Historisch Archief 1877-1940
1659
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAME£.
een Eais TO! i'.mciieii.
.4on Mevrouw van P.-B,
Het gaat met boeken als met menschen;
alt wrj er veel van houden dan kunnen wij
niet velen dat zy onwaar beoordeeld worden,
en dan vragen wij niet of zjj al verdedigd
zijn door anderen die hen nog beter kennen,
en daarom nog meer lief hebben dau wij; wij
kunnen eenvoudig niet laten mee te spreken
met al de verontwaardigde stemmen. Zoo
gaat 't ook mij nu ik heel toevallig geleien
heb, wat door a in de Hervorming over Een
kuit vol menêchen gezegd is. Ik heb dit boek,
tweemaal achter elkaar gelezen, en ik genoot
er de tweede keer misschien nog meer van,
omdat my toen alle fijne, kleine men?ch
kundige détails nog meer trofitr. En nu leeg
ik dat o niet totdf n einde toe heeft kunnen
doorworstelen a! die vieze gemeene scènes
uit de Parij se hècabarets, tingeltangels en
dronkemanshnizen t Dat het wel natuurge
trouw zal zijn bescbrevtn, omdat het echtpaar
Scbarten-Antink er als beschaafde menschen
onmogelijk zulke trild -beesten famtatün op
na kannen honden, en dat dit echtpaar ons
tot over de schouders meesleurt door poelen
van verderf en gemeenheid".
Het ie gewoon vreegelijk dat in onzen tijd
door een besehaatjde, ontwikkelde vrouw no$,
zóó over een werk als dit geoordeeld kan
worden, 't Is of wjj nog 6 i jaar ten achter
zijn I Maar het is niet eens vr&tr. Het is niet
nw persoonlek oordeel, het zijn onwaarheden
die u zegt, valsche voorstellingen die n geeft.
Vóór het hoofdstuk, over den vrijen dag op
Allerdelen, komt «r in het boek niets voor
waar ook de meest preutsche oude juffrouw
aanstoot aan zou knnnen vinden, of het moest
de tegenwoordigheid van Jozette zq'o, en
die heeft op zichzelf te blijkbaar niet gehin
derd, het modder bad kan dus eerst begonnen
zjjn t>jj dat hoofdstuk. Het is wel heel jammer
dat U het gevoel voor humor blijkt te missen,
dit zon n wel heel gemakkelijk over de voor
n w voeten misschien wmtüs.modderige wegen
heen geholpen hebbent Hoe is 't mogelijk
dat hoofdstuk zoo er(t«rlyk te vinden l Het
is zoo heerlijk humoristisch, zoo in-verma
kelijk en geestig geschreven dat men 't telkens
uitschatert van 't lachen en er niet over
denkt ich te ergeren. Ik zou trouwens niet
weten waaraan. In plaats van vieze gemeene
scènes" komt zelfs in dit hoofdstuk geen
enkel, wat wq dan verstaan onder vies" en
gemeen" moment voor, niet n l Maar al
was dat zoo, al hadden de se b r ij vers goed
gevonden dit hoofdstak zo> realistisch te
maken als het met die gegevens te maken
was, dan zon het nog onbillijk zrjn, alle vorige
hoofdstukken te laten bespatten door den
modder van dit. Ka u werd er tot de schou
ders toe doorgesleard l U was zeker bang bij
het hoofdstak van Celestin'snachtelijken tocht
door Parijs daar geheel in te verzinken. Hoe
is 't mogelijk alweer bij de lening hiervan
eigenlek no< een oogenblik te denken aan
ergernis! W_üleven zóó met Célestin mee, ons
hart klopt van angst dat hij Jozette daar in
de Monlin Rouge vinden zal, wq gruwen met
hem om al wat brj daar ziet, en wij voelen
al door de kracht van zijn groot e lief Ie, die
hem, den reine, de macbt geelt al dat gru
welijke te doorstaan. Wij lijden met hem, en
er is een pijn en een beklemming in ons om
haar die hij zoekt en van wie wij ook honden,
en wij hopen maar dat hy haar in de Morgue
vinden zal. >n omdat hij baar daar niet vindt,
omdat Jozelte zich niet lichamelijk doodt,
d**'om kon baar einde a «een
wanhoopsHHUHIIIIIIMtltlllttltllllMllllllllllllllnillMHIIIIIIMIIIIIItltlKIIIIIIIIIIIHfl
UIT DB NA(PUU%.
Paschen.
Voor de natuur menden is Paschen in meer
dan een opzicht het gioote feest van het jaar,,
en met name voor de stedelingen is het na
den langen witten winter, de eerste gelegen
heid voor vernieuwde kennismaking met de
natuur.
O stellig, Pinksteren is lyker en rijper,
warmer en mooier; maar Pascben geeft de
bekoring van het verjongen en vernieuwen
van de natuur; wat oud en dood en begraven
scheen, verrrjt-t met gloedfrisgcbe jeugd uit
de donkere aarde.
Wat kaal en berooid en bevroren leek, loopt
uit en omLult zich met nieuw levend groen.
Daardoor alleen al, zal wie eens t»yg en
blad en bloem kent als wezens met een innig,
mooi leven even kiachü; en wonderlyk als
het onze, de plantenwereld voor altijd een
goed hart blijven toedragen en belangstelling
toonen.
Nu hebb§n wij van dit jaar een vroege
Paschen en bovendien een laat en koud
vooijaar; het moet van de week al sterk
veranderen, als het zulke mooie feestdagen
zullen worden als de Paaschdagen van het
voorvorig jaar; toen was het zoo warm en
zoo zonnig als in J in i.
Maar al werkt het weer niet mee, met
Pascben blijft toch niemand in huis. Wie nog
loepen kan en iets voeli voor het t ijwonen van
de herleving van de na uur, breekt er uit,
al kost het geld en moeite;en wie maar een haf
uu tje buiten de stad gait of ook maar een
park ia wandelt, vindc stellig wat hij zoekt.
Daar is geen plexje in ons land zoo arm, of
het draagt een of ander teeken -an het nieuwe
leven; de dorste grond-in laten ten minst»
in het voorj «ar iets ontspruiten, dat leeft tot
de heete dagen komen ; het water in onze
gloo'en en plagen is een en al spruit en blad;
uit den boscbbodem borrelt het groen op als
uit duizend bronnen. Weilanden, nog geen
week g ileden b-uin en vies geel onder de
sneeuw vandaan gekomen, xijn cu a' fappig
groen; en als het van de week 'snacbts niet al te
bard vriest, steekt, overal de paardebloem zqn
gelen kop nit het gras; madeliefjes zrjn er
4ellig al in massa; en de zuidzijde van de
dykbermen zijn beepikkeld met de gouden napjes
en -torren van bet speenkruid.
Over ruitten en pninhoopen, over alles
wat leelijk of vies is. weeft, de natuur in de
lent-t het wondere groene kleed, waarin ze
straks .de mooiste bloempatronen borduurt.
Wie dagelijks een rommelige kalk- of puin
hoop passeert, moet eens opletten hoe snel
en afdoende zoo'n onooglijk stapeltje zand
of mest met steen veranderd wordt in een
schilderachtig hoekje, dat niet meer verraadt
wat onder zijn mooie bnitenkaot verborgen
ligt. Op zulke af val plekken van de bruikbare
kreet ontlokken," daarom vindt u bet boek
grauw en zonder verheffing] Maar het is
psychisch heel juist van een vrouw als zij,
dat zij terugvalt in de zonde," dat zy zich
geestelijk vermoordt, en ik wist wel, al
hoopte ik het, dat Celistin haar in de
Morgue niet zou vinden; en moesten
nu omdat velen het misschien verheffender",
hooger", beter" enz. gevonden hadden (om
van nw wanhoopskreet niet eens te spreken!)
de scarrjvers dat maar laten gebeuren 1 Hoe
lang geleden en hoe dikwijls is het al gezegd
en hoeveel keeren zal het nog gezegd moeten
worden dat een schrijver niets te maken
heeft met de gevoeligheden van het publiek,
maar alleen met wat waar is? Wie bang
voor den modder der waarheid is (dit blijkt
een contradictio in terminis Ij die moet zich
dan maar die bespatting besparen, en niet
aan artisten voorschrijven wat zij te zeggen
en te zwijgen hebben.
U zegt ook: Van dat geheele huis vol
menschen treffen wrj slechts, behalve de
onbeduidende mademoieelle Villetard, n
nobel hoogstaand mensen aan, n.l. de se ouder
Célestin, terwijl ook de goedhartige Jeanne
Bouman zeer sympatiek is. Overigens zijn
allen grof zinneiyk, prat op lekker eten en
drinken, en elkaar bepraten en plagen/'
Is dit niet eigenlijk om te lachen 7 Stel
u voor, dat de schrijvers tegen elkaar gezegd
zouden hebben: laten wrj nu vooral deze
brave, nobele menêchen in ons huis laten
wonen, want er moet een goede invloed
van hen uitgaan". Het is waarlijk nog mooi
dat op die zoowat twintig menschen, n nobel
hoogstaand mensch voorkomt, ik vrees dat
er in werkelijkheid geen 6 pCr. zrjn, en de ove
rigen? het zijn heel gewone meuschen, niet
beter en niet slechter dan de menschen om
ons heen. Maar dat n Villetardje" onbedui
dend noemt, dat neem ik u bepaald kwalijk
en de gedachte aan haar verlangt allang in mij
om aan 't woord te komen. Als oude dames
waren als Villetardje dan zouden er waar
schijnlijk minder Jozettes zijn. Met werkelijke
heldinnenmoed over wint de lieve oude vrouw
haar vooroordeel tegen dat meisje", en al
pakt zij haar reddingswerk een beetje onhan
dig aan, en al behoudt zij baar zoo echt be
schreven huivering voor alles wat maar even
op JozeUe's verhouding met Aristide doelt, de
hoofdzaak is toch maar dat wij onze kleine
benepen vooroordeelen over de Jozettes over
winnen, die niet slechter zijn dan wij, alleen
maar anders opgevoel. Is het niet prachtig
moedig van het schattige Villetardje" met
Jozette uit te gaan? dat zon zij niet gedaan
hebben als zjj onbeduidend was.
En verder zegt n alles is zoo grauw, zoo
schunnig, zoo vies en plat, dat men vraagt
en klaagt: is dat huis vol menschen nu wat
er van gezegd wordt, een mooi, een lezens
waard boek?"
Dit boek zoo rijk aan diepe menschkundige
trekjes dat wij er telkens door getroffen
worden (denk eens aan Celestin als hij bij
het inpakken van zijn schilderij een
knipoopje geeft naar een klein plekje in den hoek !)
dit boek met zijn heerlijke humor, met zijn
veelzijdigheid en ruim echt mensch e) ij k ge
voel, met zijn minitieus fijne, maar nooit te
lange of vervelende bescnrrjvingen van het
mooie Parijs (deok aan de morgen wandeling
van de door u zoo miskende Madame Dutoit,
met baar wat ruw maar goed, eerlijk hart),
dit boek noemt n grauw, schunnig, vies
en plat l
Om de tragedie van J o zei t e alleen zou het
lezenswaard zijn, en zou ik het mijn volwassen
zoon en dochter in handen geven, mijn zoon
om hem te doen voelen wat de Aristide's
op hun geweten hebben, en mijn dochter
om haar te leeren ruim en zacht te oordeelen
over de Jozette's.
Maar behalve dit is er in dit boek zooveel
mooie, zoo heel veel, en ik hoop dat ge doea
zult als ik, en het nog eens lezen. Misschien
dat u dan minder last van den modder, die
er niet in is, hebben zult, en wilt erkennen
dat u ir oordeel bard en onbillijk was.
M. E. VAN DB VüLDK-PlJNAPPIL.
Brieven van Bellet van Zuylen > mevrouw
de Charrière) aan Constant
d'Hermenches. Het »pel van den wind ah
huwelijiumakelaar. Een praktiiche
uitvinding. Kerkelijk Vrouwenkiesrecht.
De ijverige schrijver, de onvermoeide ar
chieven- snuffelaar, de geestdriftige Zwitser
Philippe Godet, kan niet scheiden van la
dame de seg pensees: onze geniale
landgenoote Isabella van Tuyll van Serooskerken,
die, den 20eten Oktober van 't jaar 1740 te
(Zoylen aan de Vecht werd geboren; op
der'tigjarigen leeftijd in den echt trad met een
armen, Ztvitserscten edelman de Charrière,
gewezen gouverneur van Bella's brcérs, en
den 27sten December 18U5, te Colombier bij
Neucbatel, overleed.
In 1906 verschenen twee lijvige boekdeelen:
Madame de Charrière et ses amia "
Uit dezen gewichtigen arbeid van den heer
Godet, leerden wij Bella's vél bewogen leven
kennen, haar uitvoetige correspondentie, die
Godet met voorbeeldig geduld aller wege in
archieven en bibliotheken bad gecopiëerd;
haar pennevruchten: Le Noble1' geschreven,
toen zij nog It-abella van Tuyll was, en mevr.
de Cbarrière's littérairen arbeid: Lettres
Neucha eloises," Caliste," Lettres de
Lausanne," Mistress Henley."
De twee omvangrijke boekdeelen, waar
van ik in den Tijdspiegel van 1906 in de
Juliafle »er ng, een uitvoerige bespreking iz&f, zijn
allicht niet zoo vlot van de hand gegaan, als
men van den hoogst intéressanten inhoud had
mogen verwachten.
Gemis aan geld en gemis aan tijd zyn mis
schien de oorzaak van 't nog zoo weinig be
kend zyn van Godet's reuzen arbeid.
Hij is niet doorgedrongen. Zij, die wer
kelijk belang stellen in literatuur,
behooren in den regel tot het geestelijk
proletariaat, dab met zijn tijd moet woekeren,
en krap in 't geld zit.
Het Otst leert men Bella van Tuyll, die
haar brieven Belle de Zuylen"
onderteekende, nit haar correspondentie kennen, en,
van ai baar brieven, spannen die de kroon,
gericht aan David Louis, baron Constant de
Rebeeque, seigneur d'Hermenchea. Hij was
de man naar wien Bella's hart uitging, die
haar doen en denken beheerschte, wiens
echtgenoote zy gaarne riftd, -willen zijI1| doch,
die reeds getrouwd was met een zieke'ijke,
kribbige, veel oudere vronw, toen hij Bella
van Tuyll voor 't eerst ontmoette.
Op nieuw heeft Philippe Godet, die een
onbegrensde vereering voor mevrouw de
Charrière koestert, gezorgd dat zy in wijder
krin< zou bekend worden. In n goedkoop
boekdeel saamgevat, zijn thans bij den uit
gever Pion te Parijs ve;schenen: Lettres de
IIIIIIIMIMIIIIIIIIIHIHM
Klein Hoelblad. Uit mijn Handleiding bij het L. O. Uitgever W. Versluys.
en gebruikte aarde treft ze nu overal, mits er
wat klei of pnin ligt, de fijne goudgele
bloemsterren van bet klein hoefbiad aan. Maar
vooral zijn het de netels, die met hun
mathematische rechts en links geplaatste
bladeren iet» straks en meteen iets
ornamertieks geven aan den muurvoet of den rom
mel, dien ze bekleeden. Nog meer komt de stijl
van de netels uit, doordat er by'na overal d
wilde kervel doorheen wast; met zijn ocbe
rekenbaar blad vormt deze een achtergrond
als een wil Ie vrije arceering, waartegen de
stijgende bladparen scherp afsteken. Veel
bloem is er aan de wi'.te doovenetels nog
tiet; de roode bloeit a! druk; en waar ronde
glanzige groene blaadjes, uitgesctiulpt als
ouderwetse ie theeschotelijes vlak op den
grond liggen uitgespreid, vindt ge wellicht al
aan een opgericht stengel'je dn wonderschoone
paarsblauwe bloeden van de hondsdraf; de
Belle de Zuylen a Constant d'Hermencheg".
Godet zegt in zijn voorrede van dit aan
bevelingswaardig werk: Mevrouw de Char
rière heeft eenige romans geschreven van
zeldzame fijnheid van gevoel, gedachte en
stijl, zoo ah de Lettres Neuchüteloises en
Caliste", om slechts de meest bekende te
noemen. Doch, allicht heeft zij niets nage
laten, dat zóó aantrekkelijk en zóó levendig
is, als die brieven, waarmee zij baar vrienden
zoo kwistig beschonk, waarin zy de schatten
uitstrooit van haar kloeken en rappen, van
haar nadenkeuden en vlotten geest.
Indien er waarlijk een letterkundige ge
rechtigheid bestaat, dan zal haar briefwisse
ling, beter bekend dan zij 't tot nog toe was,
haar vroeg of laat een schoone plaats doen
innemen onder de Fransche briefschrijvers."
Dat Bella van Tuyll, deze Utrechtsche
aristocrate der XVIIIe Eeuw, in 't Fransch
schreef, en welk Franschl geprezen door
niemand minder dan Voliaire en
SainteBeuve, vindt zijn aanleiding in 't feit, dat,
destijds de Frangche taal de gebruikelijke was
in de kringen, waartoe zij behoorde.
* **
In de nabijheid van Brazzaville in Afrika,
is de duur van het weduwscbap afhankelijk
gemaakt... van den wind.
Na den dood van den echtgenoot, hijscht
de weduwe de vlap l Le roi est mort, vive Ie
roil zou men zoo zeggen. De vlag, bevestigd
aan hoogen stok, wordt geplaats voor de deur
van 't sterfhuis1. Zoolang de vlag ongerept
blijft mag de weduwe niet hertrouwen. Drijft
de wind met de wapperende vaan zulk vermetel
spel, dat de vlag scheurt, dan ia derouwtijd
voorby, en, mag de weduwe een nieuw
huwelijk aangaan,
* *
*
In het Zondagsblad voor Duitschland's
vrouwen, wordt melding gemaakt van een
allervernnftigste uitvinding door een vronw
gedaan. De inaenieuse vrouw, de echtgenoote
van een Zweedschen predikant, heet:
Kernstein-Oatröm.
Mevrouw Oström heeft een apparaat in
elkaar weten te zetten, dat, door middel eener
rotatie-machine, vaatwerk wascht, spoelt en
droogt. De vindingrijke huisvrouw verkocht
haar praktisch toestel voor 240.000 kronen.
Bovendien zullen haar tantièmes van den
omzet der waechmachines worden uitgekeerd.
Man zon er een piar slapelooze nachten
voor over hebben, indien de insomnia op
een vernuftigen inval bracht, die zoo'n aardig
fortuintje in de band speelde!
In de sterk geschakeerde April-afle nering
van het geïllustreerd Maandschrift voor dames,
uitgave van Van Holkema & Warendorf,
vindt: Elk wat wils".
Het opstel: Kerkelijk Vrouwenkiesrecht!'
zal ongetwijfeld met belangstelling worden
gelezen.
Het betreft hier niet de politieke stembus
voor vrouwenkiesrecht, doch, uitsluitend ker
kelijk vrouwenkiesrecht.
De schrijver of schrijfster van Kerkelijk
Vronweckiesrecht" noemt *jet te behandelen
onderwerp driedubbel gevaarlijk."
Dappere C J Om 't toch aan te durven I 't
Komt mij voor vrouwenmoed te zijn.
Inderdaad: politiek, vrouw en kerk, zijn
onderwerpen, die men zachtkens moet aan
vatten, wil men den boel niet in 't riet
si uren l
Omzichtigheid en beleid zijn onmisbaar
by 't, ommedolen in het politieke labyrinth;
bij de kwalificatie van 't sieraad en 't raadsel
plant heeft een zonderlingen naam, lie ouder
is dan de weg naar Rome; en die door
volksetymologie ve-basterd moet zyn uit een
Gothisch woord gund'irebe; dat met zijn rebe
ook rog schuilt in Weinrebe en dat zooveel als
grondrank beduidt.
Maar mooier nog dan de bodem zyn met Pa
sehen de hoornen; daar ia een fijne
aanwuiving van groen om de wilgen en populie
ren, een rossige wasem van rood om de
linden, en een bronzen damp trilt i» het zon
licht om de kanten iepekronen. Lager bij den
grond in de parken en tuinen is het al dui
delijk groen blad, dat uit de knoppen dringt;
de ribes is een en al voorjaar, zijn bloem
trossen schemeren al rozu door het jonge
groen heen, en de kamperfoelie bot zoo
overmoedig snel en vroeg, dat ge bij het n -n
van dat uiterst teere loof wel aan waaghal
zerij, aan hagelbuiei en nachtvorsten bij
drogen o. stewind moet denken.
En met een goedkeuring voor verstandig
doea en Hoüands-che voorzichtigheid, beky'kt
ge de zilverzijde van de wilgenkatjes, die nog
wat wachten met bloem en blad. Die zitten
nog eens ingepakt! Ze zijn nu ook op hun
dikst en mooist; nog kunt u er een week
plezier va a hebhen, als ge een paar takken
snijdt en thuis in een passende vaas zet. Dat
wil zeggen plezier van de kleurcombinatie:
zilvergrijs glanzend met dofdonker brons'iruin
en matgroen; maar ge gooit ze toch niet weg,
als ge merkt, dat het zilver overgaat in
groengeel met bloedroode vlekjes, en dat uit eik
vlekje een paar draadjes groeien, die goud
gele doosjes dragen en bij andere een groen
wintje, rondom met witte zijde bewassen
Reusachtige wilgenkatjes lijken de knoppen
van de magnolia's in parken en buitenplaatsen,
waaruit straks, in plaats van gele poeder
kwastjes, reu'.emulpen te voorschyn zullen
komen; toch zyn het geen tulpenboomen;
die bloeien eerst na Pinksteren.
Heel gewoon is het in het voorjaar, dat
u pio'seling een bijzonder sterke genr treft,
zonder dat ge kunt uitmaken, wie de
nitstroomer van die balsemlucht is. Zij t ge in
de nabijheid van populieren, kijk die er dan
eens op aau en ruik eens de zwellende of pas
ontloken knoppen. Ook de knoppen vau
Irjsterbessen en kastanjes rieken met Pascben,
als de zon ze beschijnt met heel bijzondere
genrijes; vooral zult ge bittere-amandellucht
nog al eens aantreffen.
Heel anders begint het nu te ruiken in
bet gemeng Ie bosch, waar de eiken, beu
ken, berken nog winte'sch staan, tusschen
du zomerscbe coniferen. Daar is het meestal
een gecombineerde en gevarieerde harsgeur
die alles overheer-cht, evenals de
jodoformgeur in de apotheek ; alleen als er een tochtje
waait krijgt ge d* tonen te ruiken, die het
akkoord samenstelli-n.
Werking is er in de eiken en beuken no?
weinig, in de dennen evenmin; alleen de
der schepping, en bij 't spreken over een
instelling waar liefde en verdraagzaamheid
moeten voorzitten.
Het religieuze gevoel is over 't algemeen
sterker ontwikkeld bij de vrouw dan bij den
man; bat aantal kerkgangsters isgrooter dan
't getal kerkganger?.
C zegr: Overbodig is het, verder er op te
wijzen, welk belang de vrouwen er bij heb
ben, mee te zeggen wie diaken worden zal
en de armen bedeel en, welke predikant
zal beroepen worden om bij doop en avond
maal, waarbij zooveel op den persoon des
voorgangers aankomt, de gewijde handeling
te verrichten."
... De synode van 't vorig jaar heeft het
vrouwenkiesrecht verworpen met 9 tegen S
stemmen.
... Een krachtige actie voor het vrouwen
kiesrecht in de Ned. Herv. Kerk is op touw
gezet door ds. F. ReHsma te Noordwolde.
Op zijn initiatief heeft sic h een
vrouwencomitégevormd nit alle richtingen der kerk,
dat een vragenlijst heeft rond gezonden aan
alle predikanten, en verder door het hou
den van lezingen, het verspreiden ran bro
chures, het inzamelen van gelden e. d. den
grooten slag voorbereid, waarin men het
kerkelyk vrouwenkiesrecht hoopt te zullen
veroveren."
Mij dunkt, C kan gerust de toekomst ver
beiden. In Nederland zullen vrouwen even
goed kerkelijk stemrecht, als politiek
kiesreeht verkrijgen. Een kwestie van tijd,
anders niet.
Ik ben 't met den schrijver of schrijfster
eens, dat er nog zulke dompige, traditie en
sleur, sleur vooral l huldigende kringen
zijn, waar men verschrikt opziet bij 't hooren
van de rechten der vronw. Anti-feminist en
zweren allén trouw aan de plichten der vrouw.
Rechten en plichten doen mij denken aan
't geestig vers van den Duitschen dichter Karl
Maijer: Spatz und Spatzin".
De heer en mevrouw Musch zitten op den
rand van een dak. Meneer heeft 't voorjaar
in 't hoofd; vraagt zrjn wijfje hem te kussen,
noemt haar met suiker-zoete naampjes, keuvelt
over bloeiende kersen boomen, over jong groen,
zwelgt in 't vooruitzicht van zomer-weelde,
denkt aan raalsche doperwtjes waar bij dol
op is. Mevrouw herinnert hem aan't ernstige
werk dat hun te wachten staat: 't inrichten
eener woning. Meneer wordt korzelig, beweert
dat 't vrouwtje nestjes moet bouwen,
eieren leggen, de jonkies voeren en meneer'i
kopje krabben.
Mevrouw stribbelt zacht tegen en vraagt,
of zij dan hél alleen voor alles moet zorgen.
Meneer wordt steeds ongeduldiger: In het
slotcouplet zegeviert de behoudtleer der
anti-feministen:
Spricht der Spatz: Ich will dich hier
Mit zwei Worten kurz berichten:
Für den Spatz ist das Plairir,
Für die Spatzin sind die Pflichten."
Dames, die een beetje schalk en naïef,
Karl Mayer's jiweeltje Spatz und Spitzin"
in gezelschap réciteeren, kunnen heel zeker
van haar succes zijn.
CAPBICK.
berken beginnen iets te veranderen aan hun
knopjes en de katjes gaan hangen.
Naar de boomtoppen kijken vermoeit op
den duur; het oog zoekt weer den hori
zon of den bodem. Met Paschen is de
boschbodem, in dit jaar althans, wel uroen en geel van
bet speenkruid evenals de dijkbermen, maar
of de anemonen en de helm bloem en de
viooltjes al zullen bloeien, dat hangt van het
weer in deze week af; vandaag, Palmpaschen,
is er nog maar eeu enkele anemone in knop
en de helm bloemen ontdekt alleen iemand, die
ze van vroeger en in knoptoestand kent.
Viooltjes daarentegen vindt iemand met een
scherpen reuk in het windstille botcb wel door
den bekenden zoeten geur, die ze ait^ralen.
Maar niet lang blijft uw reukorgaan met be
wustheid werkzaam, want het oor wordt te vaak
opgeroepen om uitleg te geran; vooral als
ge een vroege-morgen-wandeling doet, kout t
het Paaschvoi?eltJ8 u dadelijk tegemoet met
zijn allereen /ondigst wijfje, dat meer maat
dan toon is, het stramien van een vogel
zang Woensdagmorgen vroeg 31 Maart hoorde
ik hem in dit jaar voor het eerst, toen ik hier
op Lianaeus in den centrale schooltuin moest
wezen, otn toe te zien bij de verdeeling der
sneeu «?klokjes voor de zendin g aan de
Amsterdam?che scholen.
Hoog in een els tikte die oiseau-métronome,
het piepertien" van mijn jongent-jaren, de
,,'jiftjaf" zooals hij naar het Engelsche chifchaf
genoemd wordt. Hij slaat ziia klokjes aan,
dat het klinkt nis een kleine gnelslaande
ouder wetsche pendule om tien of twaalf uur.
De tuinman hoorde hem eerst, toen ik hem
op 't geluid opmerkzaam maakte; het vo
geltje was er den vorigen dag nog niet en
het is dus wel heel laat uit zijn warme
landen" bij ons terug {ekomen.
Zeer waarschijnlijk zult ge met Paschen ook
de tweede aankomer van onze kleine
groengele vogeltjes aantreffen.
Waar ge ook maar in ons land aan een
bosch- of heirand wandelt, of in een oud groot
parE,zult ge dat fijne welluidende liedje hooren,
waarop ik u nu al zes jaar elk voorjaar op
merkzaam tracht te maken. Het begint als
een zwakke vinkenslag en rolt ook zoo door,
maar? het slot loopt treurig af; alsof het vogeltje
met iets weemoedig» in zyn stem wil zeggen:
ik schei er maar uit, ik kan het toch ni»t,
zoo overmoedig als een vink ben ik niet en
zoo vroolyk is het leven toch ook niet, niet,
niet, niet, niet. Hoe langer hoe zachter;die
arme fitis.
Maar zijn verdriet zit niet zoo diep en het
is niet zoo erg met onze fitis, bij is alleen
wat verliefl en roept en smeekt om een
wijfje. Als hy dat herft gevonden, dan neemt
zijn liedje veel sneller tempo aan en eoms
maar heel zelden, stijgt het slot in plaats van
te dalen dan lijkt het een j u bel kreet in
plaats van een lamentatie.
E. HEIMANS.