontvangt jaarlijks,
naar het zielental op l Januari 190...., voor
iederen inwoner, als aandeel in de opbrengst
der accijnzen, een bedrag van ?5; boven
dien ontvangt zij de kosten van vervoer
en verpleging van arme krankzinnigen
geheel terug. ?
Het totaal heet de bruto-uitkeering.
2o. Van deze bruto-uitkeering wordt aller
eerst afgetrokken hetwektandsbtdrag,zijnde
het bedrag, dat gevoegd zou moeten worden
by de opbrengst der gemeente opcenten op
de personeele belasting en de opbrengst
der inkomsten-belasting of der belasting,
welke daarvoor in de plaats treedt en de
opbrengst der plaatselijke accijnzen in de
gemeente geheven, om te verkrijgen drie
maal de hoofdsom der personeele belasting,
in de gemeente geheven, alles over de dienst
jaren 190... of 190,'.
Negatieve verschillen worden daarbij als
nul ingebracht.
3o. Het dan overblijvende wordt aan de
gemeente uitgekeerd tot een maximum van
de helft der totale opbrengst van de ge
meente-opeen ten op de personeele belasting
en de opbrengst der inkomstenbelasting of
der belasting, welke daarvoor in de plaats
treedt en de opbrengst der plaatselijke
accynzen, in de gemeente geheven, alles
ov«r de dienstjaren 190... of 190./.
Het dan verkregen cijfer heet de
nettouitkeering.
Ik heb voor de gemeenten een deel der
accijnzen opgeëischt voor de armenzorg der
onvermogenden en voor het onderwijs hunner
kinderen.
Afzonderlijk men ziet bet hierboven,
sub lo eisch ik, en hierin volg ik de
Staatscommissie na, voor de gemeenten, de
kosten van verpleging: van arme
krankzinnigen geheel terug. Mocht men dit nieuwe
element in de uitkeering onzuiver vinden,
welnu! dan verklaar ik mij gaarne bereid,
mijn voorstel in dien zin te wijzigen, dat
de kosten van verpleging van arme krank
zinnigen komen "te vervallen.
Dan zoude echter, door het Rijk, in plaats
van ?5, voor iederen inwoner ?5.50 aan
de gemeente moeten worden gegeven, het
geen pp de einduitkeeriug geen noemens
waardig verschil zal maken en waardoor
de totaal-uitkeering zelfs iets lager zal
komen.
Aan den aandachtigen lezer zaV niet zijn
ontgaan, dat ik, ten behoeve van de weinige
gemeenten in den lande, welke tijdelijk nog
accijnzen mogen heffen, deze accijnzen met
inkomstenbelasting of opcenten op de
persoueele belasting gelijk stel. Komen die
accijnzen te eeniger tijd te vervallen, dan
is een eerste gevolgkat dadelijk verhooging
van de eigen directe belasting ir.treedt.
De beperking, hierboven, sub 3 genoemd,
is een uitvloeisel van den wenech, om de
autonomie der gemeenten niet aan te tasten.
De uitgaven der gemeentehuishouding
moeten, als regel, in hoofdzaak blijven ten
laste der gemeente zelve en het Rijk mag
slechts te hulp komen, ter voldoening van
rijn aandeel in de kosten. Dat aandeel wordt
aaar billijkheid bepaald, wanneer algemeen
als eisch wordt gesteld, dat de gemeente
minstens tweemaal zooveel belastingen zal
heffen ah de Rijksuitkeering bedraagt.
Ook hier is alweder van bepaalde wille
keur geen sprake. Vooral hen, die, als er
voor de gemeenten van Rijksuitkeering
sprake is, de vlag hijschen met de woorden:
De autonomie der gemeenten in gevaar!"
zal deze beperking der uitkeering moeten
bevredigen.
De primitieve opzet van mijn stelsel was,
de bestaande uitkeeringen van het Rijk aan
de gemeenten te laten vervallen en te laten
vervangen door die van mijn stelsel. Indien
ik mij voorstel de tot stand koming van een
gemeentenoodfonds", dan wordt die opzet
verlaten en aangenomen, dat uit het ge
noemde fonds de verschille*! zullen worden
; voldaan tusschen de uitkeeringen, volgens
i fflijn stelsel en de bestaande uitkeeringen.
tifiiHet verschil wordt per inwoner berekend
s«m d-it bedrag per inwoner blijft, ook voor
lagende jaren, de maatstaf v»a de
nooduitkeering.
Het ware natuurlijk te overwegen, om de
gemeenten welke geen uitkeering zouden
ontvangen uit het gemeente-noodfonds, na
verloop van vyf jaren opnieuw aan een
onderzoek te onderwerpen, of zij wellicht
dan wél voor uitkeering in aanmerking
zouden komen.
cF&uillzton.
H&e te tleine Jacpot aan zon scliitöles kwam.
Uit het EngelscJt, door C. M. V.
I.
Père Céaur stond op zijn erf en liet zijn oog
over zyn eigendommen gaan, zooals hij dat
iederen avond gewoon was te doen; zijn
biens" noemde hij ze, die eigendommen,
bezittingen die verkregen waren met
moeiteYollen arbeid, met werken in de moederaarde
niet alleen door hem, maar ook door zijn
vader en grootvaders vóór hem.
De winterzon was ondergegaan, een vlam
mende streep achterlatend, maar ook deze
kuste zich allengs op in zacht-grijze wolkjes
en over de velden viel reeds de avondscheme
ring. Daar verrezen in het nr.dden van
zijn erf knoestig, afgestompt, in onregel
matige lijnen zijn huis en schuur; nu in
de halve duisternis geleek het een uitwas
,der aarde, er in vastgeworteld en onafschei
delijk er mede verbonden.
Gewichtig liep Père César er omheen, keek
iedere deur, ieder vensterluik nauwkeurig na,
tegelijkertijd luisterend naar geluiden, die
oude, bekende geluiden, die hem zoo lief
waren: het gekakel der kippen met plotse
linge, luide uitbarstingen, doch teUens met
langer tusschenpoozeu totdat het eindelijk
geheel en al wegstierf; het slaperig snorken
der varkens, die nu stil lagen met volgepropte
Om den lezer duidelijk te maken, hoe
mijn stelsel voor verschillende gemeenten
zal werken, volgt hieronder eene opgave
van eenige uitkeeringen, per inwoner, met
vermelding van den financieel an toestand
der gemeenten. Noodpeil wil zeggen, dat
de eigen belastingen zijn geklommen tot'3
maal de hoofdsom der personeele belasting.
Hoeveel de eigenbelastingen boven of
beneden noodpeil bedragen, wordt aange
geven per maat. Maat =: de hoofdsom der
personeele belasting.
Gerekend naar de cijfers over 1S01,
ontvangt:
p. imv.
Asseu nos even beneden uoortpeil staandey
i.'.Amsterdam ruim 1.20 maat bocen. noudp. M. \.i'->>
Groningen <>.i7 ,. » » " l-1'1-"'
Winschoten 0.70 l «?">
Leeuwarden even » n l.fii
Baarderadeel liijna O.SO 1.60
'L'iel 0.05 //flirt/. 1.5:5
Apeldoorn een vuile 1.50
Middelburg even . 1.35
Veendam n boe. n ,, » » 1.30
Leiden 0.20 1.22
Alkmaar een volle li-ucd. , , 1.11
Breda . » O.'JO
Utrecht O 55 0.56
Uit deze cijfers blijkt zonneklaar, dat
mijn uitkeeringastflsel geen speciaal Am
sterdamsen stelsel is.
Het zoude voor de hoofdstad ook na
de belasünguitbreiding wellicht slechts
de mogelijkheid openen, de schreeuwend
hooge opcenten op de personeele belasting
(141) eenigszins te verminderen en voor
wat de inkomstenbelasting aangaat, niet
meer dan 5 pCt. van het inkomen te heffen.
Voorwaar! uit de bezwaren, welke tegen
de toepassing van mijn stelsel zullen ver
rijzen, kan de beduchtheid, voor het verlies
der autonomie der gemeenten, geheel worden
uitgeschakeld.
A'd a m, 31 Mrt. 1909. P. KAEJJT.
Over tuberculose en
krankzianigheid.
Dr. Stepban, de welbekende
geneesheerdirecteur van het Burgèrziekenbuis te
Amsterdam, heeft zich geroepen gevoeld
een woord tot troost en geruststelling voor
beangste gemoederen" te schrijven, en wel
bepaaldelijk voor hen wier gemoedsrust
door htt schrikbeeld der erfelijke belasting
met tuberculose, syphilis of kraakzinnigheid
is geschokt.
Het boekje, 142 pagina's groot, is geen
strijdschrift, maar een wetenschappelijk
gedocumenteerd werk. Toch is het voor
leeken geschreven, en zelfs heeft de schrij
ver den wensch ie kennen gegeven dat het
in dit weekblad door een leek zou worden
besproken. Aan mijne onbetwistbare
ondeskuiidigheid dank ik die vereerende opdracht,
en de wensoh van dr. Stephan is de eenige
rechtvaardiging voor mijn optreden op uit
gebied.
Die wensch werd mij verklaard door do
lezing van het boek daar dit, ofschoon voor
leeken geschreven en bedoeld, toch in zijne
uiterlijke gedaante wel wat afschrik wekkend
technisch deskundig uitziet.
Reeds de titel rllii rin»iuniseerings-p>"C'l.t
lij erfelijke ziekten" is in staat ons leeken
eerbied in te boezemen en wanneer wij zien
dat het boek is eene bewerking naar het
Duitsch van dr. A. Reibmayr," dan wordt
die eerbied wellicht al te groot. Dr. Stephan
heeft nu zeker de proef willen nemen of
des ondanks een ondeskundige zijn belang
rijken gedachtengang heeft kunnen vatten,
en ik hoop dit in het volgende te bewijzen,
daar inderdaad de hier besproken vraag
stukken van groot en overwegend gewicht
zijn voor een ieder, en dus ruimschoots de
moeite verdienen eener kennismaking mot
het wetenschappe'ijk betoog van een des
kundige.
Toch mag ik niet verzwijgen de eeni?e
grief die ik tegen het boekje heb, nl. dat
die moeite hoewel geenszine onoverkomelijk,
nooieloos is verzwaard. Ik betreur het dat
Dr. Stephan zijne zoo gezaghebbende denk
beelden over de erfelijkheid van ziekten en
over de meest doelmatige bestrijding der
tuberculose als volksziekte, niet geheel zelf
standig in een door hem zelf ontworpen,
van vreemde smetten vrij geschrift heeft
medegedeeld. Het zou dan geen behoefte
hebben aan eene leekenaankondiging en
aan mijne aansporing het boekja te lezen,
en tot het einde te lezen.
De duitsche oorsprong heeft het werkje
erfelijk belast met germaansche onduide
lijkheid, waartegen wij hollandsche lezers
nog steeds niet genoegzaam immuun zijn
geworden. Die belasting is merkbaar in de
ordening van de stof en in het veronder
stellen van geschiedkundige kennis omtrent
duitsche vorstenfamilies van den zooveelsten
rang, zooals het Huis Gulik?Cleve, enz.
linmtmimiii iiiiiiimitmi
magen ; het regelmatig geknabbel van hooi
in de paardenstallen. Het zien en hooren
van dit alles was hem onuitsprekelijk dier
baar. Het raakte iets in zijn ziel aan, wat daar
diep verborgen lag, en hem liefelij ker stemde
dan de meest harmonische muziek.
Voldaan zeide hij: bien, bien, ik kan mij
nu gerust neerlegden". En uit zijn mond
klonken die woorden krachtig, geadeld door
het heilige bewustzijn van den arbeider, die
weet goed gearbeid te hebben.
Maar plotseling bleef hij staan met opgetrok
ken schouders en voorover- ge bogen hoofd, de
oogen overschaduwd met zijn rechterhand,
alsof hij in het felle zonlicht inplaats van
in de nevelachtige duisternis van den winter
avond tuurde.
Hij ging drie stappen vooruit, terwijl zijn
oogen trachtten de duisternis te doordringen ;
daarop klonk het over 't erf:
Jacquot, Jacquot kom hier, kom dadelijk
Oui papa, oui papa," antwoordde een
hoog stemmetje en om den hoek van 't huis
kwam een kleine jongen te voorschijn; een
koddig figuurtje, bijna geheel bestaande uit
een wijde broek, die in slappe plooien neer
hing vanaf z\jn oksels tot aan zyn klotsende
klompjes, waarin sijn bloote voeten staken.
Oui papa, oui papa,1' riep hjj al dravende,
oui papa," zei hij nog eens, toen hij vlak
voor zijn vader stil stond en al deze oui
papas" verrieden een geweten, dat niet
heelemaal zuiver was.
En wat bsteekent deze ladder hier tegen
je raampost aan?" zeide Père César op
knorZij vertoont zich ook in het groot aantal
uitheemsche woorden en onhollandsche zegs
wijzen kwistig over elke bladzijde
verspreidDoch dit bezwaar is niet onoverkomelijk
en, gelijk ik reeds zeide, het is de kleine
inspanning des geestes wel waard deze be
langrijke onderwerpen nader te bezien. Zoo
beknopt als de stof het veroorlooft zal ik
trachten de hoofdstrekking van het betoog
samen te vatten.
De schrijver gaat uit van de les der
alledaagsche waarneming dat ouders op hunne
kinderen lichamelijke eigenaardigheden
overdragen. Die eigenaardigheden kunnen
betreffen den uitwendigen vorm en gedaante,
hetgeen men de familietrekken noemt, zij
kunnen ook betreffen den geheelen
inwendigen bouw van den mensen en van een of meer
der verschillende stelsels, bloedvatenstelsel,
zenuwstelsel, en/.., waardoor ons lichaam
zich in stand houdt en ontwikkelt. Ook
karaktereigenschappen kunnen op deze
wijze van ouder tot kind overgaan. Dit is
de leer der erfelijkheid.
Nu zijn er onder onze eigenaardigheden
sommige die zeer bruikbaar zijn in den
strijd om het bestaan en andere die daar
voor zeer ongunstig zijn, en de geheele
strekking van het betoog is om weten
schappelijk de hoopvolle leer te schragen dat
de voor het bestaan ongunstige eigenschap
pen veel minder kans hebben overgeërfd
te worden dan die eigenschappen, welke
in een bestaans-trijd voordeelig zijn.
De eerste en zeer eenvoudige verklaring
hiervan ligt in de omstandigheid dat zij
die vele of sterk onguistige eigenaardig
heden hebben het eerst in de» strijd om
het bestaan zullen bezwijken en of geen
nakomelingen nalaten, ofwel zulke zwakke
personen dat, indien van buiten geen ver
sterking met meer strijdbare eigenaardig
heden komt, er van een derde of vierde
geslacht in het geheel geen sprake meer
zal zijo. De schrijver gaat dit meer
bizoader na wat betreft de gunstige of ongun
stige eigenaardigheden der menschheid voor
den strijd tegen besmetting en voor den
strijd tegen krankzinnigheid. Daar echter
deze beide oorlogen geheel verschillend
zijn, worden zij terecht afzonderlijk be
handeld.
In den strijd tegen besmetting heeft
men bij verschillende acute besmette
lijke ziekten waargenomen, dat, zoo de
besmette mensoh er in slaagt dien
ziekteaanval af te weren, hij daardoor niet alleen
overdie acute bes rneiting heeft gezegepraald,
maar tevens door den se voerden strijd tegen
diezelfde besmetting meer weerbaar is ge
worden. IJij heeft of in het geheel geen
nieuwen aanval er van te duchten ut' wel
indien hij opnieuw dienselfden strijl heeft
te voeren, voert hij hem beter, vlugger en
niet grootere kans op overwinning. Iemand
die eens t\ phus, rood vonk. pokken enz. gehad
heefr, krijgt die riekte niet weer of slechts
in zeer lichten graad, met zeer goede kans
op genezing. Hij is tegen die ziekte geheel
of gedeeltelijk immuun" geworden.
Die weerbaarheid tegen eene bepaalde
ziekte is eene eigenaardigheid welke, indien
zij ster!-: gonocg is ontwikkeld, door over
erving overgaat, en door de nakomeling
schap, indien zij niet dat erfdeel door onge
zond leven verspilt", steeds krachtiger zal
worden overgebracht. Dit geldt niet alleen
voor den enkeion mensch, maar ook voor
eene bepaalde groep menschen. Ken volk
of een volksdeel, dat door eene epidemie is
heengegaan, is zoowel zelf als in zijne nako
melingschap voorzien van een pantser tegen
die epidemie, welk pantser bij doelmatige
zorg voortdurend aan afweringsvermogen
zal winnen.
De schrijver tracht nu aan te toonen,dat
hetgeen de geschiedenis ons leert betref'
fende het toenemend weerstandsvermogen
van volken of volksdeelen tegen de acute
besmetting bij epidemiën van pokken,
zwarte dood, pest, cholera enz., ook geldt
voor het verweer tegen chronische besmet
ting, zoo als deze 'oij syphilis en tubersulose
zich voordoet.
Indien een volksstam voor het eerst
blootgesteld wordt aan de besmetting met
lues of tuberculose, zal hij in dit eerste
gevecht veel manschappen verliezen. Allen
die door de natuur niet krachtig genoeg
gewapend zijn of door hunne leefwijze hun
weerstandsvermogen hebben verminderd,
sneuvelen in den strijd tegen den kleinen
doch o vertalrijken microben vijand.
Er wordt zoodoende eene zifting gehou
den tusschen de voor dezen strijd zwakken
en krachtigen, en reeds hierdoor is de
kans voor het op hen volgend geslacht
gunstiger. Die kans wordt nog vermeerderd
doordien de overwinnaars der microben
hunne lichamelijke eigenaardigheden, welke
hun die zegepraal bezorgden, door den
strijd zelf nog meer ontwikkeld hebben
en dus een vermeerderd
aanpassingsverrigen tx>n. Wat wil je met die dwaasheid
om ladders tegen vensters te plaatsen,
zoodat alle vagebonden, die hier ronddolen, het
maar voor 'c icklimmen hebben. Haal haar
weg, gauw wat, jou deugniet."
Oui papa," zei Jacquot gedwee. Hij draafde
weg en werkelijk daar stond in de schaduw
van 't af Jak een ladder, waarvan de bovenste
sport reikte tot aan een rond venster.
Langz;»m en met iets mistrocÉtigs in zijn
bewegingen dat aan wat a aders dan aan
de zwaarte van 't ding moest worden toege
schreven sleepte Jacquot haar weg naar
den stal. Een lichtstraal scheen plotseling
over 't erf, het dichtslaan van een de ar weer
klonk ; 't was weer donker als te voren en
rondkijkende zag Jacquot, dat hij alleen was
Hij aarzelde, rukte de ladder nog iets ver
der en bleef ttil staan. Hij krabde zy n hoofd,
haalde zijn linkervoet uit den klomp, streek
er mee over 't borstelige haar van een kalf,
dat daar lag, stak hem toen weer in den met
stroo gevulden klomp en stond nu wijdbeens
in gedachten. Een ongeoorloofd besluit deed
zijn hart sneller kloppen. l
Toen -werd de ladder weer weggea'.eept en j
meegenomen, den zelfden weg langs, dien ze
gekomen was.Stil, heel stil verrees de bovenste
sport in een kwart cirkel en stond weldra
weer tegen 't venster geleund. |
Die arme, kleine Jezus," zei Jacquot zijn ?
vleugeltjes zullen vermoeid zijn; wanneer hij ;
hier komt, kan hy binnen klimmen en uit- j
rusten."
Besluiteloos bleef hij nog een oogenblik
staan.
mogen aan de« noodzakelijkheid van dien
microbenstrijd, eene grootere weerbaarheid
tegen die ziekte, aan hunne nakomelingen
hebben kunnen overbrengen.
Ter bestrijding dezer ziekte als volks
ziekte moet men dus:
Ie. alles doen om de aan Betasten in
staat te stellen hun eigen strijd met goed
gevolg te voeren en daardoor zich zelf
meer weerbaar te maken;
2e. alles doen om het weerstandsvermo
gen te versterken van hen, die nog niet
aangetast, aan de besmetting blootgesteld
zijn;
3e. alles nalaten waardoor de door
eigen strijd verkregen of door
voorraderlijken strijd geërfde weerbaarheid tegen
die ziekte zou kunnen worden verminderd.
Bij de bestrijding van besmettelijke ziekten
van chronischen aard dient dus de meeste na
druk te worden gelegd, niet op het voorkomen
van besmetting, hetgeen feitelijk nagenoeg
onmogelijk is, maar op het vermeerderen
van het weerstandsvermogen tegen die
besmetting, welke vermeerdering langs
allerlei wegen verkregen kan worden.
Is de weerbaarheid tegen acute besmet
telijke ziekten, welke wij van onze voor
ouders erven, meestal zeer gering en is die
erfenis wat betreft de chronische besmet
telijke ziekten ook veelal slechts een klein
kapitaal; in beide gevallen is het een bate
in den strijd om het bestaan, welke wij aan
onze voorvaderen te danken hebben. Het is
eene geërfde weerbaarheid. Daarentegen is
het een nadeelig saldo waaraan wij moeten
denken, als wij de erfelijkheid van
zenuwziekten en krankzinnigheid in hare verschil
lende vormen behandelen, want dan spreken
wij niet van overgeërfde immuniteit, maar
van overgeërfde vatbaarheid.
Dr. Stephan uit zich in dit boek niet
over de wijze waarop de zenuwstoornissen
in minder of meer hevigen graad bij den
mensch ontstaan, evenmin over de eigen
aardigheden welke het zenuwstelsel voor die
stoornissen meer vatbaar maken, n>ch over
de vraag of degeen, die zegevierend door
de zeeuwstoornissen hoen komt, hierdoor
ook eene meerdere weerbaarheid verkrijgt
tegen nieuwe aanvallen op zijn zenuwstel
sel. Hij onderzoekt alleen in hoeverre de
grootere vatbaarheid van het zenuwstelsel
overgedragen wordt door een zenuwlijder
op zijne afstammelingen. De documenten
van dit onderzoek viüdt hij door het nauw
keurig nagaan van de familieverhoudingen
in verschillende geslachten daar waar deze
familieverhoudingen met zekerheid bekend
zijn, dus bij meerdere Europeeache vorsten
huizen. Dit zeer belangrijk deel van zijn
betoog leidt hij in met een treffend juiste
opmerking, omtrent de wijze waarop wij
de familieverhouding moeten nagaan.
Het kind is het product zijner beide
ouders en dus middellijk van zijne vier groot
ouders, van zijn acht overgrootouders en
zoo vervolgens. Wil men dus nagaan welke
eigenschappen dat kind geërfd kan hebben
en de wetten der overerfelijkheid door een
zeker aantal van dergelijke nusporingen
trachten te vinden, dan moet men in Je
genealogische tabellen niet, zooals moestal
geschiedt, de ,,starnboomeü;', doch de k
«?artierstaten", in de eerste plaats nagaan.
De kwartierstaat" toch is de lijst der
voorouders, die alle hunne gunstige of'
ongunstige eigenaardigheden aan een
gemeenschappehjken afstammeling hebben
kunnen nalaten. De stamboom" daare
itegen in do lijst der afstammelingen v;n
een enkel ouderpaar, dus van alle personen
waarin de gunstige of ongunstige
oigena.rdigheden' van dat ouderpaar door erfenis
verkregen kunnen zijn.
Nu nebben wel de kinderen C, D en E van
het echtpaar A en B alle dezelfde erfenis»,
maar deze kan tusschen hen zeer ongelijk
verdeeld zijn. De nakomelingen echter van
die kinderen, de kleinkinderen van A en B,
hebben niet alleen de erfenis van A en B
door C, D en E overgedragen, maar ook de
erfenis van F, G en H met wie C!, D en E
respectievelijk gehuwd waren. Er heeft
bloedvermenging plaats gehad en de
nadeelige eigenaardigheden van A en B die hunne
kleinkinderen kunnen overgeërfd hebben,
zijn wellicht geheel te niet gedaan door de
groote weerbaarheid, welke F, G en II
aan hunne verschillende voorouders ont
leenden en eveneens aan die kleinkinderen
van A en B overbrachten, m
du°unttige en ongunstige eigenaardigheden dier
kleinkinderen te kunnen nagaan, moet men
hun kwartierstaat onderzoeken, en dan blijkt
deze dikwijls zeer belangrijke
aaawijzigingen te geven. .
Zien wij bijv. dat in den kwartierstaat
van een zenuwlijder X de naam van een
zekeren Y herhaaldelijk voorkomt, zoodat
het bloed v»u Y lan^s verschillende wegen
door X is overgeërfd, en weten wij dat die
Y ook een zenuwlijder was, dan mogen wij
hieruit aHeiden dat de erfenis van Y. in het
zenuwlijden van X een groote rol speelt.
Leggen wij daarnaast den kwartierstaat van
Die arme, kleine Jezus," mompelde hij
voor zich heen; en deze herhaling bracht
zekere gewetensknagingen tot bedaren, zoodat
hij gerust zijn vader onder de oogen durfde
zien.
Bij 't licht der lamp met gebogen hoofJeu.
zaten Tere César en da vrouw, die sedert
een paar jaar na 't sterven van Jac<;uot's
moeder het werk deed, hun a-rondsoep te
eten. Jacquot nacn bedaard z'jn houten nap
en klom naar zijn zolderkamertje.
Goeden nacht vader," zei hij, terwijl hij
de trapdeur dicat trok.
,.Goeden nacht, Jacquot,,'' zei zijn vader
minder streng dan gewoonlijk, morgengaan
we samen naar de Kerst-mis".
Oui papa," zei Jatquot en verdween.
Eenmaal op zijn zolderkamertje was zijn
eerste werk de hand buiten 't raam te steken
otn te voelen of de ladler goed stoad.
Die arme, kleine Jezus,7' sei hij medelijdend.
Toen ging hij in een hoek van 't kamertje
in een doos rommelen, wat gevolgd werd
door een scherp, knetterend geluid. Een kleine
ontploffing en het ronde, roodwangijze
gezicliije v au Jac'iaol werd verlicht door eeu
kaars. Hij zette liet stukje op het
veuaterkozijn en bekeek bet gewichtig; 't wat- nog
maar een roi.doin afgedropen stompje.
Jaquot fronsde de wenkbrauwen, daarop
blies hij zijn wangen op, en uit ging liei licht.
Hij ging op den grond zitten eii ai zijn pap.
Toen hij klaar was, stak hij het kaarsjtt weer
aan en begon opnieuw in de doos te rommelen.
Nu kwamen er verschillende stukken papier
uit te voorschijn grof pakpapier en
eene andere afstammeling van Y van Z,
van wien wij weten dat hij volkomen ge
zond was, en zien w\j dat op dien kwar
tierstaat van Z de naam Y slechts n
maal voorkomt, dan is dit ons eene aan
wijzing dat de ongunstige eigenaardigheden
die Z van Y heeft kunnen erven, over
wonnen zijn door de groote weerbaarheid
die Z van zijne andere voorouders heefc
geërfd.
Nu is het aantal namen op de kwartier
staten zeer uiteenlooiend. Bij sommige
door dr. Stephan nagegane personen vindt
hij dat herhaaldelijk neef en nicht, of ach
terneef en achternicht met elkaar getrouwd
zijn, zoodat dezelfde namen meermalen in
dien kwartierstaat voorkomen. Bij anderen
vindt hij dat nagenoeg elk huwelijk met
eene geheele vreemde familie gesloten werd,
zoodat het aantal vooroudersnamen met elk
geslacht dat men meer naar den oorspong
terug gaat, ontzachelük toeneemt.
De schrij ver geeft op dat, als in de r^eks
voorouders nooit huwelijken tusgchen bloed
verwanten gesloten zijn, een kwartierstaat
loopende over 20 geslachten meer dan n
millioen verschillende namen zal bevatten,
en kan men tot 30 geslachten teruggaan,
dan telt die kwartierstaat meer dan duizend
millioen verschillende personen. Men ziet
hoe sterk bij zulk een mensch de
bloedvermenging geweest moet zijn, zoodat er
groote kans bestaat dat de verschillende
overgeërfde eigenaardigheden, de gunstige
zoowel als de ongunstige, elkaar zullen
hebben opgeheven.
Hoogst opmerkelijk is hierbij dat da
schrijver aan de hand van meerdere
vooroudersreeksen kon aantoonen dat bij de
erfelijkheid, zoowel van gunstige als van
ongunstige eigenaardigheden, de vrouwen
een veel belangrijker rol spelen dan de
mannen, en dat zij hoofdzakelijk gunstige
eigenschappen, grootere weerbaarheid over
brengen. Daao-door is te verklaren dat
talvan vorstenfamilië-n, waarvan de mannelijke
lijn reeds lang geheel is uitgestorven lang»
de vrouwelijke lijnen nog een zeer groot
aantal volkomen gezonde afstammelingen
hebben. In de natuur en bij de samenstel
ling van elk individu blijkt het matriar
chaat de meest voorkomende toestand te
zijn.
De vergelijking van meerdere kwar
tierstaten voert ons tot de slotsom dat
zelfs zwaar erfelijk belasten toch niet die
groote vatbaarhei i als eenig erfdeel hebben
gekregen, maar dat zij ook geërfd hebben
van voorouders die niet vatbaar, zelfs
krachtig weerbaar waren en een zeker
weerstandsvermogen op hunne
nakomeliriiienhebben overgebracht. Deze erfelijk be
lasten behoeven zich dus niet als van te
voren veroordeeld te beschouwen. In hunne
erfenis zijn ook wapens voor den strijd
tegen het hen dreigend gevaar. Ernstig
moeten zij er naar streven dit kleine weer
standsvermogen door een natuurlijk en
hygiënisch leven te versterken en bij het
aangaan van huwelijken moet het hun doel
zijn door goede teeltkeus aan hunne nako
melingen een aanzienlijk vermeerderde
weerbaarheid te verzekeren.
Deze les door zij a onderzoek verkregen,
acht Dr. Stephan, m.i. volkomen terecht,
van groot gewicht voor allen die een of'
andere erfelijke ziekte of vatbaarheid heb
ben, of' meenen te hebben. Hun zelfvertrou
wen wordt versterkt door deze uit weten
schappelijke waarneming afgeleide kans
op beterschap en met hun zelfvertrouwen
wordt ook hun weerstandsvermogen aan
zienlijk vergroot.
Tegenover de populariteit welke de leer
der erfelijkheid ook door de letterkunde
heeft verkregen, bijv. door de werken van
Zola en van Ibsen, acht de schrijver het
zijne plicht als geneesheer ons nadrukkelijk
te wijzen op het groot aantal der erflaters
waarvan wij de erfgenamen zijn, en die
ons niet alleen vatbaarheid, maar ook weer
baarheid tegen ziekten hebben nagelaten.
Hij knoopt daaraan vast den ernstigen
aard om bij bestrijding van alle erfelijke
en besmettelijke ziekten der menschheid
zooveel mogelijk zich te richten op ver
sterking van het weerstandsvermogen van
elk individu.
Deze raad werkt hij meer in het bizonder
uit wat betreft de bestrijding der tuber
culose als volksziekte,
Zooals in zijne vroegere geschriften, blijkt
hij ook nu weinig heil te verwachten vau
de zoo kostbare sanatoria, ja zelfs schijnt
het alsof hij betreurt dat daaraan zooveel
geld wordt uitgegeven, omdat dit geld, op
andere wijze besteed, veel meer de bestrij
ding der tuberculoze ten goede zou komen.
Hij wil niet ontkennen dat de sanatoria
aan de tuberculoselijders tijdelijk de voor
naamste geneesmiddelen: licht en lucht,
verschaffen en dat zij hen eenigszins onder
richten omtrent hetgeen hun persoonlijk
weerstandsvermogen kan vermeerderen en
omtrent hetgeen dat vermogen afbreuk kan
twee stukjes houtskool. Hg bekeek de diug«n
even gewichtig als hij de smeerkaars gedaan
had, toen hurkte hij plotseling op den grond
neer rnet den rug tegen den muur geleund,
trok zijn knieën bijna tot zijn neus toe op
en begon te teekenen.
Hij deed het wat onhandig met korte,
haastige trekken maar met een grappige
inppanuing van al zijn krachten. Zijn oogen ou
der de bruine kru len waren bijna gefn-ej
dichtgeknepen; zijn rechter wang puilde uu
door de tong, die er tegen aan gedrukt wa,s. en
zijn b'oote teenen hij had de klompje-i
uitgetrokken kromden "zien alsof se ie s
omklemden. Zoo nu en dan bekeek hij
ziju werk aandachtig, dan een ongedunii^
"joep" en zijn vingers natmakend met zijn
tong, veegde hij alles uit.
Dit proces bleef niet zonder gevolg, wai't
weldra waren zijn mond, zijn handen, /Ajn
dikke wanden, vol zwarte schaduwen, d'e
echter niet ia 't flikkerende licht iansten ; «n
't was een grappig .gezicht dit kereltje t« /, i-n
teekenen teeKen^n besmeerd met
houn*kool, ineen gedoken tegen den muur. mjna
fje'ifö; yt'riyr-u jjaaüite in de wij ie b;-oe;<
'!:??veni jkkeu mond voortgedreven duo <-? -n
niet-te verklaren onrust, eeu duis:er vr:i
>.<guu, dat ueüj J-eu r«d'.: liet, 1:U hem verv.i: <
de, heai dwouïorn zijn uiterste krac'iie i u;
te "iiaunen. Er was ieta geheimdnnig», >y;m
heilige in di« eerste openoaring van -j u
talfui, J .t oncw.ikeri van een game. Daa- > ? '
zo!derk,iLUertje van dit eenzaam gelegen
>:allsuu. o ibmpiedj n «naai om tiöm te iw' ;
e prjj'.eu of aan tb moedigen, in die uu