Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1659
Gaston La Tonehe, De terugroeping. Schilderij.
Gaston La Touche, De waaier. Pastei.
BastoCla Touche (Tcrslceg, den Haag).
k- Er is in het werk van La Touche gratie
en {weemoed. Er is in het werk van dezen
Bchilder fijne natuurlijkheid (is dit niet
hetzelfde als gratie?) en daarbij komt.
daarmee is gemengeld, de weemoed. Door
deze laatste eigenschap wordt het vol van
Gaston La Touche, De les in de schoonheidsleer. Schilderij.
herinneringen, en krijgt het dien smaak
van den herfst aan zich die de schilder
gaarne in zijn kleur weer doet smaken.
In dit werk is soms de weemoed die gaarre
de gratie zoekt. Er is soms de weemoed in
die een teeder schijnsel werpt over het
gegeven. Door zijn gratie verschilt het van
wat wij in Holland zien, en zien onUtaan.
Niet door zijn weemoed. Het blijkt mij,
nadat ik een aantal keeren het werk zag,
dat het niet door zijn' diepen weemoed, wat
wij soms maken, overtreft. Het overtreft
niet wat hier gemaakt wordt door zijn
rijken inhoud. Maar wij lijkeu boersch erbij
zooals wij dat bij Watteau lijken. La Touche
is de mindere van Watteau. Het
atrnosphcrische in het gevoel is bij Wai,teau gruoter.
De gulden lucht is bij Watteau verder uit
gedeind. Het niet verzaad verlangen is bij
Watteau meer uitgedrukt, liet (/ alen in
de vroolij/fhfifl: het dralen in <ie vreugde
volle uren die de Figuren met malkaar
beleven en welke uren hen t >ch niet
zorgloos vroolijk verlaten, is bij Watteau
meer te vinden; geeft Watteau's werk
meer inhoud dan dat van La Touche. De
teekeningen van Watteau hebben meer uerl'.
i In hun gratie zit meer gespannen kracht.
Het gehcele samenstel van een schilderij
bij Watteau is krachtiger; de groepeeringen
zijn stelliger aaneengesloten; een schoen
zit aan een voet nog teederder: een voet
hangt aan een been naar berieden, meer
n ig dan hier, als een bloem en de schilde
rijen van Watteau missen eer het illustra
tieve dan die van La Touche. Daarenboven,
is La Touche na Watteau. /ijn inventie is
dusgeringer.Miartochiserook in LaTouuhe,
niettegenstaande hij niet van diepen zin is,
niettegenstaande hij maar hervat wat een
ander voor-dcê, iets bloernigs in sommige
naakten wat teedt-rs in sommige monden
der vrouwen in het avondlicht. Kr is bij
La Touche f.vrn dat te vinden wat een huid
bij licht heeft, rve,n dat parel-gelijke dat
van buitengewone fijnheid is. Kr is in La
Touche, in zijn beste werk, iets van een
Romaansche vormbekoring, met een noordsche
gevoeligheid. Kt ia in La Touche «W.v van
een duitsche romantiek en van een fransche
stelligheid. Dit is alleen te vinden in het
beste. De schilderijen met de apen zijn in
satyrische kracht overtroffen. Kr zijn som
mige daarbij die ruimte-werking missen.
De nachten met de ontbloeiende vuurpijlen
zijn phantastischer gegeven door anderen;
de landschappen, die soms als in cirkels
(concentrisch) geschilderd lijken, ze missen
innerlijkheid in hun gulden schijn. Dit alles
Gaston La Touche, Het bad. Schilderij.
Gaston La Touche, De zomer. Schilderij.
is beter gemaakt en dieper gevoeld.... i ze wijst naar de gratie en naar de Figuur.
Toch heeft deze tentoonstelling zijn nut: l PLASSCHAERT.
itliiiiniunintniiuiiii))ninnn)innnuuiuiiniunMnnitiin)nuiutniunni>)iiiuitntnnnnitinnuitnnnntiiiiiiiiniinitiiiiniiuttiuiiitMnnuiinnuiiniiinnn
imiiiiiiinttmiiMiiitMiitmitmmt
ScbopenbanBr.
Parerga en Paralipomena (toevoegsels en
nitlaatsels) vertaald door dr. H. W.
Ph. E. v. D. BEBOH VAN EYSINGA (Am
sterdam 1908) I, blzz. 363.
III.
Eene opmerkelijke coïncidentie stelt het
Vle Hoofdstak der hier geboden vertaling,
getiteld: Verhandeling over geestenzien en
wat daarmede samenhangt" in het ware licht.
In de Internationale Woch.ensch.rift für
Wissenschaft, Kunst nnd Technik van 2
Januari 1009, geeft de privaatdocent voor
wijsbegeerte aan de technische hoogeschool
te Darmstadt, Dr. J. Goldstein, onder den
titel: Religionspsychologie, verslag van een
werk van W. James, hoogleeraar in de wijf
begeerte aan de Harvard Universiteit in
Amerika.
Het boek, vertaald, draagt den titel: Die
religiöae Erfahrnng ininrerMannigfaltigkeit.
Materialiën and Studiën zu einer Psychologie
and Pathologie des religiösen Lebens.
(Leipzig 1907).
In den loop van deze aankondiging, be
spreekt Goldstein het zoogenaamde occultisme
d. w. z. die verschijnselen, voor welke eene
zintuiglijke, dus physische oorzaak niet aan
wijsbaar is.
Hij deelt mede, dat, tot het onderzoek dier
verschijnselen, volmaakt objectief, dus onbe
vangen en met de bedoeling om daaromtrent
te komen tot wetenschappelijk verworven,
wél gegrondveste klaarheid, in Engeland,
een kwart eeuw geleden, zich heeft gevormd
eene vereeniging voor psychisch onderzoek
Society forPsychical Research, of verkort S.P.R.
Onder voorzitterschap namelijk van Henry
idgwick 1), vereenigde zich een aantal
mannen, meestal vorechers in verschillende
wetenschappelijke richting, waarbij geleerden
van r aam, ook staatslieden o.a. Arthur Balfour,
de vorige ministerpresident, zich aansloten.
Deze Vereeniging houdt zich bezig met
het nemen van proeven omtrent ieder ver
schijnsel, dat gezegd kan worden tot het
occultisme te behooren, zorg dragende, voor
zooveel van haar afhangt, dat uitgesloten
blijft, al hetgeen niet stipt en strikt weer
geeft de eenvoudige waargenomen feiten, die
voor zich zelf moeten spreken.
De aldus bijeengegaarde bouwstof heeft zy
neergelegd in 21 eng gedrukte deelen, van
telkenreis 500 bladzijden, barer Proceedings
of the Society for Psychical Research (in
den handel bij Robert Maclehose & Co.
Universi*y Press, Glascow). Bo rendien, geeft
zij een maandschrift uit: Journal of the S.
P. R., waarvan reeds 10 deelen verschenen zijn.
James nu, de schrijver van bovengenoemd
werk, heeft, vroegtijdig, bij de Vereeniging
zich aangesloten en is een harer overtuigde
adepten. In zijn: The will to believe geeft
hy een hoofdstuk: What Psychical Research
has accomplished, waarin hij de meeste feiten,
door het occultisme beweerd, voor echt houdt.
Naast de wereld van ons bewustzijn (waar
mede wij, door de zinnen, in betrekking
staan), erkent hy een subliminal self d. w. z.
een Ik, dat onder de grens van het bewust
zijn ligt en toch daarin zelfstandiglijk en
aanschouwelijk zich openbaart. In dit
eubliminal telf zoekt James den grondslag van
eene religieuse ervaring, die het bewuste
Ik, als vaststaande waarheid, aan en o verte
nemen heeft.
En nu, de zooeven vermelde coïncidentie,
Na de proef, de tegenproef.
In the Ninetetnth Century van Januari 1909,
schryft Prof. Simon Newcomb een artikel,
getiteld: Modern Oceultism (126). Ook hij
achtte zich verplicht kennis te nemen van
feiten, die gerekend worden tot het occultisme
te behooren: mediumschap, rechtstreeksche
inwerking van geeet op geest, zonder
tusschenkomst of behulp der zinnen, voorgevoel,
spiritisme, tafeldans, en onder welke benaming
de hocus-pocus meer zich aanmelden moge.
Gelijk de 8. P. R. in Engeland, werd, door
hem, eene vereeniging met gelijksoortig doel,
in Amerika, opgericht tot wiereersten voor
zitter hij verkozen werd. Haar doel was zich
te vergewissen van overdracht van gedachten
(thought-transference). En de uitkomst? In
wetenschappelijken zin, niemendal.
Scientifically, nothing at all (131).
Toen, vestigde de vereeniging hare aan
dacht op de zoogenaamde telepathy d w. z.
de overeenstemming van gevoel bij A, met
eene gebeurtenis, ondergaan door B, op een
afstand, die aanraking tusschen beiden onmo
gelijk maakt (kunstterm: actio in distans;
visioenen, verschijning, plotselinge schrik
wekkende aandoening, ontroering enz.). Ook
hier, is de slotsom: breng alle natuurlijke
,',factoren in rekening en er blijft hoegenaamd
geen grond voor eenige theorie van
occultisme", (Io9).
Schopenhauer nu maakt zich noch druk
met de proef, noch met de tegenproef. Op
de souvereine hoogte, waarmede niemand
anders hem, doch hij zelf zich plaatst, en van
waaruit hij op de natuurwetenschap als een
molshoop neerziet 2), doet hij de zaak veel
gemakkelijker en zóó indrukwekkend af, dat
men wel een botterik in folio zijn moet om
niet onmiddellijk gewonnen zich te geven.
Wij lezen namelijk, na vermelding, dat,
normaal, onze gewaarwordingen van zintuig
lijken oorsprong zijn: Waarom echter zou
het niet mogelijk wezen, dat ook eens eene,
van gansch andere zijde, alzoo van binnen,
van het organisme zelf uitgaande aandoening
tot de hersens geraken en daardoor, door
middel hunner eigenaardige functie en
overeenkomstig hun mechanisme, even als gene
(Je van oorsprong zintuiglijke) verwerkt zou
kunnen worden?" 3)
Inderdaad, waarom zou dit niet mogelijk
wezen 7 Waarom zou men een kind, dat be
zeten heet te zijn, niet van den duivel kunnen
bevryden, door een zwarten haan in een pot
te kooken ? En waarom zou men niet het
mal'occhio, hekserij en wichelarij voor
gangbare munt verklaren?
Men zou zoo gemakkelijk over wendingen,
als zooeven afgeschreven zijn, heen kunnen
lezen. Men verlieze echter niet uit het ooz,
dat heel de Verhandeling over
gaestenzien en wat daarmede samenhangt" een
ander steunpunt en plechtanker niet heeft,
dan Schopenhaner uit de lucht greep en uit
den duim zoog, toen hy neerschreef: waar
om zou het niet kunnen?
Iets verder, en in dezelfde Verhandeling",
kan men, als van hetzelfde allooi, lezen:
Het geloof aan spoken is den mensch aan
geboren" 4). Prent dit eenen knaap duchtig
in, en hij durft zonder licht een trap niat op.
Hier ligt, dunkt mij, de verantwoordelijk
heid van dengene, die gezwets van dit
kaliber onder het oog van weerloozen brengt.
Den critisch gewapend deskundige zal Scho
penhauer niet kwaad doen. Eén enkel uit
gangspunt, als het zooeven vermelde, is vol
doende om heel de voddekraam, die daar
aan vastgeknoopt word1., onherroepelijk tot
papillottenpapier te doemen.
Zóó echter staat de zaak niet met den
leek, het gros, de veelhoofdige -nenigte, die
men onder de benaming : publiek" samen
vat. Waarin de sterkte van onzen tijd lUt,
is niet zoo gemakkelijk te zeggen. In de
zenuwen echter, zeker niet. Hierbij, denke
men geens'.ins aan zoolanige maatschappe
lijke lagen, als men tot de onontwikkelden
pleegt te rekenen. Hen pantsert vaak een van
nature robust verstand tegen afdolingen, daar
gelaten nog, dat de zorg voor het dagelijksch
brood, hoe moeite rol op zich zelf, althans
als goede zijde, den tyd beneemt om met
rimram zich bezig te houden.
Gedoeld wordt, hier, op hen, die voor ont
wikkeld willen doorgaan. Voor ve en, onder
hen, zijn juist gevaarlijk de valsche voorstel
lingen, die men hun voorpredikt, of de
gedrochtelyke gevolgen, die zij, op eigen houtje,
verbinden aan wysgeerige, doch kwalyk be
grepen grondstellingen.
De mediums", die met de geestenwereld
op den meest ge neenzamen voet leven,
slachtoffers van hallucinatie en
zenuwverslappini?, heefc men, van Schopenhauer's
misdrnk, slechts kennis te doen dragen, om hen
in staat te stellen op ieder, die hun douches
aanbeveelt, medelijdend neer te zien. De
stumpers begrijpen niet, dat men boeken
schrijven kan, die er heel geleerd nitzien,
maar wanhopig ontbloot zijn van ook maar
een grein gezond verstand. Wederom is het
Boileau, die volkomen terecht zeide:
Et pour finir par un trait de satire,
Un sot trouve toujoursplussot quil'adrnire
Niet ieder is het gegeven, bij geesten, op
zy'n gemak zich te gevoelen. Is men echter
eenmaal thuis in dien rompslompen vatbaar
voor Schopenhaueriaansehe bewijsvoering:
?waarom ook niet ?", dan is men op den
besten weg om iederen uil der verbeelding
voor een valk der werkelijkheid aan te zier.
Schopenhauer zelf geeft het voorbeeld. Dat
zullen zijne getrouwe lezers merken, wanneer
onze vertaler ietwat verder is gevorderd.
In het eerste deel der Parerga, zien wij
nog slechts geesten. In het tweede, zitten wij
reeds diep in de zielsverhuizing. Men luistere:
Dit leidt, tenzij men alle gerechtigheid
opgeve, tot de, in het Brahmanisme en
Buddhaisme vaststaande meen ng,' dat
zoowel de persoonlijke voorwaarden waarmede,
als de objectieve, waaronder ieder geboren
wordt, het zedelijk gevols? van een vroeger
bestaan zijn." 5) Gelukkig, dat een derde
deel ontbreekt. Anders kregen wij de vol
maakte zekerheid voorspeld, dat ieder, mits
hij een brave Hendrik is geweest, eens, op
colombijntjes onthaald, een
patertje-langsden-kant met zijn overbuurman dansen zal,
op de maat van de harmonie der sferen.
Kortom, de heer v. d. B. v. E. heeft onge
twijfeld de beste intentiën. Mij echter schijnt
het voorzetten van dergelijken kost, aan wie
maar lezen kan, roekeloos. Men bergt messen
weg voor kinderen. Hetgeen Schopenhauer
biedt, is gevaarlijker. De vertaler zegt: De
philosophie van den Koningsberger is een
geweldige gebeurtenis geweest, een begin van
allerlei ontwikkelingen. Want zij is, zooals
zij daar staat, niet af." (V.) Inderdaad,
Schopenhauer heeft Kant's wijsbegeerte af
gemaakt, in des Wortes verwegenster
Bedeutnng. Hetgeen hij deugdely'ks leeraart,
is aan Kant ontleend. In hetgeen hij er bij
voegt, deu'^t letterlijk niets. Onder zyne handen
is Kant's grootsche schepping eene caricatuar
geworden, waar omheen holle phraseologie,
als een woekerplant, zich slingert.
Ja zelfs is eene wijdvertakte zeer
onnoozele, maar alles behalve onschuldige ziekte
onzer dagen: de zoogenaamde chrittian science,
hoe vermengd met allerlei bestanddeelen,
tot Scbopenhauer's inval herleidbaar. Is de
wil: het D.ng an sich het ware werkelijke
wezen, dan kan die wil lett-rlyk alles: ziek
ten genezen, gebreken verhelpen, stoornissen
bezweren, uit den weg ruimen al wat onwel
gevallig, onbehaaglijk en onbegeerlyk is.
De lijders aan dien waan, vinden, in Scho
penhauer, koren op hun molen (gemis aan)
getst voor hel geen ook zij ontberen. Nergens,
treedt de Nemesis met grooter zekerheid op,
dan in de wereld der ideeën. Nergens ook,
wreekt zich een grondfout, met grooter be
slistheid, dan in logische aaneenschakeling.
Keer, n oogenblik, aan gezonde natuur
wetenschap, den rug toe, laat een oogwenk,
door nachtmerries en ba erpraat, u leiden en
in het volgende tijdverloip zijt ge ten prooi
aan onverschillig welke zotteklap bij u zich
aandient. Of gy de deur op een kier, dan
wel wage*ijd opendet, is onverschillig. Het
boerenbedrog van allerlei slag is zoo lenig,
zoo buigzaam en vooral van zoo velerlei
gedaante, dat het sluipt en kruipt tot het
zijn net geweven en zijn slag geslagen heeft.
Hoe staat 't overigens met de verhouding
van Schopenhauer tot Kant? Ik heb slecht»
te herhalen wat ik elders ontvouwde. 6)
Amst. J. A. LEVT.
1) Een bekend werk van dezen schrijver
is: the Elements of Politics (Londen j891).
Hij bewoog zich echter ook op ethisch en
economisch gebied.
2) Ik weet zeker deze vergelijking met zijne
wijsbegeerte, bij Schopenhaner, gelezen te
hebben, kan haar echter niet terugvinden.
3) Parerga, t. a. p. I 242.
4) t. a. p. I, 284.
5) t. a. p. II, 251.
6) frolegamena 339.