Historisch Archief 1877-1940
1660
DE AMSTERDAMMER
A°. 1909.
WEEKBLAD VOOR NEDEELAND
torat *?* fcgro«gMl.
recLactlo -V-SLQ. 2ufr. EL JP. Xi. "WXESSIÜTQ-.
uitgevers: VAJf HOLKEMA ft WAREJTDORP, Eelzengraoht 333, Amiterdam.
fivt auteunreeht roor den inhoud Yan dit Blad wordt renakerd «Tcreenkomctig dt wet ran 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
p«r 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post / 1.65
p«r jaar, bij vooruitbetaling, ..... » , mail , 10.
Nnnunen aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'Ji
Zondag 18 April
Adrertentièn ran 1?6 regel* / 1.25, tlke regeJ meer f 0.25
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel ..... 0.30
Reclames per regel 0.40
INHOUD:
VAN VEERE EST VAN NABIJ: Barbertje
moet langen. Officieele waarschuwing,
door J. H. de Vries. SOCIALE AANGE
LEGENHEDEN: Een eminent ge?»ar voor
de volksgezondheid, door S. Elias, beoord.
door Leliman. FEUILLETON: Storiei
van oom Daniël, door Theodoor. KUNST
EN LETTEREN: Algentoa Charlei S winburne,
door Albert Verwey. Op dwaalwegen,
door Henri Dekking, beoord. door Herman
Robbers. Berichte». VOOR DAYH5S:
De vrouw over 100 jaar. Een hnis vol
menechen, door F. v. P. B. Allerlei, door
Capiice. DIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Goudleer, niet afb., deor R. W.
P. de Vrie» Jr. W. Witeen b| Van
Wisaelingh, met afb. door W. Steenhoff. Na
zeven jaar, I, met facsim., door Joh. Visscher.
Adolp Sonnenthal, t, met portr., door R.
Waar aommige montbiljetten gebleven zyn,
door B. FINANCIEELE EN
OECONOMI^CHE KRONIEK, door V. d. M. en V.
d. 8. Over zoogenaamde schnldin vorde
ring maatschappijen, door Ger. G. Lengelink.
SCHETSJE. DiMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
iHttHiiHiiiiiiimmiHiiMMMiimimniimiMMiiHiiMimiiiiiMtmiiiii
Barbertje moet hangen.
Niemand heeft a oogenblik kunnen
denken, dat, na de vroolijke
uitscheldpartij van de Bossche raadsheeren, aan
arme Barbertje Garsthagen een vrijspre
kend vonnis zou zijn gegund.. ?.
Van den eenvoudigalen sjouwer te
Papendrecht tot de scherpzinnigste
juristen (tot wie men kan rekenen die
te 's-Hertogenbosch !) wisten allen dit
ne: Barbertje hangt!
Welnu dan: ook dit Barbertje is ver
oordeeld. Maar zijn zaak is niet afgedaan.
Had Mr.Dicke,de verdediger,geen cassatie
aangeteekend,de zaak zou toch haar voort
gang hebben ! Er is gelukkig genoeg licht
in deze quaestie ontstoken om reden te
geven ten minste tot de hoop, dat niet
het vonnis zal worden voltrokken, dat nu
geveld is, maar een vonnis, dat nog ge
veld moet worden: Het vonnis over
politie, die zichzelf recht verschaft, en
over rechters, die gén recht verschaffen.
***
Een berichtgever van het Alg. Handels
blad is vier dagen lang te Dordrecht en te
Papendrecht op onderzoek uit geweest, en
wjj van onzen kant hebben daar ter plaatse
een paar mannen gesproken, die hetzij
enkel de Papendrechtsche toestanden
door en door kenden, hetzij bovendien
in de strafzaak een rol hebben gespeeld.
Wij kunnen niet anders zeggen, dan dat
ons kort bezoek, ons praten oog in oog
met die rechtschapen, eenvoudige
menschen, den indruk van weerzin bij ons
heeft bevestigd en vergroot, dien de
enkele lezing der justitiëele verslagen
reeds opwekt.
De zaak, de Papendrechtsche zaak,
zit eenvoudig genoeg; ieder kind te
Papendrecht zou ze u kunnen vertellen.
Na een wat rumoerigen tijd werd te
Papendrecht gestationeerd een veld
wachter Bouterse, die zijn roeping heeft
misgeloopen". Bouterse, zoo zegt men,
had als worstelaar furore kunnen maken
in een paardenspel", want beweging en
verlangen naar krachtverspilling" zitten
hem in het bloed. Waar rumoer is en
handtastelijkheid voelt de man zich in
zijn element. Kwam er Zaterdag- of Zon
dag-'s avonds een Papendrechtsche jongen
den Veerdijk op, en was zijn stap niet
heelemaal zeker, Bouterse vloog op hem
toe en keek hem eens gauw onder de klep
van zijn pet. Kwam er een heel troepje
aan, hij schoof er zich tusschen in. Het
spieden en de bedreiging was den
Papendrechters altijd na. Zij merkten aan den
lijve, dat het gezag werd gehandhaafd".
Bouterse, en zijn kornuiten met hem,
schiepen echter door dit optreden een
zóó gespannen toestand, dat terwijl inder
daad de vrees erin zat", de vrijheid van
' beweging ten slotte ook voor rustige
burgers te loor ging. Een toestand, die
in klein formaat (hier is immers alleen van
ranselpartijen sprake en gelukkig
niet van nog; erger) zuiver Russisch is:
n. 1. een toestand van politie-terreur.
De Papendrechtsche politie ressorteert
onder den Officier van Justitie te Dordt.
Zjj is van dien Officier van Justitie het
instrument. Zij is de arm, waarmee hij
grijpt. Het is dus die Officier van Justitie,
die voor haar globale doen en laten ver
antwoordelijk is.
Dezen officier, den heer van Tricht,
drukte die verantwoordelijkheid niet zeer
zwaar. Dit kan blijken uit het feit, dat
hij te 's Hcrtogenbosch verklaarde van
eenige animositeit tegen Justitie en
politie" nooit iets te hebben gemerkt (!)
en dat hij tegelijkertijd geneigd was iedere
klacht, tegen de politie ingebracht, direct
uit de hoogte te behandelen, maar vooral
blijkt het hieruit, want dit spreekt
nog wél zoo sterk, dat men te
Papendrecht ten slotte het klagen maar
opgaf.
Stichtend is in dit opzicht de lezing
van het verslag der Bossche zittingen!
Daar kwam de eene getuige na den
andere met oude klachten over mishan
deling, over veldwachters-meineed, en
telkens luidt het: Bij het O. M. heeft
de getuige indertijd zich niet beklaagd".
Waartoe ook! zeggen die menschen.
Die hooge heeren zijn toch op de hand
van de politie!"
Hoe komt zoo'n meening muurvast te
zitten in 't hart van dat gewone volk ? ?
Een hond zelfs weet waar hij hulp vindt,
en de geringste mensen, hij zij nog zoo
ongeletterd, voelt instinctief waar recht
valt te wachten waarom klaagden die
menschen nooit, terwijl thans uit hél
Papendrecht n klacht en n beschul
diging omhoog rijst ? ?
Is hier niet een officier van justitie
op 't allerminst schuldig door verre
gaande nalatigheid ?
Op 't allerminst, zeggen wij erbij.
Want er is nog iets anders, en er ia
veel meer.
De heer van Tricht is in deze kleine
Dreyfus-affaire want dat is ze, erg
genoeg: een Dreyfus-affaire in
duodecimo de belangrijkste persoon,
immers hij is de man, die de rste fout
beging en bij die eerste fout koppig vol
hardde. Inplaats van de zaak-Garsthagen
te zien in het geheele Papendrechtsche
verband, inplaats van zich de moeite
te geven zijn gebied Papendrecht te
leeren kennen, heeft hij, afgaande op
een paar praatjes, blijkbaar afkomstig
van den adept van 't jolige" chris
tendom, den bij weinigen gezienen
burgemeester Bonten, zich lukraak een
voor-oordeel gevormd, en is halstarrig
aan dat voor-oordeel trouw gebleven.
Hij, mijnheer de Officier, wist het
wel! Wilt gij u overtuigen, dat hij het
wist? Lees dien thans gepubliceerden
brief, dien hij richtte tot den
advocaatgeneraal van 't Haagsche Gerechtshof:
een uitnemend maar droevig stemmend
document voor de kennis van wat achter
de rechtscoulissen voor ons justitiabelen
kan worden gebrouwen! Onwaarheden,
en die aaneengeregen (wij nemen aan:
te goeder trouw) tot n valsche
voorstelling van de zaak. En zulk een
papier, dat nu toevallig publiek is ge
worden gelukkig! , werd (en wordt)
maar door den schrijver gehandhaafd
ook na al de getuigenissen van zoovelerlei
aard. Het zat hem vastgeroest in zijn
hoofd: de zaakwaarnemer was het begin
van dit relletje. De zaakwaarnemer zou
door middel van Garsthagen een oude
veete (achttien jaar oud) hebben willen
koelen tegen den burgemeester, daar
op hield de heer van Tricht, met zijn
breeden blik, het oog gevestigd. Daar
zat de kern. Kwam een getuige ver
klaren, dat ook hij wel eens geranseld
was, het was een hinderlijk man! Het
was een samenzweerder! Geranseld?
Wat had dat te beteekenen bij dit ne
allervoornaamste punt: dat dat slechte
zaakwaarnemertje, die van Elk, geen gelijk
zou krijgen tegenover het Gezag! Die
man had al eens jaren terug een triomf ge
vierd, door een paar veldwachters wegens
meineed in de gevangenis te brengen
dat was waarlijk genoeg. Van Elk
moest nu gekortwiekt worden.
En daar gaat de sneeuwbal aan 't
rollen! Te Dordrecht, waar de Justitie
geneigd is van den, zaakwaarnemer veel
kwaads te gelooven, vindt de voorstelling
gemakkelijk ingang. Er wordt een vonnis
ge veld,dat een voorbeeld wezen mag van de
formalistische dwaasheden, waartoe het
Recht" vervalt. Garsthagen wordt op zijn
ingezonden stuk veroordeeld, omdat hij
door uitdrukkingen als beestachtige
ontvangst" en treurige moed" in zijn stuk
verder ging dan noodig was om in 't
algemeen belang te handelen", (dit mag
de Bossche President wel eens op zichzelf
toepassen!); ten tweede omdat hij boven
dien niet in 't algemeen belang han
delde, vermits het inzenden van een stuk
in een courant niet wordt gerechtvaar
digd, daar hij had kunnen klagen bij de
bevoegde macht" (!!, zoo'n zin stemt
wijageerig, als men pas al die getuigen
te 's-Hertogenbosch heeft hooi e a ver
tellen, hoe ze alle klacht maar opgaven,
en als men dan heeft weervaren hoe men
wordt uitgescholden niet eens al» klager
maar reeds als getuige!!); ten derde,
en nu lette men vooral op, omdat de
aan den veldwachter ten laste gelegde
feiten niet zijn ten laste gelegd als ge
pleegd in de uitoefening hunner bedie
ning", daar n.l. de politieman, die den
vuistslag zou hebben gegeven, dit zou
hebben gedaan vóór het onderzoek een
aanvang had genomen"....
Dat was Dordrecht.
Toen kwam het Hof in den Haag.
Het gaf Garsthagen vier maanden in
plaats van twee. Het zou dien man wel
leeren aan de algemeene klacht van
Papendrecht's bevolking uiting te geven
in een courantenartikel en zich te laten
opstoken door dien van Elk! Of Mr. Dicke,
de verdediger, al soebatte en smeekte,
dat de rechters de zaak toch breeder
mochten zien, dat zij toch zelf de ver
keerde toestanden in Papendrecht moch
ten onderzoeken, in haar vollen omvang,
omdat het hier gold een corruptie van
het Gezag, en omdat het Gezag nooit
beter kan doen dan eigen gebleken fouten
te herstellen, niets baatte: het was een
complot en dat mocht niet zegevieren.
Zooals de heer Van Tricht had gekeken,
zoo keken de Dordtsche rechters, zoo
keek de advocaat-generaal in den Haag,
zoo keken er de raadsheeren, de een
den ander voetstoots volgend, en nie
mand zich verheffend tot een breeder
initiatief: van de grootere waarheid te
willen, die heel Nederland vroeg, boven
de kleinere, van een deurpost, en een
ruzie, en een borrel en van dergelijke
voorname zaken, die echter eerst werke
lijk voornaam waren geworden, als men
de hoofdzaak had in acht genomen.
Nu volgde den Bosch.
Daar' werd het heele spel herhaald,
maar daar kwam er vroolijkheid bij. De
eerste rollen werden fijn vervuld. De
President was vooral aristocratisch. Dit
kan men o. a. hieruit .afleiden, dat het
blad van Jhr. Mr. Lohman, de zoo aris
tocratische Nederlander, hem in bescher
ming neemt. Het blad is namelijk wel zoo
goed te verklaren, dat aan hare redactie
uit volkomen vertrouwbare bron" de
mededeeling gewerd, dat de president
een oogenblik zijn kalmte verloren heeft
en zich heeft uitgelaten op een wijze die
ook (dit blad) betreurt", al heeft dit, zegt
deze redactie, met partijdigheid niets te
maken" (!!)
Wij hebben twee woordjes gecursiveerd.
Eilieve Nederlander WELK oogenblik is
dat geweest?? Toe antwoord eens.
Is dit betreurde" oogenblik daar te
vinden, waar de President den jenever
begon te tappen" van den neus van
een der getuigen?
Of indien gij dezen niet door accijns
belasten jenever aan Zijn Groot Edel
Achtbare gunt, moeten wij dan dat on
bewaakte oogenblik" toen die arme,
in heilige verontwaardiging ontstoken
President (die ons aller sympathie heeft)
zich vergat daar zoeken, waar hij uit
riep: 't Is'allemaal straat vuil wat daar
zit, van Pleun Boer tot Wiggers ?"
Of is dit alles, o naar men wel eens
zeide aristocratisch"-voelende Neder
lander, u te welvoegelijke taal om
er ook maar een sobere aanmerking op
te maken en hebt gij slechts willen
doelen op dat andere, meer pijnlijke
oogenblik'', dat de President niet alleen
den minderen man, maar een geëxami
neerde, een gestudeerde, een
candidaatnotaris aanviel, toen hij met een overi
gens gepaste optrekking van zijn neus
(waar wij zoo gaarne een beetje Recht"
van hadden afgetapt!) zeide: De
candidaat-notaris is een zaakwaarnemer. Zaak
waarnemers dat zijn nietelingen". *
Of leek u ook dit zeer gepast, en al
te mooi om er iets op te zeggen, en is
het betreurde" oogenblik dit (wij heb
ben nog meer keuze desgewenscht" !):
President (plotseling tot Wouter Buys
op 't eind van 't verhoor, na een beleefd
antwoord, dat den heer President om de
een of andere reden niet bevalt): Ben je
nog aan den drank ?
Geinige: Neen.
President: G etrouwd ?
Getuige: Ja.
President: Een gelukkig huwelijk ?
Getuige: Ja.
President: Dan feliciteer ik je en je
vrouw.
De Nederlander vindt dat alles heel
fijn, het ne niet precies aangegeven
oogenblik"dan uitgezonderd.Onsleekhet
een plicht, die bloempjes nog eens te
plukken uit het Hoffelijk debat, om de
waarheid er aan te toetsen van de
plechtige verklaring van den
advocaatfeneraal, dat geen zucht om collega's te
ekken (maar waarom dan die animosi
teit ook tegen de fatsoenlijkste getuigen ?),
geen verlangen om vóór alles de politie
te'beschermen( waarom dan die klopjacht op
wie de politie aanviel ?) bij het Hof en het
openbaar ministerie voorzat, doch slechts
recht te doen in volle onpartijdigheid!
Men gelooft u niet, ziedaar het korte
en nige antwoord. Gij wordt nog ver
dedigd in een krant als de Nederlander,
een orgaan voor uw coterieën, gij wordt
nog ontzien in eenige bladen, die slechts
mompelend iets te berde brengen, maar
de meischen thuis, op straat, waar ze
elkaar spreken, en in een deel van de
pers, waar het doorbreekt, zij gelooven
u niet, zij zeggen: 't kan best zijn, dat
die Garsthagen een slecht sujet, dat
Van Elk een niet recommandabel man
is, hun zaak kan daarom rechtvaardig
wezen, ja ze schijnt het ieder toe, die
de verslagen nauwkeurig leest, ? maar
dat is alles nog niet het voornaamste!
Het voornaamste is, dat heel Papen
drecht zyn klacht heeft doen hooren,
dat daar, voor ieder zichtbaar, die
zijn oogen niet moedwillig sluit, een
onhoudbare toestand geschapen i s, en dat
gij die klachten, die thans eindelijk los
breken, dat complex van klachten, dat
ten nauwste samenhangt met. de waarde
van uw politie, met de waarde van het
Dordtsch openbaar ministerie, en met de
waarde van 't oordeel van Rechtbank en
Hof, dat gij die klachten in ruw
hoongelach smoort!
Smoort, terwijl men gaat fluisteren,
terwijl men reeds roept, dat gij 't enkel
deedt om uw kaste te beschermen.
Dat is het voornaamste, en daarop
veroordeelt men u!
Officieele waarschuwing.
In onzen tijd van internationale handelsbe
trekkingen ia het weieens nuttig goedgeefechen
leveranciers, die vaak schijnen te meenen,
dat de ateliers van groote advertentiën in
nog grootere dagbladen alleszins
vertrouwenswaardig zijn, de gevaren onder het oog te
brengen, waaraan zij zich zoo licht kannen
blootstellen hij levering aan bet buitenland.
Onze consul-generaal in Londen H. S. J.
Maas heeft daarom een m. i. zeer prijzens
waardig werk verricht door in een bijlage
van?HandelBberichten"eenseenige lichtstralen
te doen vallen op de voor niet-Britten
en misschien voor Britten ook zoo
uiterst duistere Engelsche Burgerlijke Rechts
vordering, waarvan we hier even de hoofd
punten willen aanstippen.
Eenig wetboek dan, tenminste in de
beteekenis, die wij eraan hechten, bestaat er
in geheel Groot-Brittanie en Ierland niet
to begin with.
Richtsnoer voor de verschillende rechtscol
leges bij te nemen beslissingen zyn slechts
de uitspraken van andere, zoodat, wanneer
men eens bedenkt hoe verschillend soms in
andere met codificatie gezegende landen
nzelfde wetsartikel door verschillende
rechtbanken en hoven uitgelegd wordt, men
zich zeer goed zal kunnen voorstellen, dat
het aldaar uiterst brutaal en verwaand mag
genoemd worden, zichzelf wijs te maken, by
een eventueel geschil, in zijn recht te staan.
Natuurlyk mag hier niet over het hoofd
gezien worden, dat er tusschen al die groepen
uitspraken wel de ^e lij t verband is aan te
wijzen, zoodat men met een weinig fantasie
toch van rechtseenheid zou kunnen spreken,
mits men dan maar bedenke, dat Gr. Br.
*n Ierland in vyf stukken moet verdeeld
worden, welke zich alle de weelde van een
verschillend» rechtseenheid kannen veroor
loven. Er is n.l. een verschillende recht
spraak; voor: a Engeland & Wales; b. Schot
land, c. Ierland; d. Manen c. Kanaal-eilanden.
Aangezien wy hier de Britsche rechtspleging
noch kannen noch willen in finesses behan
delen, zullen wüons beperken tot hetgeen
voor Engeland en Wales geldt en dan
aog maar alleen in hoofdtrekken omtrent
het vervolgen van een schuldenaar.
Stel men heeft van een Engelschman een be
drag £ 100 niet te boven gaande te vorderen,
dan begint men met zich te wenden tot een
County-Court, zoo iets als onze
Arrondissements-Rechtbanken voor een bedrag boven
j£ ICO tot de High-Court waartoe men
om te beginnen de alles behalve goedkoope
diensten van een sollicitor" noodig heeft,
die al het zuiver formeele werk voor den
eischer verricht, dus ongeveer gelijk te
stellen met een procureur. Omtrent hun
honorarium schrijft de Heer H. S. J. Maap.
Rekeningen zooals die op het vaste
land voorkomen, zijn in Engeland niet
bekend. De rekeningen zyn dikwy'ls
boekdeelen, waarin alle bijzonderheden
zijn uiteengezet: zooveel voor een gesprek
op dien datum met een cliënt; zooveel
voor een conferentie tusschen sollicitor"
en barrister"; zooveel voor een brief,
die geschreven werd; zooveel voor het
lezen van documenten; zooveel voor het
vertalen van stukken enz".
Deze laatste koiten kunnen natuurlek
door het hebben van een agent oi corres
pondent bespaard worden. Vervolgens heeft
men noodig een advocaat, barrister" genaamd,
wiens salaris door den soüicitor geregeld en
uitbetaald wordt, bij welke gelegenheid men
soms tot de vero aderstelling komen kan, dat
de Engelschen van ons overgenomen hebben
het echt Hollandsche spreekwoord ,,Ooedt
raad is duur".
De eigenlijke procedure behoeft hier eigen
lijk niet besproken te worden, mits men
maar denke aan het ontbreken van codificatie.
Heeft men eindelijk na veel kosten en
moeite een uitspraak verkregen, dan bestaat er
natuurlijk voor elk der partyen gelegenheid
tot hooger beroep hy het High Court (King'a
Bench divisipn) hierna bij the Court of
Appeal en eindelijk het House of Lords".
Vaak is men hierbij overgeleverd aan d
willekeur van de tegenpartij, die wil hij den
eischer bepaald op kosten jagen, de proc«dnr«
nog veel meer rekken kan, door «tch te
verzetten tegen beslissingen van onderge
schikte waarde, waardoor de gang bq n
zelfde rechtscollege nog uitermate vertraagd
kan worden. Weliswaar moet hy by' verlies,
den eischer de gemaakte kosten restitueeren,
maar . . . volgens officieel tarief, wat
lang niet alty'd, met de werkelijkheid over
eenstemt, vooral niet wat den eollicitors
betrett.
Valt de berechting onder de bevoegd
heid van een Ned. rechtscollege, dan dient men
zich toch in acht te nemen door de dagvaar
ding niet per aangeteekenden brief b. v. den
gedaagde te doen toekomen, maar baar te
laten uitreiken door een Engelech
rechtegeleerde.
... De les, hieruit te putten? . . . , dat
het alles behalve gemakkelijk is, een
onwilligen Engelschen schuldenaar tot betalen te
dwingen. Vermelden we hierbij nog even,
dat Engeland zich nog niet de weeHe van
een Burgerlijken stand veroorloofd heeft,
zoodat iemacd, wiens naam in sommige
handelskringen wel eens verbonden werd
met het woord oplichter" of iets dergelijks,
zonder het minste bezwaar zich van een
nieuwen doop- en familienaam voorzien kan,
dan kan men wel begry'pen dat bet raad
zaam is slechts aan die personen vertrouwen
te schenken van wie men bijna besliste
zekerheid kan hebben dat zy dit ten volle
waardig zyn of daar, by nogal uitgebreide
relaties, tenminste een correspondent te ves
tigen, die eenigszins verslag uitbrengen kan
van woonplaats en handelingen der afnemers
in spe.
Natunrlyk zal de Heer Maas hiermede
niet hebben willen beweren, dat eerlijkheid,
een by Engeleche kooplieden moeielyk te
vinden eigenschap is, of dat het beter is
handelsbetrekkingen met Engeland af te
breken . . . integendeel, mits men maar
de noodige voorzorgen neme om niet in
aanraking te komen met het kaf, dat ook
daar zoo veelvuldig tusschen het koren
gevonden wordt.
J. H. DB VRIES.
HIIIMIIIIIlllllMIIIIIIIIHIIIIIMmiMIIIIIMMttllllllllMHIIIIlmlIllltHIIIHIIfl
Sociale
Een eminent gevaar voor de volksge
zondheid. Iets over steenhouwer»
en hun vak. Academisch proefschrift
door S. Elias. Rotterdam. Corn. Immig
& ZOOD, 1909.
Dat steenhouwen een der ongezondste
bedrijven was, aan welks gevaren een groot
percentage der arbeiders ten onder ging,
is reeds geruimen tijd van algemeene be
kendheid. Eene snelverloopende tering
zoo teekenend de Steenhouwer" geheeten,
is de beroepsziekte der steenhouwers.
Ook bij de bewerkers van andere gesteen
ten dan bouwsteen valt eenzelfde verschijnsel
waar te nemen. Onder de werklieden der
leigroeven heerschen in hooge mate overeen
komstige toestanden.
Dat in het inademen van steenstof de
oorzaak dier beroepsziekte gezocht werd,
lag voor de hand. De eerste mededeeling
dienaangaande dagteekent reeds uit het
begin der 18e eeuw, toen zij werd opgesteld
in eene, 1703 te Utrecht verschenen, ver
handeling van Eamazzini. Sedert zijn de
onderzoekingen geregeld voortgezet. Vooral
in de laatste jaren, sinds meerdere aan
dacht wordt geschonken aan al wat het
sociale vraagstuk raakt en zoo ook aan
arbeidsvoorwaarden en bedrijfshygiëne, is
ook de bescherming der steenhouwers tegen
de gevaren van hun beroep voortdurend aan
de orde. Edoch, gedaan werd, althans hier
te lande, nog uiterst weinig. En toch drin
gen de feiten tot maatregelen van afweer.
Nu echter de bestrijding der tuberculose
algemeen geacht wordt een volksbelang te
zijn, mag men misschien zonder overdreven
oftimisme ook voor de gevaren der
steenbewerking op meerdere aandacht durven
rekenen. Immers die gevaren leiden tot
tuberculose. Ettelijke duizenden werklieden
in het steenbouwersbedrijf zijn in ons land
overgejeverd aan de zeer groote kans als
teringlijder te sterven. Elk hunner is boven
dien een infectiegevaar voor zijn kring.
Eenige cijfers ter toelichting.
In het tijdvak 1896?1900 was de doods
oorzaak van steenhouwers van 18?22 jaar:
72.7 pc. keel- en longtering; van 23?35
jaar: 61.7 pc. tering en 17 pc. ziekte der
ademhalingswerktuigen; van 36?50 jaar:
resp. 65.7 en 13.4 pc. De gemiddelde cijfers
waren voor de leeftijden van 18?£0 jaar:
64.8 pc. keel- en longtering, 13.6 pc. ziekten
der ademhalingswerktuigen.
Geen steenhouwer sterft, om zoo te
zeggep, een natuurlijken ouderdpmsdood. Ter
wijl van de mannelijke bevolking van Neder
land 4.92 pc. den zeventigjarigen leeftijd
bereikt had, bedroeg dit percentage voor
steenhouwers: 0.25. En zelfs de enkele, die
dien leeftijd mag bereiken stel dat hier
te lande 2000 steenhouwers zijn, dan bedraagt
het aantal 70jarigen onder hen 0.25 pc.,
zegge 5! is nog niet veilig door de
kwaal van zijn vak te worden achterhaald.
Dr. Elias deelt een teekenend feit mede.
De oudste steenhouwer van Rotterdam, 69