De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 4 april pagina 3

4 april 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. l C 58, DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?doen. ;Hübetwijfelt echter het blijvend nut voor den lijder, die na het verlaten van het .sanatorium, op nieuw de woning betrekt waarin zonnelicht even spaarzaam als frisgohe lucht doordringt en die, al weet hy -ook dat het zij n weerstandsvermogen schaad t, opnieuw moet arbeiden in «ene onhygiëni sche omgeving, te langen tyd en met onvol doende voeding. De raad die uit het boek van iDr. Stephan is af te leiden, luidt : Besteedt het beschik bare geld in de eerste plaats .aan verbete ring van woningtoestanden, verbetering van werkvoorwaarden, verbetering van voeding:; spant al uwe krachteu in om het volk gezonder, natuurlijker te doen leven, en zijn levensstandaard op te heffen, en gij zult meer gedaan hebben voor de bestrijding der tuberculose als volksziekte dan trij langs eenigen anderen weg met mogelijk heid kunt bereiken. Het afzonderen der tuberculoselijders en het beperken der besmettingsgelegenheden is bij eene zoo algemeen verspreide, chronische bewnettingfziokte een onbegonnen werk. Tuber culose 8 genee«lijk bjj het individu, en nagenoeg uitroeihaar bij het volk, wanneer men den weg volgead door de natuur aaafe wezen, zoowel het individu afzonderlijk als e volksmassa in haar geheel, steeds meer weerbaar maakt tegen* den tuberkelbaccil ? ~ Het is zeker alleszins merkwaardig, dat, hoewel van geheel andere uitgangspunten begonnen, deze beschouwing zich in dezelfde richting beweegt als de discussiën van de in 1906 gehouden vergadering der Maat schappij tot Bevordering der Geneeskunde. Op die vergadering sprak by verpletterende meerderheid die Maatschappij als hare meening nit dat vooralsnog aan de tuber culose geen plaats dient te worden gegeven Jn de wet op de besmettelijke ziekten". Zelfs de NederlandscheYereeniging ter Bestrijding van Tuberculose heeft bij de ontwikkeling van hare plannen dienzelfden weg moeten inslaan, ondanks den tegenstand der eanatoria-artsen en van meerdere leden van het geneeskundig staatstoezicht. Het op hare laatste vergadering behandeld uitnemend en glashelder voorstel van den arts Heyermans plaatst den strijd tegen de tuberculose als volksziekte geheel op hetzelfde terrein, waarheen het wetenschappelijk nagaan der immuniteitsleer en der leer van de erfe lijkheid dr. Stephan heeft gebracht. Ook de ervaring opgedaan in de dagelyksche geneeskundige praktijk blijkt hier heen te voeren, altkans de meeste huis artsen gaan dezen weg op, en ook de hoogleeraren Fokker, Talraa, Pel en Burger zijn eensluidend in hun oordeel, dat de bestrijding der tuberculose als volksziekte niet moet worden gezocht in krasse maatregelen tegen besmetting, doch wel. in het ondersteunen van alles wat dienen kan om het weer standsvermogen der massa te vermeerderen. Zelfs prof. Nolen, ofschoon sterk aanhanger van de leer der besmettelijkheid van tuber culose, acht toch de beteekenis van sanatoria voor de bestrijding dezer volksziekte niet noemenswaardig. Alles wijst er dus op dat de sanatoriaplant op duitscban bodem ontsproten, hier te lande zich niet zoo krachtig als bij onze naburen zal ontwikkelen, maar dat w\j andere, meer afdoende maatregelen ter bestrijding der tuberculose zullen moeten en kunnen aanwenden. Ik heb gemeend vooral te moeten wijzen op de beteekenis van het geschrift ran Dr. Stephan voor de beoordeeling van het zoo hoogst belangryk en actueel maat schappelijk; vraagstuk der tuberculose bestrijding. Door de lezing van het boek zelf zal men kunnen nagaan de weten schappelijke en feitelijke gronden, waarop zijne inzicht steunt dat de hoofdzaak ligt in do hoeveelheid weerstandsvermogen van een volk, evenals de wijze waarop hij groote versterking van dat weerstandsvermogen mogelijk acht. De lezer zal dan nog als nevenprodukt de heerlijke voldoening smaken in het werk talrijke en afdoende wapens te vinden tegen de moedeloosheid en vertwijfeling, welk» de sterk overdreven voorstelling der erfe lijke belasting bij zooveten tot hun eigen groot nadeel beeft doen ontstaan en voort duren. Door dezea moed, vertrouwen en hoop te geven werkt men ook mede tot ver sterking der algemeeae volksweerbaarheid tegen ziekten. Mr. H. Louis ISRAËLS. nlIUIIJlltHUIIIMIHMIIIImlIlHIIIIIIMHIIIIIllHIMIlmM Iets over fle ffleneËnwsclie Bealrijs en bare gevolgen. In de middeneeuwen kwam de vereering der Heilige Maagd wel tot baar hoogste uiting en wederkeerig werd door het volks geloof aan haar een groot hulpbetoon jegens zo&daars toegeschreven, zóó dat zij zelfs den ililllllMimiiiiiiMiMMiiiuijimlilUMHiimiimiMiiiimiiiiMiimimiHimi scliillige, koude, verlaten omgeving worstelde hij in heerlijk zelfvertrouwen om te scheppen. Het Ideaal had hem aangeraakt met zijn witte vleugels en de rust werd hem niet meer gagund. Vaa nu af tot aan zij u etude zou hij hebtien te stry'den; een onleschbare dorst in zich voelen branden, smachtend tevergeefs naar bevrediging. Daarom teebende hij onvermoeid zijn lijnon en krabbels op 't bruine papier. Nu en dan zeide hij sjoep", veegde alles uit en begon opnieuw. En dal ejoep", die kinderlijke uitroep, was veelbeteekenend. Het was een aanklacht tegen het gebrekkige ia den mengch, tegen de beperktheid van zijn kunnen, de onhandelbaarheid van de stof. Ik breng niet klaar, wat ik wil, mijn kracht is te gering, mijn houtskool em papier zijn onvoldoende sjoep" ik zal het opnieuw probeeren vooruit naar het Ideaal. En terwijl hij ontwierp en uitvlakte, schiep en vernielde gloeide het koortsachtig door zij a aderen en een toenemende geestdrift doortrilde zyn wegen. Den vorigen zomer had hy een Amerikaan ontmoet en dat was 't begin van alles geweest. Eens op een dag had Jacquot wonderlijke geruchten oyer een vreemdeling gehoord, die van heel ver over de zee, in 't dorp aangekomen was en nog wel met de meer bepaalde inlichting er bij dat hij te vinden was in de wei by den vy'ver la mer au diable." Jacquot brandend van nieuwsgierigheid was meest verstokten misdadiger een bemidde laarster wilde zyn, mits gene tijdens zijn leven blijk gegeven had van eenige liefde voor haar. De menschen in die dagen voerden hun geloof in haar hulpvaardigheid zóó hoog op, dat blykens een der vele Maria exempelen een misdadiger, die op het laatste oogenblik aan den voet der galg staande, gereed, om terecht gesteld te worden, door een ingeving haar voorspraak inriep en om dit enkele feit deze dan ook werkelijk van haar verkreeg, zoodat zijn redding voor hetleven-hiernamaals mogelijk werd. Niet meer dan natuurlijk is het dan ook, dat in de middeneeuwen vele vromen zich geroepen achtten, om van deze mirakelen te gewagen in mystieke gedichtsn, die de menschen stichten zouden en bewegen, om haar y'verig en liefdevol te dienen. Het behotft dan ook geen betoog, van welken aard deze dichtwerken zijn, gegeven de geaardheid der dichters en het doel, waarvoor de verzen gemaakt werden. Er weri zooveel mogelijk naar gestreefd, den godsdienstzin op te wekken en by een voorbijetreven van al wat aardsch, wat menschelijk is, slechts te verzorgen het geestelijke, het onzichtbare, zoodat deze poëiie meer het godsdienstige dan wel het aesthetische gevoel aandoet. De Beatrijs maakt echter hierop een uit zondering, want juist het diep-menschelijke en het daarbij iiaïve, het onmiddellijke in uitdrukking en het zoo zuiver op een afstand gehondene van het onderwerp door eenvoud van behandeling en soberheid in de zegging oefent op ons nog eene bekoring uit. Hier is een kunstenaar aan het werk geweest, die het menechelijke in zyn enkelvoudige wijze van doen en denken gedragen heeft aan het hooggeestelyke met zijn. wyd uitgelegen klare ontroering, en dit op zulk een natuurlijke, realistische wyze, dat wy 20 eeuwerg, gecom pliceerd als wij zijn, juist door dit kinderlyke ster k-zijn getroffen worden. Van Beatrijs wordt ons reeds tijdens den aanvang van het gedicht verhaald, dat zij iemand lief heeft -en deze inleiding ontheft den dichter van de noodzakelijkheid, om over deze reeds bestaande liefde uit te weiden, aldus het wereldeche, het eenigszini onkiesche van een omschrijving van het geval te moeten geven, ontwijkend. Overigens is alles zakelijk-eenvoudig en toch omstandig gezegd en weergegeven in naïef geloovigen toon en wij, oneenvoudigen, staan eenigfzins bevangen voor dat rechtuit gezegde, dat simpel medegedeelde, waarvoor wüslechts zouden kunnen geven het senti menteel of al te teer gevoelde of het oneindig fyn en subtiel uitgesponnene, waardoor het werk verliezen zou aan levenskracht. Maar de behandeling van de Beatry's is gegrondvest op een zuiver godsdienstig ge voelsleven en op een hecht geloof aan het mirakel en hierdoor is de bekoring van dit gedicht, ontdaan van den stof der alledaagschheid, van zulk een invloed op ons, die of oniieloovigen óf meestal geloovigen uit de tweede hand, verwonderd staren op dit dicht werk, dat eerder te noemen is een dichterlijke belijdenis. Natuurlijk is het dan ook, dat de Beatrijs evenals andere zuiver-menschelijk gevoelde middeneeuwsche gedichten niet zonder gerolgen voor ons, modernen, gebleven is en dat menig kunstenaar den aandrang voelde, heUelfde onderwerp tot een nieuw gedicht te verwerken, ontroerd als hij was door iets, waarvan hij zich geen rekenschap kon geven, waarvan hij zich niet bewust was; en het resultaat bleek doorgaans te zijn: dichterlijke beelden en gevoelige woorden", maar niet dat, gewekt door een begrip van de inten siteit van het middeneeuwsch geloof en van de uitwerking van het mirakel op den geloovige, waardoor de vaste opzet der woor den voorbereid en het ongerepte gevoel ge boren, waardoor het werk geschapen werd tot een gedicht bij de gratie Gode. In weerwil echter van het zooeven gezegde heeft de dichter P. C. Boutens ons thans bewezen, dat hij zich wel bewust is van het middeateuwtcae geloofsleven, dat hij zich daarin verplaatsen kac. Na lezing van de Beatrijs heeft hij een ongewoae cbarme in zich voelen nawerken en deze charme is de aanleiding geweest tot de bewerking eener nieuwe Beatrijs l). Hoe kinderlijk-omstandig, hoe nuchter waarschijnlijk het verloop der midden eeuwsche Beatrijs ook weergegeven zij, La lezing ervan voelt naen in de Beatrijsfiguur een begenadigde, die argeloos over haar liefde leed klaagt aan Maria, die van zonde in zonde gaande, toch even vroom blijft als in haar vroomste dagen in het klooster, die het een zoowel als het ander met evenveel gratie doet als een, die niet zondigen kan. En dit heeft Boutens na de lezing der Beatrijs gevoeld dit heeft hem ertoe bewo gen, om een nieuwe Beatry's te scheppen, een Beatrijs, die onbewust van het leven, 1) Beatrijs door P. C, Bouteng. Uitgave C. A. J. Dishoeck, Bussum. iiiimiiliiiMmiiiiiiiimiHiUM van het goede zoowel als van het kwade daarheen gaat, onaangetast van sehnldbeer op zijn klotsende klompjes heen gedraafJ. En toen hjj voorzichtig op een hooiberg geklommen was, die Frar<;ois hem aangewezen had als de plaats, waaiachter het geduchte wezen zich bevond, stak hjj zijn neus over den rand (Franrois had op 't critïeke oogenblik het hazenpad gekozen) en was heel verbaasd en teleurgesteld, inplaats van een roodhuid met veeren, kralen en een tomahawk in zyn hand, en schedels aan zijn gordel, alleen maar een groote, door de zon beschenen parasol te zien. Een poosje bleef Jaquot daar zoo voorover liggen om alles goed in zich op te nemen. Van achter de parasol kwamen weldra levensteekenen; verschillende vage bewegingen en 't neuriën van een wijsje. Zyn nieuwfgierigheid kreeg weer de overhand, hy liet zich van 't bergje afglijden en toen hij opstond, bevond hij zich onder de parasol en keek op een breeden rug, die geen twee pas van hem verwijderd was. Dis was opnieuw een teleurstelling. De mijnheer, die daar op zijn vouwstoeltje zat, had niets geen bijzonders of griezeligs aan zich. Hij was net gekleed, bijna zoo net als monsieur Ie Préfet. Voorzich tig boog hij zich naar rechts, stak zijn hoofdje nieuwsgierig vooruit, maar zelfs zyn huid was niet rood, het eenige roode wat hij aan zich had, was zijn baard en daaronder een loagestrikte, roode das. Deze onderzoekingatocht, die Jacquot zoo teleurstelde, epende toch een tooverwereld voor hem waar hij zich niet meer van los zou kunnen maken, onder welker be koring hij zijn geheele leven zou staan. Want vlak voor den vreemdeling stond een schilHet begrip, hoe een middeneeuwsche Beatrisfiguur zyn moet, in zich, heeft hij, moderne, ons gegeven een meer moderne Beatrijs legende, niet zoozeer gebaseerd op het mirakel dan wel op het gegeven, dat Beatrijs is de begunstigde vrouw. En wonderwel is hem dit gelukt, want de taal is onschuldig klaar, de woorden soms bijna kinderlijk stamelend het verhaal, hoe Beatrijs daar heenschreed, heenzweefde, levend in haar groei en bloei als een bloem, die zich niet bewust i?. Hoe mooi vertrouwelijk ligt Beatrijs aan Maria's voeten in dit: Want als zij de poort in den avond sloot En de etilte sloot het huis om haar heen, Had ze, als een kind aan moeders schoot Moeder voor zich alleen. En met hoe weinig uitgedrukt de onbe wustheid van Beatry's, als zij lijdt en afscheid neemt van de Lieve Vrouwe: Dien avond boog ze aan moeders voet Uurlang haar brandende gelaat En bad haar fluisterend: Gegroet Die alle leed verstaat ____ en later: Smartelijk sloot haar zachte mond; Zij week door de enge duistre kier Terug tot waar Maria stond: Moeder, ik moet van hier. Zij bond den engen gordel los Met kruis en kralensnoer; De volle blanke sleutelbos Sloeg aan den luiden vloer. Zij beurde de kap van 't blonde haar, Dat viel alzijds haar schoudren rond; Heur open py', met n gebaar, Gleed op den grond. Dat alles lei ze aan moeders voet, En als een kind, dat troost, zoo teer, Glimlachte zij beslist : Ik moet Maar ik kom weer. Zij stapte naar haar cel en nam Van 't witte bed de poovre sprei, Den ouden mantel, waarin zy kwam, En byna blij Stond zij nog eens aan moeders voet: Vaarwel, Maria gebenedyd Maria keek bezorgden groet Maar geen verwijt. Uit deze aangehaalde verjen bly'kt het, hoe Beatrijs eigenlijk biiten zich zelve levend op het echoone rythme der »erzea, op de staege golvicg der kinderlijk-eenvoudige woordgeluiden, niet van elkaar gescheiden door diepe gedacht enklo ven, daar heen schrijdt door het tijdelijke als door bet eeuwige leven. Maar meen nu niet, dat Beatrys ons hierbij geen bewijzen van menschelijkheid geeft. Zeer mooi-menscheliji is door Boutens het ontstaan harer liefde uitgebeeld, mooi vrouwely'k en tegelijk hoo^ -geestelijk hier, hoe zij verliefd wordt niet om des ridders glan zend haar of om de liefely'kheid van zijn rooden mond, maar om het leed, dat zy' in zijn oogen branden zag, om de ongetrooste smart, die zy in zijn lied vernam. Medeleden met den ongetrooste was dus de oorzaak harer liefde. Boutens heeft uit het middeneeuwsche gedicht voor ons gepuurd de emotie voor een meer moderne Beatrijs, die wy beter kunnen begrijpen en voelen en hiermede heeft hij onze letterkunde verrijkt met een zeer schoon werk. Een ander, M. Maeterlinck, heeft eveneens de oude Beatrijs-legende verwerkt en wel tot een tooneelstuk in proza. 2) De geur van heiligheid, welke rond Beatrijs hangt, wordt als van zelf sprekend wegge vaagd door de tooneelallures, die haar door Maeterlinck worden opgedrongen. Immers het tooneel is by' uitstek geschikt, om het heilige, het onuitsprekelijke in deze figuur te niet te doen, door juist datgene voor het voetlicht te brengen, wat door den dichter eerbiedig achtergehouden werd. En hoewel Maeterlinck mooie dingen in zijn visie aanbrengt, de toon is wereldsch en veel is op thtatereflect berekend zooals het ten tooneele voeren der Heilige Maagd, aan het werk voor de gevluchte Beatrijs, bijvoorbeeld als zij voedsel en kleeren uit deelt aan de armen voor de poort. De weg geschonken kleedingstukken worden dan lichtgevend en bezaaid met pronkerige edelsteenen, zoodat later nog de bewonderende uitroepen der bedeelden buiten hoorbaar zijn. Ook de scène, waar de gewaande Beatrijs thans Maria) beschuldigd wordt, het beeld der Heilige Maagd aan den duivel overge leverd te hebben, woidt druk en lawaaiig. De nonnen jammeren en een erby geroepen priester roept haar met verschrikkelijke stem toe, de nonnen ontdoen zich van hun 2) Twee Spelen door M. Maeterlinck, ver taling van Jan Kelen. Uitgave Meindert Boogaerdt Jr., Rotterdam. dersezel met een ruwe schets erop van Ie mer au diable", met zijn troebel zwart water; aan den nen oever het hooge riet, en aan den anderen de altijd-trillende popu lieren weerspiegelend; omgeven door de zacht-groene weilanden, ja Ie mer au diable", zooals het daar lag in deze vreed zame, mooie omgeving, doch weergegeven met schitterende kleuren, rood, oranje, purper, die Jacquot wel is waar in werkelijkheid niet zag, hoe kon hij ook weten, dat de schilder tot de nieuwere school hoorde en misschien in jeugdigen overmoed wat al te royaal was met zijn kleuren, ? maar waarvan toch voor hem een wonderbare bekoring uitging. Hij stond stil en bewonderde met zijn geheele wezen, zijn oogen wijd open, snel ademhalend. Juiet op dat oogenblik trachtte de schilder een door de zon gekleurde wolk te treffen, vlug mengde hij enkele kleuren op zijn palet, smeerde ze op 't doek, maar zonder succes. Ten laatste scheen hij toch het goede gevon den te hebben, zijn pogingen gelukten, ja daar had hij het! Jacquot kon zich niet langer stilhouden. Hoera," riep hij, hoera l dat is't precies," Wat," zei de rood-gedaste mijnheer, zich plotseling omkeerend en met zijn blauwe oogen den jongen scherp aankijkend, wat is precies, hè?'' 01 neem me niet kwalijk, mijnheer, het is heel onbeleefd over iemand's schouders, te kijken," zei Jacquot verlegen. Wel, maar zeg me nu eens wat precies koorden met knoopen en slepen de gewaande Beatry's naar de kapel, waar zij getuchtigd wordt en van waar het gerucht van omverge worpen stoelen en kandelaars, van ontstelde stemmen gehoord wordt. En op het laatst, wanneer Beatrijs terug gekeerd is en onder het zooeven omgedaan habijt nog vuile lompen, daar neer ligt, haar zonden biechtend tegenover de nonnen, die haar thans als een heilige eeren, wordt dit wel een effectvol tooneel, maar het is schadelijk voor het zuiver begrip van wat wij verstaan onder een Beatrijsfiguur. A. VAN OOEDT. HoLLAXDSCHE STEDENGESCIIIEDENIS, Sedert jaren zijn de bekende werken van prof. Blok: Ken hollandsche stad in de middeleeuwen" en Een hoilandsche stad onder BourgondischOostenrijksche heerschappij" uit verkocht. De schrijver heeft, -vasthoudende aan den oorspronkelijken opzet, eene geheel nieuwe bewerking van deze schrifturen ondernomen, welke nu in overeenstemming zal worden gebracht met de nieuwe inzichten, sedert de eerste uitgave dier werken ontstaan, terwy'l er nog een tweetal deelen aan zullen worden toegevoegd: Een hollandsche stad tijdens de Republiek" en Een hollandsche stad in den nieuwen tijd". Waarschijnlijk zal het eerst deel dit jaar nog verschijnen. Een andere belangrijke studie, de wording en ontwikkeling onzer steden gewijd, wordt ons aangekondigd jn het werk: Oud-Nederlanduche Steden in hun ontstaan, groei en ont wikkeling door Prof. Dr. H. Brugmans en C. H. Peters, jy'tsbouwmeester te's Gravenhai$e. In dit werk wordt beoogd een duidelijk beeld te geven van de steden van de vroegste tijden af, zoowel in beschrijving als in beeld. De heer Peters behandelt het uiterlijk voor komen en de inrichting der steden, prof. Brugmans het staatkundig en maitschappelyk leven in Oud-Nederland. Niet minder dan 61 steden zullen als woon- en handelsplaats, in haar aan- en uitleg of naar andere bijzon derheden uit hunne geschiedenis behandeld worden. Het werk verschijnt iu 40 afleverin gen of 3 deelen en bevat meer dan 500 gravures. MUZIEKLEVEN IN NEDERLAND. Van de hand van den heer D. F. Scheurleer zal verschijnen: Het muziekleven in Nederland in de tweede helft der 18e eeuw in verband met Mozart's verblijf aldaar." Het wers zal een overzicht bevatten van het muziekleven voornamelijk in den Haag en Amsterdam, met uitstapjes naar andere plaatsen, als Utrecht en Rotter dam. Veel hetgeen de schrijver op onder houdende wijze mededeelt is geheel nieuw en geeft aardige kijkjes op de zelen en ge woonten onzer voor .-aderen in de 18e eeuw met betrekking tot het muziek- en theaterleven in die dagen. PRESIDENT TA TT ALS scirrjuvEi;. Het Aprilnummer van The English Review bevat een artikel van den nieuwen president der Vereenigde Staten, getiteld: Judicial decisions as an issue in politics." POKZIE IN DE GEVAXGEXis. Bij den uitgever Max Kulmann te Stuttgart zal het licht zien een buadel gedichten Poesie im Zuchthaus, Gedichte von Verbrechern," verzameld en uitgegeven door Lfr. Jobs. Jiiger, gevangenis geestelijke in Amberg. Voor hen die studie maken van misdadigers en de misdadigerewereld brengt deze bundei zeker belangrijk materiaal. VINGT ANS Ai'BKS. Mrs. Humphry Ward heeft een nieuwen roman geschreven, welke in het najaar zal verschijnen onder den titel Robert Elamere t went y years af,er". Zooals de titel aangeeft is dit boek een vervolg op jRobert Elsmere," welk werk het eeret ver scheen in 1888, en dat voor een groot deel zyn succes te danken heeft gehad aan eene bespreking in de Nineteenth Century" door minister Gladstone. BüEKENPRODUCTIE IS DuiTSCIILASI). VolgeDS het Börsenblatt f. d. Deutschen Buchhandel verschenen in het Duitsche rijk in het af^eloopen jaar 30.317 nieuwe boeken, tegen 30,073 in het jaar 1'JÜT. KOSTBAAR UANDSCIIRIFT. De keizerlijke bibliotheek te St. Petersburg is voor 13.000 roebel eigenares geworden van een buiten gewoon zeldzaam griekech handschrift van de E /angeliën dat op stukken purperklenrige zijde met zilveren letters is geschreven en dateert uit de zevende eeuw onzer jaartelling. Set handschrift werd in Klein-Aziëgevonden en kwam. voor een gedeelte in het bazit van aet Vatikaan, voor een gedeelte in dat van iet Britsen Museum en van St. Petersburg. In deze plaats wordt op 't oogenblik de uitgave van een kopie van het kostbare werk voorbereid, eene getrouwe nabootsing van het origineel op purper-zijde en met zilveren letters. De oplage van deze reproductie is bepaald op 100 exemplaren; de verkoopprijs op 500 roe iel per stuk. LUIT. SHACKLETON. Nu reeds wordt bekend gemaakt dat deze koene ontdekkingsreiziger zoodra hij in Engeland terugkomt een werk over zijne Zuidpol expeditie gaat schrijven, dat door den Londenechen uitgever Heinemanu in den herfst zal worden uitgegeven. *EEN BRONZEN PLAAT ia by de werken voor de nieuwe brug te Rome aan den dag gekomen, bevattende eene omstandige ver melding; van de villa van Livia aan de Via Flaminia. *DE PAS GEOPENDE PlNACOTHEEK IN HET VATIKAAN heeft wat lokalen, rangschikking en inhoud betreft volle bewondering voet stoots verworven. Nieni e naaren. Bibl. van Neder). Letterkunde, No. 9: Bloemlezing, uit J. VAN VONDKL'S gelegenheidsgedichten. Groningen, J. B. Wolters. Blauwe Bibliotheek", No.20: ERNST ZAIIN, Menschen. Amsterdam, Mij, voor Goede en Goedk. lec'uur. ERNST ZAUN, Het gezin van Lukai Hoch«trafser. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedk. lectuur. DANTE, De Louteringsberg, vertaling, dr. H. J. BOEKEN. Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedk. lectuur. Graaf LEO TOLSTOY, Otter de Joden, Gronin gen, H. L. v. d. Klei. Zie vervolg op pag. 10. 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET op de VELTJWE. Inlichtingen bij A r t i", doorloopende schilderyen-tentoonstelling aldaar. K. NEDEHLANDSCrlE INDUSTRIE DER NATUUR WOLLED ONDERGOEDEREN unnnn ML WORDT TERUöGEHOMEIt FABRIKATEN VALTOIlZOnENflMSTERÜflM Verkrijgbaar bij: KIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein. ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg. H. MEYER, Hofl., Koningsplein. Mag. KEIZERS HOF, Nieuwendijtr. C. NIEUWENKAMP KOTTISG en ZOON, Galerij 29. Kleeding Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-Maatschappij EIGEN HULP, Batavia. Verdere adressen onzer contractanten ver strek jen gaarne VALTQN & ZOUTEN, A'dam. Piano-, Orgel- en Muziekhandei Meyroos «ft Kalslioven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. Koopt UITSLUITEND BOTEB ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product. Boterbandel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. s,' ging hij in gebroken fransch voort. k zou het zoo heelgraag willen weten". Die wolk," zei Jacquot, terwijl zijn geest drift voor het geschilderde hem opnieuw geheel innam, o! die wolk is prachtig." De schilder keek hem verbaasd aan. Merk je dat op? Ik zou wenschen datje ,ot de Jury van 't Salon behoorde," zei hij :erwijl twee rijen witte tanden onder zyn rossige snor te voorschijn kwamen. Die glimlach zette Jacquot geheel op zijn .emak en wat de schilder betreft, die was ;eheel voor hem ingenomen door die wolk;eschiedenis. Zoo gebeurde het dat ze door 't hooge, ochtige gras naast elkaar in de schemering naar 't dorp terugwandelden. Daarna droeg Jacquot altijd de geHildersdoozen en stapte naast hem voort, wanneer ze in de omgeving naar mooie, schil ierachige plekjes zochten. Hij noemde Jacquot ,.Caidy", 1) wat zeker een Amerikaansche naam was, want zelfs nonsieur Ie Gure wist niet wat't beteekende. in Jacquot noemde zijn vriend monsieur filliame", alweer op gezag van monsieur e Curé, naar wien Jacquot gegaan was om t papiertje te laten zien, waarop de schilder zijn naam geschreven had. Hm, hm" zei monsieur Ie Curéover zijn hoornen bril critisch 't kaartje bekijkend; ,W i 1-1-i-a-m-s, hm Villiame, ja, ja, zoo is iet, monsieur Villiame". 1) Caddy = helper. Jacquot vond monsieur Ie Curéechter een struikelblok voor de zwerftochten met zijn nieuwe'n vriend. Een jaar geleden, na den dood van zijn vrouiv, had Père Céaar besloten volgens fransche-boeren-gewoonte een priester van zijn jongen te maken, ook al omdat hij zoo'n helder verstand had, en dus moest Jacqnot twee uur per dag lezen, schrijven en de catechismus leeren. De eerste twee dingen gingen beter dan 't laatste. Zijn geest had een bijzondere manier van hetgeen hij zag in beelden om te zetten, en abstracties ontglipten hem als aal. Heel gemakkelijk nam hij het leerstuk van God in de drieëenheid", in zicb op, maar als hij aan de transsubsantiatie" kwam of het leerstuk der genade, dan liet zijn geheugen hem in den steek. De drieëenheid wai gemakkelijk, dit kon hii heelemaal in beelden uitwerken. Daar was Dieu Ie Père, God de Vader, een goedaardige, oude man, die leefde boven de wolken, met vriendelijke, blauwe oogen, een lange, witte baard, gekleed in een prachtige, fluweelen mantel, de kleur van den hemel; dan was er Dieu Ie Fils God de Zoon met een bleek, teer, droevig gezicht, een doornen kroon op 'c hoofd, iets geiuldig-lijdends in de oogen ; ten laatste Dieu Ie Saint Esprit God de heilige geest, een duif, een mooie witte duif met een bloedend hartje, dat op zijn borstje klopte. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl