Historisch Archief 1877-1940
'
t
DE AMSTERDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1660
Een nieuw goudleerpatroon.
Goudleer,
vervaardigd door JAX MESSING, tentoon
gesteld in het Mineum voor Kunst
nijverheid te Haarlem.
Nu de belangstelling in wat men sie
rende kunsten pleegt te noemen, of wel
met den naam van ambachts- en
nijverheidskunst bestempelt, in de laatste
jaren grooter is, gaan zij, die een vak
beoefenen en hier iets meer voelen dan
de commercieele zijde alleen, er zich op
toeleggen de oude werkwijzen weer na
te sporen en te doen herleven.
Jaren terug meende men te kunnen
volstaan met de oude vormen ra te
maken, doch wie nader toezag en liefde
voor zijn vak had, besefte dat niet alleen
het uiterlijk omhulsel doch wel degelijk
ook het maaksel zelf tot de bekoring
van oude kunstnij verheidsvoortbrengselen
bijdroeg.
En zoo tracht de eerlyke weefster
(wever) weder oude verfwijzen op te
sporen, de pottenbakker recepten voor
glazuren en mengsels van klei terug te
vinden, en de binder Jan Mensing gaat
zich verdiepen ijj déoude fabricage van
het goudleer. Een prachtig probleem
voorwaar. Goudleer toch is een wel kost
bare, maar mooie en deugdelijke stof,
die oorspronkelijk uit Spanje afkomstig,
de naain CordovaHnsch leer herinnert
er nog aan, later in Frankrijk, Lyon,
Avignon en Parijs veel gemaakt werd;
maar ook in de zeventiende eeuw, den
bloeitijd onzer kleinkunsten in ons land
door speciale goutleermaekers" vervaar
digd werd.
Zoo lezen wij in een document van
1658 dat Willem van den Heuvel, borger
tot Amsterdam, de konst van de goude
leeren in sulcken perfectie gebracht heeft,
dat men deselve in ende buitenslants
estimeert".
Elders, verzoekt Charles de Riemer,
.jGoudeleermakeren borger" te Dordrecht,
octroy voor zijn platen, daar de goudleer
makers van Brabant ende andere
uytheemsche plaetsen zich ver vorderen, syns
suppliants gemaeckte platen niet alleen
voor geringe prys nae te boots?n, maar
ook de goude leeren, die daermede ge
mankt werden, selfs in deze landen te
vercoopen, op de naem ende voor leeren
van hem supolt... tot veraechtinge van
deszelfs goudeleeren."
Zoo zien wij dat zelfs die nij
verheidskunstenaars der zeventiende eeuw
te vechten hadden voor hun artistiek
eigendom.
De Amsterdamsche boekbinder Mensing
heeft nu getracht de geheimen van zijn
oude vakgenooten op te sporen, en na
tal van proefnemingen, die zoowel het
prepareeren van het leer (betroffen als
het opbrengen en vernissen van het goud,
is het hem gelukt het oude goudleer
nabij te komen. Want het zijn voorloopig
voor een groot deel ook nog de oude
patronen die hij navolgt. De Moorsche
patronen, de Lodewijk XIV- en
Pompadour-motieven zien wij onder zijn stalen
en zelfs de enkele hedendaagsche ont
werpen hebben iets kunsthistorisch; zoo
wel de vogeltjes op den wingerdtrossen,
als het minder geslaagde iris-patroon,
wij kunnen ze niet direct van dezen tijd
noemen.
De goudleeren destijds door l/ion
Cachet voor de Grotius" gemaakt, zij
mogen misschien op een andere wijze
mum miiiimiimii
Goudleeipatroon Louis XIV.
ontstaan zijn, zij sloten zich geheel aan
bij een betimmering van een
negentieneeuwschen nijverheidskunstenaar.
De heer Mensing zegt echter: Het is
niet alleen mijn bedoeling oud goudleer
te maken, maar ook goudleer te ver
vaardigen ia de meest verscheidene
opvattingen, in alle geval naar alle
teekeningen die mij ter bewerking moch
ten worden voorgelegd. Juist door
samen werking met schilders en architecten
is hier veel te bereiken.'' En dit gelooven
wij ook; heeft de heer Mensing de juiste
werkwijze teruggevonden, aan onze ont
werpers thans de taak de juiste patronen
te maken die zich volkomen bij die
werkwijze aansluiten, die het mooie dier
oude technieken tot bun recht doen
komen, maar zich daarbij aanpassen aan
de versieringsbegrippen van dezen tijd.
Pv. W. P. PI; VUIES Jr.
Winter.
Molenpoort.
Oude Schans.
Van f
f,
Op een enkel stuk na, zijn het alle teeke
ningen en etsen en wel 't meest van deze
laatste, die voor deze tentoonstelling bij
elkaar zijn gebracht. Dit nu is hier niet zoo erg
als een leemte aan te duiden, want inderdaad
laat de kunst van Witsen, in hoedanigheid
en geestelijke neiging, zich nog het best
doorgronden in het wit-en-zwart werk en in
de aquarel. Het geeft op meest overtuigende
wijze de waarde aan van dezen tusachen da
jongeren, die omstreeks 1860 opkwamen.
Het was de generatie onmiddellijk volgend
en zich aansluitend hij hen, die we als de
leren wekkers der moderne kunstverachijning
eeren, de roemrijke groep der zoogenaamde
Haagsche School. Ter onderscheiding w-rd
er dra ook van een Amsterdamsche School
gesproken en inderdaad blijkt er in dit tijd
kringetje de kunstwijze reeds naar twee
richtingen uit te loopen. die in haar verte
genwoordigers op deze twee steden te be
trekken kunnen zijn. De Amsterdammers
bljjven hij algemeene vergelijking wel in het
nadeel, daar hun niet, als de Hagenaars, de
onbevangenheid (en onbezonnenheid van
warme schilder lust eigen was, zij minder de
artiesten waren van het briljante
schilderspel. Zy z\jn zinnender, roet een meer litera
rische bedoeling in hun werk, maar tegelijk
stroever in hun voordrachs, technisch
zwaarwichtiger. Denken we byv tegenover Breitner
en I saac Israëls, Witsen en Van Looy.
De Hagenaars bleken meer geboren schil
ders, hun schilderwerk was hloeiender. m*ar
bjj velen worden petnist de rtflectie's van
den geest, merkbaar in het werk van sommige
Amsterdammers.
Welke invloeden, plaatselük, daarby hun
werking deden, dit blijve thans buiten ver
dere beschouwing; opgemerkt kan wel e 'en
worden, dat de schilders- groep, waarbij Wit
sen categorisch zon in te d elen zijn, in de
naaste omgeving verkeerde der literaire her
leving (A7. Gids beweging) die Amsterdam
tot residentie had.
Deze tentoonstelling, hoewel niet ruim,
geeft van de verschillende phasen van
\Vitsen'j werkzaamheid, een vrij duidelijk
beeld.
- In 't algemeen kan gezegd worden, dat,
waarnaar de geest reikte in den begintijd,
van aandrift verflauw.Ie onder de vastere
gezetheid der technische vermogens bij het
klimmen der jaren. Want door al het werk
is dezelfde lijn van esthetische gezindheid
te volgen, alleen verliest zij met de jaren
wel wat aan gespannenheidl Het verloop
neigde steeds minder tot lan. Zulks
teconstateeren is wel verdrietig bij dit kloeke en
karakteristieke werk, dat toch voor mooie
omwikkeling een zoo wairdevollen kern
iahoudt. Die kern laat zich uit al het werk van
Witsen ontdekken in den wél overwogen op
bouw, met een streven naar geslotenheid der
lijnen en massale verdeeling der licht en
schaduwpartijen. Zijn stads- en
landschaptafereelen nemen daarmee steeds een stellige
houding aan. Het beginwerk was daardoor
reeds nadrukkelijk gekenmerkt, hal een
opmerkelijken kant van p-rsoonlijkheid tusschen
zooveel aanvankelijke probeersels en vage
speculaties naar wat impressioni istische
klearuitdrukking. Aan de'.e plastische op
vatting der dingen, opgekweekt n ar zyn
eigen aard aan de Amsterdamsche academie,
vleide zich de naturalistiscb-illusionnaire ver
beeldingswijze, rijpend in de literaire gevoels
wereld, waarin bij verkeerde.
BU aankomst in Londen, zag hij wellicht
de ontzaggeljjke grauwe wereldstad volgens
gepremediteerde aanschouwing der verbeel
ding. Zyu visie evenwel was de zijne en nei
gend naar het grootsche. Daar was een ver
rijzend voor zijn oog van e«n wereld vol
reu/.ige bouwsels, alt gedaanten van massieve
struciuur, tot vers eening uitgegroeide ge
vaarten, in alle disposities opdoemend tot
sombere verschijningen, gehuld in de nevelen
van een immer vertroebelde atmosfeer. De
eenvoudigste gevallen waien motieven tot
verwerking van dat zware sen iment: een
viaduct gewei g met de logge spanning van
zyn booglijn over het schemerend plaveisel;
het bassin van Trafalgar Square eenzaam in
het woeligste deel vanLondenen met den
strakken, eentoonigen huiaenwand in achtergrond;
een breede verlaten asphaltweg in da buiten
wijken als een breel, licht gekromd rugvlak,
steil oploop-nd vanaf den voorgrond; een
enkele atationeerende cab in de krocht van
een viaduct of onder een 'iiugoverweUing
Al deze dingen, die hij zag in Londen, ze
waren hem mér dan verrassend nieuwe
onderwerpen, aangenaam te schilderen om
hun schilderachtig aspect. Hij heeft de
realiteit van die reuzige vormen, omhangen
van schemerwaden, trachten te verwerken
in zijn teeken ngen, zijn etsen, tot hecht in
lijn en massief in toon geklonken afbeeldin
gen van de stadsverschijning Londen. Dat
dit vroede werk ons thans no: lang niet genoeg
voldragen schijnt, dat de bedoelde
imponeerende werking nog te weinig eteun vindt in
een innerlijke structuur, de lijnen 1e onbe
stemd, de tint«-n te ijl zijn, hetwa< de mooie t-n
energieke getuigenis van een jongere, die
aanstonds een eigen plaats ermee won. He.t was
verheugend als nieuwe manifestatie in dien
bewegelijken tijd, gelijk toen ook de interpre
tatie van do Theems door Toorop.
Nadien is er in Witsen's werk een zelf
herziening waar te nemen, een verdieping,
die echter hoofdzakelijk gericht waa op ont
wikkeling der technische eigenschappen en
beschaving der voordracht. De grootaehhrid
van samenvatting, den schilder zelf wellicht
blijkend van ongenoegzame grondigheid, ver
zette zich nu tot nauwer-keurtnde ormervatie,
in fijner aanvoeling der kleurwaarden, der
toon-verhou iingen, in scherper toezicht op
de karaktermerknn van verschillende vormen.
Hij werkte buiten in Gelderland meen ik;
en in zijn bo^chge'.ichten en dorpsbuurten
bij winter, blijft nog steeds te onderkennen
een streven naar rythmische verhou iingen,
globale kleur- en tintverdeelingen. De twee
hier aanwezige aquarellen Dorpgliuurt en
Ztmdtigmorjen. zijn met precieuse bedacht
zaamheid doorgevoerd; vooral het laatste is
gaaf en blank in de verschillende nuancee
ringen van net wit der sneeuw, al heeft het
niet die teerheid, eigen aan een werk dat
geheel vol is vau ontroering.
De gezichten uit Amsterdam, na dien tijd
weer, geven op te merken een aleepende gang
in de ontwikkeling
De kundigheid en zekerheid van doen ver
raden een gezapige stemming bij een regel
matige werkzaamheid. Verschillende
teekenir gen, etsen, ook wel schilderijen met
Amsterdamsche huizengroepen of grachten
tot motief, zijn van een hardnekkig volge
houden doorwerking bij een blijkbaar vol
komen onwilligheid van g-iest, onaangedaan
heid van gemoe l; bij iedere aanduiding van
kleur, beschrijving can een vortn, raakte de
beweging verstard. Op deze tentoonstelling
zijn de onbehagelijk 4e van die werken ach
terwege gebleven. Maar ook daar is toch no*
steeds in de keus, de samenstelling van een
geval, kennelijk een voorname esthetische
keur, het breed inzicht van wat een motief
belangrijk kan doen zijn voor een schilderij.
Dit zijn eigenschappen, en solstrekt niet
van alle-man uit de groote schare beoefe
naars der schilderkunst, die we bij een
ex poseeren van Witsen'< werk, wel mogen
releveren: de vaste stuur in ieder zijner
uitingen. Over het algemeen zijn om de
conceptie alleen, de stadsgezichten van Wit
sen reeds belangrijk en van hoogere kunst
orde dan zoovele onbestuurde toon gevoelige
kleurimpressies, waaraan de schilder zich
voor het stadsbeeld zelf, toch eigenlijk maar
weinig interesseerde. En dezelfde
grondigheii van waarneming, doordachtheid van
compositie, betoont zich in taferetlen van
zeer ingewikkelde samenstelling gelijk Oude,
Schans, als in Oude. huizen te Amxterdam, 'n
stadsgezicht slechts gebouwd uit twee plans:
de grauwe walkant van de onderzijde der
oude huizen loodrecht op het troebele,
roerlooze watervlak an de stadsgracht.
Een schilder wiens gaven en neigingen zijn
aangelegd tot een meer beeldende dan schil
derachtige belichaming zijner indrukken,
moest zi :n wel zeer aangetrokken voelen tot
den kernacbtigs'en vorm der wit-en zwart
kunst: het etsen. Als etser heeft Witsen een
gewichtige beteekenis tusschen de schilders
van tegenwoordig als Bauer, maar met
kwaliteiten van geheel anderen, welhaast
tegenovergestelden aard. Hij ia door jaren
lange oefening bui'engewoon ervaren in de
talrijke handgrepen van deze techniek. Reeds
in den aanvang ging hij daarin au fond zie
daartoe Aquarium met die diepe fluweehge
toonen, een werk waarbij een recensent de
wel begrijpelijke flater maakte het in zijn
laatsten tyd te plaatsen Zijn volle inspanning,
en op vrucütbaarnte wijze wellicht, heeft hij
besteed aan de bewerking van den koperen
plaat. Hij heeft etsen gemaakt van kapitalen
omvang, ze doorwerkt als schilderijen, trach
tend de waarden der tinten op te voeren tot zulk
eene gaafheid en be'-onkenheid.dat zij de kleur
suggereeren. Ooi zijn doel te bereiken, en rijk
aan kennis van de verrassende uitkomsten
bij de chemische werking dezer kunstvorm
wendt hij alle middelen aan, die wellicit door
sommigen ils ongeoorloofde truc'n of valsche
kunstgrepen worden veroordeeld. Maar even
goed kan dan bij de aquarel het gebruik van
dekverf veroordeeld worden en toch, juist
aan de welberaden en gevoelige toepassing
van deze oneigenlijke waterverf-methode, heb
ben we in onze moderne kunst, zoo ve e wer
ken te danken, die de gedegen heid en k
eurrijpheid hebben 'an olieverf^childerijen, zelfs
met een fijnheid van gebroken tinten die in
deze zeiden, bereikt werd. Ook bij de etsen,
zijn n het Oeuvre van Witsen, de momenten
van blijkbare loomheid te bemerken; ook dan
e-n loodzware factuur, een starre begrenzing
van gevoellooze zware tinten, door
hardklemmenile lijnen. Maar hij heeft in deze
lijn zuoveel toch geproduceerd, van massief
gehalte en kernachtige expressie, dit we hen
als een der meest beteekenende etsers uit onzen
tijd moeten blijven waardeeren en als kun
stenaar in 't algemeen achten bosen velen.
W. SiBENiiori.