De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 18 april pagina 2

18 april 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S- T EK DAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D. Nb. 166,0 * v Ut a' ? oui had 52 werkjaren achter den rug, ' altijd in hardsteen, nooit in de vooral gevreesde zandsteen, gewerkt, was nooit ziek geweest, was overtuigd dat het vak geen kimden invloed op hem, had gehad en ziet, den dag na het onderzoek overviel hem eene bloedspuwing, tuberculose baccilen werden in het sputum gevonden en- h\j overleed eenige maanden later toch aan de zoo lang. oniloopen beroepsziekte. De gemiddelde jaarlijksche sterfte van alle bwoepeu>doore«ngenomen, in het tijdvak 1896?1900, per 1000 beoefenaars en bij een leeftijdsgrens van 18 en 50 jaar, bedroeg 6.25, voor steenhouwers daarentegen 15.39. Dat is dus meer dan het dubbele der cijfers in de andere bouwambachten, als : tim merlieden 6.4?, metselaars en opperlieden 6.41, stukadoors 7.25 en schilders 7.29. Het* jg, met zulke, cijfers voor oogen, waarlijk geen wonder dat verschillende ziekenfondsen" zich genoopt zien 'steenhouwers als leden te weigeren, willen zij niet faillearen. Ongetwijfeld spreken deze feiten en cijfers. Al zijn ze niet nieuw, nog steeds heoben zy. kracht om tébetoogen in welke mate de beroepsziekte der steeahouwers, tuber culose, de algemeene aandacht verdient en zij een algemeen volksgevaar is. Züvond die aan dacht niet alleen bij medici en hygiënisten, maar meer nog. misschien in technische krin gen. Het vraagstuk trouwens heeft een scher pen iechnischen kant. De medewerking van technici zou van het grootste belang zijn, om reeds vóór invoering van eventueel wettelijke maatregelen, een verbetering uit te lokken. Maar vooral dieten die cijfers ook door te dringen tot het bouwend pu bliek, opdat dit uitdrukkelijk de uitsluiting van gevaarlijke steensoorten bedinge bij da werken, die voor zijne rekening worden uitgevoerd. Dr. Kuyper's woorden: Een gebouw, schoon opgetrokken, ten koste van menschenlevens. is te duur betaald" verdie nen ruimer behartiging, dan hen ten deel viel, sedert zij, 20 Dec. 1904, in de Tweede Kamer gesproken werden. Door het samengaan van de technische vereenigingen Architectura et Amicitia'1, Vereeniging van Delftsche Ingenieurs'1, -Mütot Bevordering der Bouwkunst", Vakafd. voor Bouw- en Waterbouwkunde van het Kon. Instituut van Ingenieurs" en Soc. Techn. Vereeniging" is, op initiatief van laatstgenoemde, sinds eenige jaren eene commissie ingesteld die het vraagstuk in studie heeft. Deze commissie bestaat thans uit de heeren Jos. Th. J. Cuypers, J. H. W Leliman. D. A. N. Margadant, F. M. L. Kerckhoff en P. Bakker Schut. Een architect heeft de zaak aan het rol,len gebracht, Jos. Th. J. Cuijpers, die op grond zijner ervaringen tot minister Kuyper eene memorie richtte over de gevaren der zandsteenbewerking. Door minister Veegens is, in navolging van dr. A. Kuyper in diens n utiliteit van minister van Binnenlandsche Zaken, bepaald dat bij de uitvoering van Rijkswerken onder beheer van zijn depar tement geen Bentheimer steen of andere veel schadelijke stof verwekkende steen soorten mogen worden gebruikt en dat het gebruik van andere veel stof verwekkende gehouwen steensoorten zooveel mogelyk moet worden beperkt." Dat is althans iets, maar het is niet veel, laat staan afdoende. Niettegenstaande blijkens deze maatregelen en de boven aangehaalde woorden van dr. Euyper, gesproken büde behandeling der Stautsbegrooting van 1905, ter beantwoor ding van den- heer: Van Helsdingen wiens opmerkingen betreffende het gevaar van steenbewerking dr. Kuyper beaamde, van regeeringswege de levensgeyaarlijkheid van jet steenhouwersvak duidelijk erkend wordt, is eene wettelijke bescherming nog steeds in bewerking." Voor hoe lang nog? Men mag zeker verwachten datrde nieuwe directeur- generaal van den arbeid, zelf oudlid der technische zandsteen-commissie, de zaak met zijne gewone energie zal aanvatten. Duitschland is ons reeds jaren voor. De Bundesrats-Verordnung betreffend die Einrichtung und den Betrieb von Steinbrüchen und Steinhauereien (Steinmetzbetrieben)", waarin bijzondere bepalingen voor de zand steenbewerking, dagteekent reeds van 20 Maart 1902. Wel werd die verordening niet volledig geacht en rees de klacht dat de arbeiders der evenzeer gevaarlijke graniet en marmerbewerking er weinig door werden gebaat, toch echter kon deze regeling veel ten goede uitwerken. Hier te lande, waar niet alleen de zandsteen bewerking ook eene relatief zooveel minder belangrijke tak van nijverheid is als in Duitschland, ware eene regeling bovendien gemakkelijker te treffen wijl patroons en werklieden het over de schadelijkheid van meerdere steensoorten geheel eens zijn. Vele der eerstgenoemden willen sommige steensoorten zelfs niet op hunne werkplaatsen toelaten. IIUIIIIIIUIMHIIIIIIIIlllll'IUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII ..... lllimlllllll STORIES VAN OOH DASIÏL. DOOK T HE ODOOR. 1. Ik ken hem al jaren. Reeds lang vóór de oorlog was ik met hem bevriend, en zat ik soms uren aaneen met hem op de stoep. 't Zon niet jnist zijn te zeggen dat ik met Oom Daniël zat te praten; hij praatte, ik luisterde. Hij heeft zo'n eigenaardige kijk op 't leven, d.i. op 't leven dat hu kent Ik wil n met hem in z'n eigenaardigheid be kend maken, door enige geschiedenissen van hem hier te herhalen waar ik altijd met zoveel genoegen naar zat te luisteren terwijl de bleke maanglana de ganse omgeving als ?en schemer ach tig toverlant aam-doek aan müvertoonde, de lijnen alle in elkaar w ggedoezeld. Een van zijn geliefkootóe stories was die van De Koopman. Er WM EO begon oom dit verhaal altyd in 't jaar 1883 'n tjjd van vreselike god deloosheid in de Tranavaal. De mensen wilden allemaal rijk worden sinds ze van de Barbertonse goudvelden gehoord hadden. Ik had toen. een plaats zowat drie uur te paard vanwaar nu 't station Elandsfontein is. Mijn vrouw leefde nog; en we waren dien dag samen naar oom Gijsbert geweest. Oom Gijibert had toen zjjn plaati jaiat aan'n engelse kompanjie gegeven om te prospekteren. Als er dan goud gevonden werd, dan zou hij met Er is nog een ander gezichtspunt dat, hoewel in- deze van ondergeschikte beteekenis, toch medetelt'. Hier te lande n.l. kan men de toepassing van gehouwen steen zonder aesthetisohe bezwaren tot een mini mum beperken. Van ouds immers heeft juist onze bakiteenbouw de schoonste en meest karakteristiekearehitektonischeseheppingen uitgelokt. Het nationale karakter onzer bouwkunst zou er slechts büwinnen, indien de toepassing van gehouwen steen werd beperkt ten gunste van het voort brengsel onzer eigen nijverheid. Waarom hier büherhaling ia het bijzonder gesproken van zandsteenbewerking en hare gevaren? De algemeene opvatting wil n.l. van ouds dat hardsteen minder gevaarlijk is dan ^zandsteen en dat van deze laatste Udelfanger de minst schadelijke variëteit is, terwijl Bentheimer, Oberkirchner en Gildehauser daarentegen de meest schadelijke* soorten zijn, die elkander onderling weicig toegeven. Uitgaande van de onderstelling, dat het stof de direkte oorzaak der steenhouwersziekte wa», werd' voor het versehijnsel dat de eene steensoort zooveel gevaarlijker was dan een andere, een ver klaring gezocht in lo. de hoeveelheid stof, 2o. den meer of minder scherpen vorm van de stofdeeltjes, 36. de zwaarte van het stof dat den tijd van ronddwarrelen bepaalt, 4o. de hardheid en 5o. de scheikundige samenstelling, waarmede verband zou hou den de opname in het bloed van stof deeltje», welke in de longen binnendringen. Dia onderstelling nu hield voor het nader onderzoek van dr. Elias geen stand. Reeds in 1882 had Köch bewezen dat uitsluitend de tuberkelbacil de oorzaak van longtering is. Men' heeft toen aan het stof een minder directe" functie moeten toekennen. Van oorzaak" werd het voornaamste begun stigende invloed", een >ecundaire maar toch nog. belangrijke rol. Over den invloed van het stof schijnt intusschen geen zekerheid te bestaan, althans de i-lotsom waartoe Dr. Elias komt, luidt: De veranderingen in de longen ontstaan tengevolge van de inademing van steenstof, zijn oorzaak dat in de omgevipg dier veranderingen de tuberkelbacil zich gemakkelijk vastzet. Aan den anderen kant kunnen deze zelfde ver anderingen eene snelle uitbreiding van»het proces tegengaan." De werking kan dus tweeledig zijn. Dr. Elias heeft de vijf omstandigheden, die de mate van schadelijkheid van het steenstof zouden bepalen, nader onderzocht met betrekking tot verschillende steensoor ten. Dit onderzoek bracht hem tot de zeker voor allen, die nog meer ut' minder het oude uitgangspunt huldigen, verrassende slotsom dat op grond van hoeveelheid en geaardheid van het stof geen onderscheid tusschen de onderscheiden steensoorten te maken is. Zaadsteen is niet gevaarlijker dan bardsteen, of liever, hardsteen is niet minder schadelijk dan zandsteen. Dr. Klias is van oordeel, dat het gevaar van de hardsteenbewerking onderschat wordt en dat het niet onderdoet voor dat bij zandsteen. Bij de bewerkers van hardsteen komt tuberculose evenzeer voor. Echter hett't bij hen het ziekteproces een langzamer verloop, ilet trekt daardoor niet zoozeer de aandacht, is niet zoo opval lend als de snel verloopende tuberculose van zandsteenbewerkers. Deze gaan aan hunne kwaal dikwijls reeds binnen het halve jaar te gronde. Dat plotselinge verhoogt den indruk van de Steenhouwer". De oorzaak van dit verschil berust nu, volgens dr. Elias, niet op den invloed van het stof, zooals men te voren meende. Ue oorzaak schuilt in de grootere nadeelen, die verbonden zijn aan de mechanische bewerking van het beruchte zandsteen trio. Die nadeelen zijn tweevoudig, lo. is de be werking der drie zandsteensoorten door hun gemis aan veerkracht veel vermoeiender dan de bewerking van hardsteen (of van kalk ? steen in het algemeen, dus ook van marmer j of Udelfanger en verwante zandsteensoorten, die den kalksteen naderen. En vermoeid heid, zulks is bewezen, vermindert den weerstand van het individu tegen ziek tekiemen. 2o. gaat de bewerking dier onveerkrachtige zandsteensoorten gepaard met een schokken en dreunen van het bovenste gedeelte van de borstkas bij eiken hamerslag. Inzonderheid is dat waarneem baar en heeft de dreuning het eö'ekt van een stomp tegen de borst, bij hanteering van het grendel" genoemde werktuig. Dr. Elias acht bet nu op grond der ervaring omtrent traumatische tuberculose voor geen tegenspraak vatbaar dat onder den invloed dier dreuningen een verweekte tuberculose hanrd eerder zal doorbreken, dat het ver loop eener longtuberculose er door zal worden bespoedigd, onderscheidenlijk eene sluimerende tuberculose er door zal worden gemaakt tot eene klinische waarneembare. die Engelsen samen delen. Toen ik met mijn vrouw t er a g kwam, zei ik tegen haar: Sannie, wat denk je, zal ik onze plaats ook niet laten prospekteren?" Danie," zei ze, alsjy dit doet, dan kun je my dezelfde dag begraven." Ja, ze was 'n vrouw die wist wat ze wou. Maar ik had de geldduivel al half, ea ik kon de gedachte aan goud niet weer kwijtraken. Die avond kwam m'n nieuwe buurman bij "ons gezelsen, die de nieuwe winkel had gebouwd tussen mijn plaats en waar nu Elsburg ligt. Hu was 'n Duitser of 'n jood dat weet ik niet goed, maar in ieder geval geen zuiver witmens. Die komt 'me daar die avond en zegt al gauw: Oom Danie, als oom net wil dan kunnen we samen 'n mooi klompje geld maken." Ik zeg: hm: en hoe wou JÜdit klaar maken?" Hij zegt: Kijk oom, ik weet 'n stukje grond dat ik nu voor £ 40 kan kopen en dat over drie maanden £ 4000 zal waaid wezen. Maar ik heb geen geld, nog geen J£. 10; als oom mij nu die £ 40 leent krijgt oom de helft van de winst." Wel, ik praatte die avond heel lang met hem. Ik haalde de bottle met echte ou'Dop uit de kast, die mijn broer uit Worcester my in '72 had meegebracht. H\j legde mij alle» mooi uit, zoodat ik vóór twaalf uur alles mooi wist. En toen hij naar huis ging (hu zag toen. veel meer sterren dan er in de lucht waren) beloofde ik hem de volgende dag met hem mee te rijden naar Vereeniging en de hele zaak mooi voor elkaar te brengen. Maar nu zie je weer, hoe de goddeloze mens altijd wordt tegen gegaan. Ik vertelde de hele storie van de jood aan mijn vrou w. Hu bedriegt jou," zei Sannie, hoe kun jy nu mal genoeg wezen om zo'n heiden te geloven l De predikant heeft je de laatste keer nog gezegd Aldus wordt ook zonder aan te nemen, dat het stof van de eene steensoort schadelijker werking dan dat der andere uitoefent, ver klaard dat niettemin zandsteen terecht in zooveel kwader reuk staat dan hardsteen. Deze slotsom van dr. Elias is voor den zandsteen verre van bemoedigend. Was het bij de bewerking ontstane stof de eenige of voornaamste oorzaak der beroepsziekte, dan zou deze nog eerder en gemakke lijker te bestrijden zijn dan nu het blijkt hoe in de struktuur van den steen de na deelen der bewerking schuilen. Thans zijn deze niet meer op te heffen door eene verordening op de onderlinge afstanden van twee werkende steenhouwers, op schoon maken en vochtig houden der werkplaatsen, op ventilatieen stofafzuiging. De'oorzaak der steenhouwersziekte schuilt immers dieper, in de structuur van den steen zelve. Ernstig moet gevraagd worden of het niet dringend Doodig is zoodanige gesteenten die een blijvende bron van gevaar voor de gezond heid zijn, algemeen en voor goed uit te sluiten. Dr- Elias heeft nu dit stel voorschriften ontworpen: 1. Alleen zij worden tot het. werk toege laten, die den leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, en omtrent wie na een geneeskundig onderzoek een schriftelijke verklaring is afgegeven, dat z\j voor dien arbeid geschikt zijn jevonden. Deze verklaring kan, door den met het onderzoek belasten genees kundige, ten allen tijde ingetrokken wonden. 2. Als regel voor het onderzoek geldt, dat voor toelating ongeschikt maken: a. alge meene lichaamszwakte; b onregelmatige lichaamsbouw (vooral sterke skoliose, kyphose) r c. tuberculose ; d. chronische long aandoeningen ; e. organische hartgebreken ; f. chronische aandoeningen van den neus, tengevolge waarvan deze niet volkomen voor de lucht toegankelijk is. 3. De dagelijbsche arbeidsduur bedraagt hoogstens 8 uur. 4. Het gebruik van den grendel is ver boden. 5. Stukwerk ma? niet worden toegelaten. 6. De afstand tusschen de steenhouwers moet minstens 2 meter bedragen. 7. Werkloodsen, echafilokalen, privaten moeten deugdelijk" zijn. 8. De werkplaats moet dagelijks meer malen besprenkeld worden. Het puin moet dagelijks, na afloop der werkzaamheden, worden verwijderd. 9 Zandsteen moet nat bemerkt worden. 10. Alcoholische' dranken rnogen op de werkplaats niet aanwezig zijn. 11. Op de werkplaats moet goed drink water iu voldoende hoeveelheid aanwezig zijn. Is de steen houwer op deze wij ze b? schermd, dan zouden, volgens dr. Elias, de thans geldende miuisteriöele voorschriften betref fende toepassing en verbod van zandsteen kunnen worden ingetrokken. Hij sohrijft: Waaneer de krachtige, gezonde steen houwer acht uur da:gs zal werken in een frist che atmosfeer; wanneer do grendel opgeborgen zal zijn in een museum voor oudheden, eerst dan zal kunnen blijken of ook de veel schadelijke stof verwekkende steen soorten" verwerkt kunnen worden, zonder de gezondheid der arbeiders te benadeelen." Met hoeveel instemming men ook de invoering der ontworpen veiligheidsmaat regelen zou mogen begroeten, toch lijkt ons de zooeven aangehaalde slotsom een zwak punt. Voor duizenden staat een levensbelang op het spel en eer is overmaat van voor zichtigheid gerechtvaardigd dan een tekort. Proefondervindelijk is bewezen, dat ver schillende steensoorten een allernoodlottigsten invloed uitoefenen en ten overvloede bleek zulks ook door wetenschappelijk onder zoek volkomen verklaarbaar. Zal men bij het eventueel vaststellen van veiligheids maatregelen nu nog een proef nemen met diezelfde steensoorten, zij het ook met per soneel dat, als b v. caissonarbeiders, onder medisch toezicht wordt gehouden? Hoewel eene medische keuring van steenhouwers in d« praktijk waarschijnlijk tot groote moeilijkheden zou leiden, kon zij, in samen werking met de andere voorgeslagen maat regelen, ongetwijfeld toch een krachtig hulp middel bij de beteugeling der steenhouwersziekte worden. Zelfs zonder wettelijke voor schriften, zou zij goed kunnen werken indien de arbeiders slechts hun fatalisme prijs gaven en zij zich uit eigen beweging aan die keuring onderwierpen. Maar die ontworpen veiligheidsmaatregelen zou o. i. noodwendig moeten worden aan gevuld, door, als't meest afdoende, een vol strekt verbod der erkend schadelijkste steen soorten. Op deze dient, gelijk met witte phosphor geschiedde en gelijk men ook met loodwit wil doen, het krasse middel van absolute om niet met al die joden en uitlandera en Engelsen en andere heidenen samen te werken. Hy wil net jou geld hebben en van jou bran dewijn drinken." Ik zei: maar ky'k ou' vronw, hjj kan mij immers niks doen; ik zal geen geld geven zonder transport van die grond." En ik vat in de morgen 't geld en nog wat voor de reis, en ik rijd naar Blutseher dat was die jood z'n naam. Hy was vrolik, en helemaal klaar om uit te gaan. Vat nog eerst 'n zoopje," zegt hij, en lacht. Maar toen begin ik te denken aan wat Sannie mij bad gezegd, en ik bedank. Net toen ik met hem op de wagen zal klimmen, daar komt nog zo'n'uitlander aan. Hallo !" zegt die, ga je uit?" Blutscher kijkt bang en zuur, en bromt zo'n beetje van geschafte" wat in hun dievetaal zo iets als business" betekent. O neen," zegt de ander, ik moet nu eerst met jou afrekenen, want ik moet vandaag nog veel doen; mr. Van der Merwe zal wel een klein beetje wachten." En meteen kykt hij mij aan. Ik zeg: O ja, als jullie bezigheid moet doen, dan wacht ik maar wat." Die twee gaan in huis en ik wacht op de stoep. Na een half uurtje komt Blutscher en vraagt: Kan oom Danie mij toch alsjeblieft £ 5 lenen; ik moet die kerel betalen en heb niet genoeg; ik zal dit oom de komende week terug betalen." N'ou ja wat kan'n mens in zo'n omstandigheid al doen l Ik ^eefhem dat geld. En ik wacht weer. Maar na amper twee uur duurde dit mij toch te lang. Ik kom weer 't huis in... en daar ligt die vreemde jood mors dronken op de grond en Blutscher staat er bji, wit als een dooie. Ik zeg: wat 's dit?" Hij lacht met de verkeerde kant van zijn mond en zegt: O, hij heeft 'n beetje veel water gevat en nu is hy al te hoog in de takken. Maai ik kan hem nu niet uitsluiting te worden toegepast. Worden dan de minder schadelijke steensoorten door het medisch gekeurde personeel -en met in acht name der noodige veiligheidsmaatregelen' bewerkt, eerst dan kan men rekenen inder daad het noodige te hebben gedaan. Het zekere te nemen voor het onzekereis in deze zooveel te gemakkelijker, omdat de- beruchte steensoorten, ondanks hunne' voortreffelijke en beproefde eigenschappen, toch zeer wel te vervangen zijn door minder gevaarlijk materiaal. Waar dat het geval i?, beeft men niet te aarzelen met tot de meest afdoende maatregel over te gaan. Na al wat over de steenhouwersziekte en hare oorzaken in verschillende landen sinds jaren bekend werd, kon het proefschrift van dr. Elias wel is waar geen schlagende" nieuwe feiten aan het licht brengen,, met uitzondering dan van de ongedacht groote gevaarlijkheid van hardsteen en de gelijkheid van alle steenstof met betrekking tot haar invloed op de gezondheid. Het geeft echter,. en "verdient deswege de aandacht, eetie op nauwgezet en medisch onderzoek berustende bevestiging dat het steenhouwersvak op de wijze waarop het thans mag beoefend wor den, een eminent gevaar is voor de volks gezondheid. Ettelijke duizenden centra van ruberkulose-infektie doet het ontstaan. Aan dien toestand een einde te maken heeft waar immers voorkomen nog van meer belang is dan genezen minstens gelijke beteekenis als de stichting van sanatoria. LBLIMAS. immmmuml i M mil m MIUMM.I »MH M I*UMJ MIHHH* I*H M«>| i lm M i AlEfiriiou C&arlej Swintae. Het is niet mogelijk, waar op een onvoor zien oogenblik een woord als het ware w tempore over dien dichter gevraagd wordt, een beschrijving te geven van zijn leven, zijn werk, en zijn beteekenis. Van de uiterlijke levensbizonderheden moet geheel worden afgezien. Zij hebben hun belang gehad, voor het ontstaan van den dichterlijken arbeid. Die arbeid, het werk van den dichter en schrijver, kan het onderwerp zijn van oen studie, maar niet van een herdenking. En zondar twijfel zal de beteekenis van Algernon Charles Swinburne, m da geschiedenis van de engelsche dichtkunst een boeiend hoofdstuk vullen, maar dat hoofdstuk zal er een van vele zijn, en niet gemakkelijk verstaanbaar op zichzelf. Want de vraag is: hoe een poëzie die tot in de werken van Alfred Tennyson een vaderlandsche traditie gehandhaafd heeft, in de tweede helft van de negentiende eeuw haar zoozeer kon verlo )chenen als ze het niet enkel in Swinburne deed, maar ook in tossetti, en ook in Browning. Browning die in een even hartstochtelijk als h'jnzinuig gedachtenleven vergoeding zocht voor zijn gemis aan zangersmacht. Rossetti en Swinburne, die in hun zinne lijkheid de ontroering vonden, die idee noch verbeelding hun langer gaf. Rossetti en Swinburne hoe oneindig verscheiden toch. De eerste zijn zinnelijk heid tegelijk kweekend en verfijnend aan de zinnebeeldige schoonheid van vroeg-iialjaansche schilders en dichters hij een vader van dat Prae-Rafaëlitisme dat de heele europeesche kunst en poëzie beïnvloedde. De tweede voor de troebele ontroeringen van zijn zinnenleven, verwant evenzeer aan den helleenschen natuurdrangalsaande fransche gedachten-geestdrift die de woorden niet tot rust deed komen in Victor Mulo's Oden, voor die ontroeringen woorden vin dend zoo talrijk, zoo bewogen, zoo aaneengeschakeld tot volzinnen, tot strofen, dat ze wel golven, wel zeeën schenen van almaar nieuw geweld barende geluiden, schuimend, kleurig, en onafzonderbaar. Zóó immers, en zóó alleen kan ik hem herdenken; want zóó alleen verschijnt hij in mijn herinnering. Hij was een groot kenner van de oude engelsche dramatisten; niet minder van Shelley, van diens voorgangers en tijdgenooten. Een zoon van zijn land was hij ook wel zoozeer, dat hij omstreeks 1900 booze sonnetten tegen de Boeren schreef. Maar aan een grieksche natuur- en fransche ge dachten-drift zich parende nieuwere zinuenhartstocht, die zich uitstortte in een stroom van metrisch-ritmische engelsche woor den, dat was toch eigenlijk Swinburne. Hij was voor one, hij met zijn Dolores, alleen hier laten; we moeten morgen maar ryden oom; kom laat ons eerst een zoopje vatten." Maar ik vertrouwde dit niet. Ik zeg: nou ja, dan rijd ik maar weer naar huis" en zo stap ik in mijn spider" en ik rijd.. naar huis denk je? O neen, ik ga rechtuit naar de plek waar ik anders met de jood zou gaan. Ik koop die grond en krijg trans port ook. Alles samen voor £ 36.?Man, het was nog geen zes weken later toen ik dat zelfde stukje grond verkocht aan de eigenaars van de Geldenhuis Deep goudmijn. Ze hadden 't nodig als verbinding tusschen hun andere goudvelden. Ik heb er X 5500 voor gehad. Maar wat ik eigenlik zeggen wou, die vreemde jood, die daar dronken lag, had al z'n geld netjes van Butschler gekregen en kon '3 mid dags weer verder gaan. En hij was ook net van plan om datzelfde stuk grond die dag te gaan kopen ! Ja, 't is eigenaardig hoe de recht vaardige altyd gezegend wordt! Oom Daniël hield op, blijkbaar overtuigd dat er niets meer te zeggen viel. Ik zweeg als gewoonlik, denkende dat hij misschien zou bespeuren dat hij de hoofdzaak vergat. Maar tevergeefs. Na enige tyd stak hy' me z'n tabakzak toe met de gewone uitdrukking: wil je rook ?" Terwijl ik mijn pijp nog eenmaal vulde,' vroeg ik by mijn neus langs: En wat zei Blutscher wel toen hy hoorde hoe u 't verder zo netjes alleen had klaar gemaakt?" O, die ou' schelm l Hy zei dat ik hemde helft van die £ 5500 moest geven, 't Was 'n affaire van ons samen zei hy. Denk eens aan: een affaire van ons samen! Alsof ik ooit met heidenen en uitlanders en joden en Duitsers samen zou doen!" wat voor lateren, of voor in een anderen kring vertoevenden, BaudelairS werd. Wij genoten met een zekeren Indianen-trots het snijden in eigen vleesch dat de messen van zijn verzen ons deden. Wij vonden het tegelijk angstig en hoog-, tegelijk wrang en edel, de zinnelijkheid zoozeer te verheer lijken en zoozeer te smaden in zwaar- luidende rijmen. Gold eyelids that hide like a jewel, Hard eyes that grow soft for an hour, The heavy white limbs and the cruel Red mouth like a venomous flower, When these are gone by with their glories, What shall rest of thee then, what remain, O mystic and sombre Dolores, Our Lady of Pain? Wisten wij zelf welke schoonheid wij zoo aanriepen en hoonden? Neen, maar toch gaf het een begeerenswaardige aandoening van verhevenheid boven alle tamme ge moederen, Swinburne na te spreken: O lips full of lust and of laughter, Curled snakes that are fed from my breast, Bite hard, lest remembrance come after And press with new lips whereyonpreseedl Dit gevoel van in zinnelijkheid' te gelijk begeerende en verzaad te- zijn, had- ook juist den tegen-christelijken bijsmaak' dien wij wenschten. De christelijkheid, had' ziek ons te lang en te uitsluitend voorgedaan als angst voor natuurlijkheid' en oorspron kelijkheid: een krasse» verwerping ter wille van een blijmoedig, naiuuriëveu verheugde ons. Vandaar dat wij juichende instemden als Swinburne aanhief-: Wilt thou yet take all, Galileam? but these thou shalt not tatte, The laurel, the palms and the paean, the bre.sts of the nymphs in the brake; Breasts more soft than a dove's tbat tremble with tenderer breath, And. all the wings of the Loves, and all the joy before death. Maar wie het gedicht waartoe deze regels behooren, leest het is de Hymn to Proserpine" die zal begrijpen dat deze klin kend schrijdende verskunst voor ons ook haar bezwaren had. Deze poëzie mocht zoo meesterlijk zijn als ze wilde en als ze inderdaad vaak was voor ons hollandsch gemoed meer nog dan voor onze ooren ontbeerde.ze innigheid. Klaterende welsprekendheid en 'een dikwijls fijnge voelige maatbehandeling konden niet ver bergen dat ze uit n geestdrift voortkwam en niet uit duizendvoudig gevoel. De be zieling van Shelley, de genegenheid van Wordsworth, de teederheid van Tennyson zelfs, schenen ons ten slotte meer waardevol. Het feit is dat wij, nieuwlichters van 1880, een besliste voorliefde toonden voor de klassieke tijdperken van de dichtkunst. Maar .Swinburne was de held van een ondergang. Toch moet, nu hij gestorven is, ook onzer zijds niet ongezegd blijven dat hij van de dichters die wij gekend hebben, de laatste groote Oude was, een van de Meesters die ons het voorbeeld hebben gegeven in de poëzie niet een tijdverdrijf, maar een kunst te zien. Noordwijk aan Zee. 14 April '99. Ai.HERT VEKWEY. HBNKI DEKKING, Op Dwaalwegi», Rotter dam, W. L. & J. Brusse, (jaartal ont breekt). Als er nog iemand onder de hedeudaagsche nederlandsche romanschrijvers eenige over eenkomst vertoont met Charles. Dickens, den goedhartig-sentimenteelen reus, wiens ont zagwekkende vruchtbaarheid in zijn onge venaard populaire romans tallooze zooge naamde humoristische lypen" creëerde ->charges, karikaturen van karakters waren het bijna allemaal dan is het de heer Henri Dekking. Deze rotterdamsche journalist, blij spel- en romanschrijver is wel-is-waar nog lang geen reus in de vaderlandsche, laat staan in de wereld-litteratuur; sy'n vruchtbaarheid kan ondanks het geregeld jaarlijks produceeren van een roman, met die van Dickens in het geheel niet vergeleken worden; ook is bij op geen stukken na zoo origineel en vindingrijk, noch zoo geestig, noch zoo vol sprankelende levenslust, spontaniteit en brip, als Dickens ja, ik twijfel niet, of er zyn nog minstens een half dozyn meer van de kwaliteiten des grooten engelschen romanciers te vinden, die de heer Dekking slechts in geringe mate bezit tóch, juist omdat er van al die benijdenswaardige eigenschappen althans iets te vinden is in het werk van dezen modernen schrijver, terwijl in dat van de meeste zijner tijd- en vakgenooten, hoe zeer ook begaafd met een deel ervan, de combinatie ten eenenmale ontbreekt, juist omdat ook de heer Dekking humoristische 11 Milt M l IIIIII11 illllHlllllMMIIIUIIIMMIIIMlIIMIIIIIIUIIIIIIMIIIIIIIMIIIUIMI Gaf u hem dan niets van de winst oom? 't Was toch door hem dat u van die grond nog net bijtijds hoorde!" Och ja ik vergat; jij bent ook 'n uitlander, al laat ik jou ook vrn' naar Sarie. Zjj zal wel klaar wezen in de eetkamer jong'. En ik wil nou loop' slaap'. Ja zeker heb ik wat aan Blutscher gegeven. Ik heb hem gezegd, dat hij die £ 5 niet weer terug hoefde geven die ik hem geleend bad. Ja, zo gaat 't altüd in de wereld. Die mensen die aan niks als aan handel en geld denken zoals ou' Blut scher, maken al tyd fouten; en dan krijgen eenvoudige kristenmensen de vracht van hun. werken. Blutscher heeft korten tijd daarna zijn winkel moeten verkopen voor schuld. Nacht neef!" Nacht oom Daniël l" En ik wandelde naar de eetkamer. Daar vond ik Sarie, en ik vergat spoedig de £ 5500 en de jood. II. Ik ha i eens met oom Danie 'n druk ge sprek over het al of niet raadzame van 'u school op zijn plaats. Er woonden alles samen ongeveer 40 kinderen in de buurt, d. i. op een cirkelvormige oppervlakte met een straal van ongeveer een half uur te paard. Verschil lende buren wilden erg graag een school hebben, maar de toestemming van oom Danie was onmisbaar, daar het schoolgebouw op zijn grond moest staan, en hij een groot deel van de onkosten zou moeten dragen. Nu moet ik erkennen dat hjj niet gierig was; hij kon best wat werelds slijk" missen als hij maar eerst van 't goede doel overtuigd was. Maar d&ar zat 'em de kneep.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl