De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 18 april pagina 6

18 april 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

' t DE AMSTERDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1660 Een nieuw goudleerpatroon. Goudleer, vervaardigd door JAX MESSING, tentoon gesteld in het Mineum voor Kunst nijverheid te Haarlem. Nu de belangstelling in wat men sie rende kunsten pleegt te noemen, of wel met den naam van ambachts- en nijverheidskunst bestempelt, in de laatste jaren grooter is, gaan zij, die een vak beoefenen en hier iets meer voelen dan de commercieele zijde alleen, er zich op toeleggen de oude werkwijzen weer na te sporen en te doen herleven. Jaren terug meende men te kunnen volstaan met de oude vormen ra te maken, doch wie nader toezag en liefde voor zijn vak had, besefte dat niet alleen het uiterlijk omhulsel doch wel degelijk ook het maaksel zelf tot de bekoring van oude kunstnij verheidsvoortbrengselen bijdroeg. En zoo tracht de eerlyke weefster (wever) weder oude verfwijzen op te sporen, de pottenbakker recepten voor glazuren en mengsels van klei terug te vinden, en de binder Jan Mensing gaat zich verdiepen ijj déoude fabricage van het goudleer. Een prachtig probleem voorwaar. Goudleer toch is een wel kost bare, maar mooie en deugdelijke stof, die oorspronkelijk uit Spanje afkomstig, de naain CordovaHnsch leer herinnert er nog aan, later in Frankrijk, Lyon, Avignon en Parijs veel gemaakt werd; maar ook in de zeventiende eeuw, den bloeitijd onzer kleinkunsten in ons land door speciale goutleermaekers" vervaar digd werd. Zoo lezen wij in een document van 1658 dat Willem van den Heuvel, borger tot Amsterdam, de konst van de goude leeren in sulcken perfectie gebracht heeft, dat men deselve in ende buitenslants estimeert". Elders, verzoekt Charles de Riemer, .jGoudeleermakeren borger" te Dordrecht, octroy voor zijn platen, daar de goudleer makers van Brabant ende andere uytheemsche plaetsen zich ver vorderen, syns suppliants gemaeckte platen niet alleen voor geringe prys nae te boots?n, maar ook de goude leeren, die daermede ge mankt werden, selfs in deze landen te vercoopen, op de naem ende voor leeren van hem supolt... tot veraechtinge van deszelfs goudeleeren." Zoo zien wij dat zelfs die nij verheidskunstenaars der zeventiende eeuw te vechten hadden voor hun artistiek eigendom. De Amsterdamsche boekbinder Mensing heeft nu getracht de geheimen van zijn oude vakgenooten op te sporen, en na tal van proefnemingen, die zoowel het prepareeren van het leer (betroffen als het opbrengen en vernissen van het goud, is het hem gelukt het oude goudleer nabij te komen. Want het zijn voorloopig voor een groot deel ook nog de oude patronen die hij navolgt. De Moorsche patronen, de Lodewijk XIV- en Pompadour-motieven zien wij onder zijn stalen en zelfs de enkele hedendaagsche ont werpen hebben iets kunsthistorisch; zoo wel de vogeltjes op den wingerdtrossen, als het minder geslaagde iris-patroon, wij kunnen ze niet direct van dezen tijd noemen. De goudleeren destijds door l/ion Cachet voor de Grotius" gemaakt, zij mogen misschien op een andere wijze mum miiiimiimii Goudleeipatroon Louis XIV. ontstaan zijn, zij sloten zich geheel aan bij een betimmering van een negentieneeuwschen nijverheidskunstenaar. De heer Mensing zegt echter: Het is niet alleen mijn bedoeling oud goudleer te maken, maar ook goudleer te ver vaardigen ia de meest verscheidene opvattingen, in alle geval naar alle teekeningen die mij ter bewerking moch ten worden voorgelegd. Juist door samen werking met schilders en architecten is hier veel te bereiken.'' En dit gelooven wij ook; heeft de heer Mensing de juiste werkwijze teruggevonden, aan onze ont werpers thans de taak de juiste patronen te maken die zich volkomen bij die werkwijze aansluiten, die het mooie dier oude technieken tot bun recht doen komen, maar zich daarbij aanpassen aan de versieringsbegrippen van dezen tijd. Pv. W. P. PI; VUIES Jr. Winter. Molenpoort. Oude Schans. Van f f, Op een enkel stuk na, zijn het alle teeke ningen en etsen en wel 't meest van deze laatste, die voor deze tentoonstelling bij elkaar zijn gebracht. Dit nu is hier niet zoo erg als een leemte aan te duiden, want inderdaad laat de kunst van Witsen, in hoedanigheid en geestelijke neiging, zich nog het best doorgronden in het wit-en-zwart werk en in de aquarel. Het geeft op meest overtuigende wijze de waarde aan van dezen tusachen da jongeren, die omstreeks 1860 opkwamen. Het was de generatie onmiddellijk volgend en zich aansluitend hij hen, die we als de leren wekkers der moderne kunstverachijning eeren, de roemrijke groep der zoogenaamde Haagsche School. Ter onderscheiding w-rd er dra ook van een Amsterdamsche School gesproken en inderdaad blijkt er in dit tijd kringetje de kunstwijze reeds naar twee richtingen uit te loopen. die in haar verte genwoordigers op deze twee steden te be trekken kunnen zijn. De Amsterdammers bljjven hij algemeene vergelijking wel in het nadeel, daar hun niet, als de Hagenaars, de onbevangenheid (en onbezonnenheid van warme schilder lust eigen was, zij minder de artiesten waren van het briljante schilderspel. Zy z\jn zinnender, roet een meer litera rische bedoeling in hun werk, maar tegelijk stroever in hun voordrachs, technisch zwaarwichtiger. Denken we byv tegenover Breitner en I saac Israëls, Witsen en Van Looy. De Hagenaars bleken meer geboren schil ders, hun schilderwerk was hloeiender. m*ar bjj velen worden petnist de rtflectie's van den geest, merkbaar in het werk van sommige Amsterdammers. Welke invloeden, plaatselük, daarby hun werking deden, dit blijve thans buiten ver dere beschouwing; opgemerkt kan wel e 'en worden, dat de schilders- groep, waarbij Wit sen categorisch zon in te d elen zijn, in de naaste omgeving verkeerde der literaire her leving (A7. Gids beweging) die Amsterdam tot residentie had. Deze tentoonstelling, hoewel niet ruim, geeft van de verschillende phasen van \Vitsen'j werkzaamheid, een vrij duidelijk beeld. - In 't algemeen kan gezegd worden, dat, waarnaar de geest reikte in den begintijd, van aandrift verflauw.Ie onder de vastere gezetheid der technische vermogens bij het klimmen der jaren. Want door al het werk is dezelfde lijn van esthetische gezindheid te volgen, alleen verliest zij met de jaren wel wat aan gespannenheidl Het verloop neigde steeds minder tot lan. Zulks teconstateeren is wel verdrietig bij dit kloeke en karakteristieke werk, dat toch voor mooie omwikkeling een zoo wairdevollen kern iahoudt. Die kern laat zich uit al het werk van Witsen ontdekken in den wél overwogen op bouw, met een streven naar geslotenheid der lijnen en massale verdeeling der licht en schaduwpartijen. Zijn stads- en landschaptafereelen nemen daarmee steeds een stellige houding aan. Het beginwerk was daardoor reeds nadrukkelijk gekenmerkt, hal een opmerkelijken kant van p-rsoonlijkheid tusschen zooveel aanvankelijke probeersels en vage speculaties naar wat impressioni istische klearuitdrukking. Aan de'.e plastische op vatting der dingen, opgekweekt n ar zyn eigen aard aan de Amsterdamsche academie, vleide zich de naturalistiscb-illusionnaire ver beeldingswijze, rijpend in de literaire gevoels wereld, waarin bij verkeerde. BU aankomst in Londen, zag hij wellicht de ontzaggeljjke grauwe wereldstad volgens gepremediteerde aanschouwing der verbeel ding. Zyu visie evenwel was de zijne en nei gend naar het grootsche. Daar was een ver rijzend voor zijn oog van e«n wereld vol reu/.ige bouwsels, alt gedaanten van massieve struciuur, tot vers eening uitgegroeide ge vaarten, in alle disposities opdoemend tot sombere verschijningen, gehuld in de nevelen van een immer vertroebelde atmosfeer. De eenvoudigste gevallen waien motieven tot verwerking van dat zware sen iment: een viaduct gewei g met de logge spanning van zyn booglijn over het schemerend plaveisel; het bassin van Trafalgar Square eenzaam in het woeligste deel vanLondenen met den strakken, eentoonigen huiaenwand in achtergrond; een breede verlaten asphaltweg in da buiten wijken als een breel, licht gekromd rugvlak, steil oploop-nd vanaf den voorgrond; een enkele atationeerende cab in de krocht van een viaduct of onder een 'iiugoverweUing Al deze dingen, die hij zag in Londen, ze waren hem mér dan verrassend nieuwe onderwerpen, aangenaam te schilderen om hun schilderachtig aspect. Hij heeft de realiteit van die reuzige vormen, omhangen van schemerwaden, trachten te verwerken in zijn teeken ngen, zijn etsen, tot hecht in lijn en massief in toon geklonken afbeeldin gen van de stadsverschijning Londen. Dat dit vroede werk ons thans no: lang niet genoeg voldragen schijnt, dat de bedoelde imponeerende werking nog te weinig eteun vindt in een innerlijke structuur, de lijnen 1e onbe stemd, de tint«-n te ijl zijn, hetwa< de mooie t-n energieke getuigenis van een jongere, die aanstonds een eigen plaats ermee won. He.t was verheugend als nieuwe manifestatie in dien bewegelijken tijd, gelijk toen ook de interpre tatie van do Theems door Toorop. Nadien is er in Witsen's werk een zelf herziening waar te nemen, een verdieping, die echter hoofdzakelijk gericht waa op ont wikkeling der technische eigenschappen en beschaving der voordracht. De grootaehhrid van samenvatting, den schilder zelf wellicht blijkend van ongenoegzame grondigheid, ver zette zich nu tot nauwer-keurtnde ormervatie, in fijner aanvoeling der kleurwaarden, der toon-verhou iingen, in scherper toezicht op de karaktermerknn van verschillende vormen. Hij werkte buiten in Gelderland meen ik; en in zijn bo^chge'.ichten en dorpsbuurten bij winter, blijft nog steeds te onderkennen een streven naar rythmische verhou iingen, globale kleur- en tintverdeelingen. De twee hier aanwezige aquarellen Dorpgliuurt en Ztmdtigmorjen. zijn met precieuse bedacht zaamheid doorgevoerd; vooral het laatste is gaaf en blank in de verschillende nuancee ringen van net wit der sneeuw, al heeft het niet die teerheid, eigen aan een werk dat geheel vol is vau ontroering. De gezichten uit Amsterdam, na dien tijd weer, geven op te merken een aleepende gang in de ontwikkeling De kundigheid en zekerheid van doen ver raden een gezapige stemming bij een regel matige werkzaamheid. Verschillende teekenir gen, etsen, ook wel schilderijen met Amsterdamsche huizengroepen of grachten tot motief, zijn van een hardnekkig volge houden doorwerking bij een blijkbaar vol komen onwilligheid van g-iest, onaangedaan heid van gemoe l; bij iedere aanduiding van kleur, beschrijving can een vortn, raakte de beweging verstard. Op deze tentoonstelling zijn de onbehagelijk 4e van die werken ach terwege gebleven. Maar ook daar is toch no* steeds in de keus, de samenstelling van een geval, kennelijk een voorname esthetische keur, het breed inzicht van wat een motief belangrijk kan doen zijn voor een schilderij. Dit zijn eigenschappen, en solstrekt niet van alle-man uit de groote schare beoefe naars der schilderkunst, die we bij een ex poseeren van Witsen'< werk, wel mogen releveren: de vaste stuur in ieder zijner uitingen. Over het algemeen zijn om de conceptie alleen, de stadsgezichten van Wit sen reeds belangrijk en van hoogere kunst orde dan zoovele onbestuurde toon gevoelige kleurimpressies, waaraan de schilder zich voor het stadsbeeld zelf, toch eigenlijk maar weinig interesseerde. En dezelfde grondigheii van waarneming, doordachtheid van compositie, betoont zich in taferetlen van zeer ingewikkelde samenstelling gelijk Oude, Schans, als in Oude. huizen te Amxterdam, 'n stadsgezicht slechts gebouwd uit twee plans: de grauwe walkant van de onderzijde der oude huizen loodrecht op het troebele, roerlooze watervlak an de stadsgracht. Een schilder wiens gaven en neigingen zijn aangelegd tot een meer beeldende dan schil derachtige belichaming zijner indrukken, moest zi :n wel zeer aangetrokken voelen tot den kernacbtigs'en vorm der wit-en zwart kunst: het etsen. Als etser heeft Witsen een gewichtige beteekenis tusschen de schilders van tegenwoordig als Bauer, maar met kwaliteiten van geheel anderen, welhaast tegenovergestelden aard. Hij ia door jaren lange oefening bui'engewoon ervaren in de talrijke handgrepen van deze techniek. Reeds in den aanvang ging hij daarin au fond zie daartoe Aquarium met die diepe fluweehge toonen, een werk waarbij een recensent de wel begrijpelijke flater maakte het in zijn laatsten tyd te plaatsen Zijn volle inspanning, en op vrucütbaarnte wijze wellicht, heeft hij besteed aan de bewerking van den koperen plaat. Hij heeft etsen gemaakt van kapitalen omvang, ze doorwerkt als schilderijen, trach tend de waarden der tinten op te voeren tot zulk eene gaafheid en be'-onkenheid.dat zij de kleur suggereeren. Ooi zijn doel te bereiken, en rijk aan kennis van de verrassende uitkomsten bij de chemische werking dezer kunstvorm wendt hij alle middelen aan, die wellicit door sommigen ils ongeoorloofde truc'n of valsche kunstgrepen worden veroordeeld. Maar even goed kan dan bij de aquarel het gebruik van dekverf veroordeeld worden en toch, juist aan de welberaden en gevoelige toepassing van deze oneigenlijke waterverf-methode, heb ben we in onze moderne kunst, zoo ve e wer ken te danken, die de gedegen heid en k eurrijpheid hebben 'an olieverf^childerijen, zelfs met een fijnheid van gebroken tinten die in deze zeiden, bereikt werd. Ook bij de etsen, zijn n het Oeuvre van Witsen, de momenten van blijkbare loomheid te bemerken; ook dan e-n loodzware factuur, een starre begrenzing van gevoellooze zware tinten, door hardklemmenile lijnen. Maar hij heeft in deze lijn zuoveel toch geproduceerd, van massief gehalte en kernachtige expressie, dit we hen als een der meest beteekenende etsers uit onzen tijd moeten blijven waardeeren en als kun stenaar in 't algemeen achten bosen velen. W. SiBENiiori.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl