Historisch Archief 1877-1940
No. l C 58,
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?doen. ;Hübetwijfelt echter het blijvend nut
voor den lijder, die na het verlaten van het
.sanatorium, op nieuw de woning betrekt
waarin zonnelicht even spaarzaam als
frisgohe lucht doordringt en die, al weet hy
-ook dat het zij n weerstandsvermogen schaad t,
opnieuw moet arbeiden in «ene onhygiëni
sche omgeving, te langen tyd en met onvol
doende voeding.
De raad die uit het boek van iDr. Stephan
is af te leiden, luidt : Besteedt het beschik
bare geld in de eerste plaats .aan verbete
ring van woningtoestanden, verbetering
van werkvoorwaarden, verbetering van
voeding:; spant al uwe krachteu in om het
volk gezonder, natuurlijker te doen leven,
en zijn levensstandaard op te heffen, en gij
zult meer gedaan hebben voor de bestrijding
der tuberculose als volksziekte dan trij
langs eenigen anderen weg met mogelijk
heid kunt bereiken. Het afzonderen der
tuberculoselijders en het beperken der
besmettingsgelegenheden is bij eene zoo
algemeen verspreide, chronische
bewnettingfziokte een onbegonnen werk. Tuber
culose 8 genee«lijk bjj het individu, en
nagenoeg uitroeihaar bij het volk, wanneer
men den weg volgead door de natuur
aaafe wezen, zoowel het individu afzonderlijk als
e volksmassa in haar geheel, steeds meer
weerbaar maakt tegen* den tuberkelbaccil
? ~ Het is zeker alleszins merkwaardig, dat,
hoewel van geheel andere uitgangspunten
begonnen, deze beschouwing zich in dezelfde
richting beweegt als de discussiën van de
in 1906 gehouden vergadering der Maat
schappij tot Bevordering der Geneeskunde.
Op die vergadering sprak by verpletterende
meerderheid die Maatschappij als hare
meening nit dat vooralsnog aan de tuber
culose geen plaats dient te worden gegeven
Jn de wet op de besmettelijke ziekten". Zelfs
de NederlandscheYereeniging ter Bestrijding
van Tuberculose heeft bij de ontwikkeling
van hare plannen dienzelfden weg moeten
inslaan, ondanks den tegenstand der
eanatoria-artsen en van meerdere leden van het
geneeskundig staatstoezicht. Het op hare
laatste vergadering behandeld uitnemend en
glashelder voorstel van den arts Heyermans
plaatst den strijd tegen de tuberculose als
volksziekte geheel op hetzelfde terrein,
waarheen het wetenschappelijk nagaan der
immuniteitsleer en der leer van de erfe
lijkheid dr. Stephan heeft gebracht.
Ook de ervaring opgedaan in de
dagelyksche geneeskundige praktijk blijkt hier
heen te voeren, altkans de meeste huis
artsen gaan dezen weg op, en ook de
hoogleeraren Fokker, Talraa, Pel en Burger zijn
eensluidend in hun oordeel, dat de bestrijding
der tuberculose als volksziekte niet moet
worden gezocht in krasse maatregelen tegen
besmetting, doch wel. in het ondersteunen
van alles wat dienen kan om het weer
standsvermogen der massa te vermeerderen.
Zelfs prof. Nolen, ofschoon sterk aanhanger
van de leer der besmettelijkheid van tuber
culose, acht toch de beteekenis van sanatoria
voor de bestrijding dezer volksziekte niet
noemenswaardig.
Alles wijst er dus op dat de
sanatoriaplant op duitscban bodem ontsproten, hier
te lande zich niet zoo krachtig als bij onze
naburen zal ontwikkelen, maar dat w\j
andere, meer afdoende maatregelen ter
bestrijding der tuberculose zullen moeten
en kunnen aanwenden.
Ik heb gemeend vooral te moeten wijzen
op de beteekenis van het geschrift ran
Dr. Stephan voor de beoordeeling van het
zoo hoogst belangryk en actueel maat
schappelijk; vraagstuk der tuberculose
bestrijding. Door de lezing van het boek
zelf zal men kunnen nagaan de weten
schappelijke en feitelijke gronden, waarop
zijne inzicht steunt dat de hoofdzaak ligt
in do hoeveelheid weerstandsvermogen van
een volk, evenals de wijze waarop hij groote
versterking van dat weerstandsvermogen
mogelijk acht.
De lezer zal dan nog als nevenprodukt
de heerlijke voldoening smaken in het werk
talrijke en afdoende wapens te vinden tegen
de moedeloosheid en vertwijfeling, welk»
de sterk overdreven voorstelling der erfe
lijke belasting bij zooveten tot hun eigen
groot nadeel beeft doen ontstaan en voort
duren. Door dezea moed, vertrouwen en
hoop te geven werkt men ook mede tot ver
sterking der algemeeae volksweerbaarheid
tegen ziekten.
Mr. H. Louis ISRAËLS.
nlIUIIJlltHUIIIMIHMIIIImlIlHIIIIIIMHIIIIIllHIMIlmM
Iets over fle ffleneËnwsclie Bealrijs
en bare gevolgen.
In de middeneeuwen kwam de vereering
der Heilige Maagd wel tot baar hoogste
uiting en wederkeerig werd door het volks
geloof aan haar een groot hulpbetoon jegens
zo&daars toegeschreven, zóó dat zij zelfs den
ililllllMimiiiiiiMiMMiiiuijimlilUMHiimiimiMiiiimiiiiMiimimiHimi
scliillige, koude, verlaten omgeving worstelde
hij in heerlijk zelfvertrouwen om te scheppen.
Het Ideaal had hem aangeraakt met zijn
witte vleugels en de rust werd hem niet meer
gagund. Vaa nu af tot aan zij u etude zou hij
hebtien te stry'den; een onleschbare dorst in
zich voelen branden, smachtend tevergeefs
naar bevrediging.
Daarom teebende hij onvermoeid zijn lijnon
en krabbels op 't bruine papier. Nu en dan
zeide hij sjoep", veegde alles uit en begon
opnieuw. En dal ejoep", die kinderlijke
uitroep, was veelbeteekenend. Het was een
aanklacht tegen het gebrekkige ia den mengch,
tegen de beperktheid van zijn kunnen, de
onhandelbaarheid van de stof. Ik breng niet
klaar, wat ik wil, mijn kracht is te gering,
mijn houtskool em papier zijn onvoldoende
sjoep" ik zal het opnieuw probeeren
vooruit naar het Ideaal.
En terwijl hij ontwierp en uitvlakte, schiep
en vernielde gloeide het koortsachtig door
zij a aderen en een toenemende geestdrift
doortrilde zyn wegen.
Den vorigen zomer had hy een Amerikaan
ontmoet en dat was 't begin van alles geweest.
Eens op een dag had Jacquot wonderlijke
geruchten oyer een vreemdeling gehoord,
die van heel ver over de zee, in 't dorp
aangekomen was en nog wel met de meer
bepaalde inlichting er bij dat hij te vinden
was in de wei by den vy'ver la mer au
diable."
Jacquot brandend van nieuwsgierigheid was
meest verstokten misdadiger een bemidde
laarster wilde zyn, mits gene tijdens zijn
leven blijk gegeven had van eenige liefde
voor haar.
De menschen in die dagen voerden hun
geloof in haar hulpvaardigheid zóó hoog op,
dat blykens een der vele Maria exempelen
een misdadiger, die op het laatste oogenblik
aan den voet der galg staande, gereed, om
terecht gesteld te worden, door een ingeving
haar voorspraak inriep en om dit enkele
feit deze dan ook werkelijk van haar verkreeg,
zoodat zijn redding voor hetleven-hiernamaals
mogelijk werd.
Niet meer dan natuurlijk is het dan ook,
dat in de middeneeuwen vele vromen zich
geroepen achtten, om van deze mirakelen
te gewagen in mystieke gedichtsn, die de
menschen stichten zouden en bewegen, om
haar y'verig en liefdevol te dienen.
Het behotft dan ook geen betoog, van
welken aard deze dichtwerken zijn, gegeven
de geaardheid der dichters en het doel,
waarvoor de verzen gemaakt werden. Er
weri zooveel mogelijk naar gestreefd, den
godsdienstzin op te wekken en by een
voorbijetreven van al wat aardsch, wat menschelijk
is, slechts te verzorgen het geestelijke, het
onzichtbare, zoodat deze poëiie meer het
godsdienstige dan wel het aesthetische gevoel
aandoet.
De Beatrijs maakt echter hierop een uit
zondering, want juist het diep-menschelijke
en het daarbij iiaïve, het onmiddellijke in
uitdrukking en het zoo zuiver op een afstand
gehondene van het onderwerp door eenvoud
van behandeling en soberheid in de zegging
oefent op ons nog eene bekoring uit. Hier
is een kunstenaar aan het werk geweest, die
het menechelijke in zyn enkelvoudige wijze
van doen en denken gedragen heeft aan het
hooggeestelyke met zijn. wyd uitgelegen klare
ontroering, en dit op zulk een natuurlijke,
realistische wyze, dat wy 20 eeuwerg, gecom
pliceerd als wij zijn, juist door dit
kinderlyke ster k-zijn getroffen worden.
Van Beatrijs wordt ons reeds tijdens den
aanvang van het gedicht verhaald, dat zij
iemand lief heeft -en deze inleiding ontheft
den dichter van de noodzakelijkheid, om over
deze reeds bestaande liefde uit te weiden,
aldus het wereldeche, het eenigszini onkiesche
van een omschrijving van het geval te moeten
geven, ontwijkend.
Overigens is alles zakelijk-eenvoudig en
toch omstandig gezegd en weergegeven in
naïef geloovigen toon en wij, oneenvoudigen,
staan eenigfzins bevangen voor dat rechtuit
gezegde, dat simpel medegedeelde, waarvoor
wüslechts zouden kunnen geven het senti
menteel of al te teer gevoelde of het oneindig
fyn en subtiel uitgesponnene, waardoor het
werk verliezen zou aan levenskracht.
Maar de behandeling van de Beatry's is
gegrondvest op een zuiver godsdienstig ge
voelsleven en op een hecht geloof aan het
mirakel en hierdoor is de bekoring van dit
gedicht, ontdaan van den stof der
alledaagschheid, van zulk een invloed op ons, die of
oniieloovigen óf meestal geloovigen uit de
tweede hand, verwonderd staren op dit dicht
werk, dat eerder te noemen is een dichterlijke
belijdenis.
Natuurlijk is het dan ook, dat de Beatrijs
evenals andere zuiver-menschelijk gevoelde
middeneeuwsche gedichten niet zonder
gerolgen voor ons, modernen, gebleven is en
dat menig kunstenaar den aandrang voelde,
heUelfde onderwerp tot een nieuw gedicht
te verwerken, ontroerd als hij was door iets,
waarvan hij zich geen rekenschap kon geven,
waarvan hij zich niet bewust was; en het
resultaat bleek doorgaans te zijn: dichterlijke
beelden en gevoelige woorden", maar niet
dat, gewekt door een begrip van de inten
siteit van het middeneeuwsch geloof en van
de uitwerking van het mirakel op den
geloovige, waardoor de vaste opzet der woor
den voorbereid en het ongerepte gevoel ge
boren, waardoor het werk geschapen werd
tot een gedicht bij de gratie Gode.
In weerwil echter van het zooeven gezegde
heeft de dichter P. C. Boutens ons thans
bewezen, dat hij zich wel bewust is van het
middeateuwtcae geloofsleven, dat hij zich
daarin verplaatsen kac.
Na lezing van de Beatrijs heeft hij een
ongewoae cbarme in zich voelen nawerken
en deze charme is de aanleiding geweest tot
de bewerking eener nieuwe Beatrijs l).
Hoe kinderlijk-omstandig, hoe nuchter
waarschijnlijk het verloop der midden
eeuwsche Beatrijs ook weergegeven zij, La
lezing ervan voelt naen in de Beatrijsfiguur
een begenadigde, die argeloos over haar liefde
leed klaagt aan Maria, die van zonde in
zonde gaande, toch even vroom blijft als in
haar vroomste dagen in het klooster, die het
een zoowel als het ander met evenveel gratie
doet als een, die niet zondigen kan.
En dit heeft Boutens na de lezing der
Beatrijs gevoeld dit heeft hem ertoe bewo
gen, om een nieuwe Beatry's te scheppen,
een Beatrijs, die onbewust van het leven,
1) Beatrijs door P. C, Bouteng. Uitgave
C. A. J. Dishoeck, Bussum.
iiiimiiliiiMmiiiiiiiimiHiUM
van het goede zoowel als van het kwade
daarheen gaat, onaangetast van
sehnldbeer op zijn klotsende klompjes heen gedraafJ.
En toen hjj voorzichtig op een hooiberg
geklommen was, die Frar<;ois hem aangewezen
had als de plaats, waaiachter het geduchte
wezen zich bevond, stak hjj zijn neus over
den rand (Franrois had op 't critïeke
oogenblik het hazenpad gekozen) en was heel
verbaasd en teleurgesteld, inplaats van een
roodhuid met veeren, kralen en een tomahawk
in zyn hand, en schedels aan zijn gordel,
alleen maar een groote, door de zon beschenen
parasol te zien. Een poosje bleef Jaquot daar
zoo voorover liggen om alles goed in zich
op te nemen. Van achter de parasol kwamen
weldra levensteekenen; verschillende vage
bewegingen en 't neuriën van een wijsje.
Zyn nieuwfgierigheid kreeg weer de overhand,
hy liet zich van 't bergje afglijden en toen
hij opstond, bevond hij zich onder de parasol
en keek op een breeden rug, die geen twee pas
van hem verwijderd was. Dis was opnieuw
een teleurstelling. De mijnheer, die daar op
zijn vouwstoeltje zat, had niets geen bijzonders
of griezeligs aan zich. Hij was net gekleed,
bijna zoo net als monsieur Ie Préfet. Voorzich
tig boog hij zich naar rechts, stak zijn hoofdje
nieuwsgierig vooruit, maar zelfs zyn huid
was niet rood, het eenige roode wat hij aan
zich had, was zijn baard en daaronder een
loagestrikte, roode das. Deze onderzoekingatocht,
die Jacquot zoo teleurstelde, epende toch een
tooverwereld voor hem waar hij zich niet meer
van los zou kunnen maken, onder welker be
koring hij zijn geheele leven zou staan. Want
vlak voor den vreemdeling stond een
schilHet begrip, hoe een middeneeuwsche
Beatrisfiguur zyn moet, in zich, heeft hij, moderne,
ons gegeven een meer moderne Beatrijs
legende, niet zoozeer gebaseerd op het mirakel
dan wel op het gegeven, dat Beatrijs is de
begunstigde vrouw.
En wonderwel is hem dit gelukt, want de
taal is onschuldig klaar, de woorden soms
bijna kinderlijk stamelend het verhaal, hoe
Beatrijs daar heenschreed, heenzweefde, levend
in haar groei en bloei als een bloem, die
zich niet bewust i?.
Hoe mooi vertrouwelijk ligt Beatrijs aan
Maria's voeten in dit:
Want als zij de poort in den avond sloot
En de etilte sloot het huis om haar heen,
Had ze, als een kind aan moeders schoot
Moeder voor zich alleen.
En met hoe weinig uitgedrukt de onbe
wustheid van Beatry's, als zij lijdt en afscheid
neemt van de Lieve Vrouwe:
Dien avond boog ze aan moeders voet
Uurlang haar brandende gelaat
En bad haar fluisterend: Gegroet
Die alle leed verstaat ____
en later:
Smartelijk sloot haar zachte mond;
Zij week door de enge duistre kier
Terug tot waar Maria stond:
Moeder, ik moet van hier.
Zij bond den engen gordel los
Met kruis en kralensnoer;
De volle blanke sleutelbos
Sloeg aan den luiden vloer.
Zij beurde de kap van 't blonde haar,
Dat viel alzijds haar schoudren rond;
Heur open py', met n gebaar,
Gleed op den grond.
Dat alles lei ze aan moeders voet,
En als een kind, dat troost, zoo teer,
Glimlachte zij beslist : Ik moet
Maar ik kom weer.
Zij stapte naar haar cel en nam
Van 't witte bed de poovre sprei,
Den ouden mantel, waarin zy kwam,
En byna blij
Stond zij nog eens aan moeders voet:
Vaarwel, Maria gebenedyd
Maria keek bezorgden groet
Maar geen verwijt.
Uit deze aangehaalde verjen bly'kt het,
hoe Beatrijs eigenlijk biiten zich zelve levend
op het echoone rythme der »erzea, op de
staege golvicg der kinderlijk-eenvoudige
woordgeluiden, niet van elkaar gescheiden
door diepe gedacht enklo ven, daar heen schrijdt
door het tijdelijke als door bet eeuwige leven.
Maar meen nu niet, dat Beatrys ons hierbij
geen bewijzen van menschelijkheid geeft.
Zeer mooi-menscheliji is door Boutens het
ontstaan harer liefde uitgebeeld, mooi
vrouwely'k en tegelijk hoo^ -geestelijk hier, hoe
zij verliefd wordt niet om des ridders glan
zend haar of om de liefely'kheid van zijn
rooden mond, maar om het leed, dat zy' in
zijn oogen branden zag, om de ongetrooste
smart, die zy in zijn lied vernam.
Medeleden met den ongetrooste was dus
de oorzaak harer liefde.
Boutens heeft uit het middeneeuwsche
gedicht voor ons gepuurd de emotie voor
een meer moderne Beatrijs, die wy beter
kunnen begrijpen en voelen en hiermede
heeft hij onze letterkunde verrijkt met een
zeer schoon werk.
Een ander, M. Maeterlinck, heeft eveneens
de oude Beatrijs-legende verwerkt en wel
tot een tooneelstuk in proza. 2)
De geur van heiligheid, welke rond Beatrijs
hangt, wordt als van zelf sprekend wegge
vaagd door de tooneelallures, die haar door
Maeterlinck worden opgedrongen. Immers
het tooneel is by' uitstek geschikt, om het
heilige, het onuitsprekelijke in deze figuur
te niet te doen, door juist datgene voor het
voetlicht te brengen, wat door den dichter
eerbiedig achtergehouden werd.
En hoewel Maeterlinck mooie dingen in
zijn visie aanbrengt, de toon is wereldsch
en veel is op thtatereflect berekend zooals
het ten tooneele voeren der Heilige Maagd,
aan het werk voor de gevluchte Beatrijs,
bijvoorbeeld als zij voedsel en kleeren uit
deelt aan de armen voor de poort. De weg
geschonken kleedingstukken worden dan
lichtgevend en bezaaid met pronkerige
edelsteenen, zoodat later nog de bewonderende
uitroepen der bedeelden buiten hoorbaar zijn.
Ook de scène, waar de gewaande Beatrijs
thans Maria) beschuldigd wordt, het beeld
der Heilige Maagd aan den duivel overge
leverd te hebben, woidt druk en lawaaiig.
De nonnen jammeren en een erby geroepen
priester roept haar met verschrikkelijke stem
toe, de nonnen ontdoen zich van hun
2) Twee Spelen door M. Maeterlinck, ver
taling van Jan Kelen. Uitgave Meindert
Boogaerdt Jr., Rotterdam.
dersezel met een ruwe schets erop van Ie
mer au diable", met zijn troebel zwart
water; aan den nen oever het hooge riet,
en aan den anderen de altijd-trillende popu
lieren weerspiegelend; omgeven door de
zacht-groene weilanden, ja Ie mer au
diable", zooals het daar lag in deze vreed
zame, mooie omgeving, doch weergegeven met
schitterende kleuren, rood, oranje, purper, die
Jacquot wel is waar in werkelijkheid niet
zag, hoe kon hij ook weten, dat de schilder
tot de nieuwere school hoorde en misschien
in jeugdigen overmoed wat al te royaal was
met zijn kleuren, ? maar waarvan toch voor
hem een wonderbare bekoring uitging.
Hij stond stil en bewonderde met zijn
geheele wezen, zijn oogen wijd open, snel
ademhalend.
Juiet op dat oogenblik trachtte de schilder
een door de zon gekleurde wolk te treffen,
vlug mengde hij enkele kleuren op zijn palet,
smeerde ze op 't doek, maar zonder succes.
Ten laatste scheen hij toch het goede gevon
den te hebben, zijn pogingen gelukten, ja
daar had hij het!
Jacquot kon zich niet langer stilhouden.
Hoera," riep hij, hoera l dat is't precies,"
Wat," zei de rood-gedaste mijnheer, zich
plotseling omkeerend en met zijn blauwe
oogen den jongen scherp aankijkend, wat
is precies, hè?''
01 neem me niet kwalijk, mijnheer, het
is heel onbeleefd over iemand's schouders,
te kijken," zei Jacquot verlegen.
Wel, maar zeg me nu eens wat precies
koorden met knoopen en slepen de gewaande
Beatry's naar de kapel, waar zij getuchtigd
wordt en van waar het gerucht van omverge
worpen stoelen en kandelaars, van ontstelde
stemmen gehoord wordt.
En op het laatst, wanneer Beatrijs terug
gekeerd is en onder het zooeven omgedaan
habijt nog vuile lompen, daar neer ligt,
haar zonden biechtend tegenover de nonnen,
die haar thans als een heilige eeren, wordt
dit wel een effectvol tooneel, maar het is
schadelijk voor het zuiver begrip van wat
wij verstaan onder een Beatrijsfiguur.
A. VAN OOEDT.
HoLLAXDSCHE STEDENGESCIIIEDENIS, Sedert
jaren zijn de bekende werken van prof. Blok:
Ken hollandsche stad in de middeleeuwen"
en Een hoilandsche stad onder
BourgondischOostenrijksche heerschappij" uit verkocht.
De schrijver heeft, -vasthoudende aan den
oorspronkelijken opzet, eene geheel nieuwe
bewerking van deze schrifturen ondernomen,
welke nu in overeenstemming zal worden
gebracht met de nieuwe inzichten, sedert de
eerste uitgave dier werken ontstaan, terwy'l
er nog een tweetal deelen aan zullen worden
toegevoegd: Een hollandsche stad tijdens
de Republiek" en Een hollandsche stad in
den nieuwen tijd". Waarschijnlijk zal het
eerst deel dit jaar nog verschijnen.
Een andere belangrijke studie, de wording
en ontwikkeling onzer steden gewijd, wordt
ons aangekondigd jn het werk:
Oud-Nederlanduche Steden in hun ontstaan, groei en ont
wikkeling door Prof. Dr. H. Brugmans en
C. H. Peters, jy'tsbouwmeester te's
Gravenhai$e. In dit werk wordt beoogd een duidelijk
beeld te geven van de steden van de vroegste
tijden af, zoowel in beschrijving als in beeld.
De heer Peters behandelt het uiterlijk voor
komen en de inrichting der steden, prof.
Brugmans het staatkundig en maitschappelyk
leven in Oud-Nederland. Niet minder dan
61 steden zullen als woon- en handelsplaats,
in haar aan- en uitleg of naar andere bijzon
derheden uit hunne geschiedenis behandeld
worden. Het werk verschijnt iu 40 afleverin
gen of 3 deelen en bevat meer dan 500
gravures.
MUZIEKLEVEN IN NEDERLAND. Van de hand
van den heer D. F. Scheurleer zal verschijnen:
Het muziekleven in Nederland in de tweede
helft der 18e eeuw in verband met Mozart's
verblijf aldaar." Het wers zal een overzicht
bevatten van het muziekleven voornamelijk
in den Haag en Amsterdam, met uitstapjes
naar andere plaatsen, als Utrecht en Rotter
dam. Veel hetgeen de schrijver op onder
houdende wijze mededeelt is geheel nieuw
en geeft aardige kijkjes op de zelen en ge
woonten onzer voor .-aderen in de 18e eeuw
met betrekking tot het muziek- en
theaterleven in die dagen.
PRESIDENT TA TT ALS scirrjuvEi;. Het
Aprilnummer van The English Review bevat een
artikel van den nieuwen president der
Vereenigde Staten, getiteld: Judicial decisions
as an issue in politics."
POKZIE IN DE GEVAXGEXis. Bij den uitgever
Max Kulmann te Stuttgart zal het licht zien
een buadel gedichten Poesie im Zuchthaus,
Gedichte von Verbrechern," verzameld en
uitgegeven door Lfr. Jobs. Jiiger, gevangenis
geestelijke in Amberg. Voor hen die studie
maken van misdadigers en de
misdadigerewereld brengt deze bundei zeker belangrijk
materiaal.
VINGT ANS Ai'BKS. Mrs. Humphry Ward
heeft een nieuwen roman geschreven, welke
in het najaar zal verschijnen onder den titel
Robert Elamere t went y years af,er". Zooals
de titel aangeeft is dit boek een vervolg op
jRobert Elsmere," welk werk het eeret ver
scheen in 1888, en dat voor een groot deel
zyn succes te danken heeft gehad aan eene
bespreking in de Nineteenth Century" door
minister Gladstone.
BüEKENPRODUCTIE IS DuiTSCIILASI). VolgeDS
het Börsenblatt f. d. Deutschen Buchhandel
verschenen in het Duitsche rijk in het
af^eloopen jaar 30.317 nieuwe boeken, tegen
30,073 in het jaar 1'JÜT.
KOSTBAAR UANDSCIIRIFT. De keizerlijke
bibliotheek te St. Petersburg is voor 13.000
roebel eigenares geworden van een buiten
gewoon zeldzaam griekech handschrift van
de E /angeliën dat op stukken purperklenrige
zijde met zilveren letters is geschreven en
dateert uit de zevende eeuw onzer jaartelling.
Set handschrift werd in Klein-Aziëgevonden
en kwam. voor een gedeelte in het bazit van
aet Vatikaan, voor een gedeelte in dat van
iet Britsen Museum en van St. Petersburg.
In deze plaats wordt op 't oogenblik de
uitgave van een kopie van het kostbare werk
voorbereid, eene getrouwe nabootsing van
het origineel op purper-zijde en met zilveren
letters. De oplage van deze reproductie is
bepaald op 100 exemplaren; de verkoopprijs
op 500 roe iel per stuk.
LUIT. SHACKLETON. Nu reeds wordt bekend
gemaakt dat deze koene ontdekkingsreiziger
zoodra hij in Engeland terugkomt een werk
over zijne Zuidpol expeditie gaat schrijven,
dat door den Londenechen uitgever Heinemanu
in den herfst zal worden uitgegeven.
*EEN BRONZEN PLAAT ia by de werken
voor de nieuwe brug te Rome aan den dag
gekomen, bevattende eene omstandige ver
melding; van de villa van Livia aan de Via
Flaminia.
*DE PAS GEOPENDE PlNACOTHEEK IN HET
VATIKAAN heeft wat lokalen, rangschikking
en inhoud betreft volle bewondering voet
stoots verworven.
Nieni e naaren.
Bibl. van Neder). Letterkunde, No. 9:
Bloemlezing, uit J. VAN VONDKL'S
gelegenheidsgedichten. Groningen, J. B. Wolters.
Blauwe Bibliotheek", No.20: ERNST ZAIIN,
Menschen. Amsterdam, Mij, voor Goede en
Goedk. lec'uur.
ERNST ZAUN, Het gezin van Lukai
Hoch«trafser. Amsterdam, Mij. voor Goede en
Goedk. lectuur.
DANTE, De Louteringsberg, vertaling, dr. H.
J. BOEKEN. Amsterdam, Mij. voor Goede en
Goedk. lectuur.
Graaf LEO TOLSTOY, Otter de Joden, Gronin
gen, H. L. v. d. Klei.
Zie vervolg op pag. 10.
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELTJWE.
Inlichtingen bij A r t i", doorloopende
schilderyen-tentoonstelling aldaar.
K.
NEDEHLANDSCrlE INDUSTRIE DER
NATUUR WOLLED ONDERGOEDEREN
unnnn ML WORDT TERUöGEHOMEIt
FABRIKATEN VALTOIlZOnENflMSTERÜflM
Verkrijgbaar bij:
KIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein.
ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg.
H. MEYER, Hofl., Koningsplein.
Mag. KEIZERS HOF, Nieuwendijtr.
C. NIEUWENKAMP KOTTISG en ZOON,
Galerij 29.
Kleeding Mag. M. DE KONING, Batavia.
Winkel-Maatschappij EIGEN HULP, Batavia.
Verdere adressen onzer contractanten ver
strek jen gaarne
VALTQN & ZOUTEN, A'dam.
Piano-, Orgel- en Muziekhandei
Meyroos «ft Kalslioven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
Koopt UITSLUITEND BOTEB ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product.
Boterbandel ZUIDLAREN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
s,' ging hij in gebroken fransch voort.
k zou het zoo heelgraag willen weten".
Die wolk," zei Jacquot, terwijl zijn geest
drift voor het geschilderde hem opnieuw
geheel innam, o! die wolk is prachtig."
De schilder keek hem verbaasd aan.
Merk je dat op? Ik zou wenschen datje
,ot de Jury van 't Salon behoorde," zei hij
:erwijl twee rijen witte tanden onder zyn
rossige snor te voorschijn kwamen.
Die glimlach zette Jacquot geheel op zijn
.emak en wat de schilder betreft, die was
;eheel voor hem ingenomen door die
wolk;eschiedenis.
Zoo gebeurde het dat ze door 't hooge,
ochtige gras naast elkaar in de schemering
naar 't dorp terugwandelden.
Daarna droeg Jacquot altijd de
geHildersdoozen en stapte naast hem voort, wanneer
ze in de omgeving naar mooie, schil
ierachige plekjes zochten.
Hij noemde Jacquot ,.Caidy", 1) wat zeker
een Amerikaansche naam was, want zelfs
nonsieur Ie Gure wist niet wat't beteekende.
in Jacquot noemde zijn vriend monsieur
filliame", alweer op gezag van monsieur
e Curé, naar wien Jacquot gegaan was om
t papiertje te laten zien, waarop de schilder
zijn naam geschreven had.
Hm, hm" zei monsieur Ie Curéover zijn
hoornen bril critisch 't kaartje bekijkend;
,W i 1-1-i-a-m-s, hm Villiame, ja, ja, zoo is
iet, monsieur Villiame".
1) Caddy = helper.
Jacquot vond monsieur Ie Curéechter een
struikelblok voor de zwerftochten met zijn
nieuwe'n vriend. Een jaar geleden, na den
dood van zijn vrouiv, had Père Céaar besloten
volgens fransche-boeren-gewoonte een
priester van zijn jongen te maken, ook al
omdat hij zoo'n helder verstand had, en dus
moest Jacqnot twee uur per dag lezen,
schrijven en de catechismus leeren. De eerste
twee dingen gingen beter dan 't laatste. Zijn
geest had een bijzondere manier van hetgeen
hij zag in beelden om te zetten, en abstracties
ontglipten hem als aal. Heel gemakkelijk nam
hij het leerstuk van God in de drieëenheid",
in zicb op, maar als hij aan de
transsubsantiatie" kwam of het leerstuk der genade,
dan liet zijn geheugen hem in den steek. De
drieëenheid wai gemakkelijk, dit kon hii
heelemaal in beelden uitwerken. Daar was
Dieu Ie Père, God de Vader, een goedaardige,
oude man, die leefde boven de wolken, met
vriendelijke, blauwe oogen, een lange, witte
baard, gekleed in een prachtige, fluweelen
mantel, de kleur van den hemel; dan
was er Dieu Ie Fils God de Zoon met
een bleek, teer, droevig gezicht, een doornen
kroon op 'c hoofd, iets geiuldig-lijdends in
de oogen ; ten laatste Dieu Ie Saint Esprit
God de heilige geest, een duif, een mooie
witte duif met een bloedend hartje, dat op
zijn borstje klopte.
(Slot volgt).