Historisch Archief 1877-1940
N®, 3(.60
DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
typen" creëert, omdat ook hy'
goedhartig-seEtimenteel ie, te vael idealist om de dingen t* zien
zooals de realisten zeggen dat ze z§n, te prak
tisch ook al weer en te hnmoristisch-critisch
aangelegd, on aam dat blijmoedig idealisme
al te zeer toe te geven . . ., juist omdat ook b$
den hew D«kking.een haag" naar het roman
tische, tot dweepende, getemperd wordt door
een fcarikatuarteakenaarspleiier in de dwaas
heid der menechen, vind ik dat h\j de eenige
deet.
& zeg terugdenken, want DicVei s ligt ac hter
OM, Wüly'n om den drommel niet
belangrigw, omdat wij zoo enorm veel zwakker zijn,
zoweel minderscheppingskracht, lust en durf
hefijken, maar wij zy'n wel zuiverder, c
nscientteuser, ernstiger en inniger geworden,
gediittngeerder daardoor. Dickens schreef zijn
pj»etitige Piek wiek- Papers als een tekst bij
püdOten, zijn doel was te amuseeren, zacht te
ontroeren ook nu en dan (omdat het zoo prettig
is «acht ontroerd te worden) en het kon hem
v«tatrekt niet schelen of dat nu en dan
gebM$de ten koste der waarheid. De
romansc}u$jver« van den tegen woordigen ty d trach
ten met de hun ten dienste staande middelen,
gevoel en opmerkingsgave, iets eesenüeels om
trent het leven, de meoschen, de maatschappij
te ontdekken; wat zjj mten willen, bet is in de
eer*t« plaste ban Itmuaoptatting, of bügebreke
d*ar?«B haa letfntgevoel, en als zij werkelijke
ksiutenaare zyn, ontroerd door het leven, zal
h«fl uiting ook den lezer .ontroeren en hem
h«t leven doen aanvoelen, zooals zy zei ven het
hebbes geproefd. HeUjj dete hedendaagsche
schrijvers hun doel trachten te bereiken
langs zoogenaamd realistische, langs symbo
lische, of langs alle tusscbengelegen paden,
altfld ia bet bon om de waarheid te doen, om
het leven zooals zühet in hnn ernstigste
ooganhlikken waarachtig gelooven te zyn. . .
Dickeffl werkte, onder ons geiegd, somtijds
ongemakkelijk op het schellinkje. Tegenwoor
dig doen w\j al ons best de toeschouwers, het
geheele verehrte poblikom nit onze gedachten
te verbannen en te schrijven zonder als
dat eoit mogelijk «|jn kon l op het effect
te letten. En ook de heer Henri Dekking
is niet voor niets bijna zestig j«»r na Char
les IMckens geboren, ook hy heeft natuurlijk
de grootéfraneche realisten gelezen, en de
moderne Hollander?, misschien ook wel
Godfried Keiler en Theod. Fontane,
Jacobgen, Tolstoï, Dostoiewsky . ., ik ben overtuigd
dat ook zijn eenig doel is, de menschen en
het l c ven te geven, precies zooals hy' ze heeft
leeren kennen, eerlijk en trouw, gewetensvol
en zonder een afleidend streven naar be
minnelijkheid, een grijpen naar goedkoope
snccesjes. . .
Jal ... maar oftze Vil is iets, onze geaardheid
ietB anders I . . . Je kent" dat wist Baiend
in De familie Kegge immers al! je kent
de natuur van een ding niet dwingen". De
heer Dekking ia een maatschappelijk man
en met verschillende talenten, hij is c.a. een
gevierd voordrachtskunstenaar. En zoo iemand
heeft nu eenmaal een fatale kennis fataal
omdat ze overal bij je blijft, je op de
noodlotóigste oogenblikken haar verlokkende vleie
rijen influister!: van de waarde, de wer
king, het gevolg van zekere manieren, zekere
intonatie». Hjj weet -wat het 'm doet bij het
publiek. Zoo'n beetje chargeeren, niet waar ?,
bet ig wel amusant, zoo'n beetje idealiseeren,
het pakt altijd zoo. Een mooi of aardig
karakter" ontstaat soms alleen al door een
kwasi-heel ongezochte, sterke belichting van
ne zij....
Het bovenstaande had ik eigenlijk even
goed kunnen schrijven naar aanleiding van
Dekking'd Getroffenen en z\jn Winttrkoninkje
als van dezen nieuwen roman. Het eigen
aardige van Op Dwaalwegen" is, dat de
Dickensachtige eigenschappen van den schrij
ver in dit boek ten deele sterker nitkomen.dan
in zijn vorige romans, ten anderen deele den
invloed ondervonden van Dekkings opko
mende neiging tot bet fijnere, het fransche
genre, tot gevoeliger en veelzydiger analy
seeren, tot een dieper en gedistingeerder
psychologie. Deze zwenking, hoewel nog zwak
en wat aarzelig, is toch oorzaak, dat ik dit
nieuwe boek boven zijn voorgangers stel en
reden vind den heer Dekking geluk te wenechen
met een beginnende veredeling van zijntalent.
Door schry' versei genschappen een vergelijking
van uw werk met dat van Dickens mogelijk
te maken, het moge een eer zijn, die eer,
en het genoegen, worden eenigszins twijfel
achtig, wanneer de vergelijking, zooals hier
het geval -is, al te duidelijk in uw nadeel uit
valt, en het schijnt van vrij wat grooter waarde
in 't beiit bevonden te worden van «en ver
mogen, dat meer van de toekomst hopen,
dan aan het verleden terugdenken doet!
Het gegeven van den schrijver, in dit
laatste boek, was lang niet een van de ge
makkelijkste.
De heer Dekking, die, zooals ik me al
Jq bent 'n heel gosie kerel, Theo," zei hy,
maar dat begrijp Je nou niet goed."
Wat niet oom?"
Dat schoolonderwys heel gevaarlik voor
kinders is. Kyk naar mij. Ik ben altijd goed
gezond; ik heb altijd roy'n boerderij en andere
zaken goed in orde gehouden. In zaken van
kerk en staat ben ik niet zo erg dom... of
wel?"
Neen zeker niet oom; u heeft stellig een
helder verstand en inzicht in zaken en zo,
maar..."
Weet je hoeveel school ik heb gehad?
Precies zeven weken. Mijn vader was maar
arm en hij kon ons niet veel laten leren;
maar huurde op 'n keer een dnitse matroos
die Hollands kon, en die heeft mij en mijn
zuster leren lezen enechryven, en hij maakte
ons ook klaar voor de belijdenis. Maar hy
was nog maar amper twee maanden bij ons,
toen hg verdronk. Dat is al echool wat ik
gehad heb. En ik ben blij dat ik niet in de
gelegenheid was om vél te leren."
Ja maar oom, de tijden veranderen nu.
Waarom zonden onze tegenwoordige kinders
niet meer ontwikkeld worden nu ze de ge
legenheid kunnen krijgen?"
Heb je mij a broer Hans gekend die op
Klipfontein woonde? Weet je dat hy altijd
in de nacht zulke vreselike gezichten zag,
en nu 't vorige jaar eindelik door 'nnachtelik
spook op bed gewurgd is? Je weet hoe
on?gelukkig de man nacht en dag was; geen
ogenblik rust, altijd vol schrik en vrees.
Laat ik je vertellen hoe dat kwam:
Hij had n zoon gehad bij z'n eerste
vrouw. Bij de tweede, en ook büz'n laatste
vrouw had hu geen kinders. Nu dan; die
zoon - Stephanns Gysbertus was zyn naam,
maar we noemden hem altijd Fanie wou
veroorloofde teconstateeren, Rotterdammer ie,
die dus dagelijks en, door zyo journalistieken
werkkring, vrij druk verkeert in de bekende
rotter lamache atmosfeer, de mist- en modder-,
rook «n roet-, lawaai- en zakenatmosfeer
zaken dus, vooral niet in den zin van
deftigrustige, fransche, of aaagsche, besognes", maar
in dien yanplebejisch-gejaatde, engeleche, en
rotterdatnsche business" ie heer Dekking
is getroffen door het feit, dat in deze handels
stad, tussehen ie grootseheepsche herrie aan
de Maaszijde «n den smerigen ouden rommel
aan den anderen kant van de Hoogstraat
niet alleen schamele winterkoninkjes" lever,
maar ook welgekleede jongemannen van
zaken, geurige gentlemen met eigen kantoren
en rijke pa's, die nog niet geheel meegeno
men door de algemeene, uitsluitend geper
mitteerde, hartstocht voor volslagen en
geldverdienen in handelsondernemingen, min of
meer heimelijk aan andere, zachtere neigin
gen voedsel geven, zich met schoonheid, met
kunst bemoeien, iets voelen voor bet vrijere,
lossere, meer naar het (overigens zoozeer
onhollandsche) bohème zweemende leven der
artiesten, ja soms hun makkers worden in
dat leven, en de minnaars, de heuschelyke,
gemeende minnaars dus geen ordinaire
maintenee'rders van kunstenaressen kunnen
zijn. Hy heeft tevens opgemerkt, dat deze
verbintenissen, van abnormale kameraadschap
en lief Ie, in den regel maar zeer tijdelijk
gaaf en gezond bljjven. Want, n van beide,
óf de op kunst- en liefdeleven verzotte jonge
man teekent, musiceert of schrijft ook zoo'n
beetje mee, verwaarloost zijn zaken, .brouil
leert zich met zijn familie, verloopt, drinkt,
verkwijnt of schiet zich dood..., óf hij wordt
op een goeden dag, een frisschen
rotterdamechen regen dag, redelijk en verstandig, be
grijpt dat een idylle" niet te lang kan duren,
verwaarloost zon liefrte of schrijft haar af,
en gooit zich in den zakenroes, die hem dan
gewoonlijk ruimschoots compensatie geeft
voor de bedwelmingen der liefde, zoodat bij
algauw geen last meer heeft van poëtische
gevoeligheden, .en daar statiglijk, breed en
wijs, om glimlachen kan tegen den tijd dat
zijn eigen zoon op de jaren gekomen is er
zich aan te vergapen.
Dit is natuurlijk eenigermate tragisch, als
alle verflensende, stervende gemoedsbloei, de
heer Dekking schijnt er vaak weemoedig door
gestemd te zijn, hij acht de wegen der ver
standigheid van zulke jongemannen
divdilwegen, hen zei ven dus klagelijk verdwaalden
wat wel eenigszins begrijpelijk is: heeft hij
er misschien niet persoonlijk gekend, van die
aardige, gevoelige jongens, die grove
geldmenschen, en... niét gelukkig zijn gewor
den? en in eik geval, voor een schryver
die zijn figuren weet te kiezen en de couleur
local" dagelijks om zich heen ziet, zit er een
fijn romannetje in zulk een rotterdamsch
geval." De heer Dekking heeft gemeend van
zijn jongeman een soort zakengenie te
moeten maken, bij wiens zwenking naar den
kant der geldverdienery' en normale kan
toorcarrière, nog meer eerzucht, een bijna
artistiek genot in welslagen en de baas spe
len, dan grof materialisme en laffe
familieviees gemoeid zy'n. En als zy'n heldin koos
hij een beeldhouweres, zeldzame verschijning,
naar ik meen, in Rotterdam, een meisje dat
geheel alleen op de wereld staat een oom
stelt haar in staat te stodeeren ja ook
geheel alleen woont, ergens in de buurt van
de Oude Plantage", als ik goed begrepen heb,
en die dat alles ook durft, dat alles ook fean...
Ik zou zoo meenen, dat beide personen gerust
iets minder uitmiddelpuntig hadden kun
nen zijn. De overtuigende kracht van den
rooaan zou er gewis door gewonnen heb
ben. Daarenboven is er in de kenschet
sing van den jongeman in kwestie (het
woord eld" wil mij hier niet uit de pen)
een hinken op twee gedachten merkbaar.
Hans van Latene! ei n vervreemdt zy'n Emmy
van zich door werkelijk zeer voelbare
nonchalances en i$rofheden en onderscheidt zich
eigenlijk, voor zoover wy in staat zy'n op te
merken, in geen enkel opzicht van het gewone
slag Beurs- en societeitheertje?. Het eehijnt
dus onnoodig hem buitendien met zakengenie
en Pincoffscbe eerzucht op te knappen. Hier
was doubléemploi. Maar ik onderstel dat
de heer Dekking, door zy'n Hans met die
bizondere intellectueele gaven te verrijken,
de gioote liefde der fier onafhankelijke kun
stenares waarschijnlijker, aannemelijker heeft
willen, maken. Hy zou daar m.i. beter in
geslaagd zy'n, zoo hij zy'n verhaal wat vroeger
had laten begin QBD, m.a.w. zoo hij ons niet
alleen de fatale catastrophe maar ook het begin
en vooral den bloei der liefdesverhonding had
doen meeleven. Heb ik het mis of heeft
hy zelf dat verzuim wel gevoeld, toen het
al wat laat was en wat moeilijk te herstellen,
en heeft hij het toen trachten goed te maken
door het inlasschen van stukjes uit brieven
van Emmy aan haar Hans, brieven uit hun
goeden tyd? Dit middeltje baatte ook
inderhy een groot man laten worden. Eerst stuurde
hy' hem naar de Kaap op school, en toen
hy daar uitgeleerd was, jaar Edinburgh, want
mijn broer had veel geld gemaakt met
spekulatie. Daar aan de andere kant van 't
zeewater leerde hy al die goddeloze dingen
van de nieuwe tijd. Je weet wel: dat de
wereld draait, en dat geen mens iets zeker
van de hemel en hel weet, en dat Johannes
nooit z'n evangelie heeft geschreven, en dat
de mens van de apen afkomt en al die din
gen meer. Toen Fanie terug kwam, kon hij
over geen verstandig ding meer praten:
sports en goddeloze spotterige dingen, dat
was alles. En hy had 'n groom" voor zijn
paarden en 'n man" voor hemzelf. En hij
spandeerde hopen geld in race-paarden en
drank, en sigaretten en dansersmeisjes. Dat
geld betaalde zy'n vader, honderden en dui
zenden ponden. Maar Fanie wou niets doen
voor de staat of de kerk. Alles was te dom
en te min voor hem hier.
Eens zou hy- voor mijn broer naar de stad
gaan om wat zaken in orde te maken met
een engelse firma. Hy moest veel geld ont
vangen. Daarom nam hy' z'n man" mee, net
als hg gewapend met 'n revolver. Maar hy
kwam nooit terug. Ongeveer een week
lateiging Hans z'n zoon zoeken. Hy vond hem in
'n hotel dat geen goede naam bad. Daar lag
hu in bed en kon zich niet bewegen. Hy had
met een van de gevaarlikst^ uitlanders die
ooit in ons land zijn gekomen, gespeeld om
geld, en gedronken, en uit geweest met
dansersmeisjes; toen hadden ze ruzie gekre
gen, en de uitlander, 'n amerikaanse cow
boy" die met 'n sirkua daar was, had hem door
't hart geschoten. Daar lag hy nu, roerloos. Z'n
vader hoorde 't hele verhaal van de vrouw van
't hotel, en ging dadelik naar Fanie z'n kamer,
daad wel eenigszins, doch 't was toch maar
lapwerk, «en brief is altijd maar «en brief,
geen liefdescène een papieren zoen" is nu
eenmaal niet hetzelfde «k een werkelijke,
een belofte of een herinnering niet gelijk
waardig aan de hartstochtelijke daad!
Deze herwaren uitgepakt hebbende kan ik
tot mijn groot genoegen vollen lof geven aan
de wy'ze waarop de heer Dekking ons den
aard der verhouding tn&chen Hans en Emmy
heeft duidelijk gemaakt. Er ij veel fijns in
die wyze; de heer Dekking, de schry ver van
Getroffenen" en Winterkoninkje", boeken,
die, ondanks hun opmerkelijke kwaliteiten,
meer sympathie dan bewondering wekten.
valt er door rcée, en doet zich wel degelijk
kennen als een gevoelig opmerker en
achtenswaardig psycholoog; eenige van zy'n
bladzijden gaven mij die alleraangenaamste
sensatie, alleen door het verrassend-goede
op te wekken, »an een plotseling verhoogde
en verheugde opmerkzaamheid, een onver
wachte innerlyke juiching. Het is natuurlijk
onmogelijk zulke dingen door citaten aan te
toonen, de bedoelde bladzijden maken den
aanged uiden indruk juist doordat ze tngschen
de andere, de mindersoortige, instaan.
In welk opzicht nu dit rest my nader
te verklaren accentueerden zich in dezen
roman Dekkings Dickensachtige neigingen. In
twee verschillende opzichten", meen ik. Op
blz, 215 en volgende wordt ons het onverwacht
bezoek beschreven (in gtormachtigen
latenavond natuurlijk, en per geheimzinnige vigi
lante!) door de deftige rotterdamsche mevrouw
Van Latenstein, Hans' mama, aan zy'n gewe
zen vriendin gebracht, nu hun breuk dus.
De al oude" dame komt Emmy haar sym
pathie betuigen. Zij heeft de onbegrijpelijke
onkieschheid haar te zegggen: Ik heb uw
brieven gelezen ...", en geeft zich vervolgens
over aan een soort lyrische ontboezeming
over de vry'e liefde... Deze effectvolle ge
schiedenis nu lijkt my van a tot z ongeloof
waardig, verzonnen, sentimenteel, valech
Dickens op z'n allerslapst.... Doch het andere
opzicht" strekt den schryver mér tot lof,
het betreft den amusanten kant van zy'n
Dickensachtigheid, zijn typen-teekenen.
Baljon, de opsnyer, de zwetser, de zoogenaamde
artiest, die nooit iets maakt, die leeft van
plannen, altyd weer nieuwe plannen, en van
zelf bewondering; dan Jaap en zijn vader, die
werkelijke bohémiens, en de parady'sweduwe"
die Latensteins kantoorjon^en tracht te ver
leiden, het zijn vermakelijke typen", watje
dan typen noemt, overdreven alle, karikatnrig
Baijon vooral! Ik ken er wel zoo, Dekking,
maar gij legt het er te dik opl , maar
menechelyk toch, en het allerbest is papa van
Latensteïn, de degelijke rotterdamsche koop
man, beurs edele van den tweeden rang, die
zyn ondergeschikten beschouwt a's doorhem
beweldaligden" en voor een
eerste-rangehandelgman een goort eerbiedige, bijna
slaafecbe vereering koestert. Het zy'n maar we nige
bladzy'den, waar deze figunr op voorkomt,
maar wat er van hem geno'eerd staat, het
is alles even raak en precies. Ziehier een
enkele van die notities:
(BI. 72). Van zy'n vader hoorde Hans over
het gebeurde (zy'n eerste grootézegepraal
op de beurs, H. R.) geen woor i.
In hun privé-kantoorkamer zat die als
altoos, zynrugnaarbem gekeerd, hij bewerkte
de nabeurs-post, liet den korrespondent komen
en gaf hem met zy'n gewone, diepe bedaard
heid zijn bevelen.
Toen draaide hij half zy'n stoel om en
vroeg, over zy'n schouder, wat Hans uit Parijs
had meegebracht. Sprak daarover met eenige
ontstemming, dat het niet mér was, en her
haalde, wat Hans al zoo dikwyls van hem
had moeten hooren: Ik zal er zelf toch
maar weer eens heen moeten ..."
Wat verdernog dezen roman gunstig van zy'n
voorgangers onderscheidt is de eenvoudige,
vaak zorgvuldig gekozen taal. De schrijver
heeft bly'kbaar wy slijk afstand gedaan van zyn
aanvankely'k streven merkbaar, ofschoon
altijd zwak een hevige kerel te schynen,
een woordkunstenaar van de overweldigende
soort. En zyn werk heeft daardoor gewon
nen, aan distitctie.
HERMAN ROBBERS.
Een omnoplijifteid?
Aan twee tooneeltpelen.'
Er zyn in de tooneelwereld" tweeërlei
dingen: de tooneelspelers en de tooneelkunst.
Het is logisch de tooneelkunst te zetten boven
de tooneelspelers, wanneer men geen
tooneelspeler is. De tooneelgpelers zei ven kunnen
dit goede begrip niet altijd realiseeren, naar
het eehijnt. Het lijkt soms dat hoe meer bij
een uiting het succes onmiddellijk werkt, des
te grooter wordt de lichtgeraalttheid, de zucht
tot heerschen, des te gauwer ontstaat een
iiiiMiiiiiiMiMMiihiiiiimmliimimiiimiiimmiiiMmMiHi'tlmiiiililim
om hem alles te vergeven en te zien of hij
nog gered kon worden. Maar 't was te laat.
Zo toen Fanie z'n vader zag, schreeuwde hij
hem toe: Ga weg, ga weg, 't is allemaal
jou schuld, dad me niet naar vreemde scho
len gestuurd; had me laten helpen op de
plaats; dan zon ik even goed zy'n geweest
als al my'n maats. Jij hebt me aan Satan
overgegeven; hy heeft me getrokken zolang
tot hij me hier heeft; nog 'n paar uren en
hy' zal me voor eeuwig hebben, 't Is jou
schuld, en ik zal je er eeuwig voor vloe
ken l" " Hy leefde geen uur meer. Voor
dat Hans hem iets kou zeggen was hy al
dood. Later heeft zyn vader hem iedere nacht
voor z'n bed zien staan, met dezelfde strakke
doodsogen hem aankijkende als op z'n dood
bed. En telkens probeerde de geest hem dood
te drukken. Verleden jaar is 't hem gelukt."
Ik begreep dat het niet geraden zou zijn
om te trachten oom Danie te bewijzen dat
deze hele vregelike geschiedenis eigenlik niets
dan 'n nachtmerrie van z'n broer was. Ik
mompelde dua zo iets van alle kinders en
alle scholen zijn niet gelyk"; ik wees hem op
het onomstotelik feit dat ik ook scholen had
bezocht, en dat ik niet bij mijn vaders bed
ging spoken; ik vroeg hem of hy' niet dacht
dat Hofmeyr en Murray en andere buren
van opvoeding toch werkelik niet slecht
waren; enz. Blijkbaar wou hy my wel
terwille zyn maar vreesde serieus voor de
gevolgen van moderne verlichting.
Ky'k hier Theo" zo eindigde hij als jy'
denkt dat de kinders er voordeel van zullen
hebben, zeg dan maar aan 't
Onderwijsdepartement dat ik gewillig ben om mijn
deel te doen zooals ze voorstellen. Jy weet
meer dan ik. Maar Theo" en hier werd hij
ernstig als Ezechiël wrg dat de
schoolverbittering, des te sneller groeien de onmoge
lijkheden van vruchtdragende werkelijkheid,
en door balsturige zenuwen gaan de goede
dingen te lopr en wat kon, gebeurt niet.
Hier tegen is te zeggen dat alles belangrijk
is en dat er wel degelijk goede wil bestaat
om de tooneelknnst te dienen, maar dat het
bly'kt dat samenwerking inderdaad niet moge
lijk is, door persoonlijke eigenschappen, die
onvereenigbaar zy'n. Het is wellicht waar.
Erbij komt de fiaantiëele moeielykheid, de
series flnantiëele moeilijkheden die by de
tooneelgezelschappen niet ophouden. Ten op
zichte van deze moeily kheden ware misschien
iets te doen, een uitgifte van
ponndsaandeelen" (zuiverder zy gezegd ppundebydragen")
die recht gaven op een aantal voorstellingen
en waardoor naast hen die de grootésommen
geven uit hun genegenheid voor de
tooneelspeelkungt, een aantal andren, ook willigen,
een soort fonds te voren, voor elk
speelseizoen, bijeen brachten, waarmee begonnen
kon worden. Naast de peraoonly'ke moeilijk
heden komen de niet minder finantieele
moeilijkheden dus nog. En toch als ge de
beide tooneelspe.ers kent, aan wie dit gericht
is, als bescbaafde menschen, en als ge weet
dat de Eerste zy'n aangenaam is maar dat
der kunst werklijk dienende, men toch
beide Eerste zyn kan, in een verschillende
richting, op een verschillende plaats, dan
kan niet anders gewenscht worden dan dat
een nieuw seizoen begonnen mocht worden,
met een nieuwe eenheid, en een blijvende.
Wanneer ge daarenboven ziet dat in de beide
toonee'gezelschappen personen zyn die te
saam een goed gezelschap konden vormen,
dan wordt het, voor wie er buiten staat,
voor hem die natdurlyk al de teere en
scherpe botsingen niet kent, al de moeilijk
heden die van persoon tot persoon zyn, dan
wordt dit niet Eenzijn een iets dat zeer te
betreuren ly'kt. En met goeden wil lijkt de
eenheid mogelijk. De beide tooneelspelers
zy'n van een verschillende geaardheid. Het
zou, zoo ze te saam kwamen, dus niet zyn
twee personen in een zelfde richting gaand,
wat zeker moeilijkheden zou brengen, maar
twee personen zouden het zyn, een verschil
lend spel spelend. Daarbij zouden ze, goede
regisseurs zijnd, elkaar kunnen helpen. Daarby'
zouden ze de goede krachten tot een sterken
knoop kunnen kaoopen. Het overgaan van
de eene troep naar de andere zou ophouden.
Door die eenheid zouden op juiste wy'ze be
schaafden die beginnen te spelen en wier spel
ons in Holland broodnoodig is en beroeps
acteurs die al een ty'd spelen, gemengd kun
nen optreden en elkaar kunnen baten. We
zouden dan het genoegen kunnen hebben
heeren op de planken te zien als er heeren
noodig zyn. Het spel zon daarbij moeten
winnen. Beschaafdheid kunnen we best ge
bruiken by bet bloed dat wil tooneelspeien.
We zouden fijnere stukken kunnen zien en
menschen wier gratie echt is en niet als een
verkeerd zittende rok. We zouden een actie
kunnen hebben als rap degenscbermen in
plaats van te dikwy'lsnogietsalsstok-ransilen.
We zouden mooi weer kunnen hebben in de
tooneelspelkunst. We zouden hebben wat
onmooglijk is?
Pl.ASSCHAKKT.
Bencfiten
MARION- CRAWFORD de zooeven gestorven
amenkaansche romantchiijver, had juist een
nieuwen roman voltooid, welke den 4en Mei
a.», zal verschijnen, onder den titel The white
tiiler.
MAMM GORKI heeft tijdens zijn verblijf op
het eiland C&pri, een nieuwen roman voltooid,
die den titel Zomer draagt en, in den styl van
Tolstoï, de tijd der revolutie behandelt. De
roman speelt in een klein ruasisch dorp en
teekent den invloed der revolutie op de ge
moederen der eenvoudige boerenbevolking.
BOOKKK T. WASHINGTON. Binnenkort
verschy'nt een nieuw boek van dezen strijder
voor de rechten der negers, onder den titel
The American Negro (Southern Statec). Het
werk bevat een studie over de economische
vooruitgang van de negers met betrekking
tot hunne mereele en pbysieke ontwikkeling.
AN ENQLISHMAN'S HOME. Dit veel besproken
en in Engeland veel sensatie-makend
tooneelstnk zal dezer dagen in eene shilling-editie
verschijnen. Alleen heeft men by de uitgave
in boekvorm het on-aestetisch slot van de
tooneelbewerking, waarover zooveel te doen
is geweest, achterwege gerat en.
linmiiiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiuiimiililMMlfliNiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET
op de VELUWE.
Inlichtingen by Ar t i", doorloopende
schilderijen-tentoonstelling aldaar.
r.nnnNTIf IEDER STUK DAT KRIMT
UnKttll l ICwORDTTERUGOEn'Olvir.r!
FABRIEKTEN VflLTOll ZONEN ftM5TÉRDflM
Verkrijgbaar by:
HIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein.
ADRIA.AN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg.
H. MEYER, Hofl.. Koning^plein.
Mag. KEIZERSHOF, Nieuwendijk.
C. NIEUWESKAMP KOTTING en ZOON,
Galerij 29.
Kleeding Mag. M. DE KONING, Batavia.
Winkel-Maatschappij EIGEN HULP, Batavia.
Verdere adressen onzer contractanten ver
strekken gaarne
VALTO.V & ZO VEV, A'dam.
Piano-. Orgel- en taiekhandel
MeyraoN «& 14 a! site ven,
ARNHEM KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
- iONOGttl STIIKLDL ?
CEBR.SIMONS
1LAJLYEBSTBAAT 1*4.
MBH.IOKVWKCI
UNITY"
met
A. I» RUKKER & Co., Rokiii 126.
Koopt UITSLUITEND BOTJ3B OWDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een OIV VKRVALS11IT product.
Boterhandel ZUID L A REN", RE6ULIERS6RACHT 27. TELEFOON 8935.
meester 'n godvrezende man is. Hy hoeft zo
heel erg geleerd niet te wezen; maar laat hy
iemand wezen met 'n goed karakter, want
daarvan hangt zoveel af voor kleine kinders.
Maar jong', Theo" en hier begonnen zijn
schalkse ogen ondeugend te schitteren
ik zeg jou, jij zult spijt hebben, heel erg,
als jij 'n jonge kerel hier haalt. Want hy
moet by mij kost krijgen en slapen, en je
weet... Sarie is nog erg jong..."
Ik maakte natuurlik 'n
veraehtelik-afwerende beweging Met de hand; en onmiddellik
verdween de guitige uitdrukking; en
Ezechiël-achtiger dan ooit tevoren zei hij:
Theo, jij weet veel van boeken, maar .p
zo weinig van mensen; en van meisjekinders
niet meer dan van de jacht. Ik waarschuw
je: laat de school hier koman, maar huur'n
ouwelike man als meester; als je daar niet
voor zorgt dan zul je er groot berouw van
hebben. Nacht neef l"
En oom Danie was verdwenen. Nog zie ik
hem statig, en plechtig z'n kamer binnen
stappen, zonder ook maar n enkele maal
om te zier.
Nacht oom!" antwoordde ik dralend, en
ging met 'n spookachtig-onrustig gemoed
met Sarie muziek maken in de zitkamer.
Braksrond, 't toneel waar de bovenstaande
inleiding tot 'n lange tragedie werd afge
speeld, heeft tegenwoordig 'n school van
ongeveer 150 leerlingen. Nog steeds is er
dezelfde hoofdonderwijzer, meneer Galliërs
(of zoals hy 't graag hoort: mr. Séljers), die
op my'n voorstel benoemd is. 't Is pas drie we
ken geleien dat ik't lief landelik plekje terug
zag. Oom Danie is nu inderdaad oud. Hy' zal
niet lang meer leven. Maar z'n gloed is nog
onverflauwd, al zijn z'n benen stijf. Hij
veriitiflllllillillllMiiilllltiiiiliililiiiiiiililiiimiiitiimilui
telde me alles van de school en de omgeving;
en het bleek me dat my'n pogingen van wel
eer in meer dan n opzicht weldadig heb
ben gewerkt op de hele plaats. Maar lezer,
ik ben er niet trots op. Meer nog 'tzy ge
me vergeven kunt ot niet, ik heb school en
onderwijzers en vooruitgang van Brakgrond
zó oprecht innig vervloekt, dat 't me de
laatste veertien dagen 'n betere eetlust heeft
gegeven.
Ik wil hier niet beschrijven hoe het k wam
dat ik door mijn overwinning op 't
konservatisme, werd verslagen in 't centrum. Alleen
tegen oom Danie liet ik me 'n paar bittere
woorden ontvallen toen ik op my'n paard
stapte om weg te ry'den. Zyn antwoord geve
u 'n inzicht in de oorzaak van m'n
onkristelike manieren:
Ik heb je altijd gezegd Theo, breng geen
jonge kerel hier. Ik wist Sarie zon er niet
tegen kunnen. Jij weet wel veel, maar meisje
kinders ken je niet. Ik heb groot jammer
voor je; ik had 't veel liever anders gehad
dat weet je. Maar God heeft 't niet gewild.
Wees tevreden jong', 't Is zeker beter zo.
Maar als ik je niet weer mocht zien ik
zal er niet rang meer zy'n laat ik je dan
nog zeggen dat ik gister bij mijn advokaat
ben geweest en Flankfontein" op jouw naam
vry' van onkosten heb laten overbrengen. Je
hoeft er niet op te wachten tot ik dood ben.
't Transport wordt je vandaag of morgen
door de adrokaat gestuurd. G ad zegen je
Theo!"
Toen ik hem (voor 't laatst?) de hand
drukte, kon ik hem niet bedanken.