De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 25 april pagina 2

25 april 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEUDAM ME» *'EJBK Bk-A D ? VOO* JïE'D-ERL ANO. N*. 1661 dediging van -de iroorrecliten dergöjien die iee*B hebban", als logisch en juist voor te stellen. Wkt ham juiat op dit punt slecht ge lukt! Want ook wanneer we de zaak dieper bezien dan enkel door de minister-ver gelijking en ook van eene vergelijking met de ambtenaren v&n staat of gemeente, lijkt me dit argument wel een der zwakste vèm die~ welke tegen de staatspensioneering wordt aangevoerd. "Wat toch is de oorzaak en do grond slag van dit argument? Niet, natuurlijk, dat men iets ontvangt", -van staatswege waarvoor men niet een bepaalde premie in geld heeft betaald. Want dit moge mat Btaats-ambtenaren het geval zijn, wier pensioen uit een bepaald fonds wordt betaald, met gemeente-ambtenaren, althans in vele gemeenten, is dit niet het geval, daar hun pensioen uit het ge wone budget bestreden wordt. Zij hebben >ïl het gevoel van er recht op te heb ben, krachtens hun dienstjaren, krachtens hunne gepraesteerde diensten, maarniet dat. of omdat zij er elke week een zeker bedrag voor hebben betaald. Dat is bovenSifiüstellig niet het geval met de huis vaders, wier kinderea profiteeren van het hooger en gymnasiaal onderwijs, die tooh, zoo gezegd uit een oogpunt van algemeen belang, maar niet omdat zij er apart premie of hoogere belasting tot hetzelfde bedrag vaor betalen, een zeker bedrag uit de staatskas toegelegd krijgen. T)e grondslag en de oorzaak van het argument is hierin .gelegen, dat wie bedoeling" krjjgt, iets ontvangt waarvoor hjj niets gedaan heeft, en dit een zedelijkverdervenden invloed op de betrokkenen zal uitvoeren. Op de eerste plaats, nu, is het argumjnt, dat -degenen die pensioen ontvan gen, het gevoel zullen hebben, een aal moes" te ont vamgen, zelfs van het standpunt van dr. Kuyper en de anderen zélf onhoudbaar. Nimmer, ook in hun eigen stelsel, zullen de oude arbeiders slechts een derde van de premie betalen, en zullen ze, door iet twee-derde, (aan premie en administratiekosten) van de werkgevers en den Staat te ontvangen, toch ook nog voor 't grootste deel be deeld" wordan. Werkt de pensioneering demoraliseerend", dan ook zullen ze, voor dit grootste deel toch bedeeld wor dende, zich daaruit niet emancipeeren, maar zullen ze toch reeds verdorven wor den, en ook dat gedeelte van zich afschui ven, wijl immers de zondeval" do menschen moer doet neigen naar het kwade dan naar het gosde. Volgens het stand punt van dr. Ku vper behoort het pensioen dadelijk geheel' door da arbeiders en arbeidsters te worden betaald, gelijk b. v. door A. A. Kempe in het Februarinumtner van de Vragen van den Dag is verdedigd. Men voelt echter, dat dit onmogelijk is. Maar waar zit hier het kernpunt? Het kernpunt is, dat thans, althans tot nu toe, de bedeeling'' inderdaad" een zeer vernederend karakter heeft gedragen. De bedeeHng" van staatswege of van wege de gemeente, krachtens de Armen wet en door het Armbestuur, draagt een opzettelijk vernederend karakter, ten einde den armen een schrik voor de bedeeling bij te brengen, en hen tot eigen initiatief en eigen kracht aan te sporen. Vandaar, vroeger vooral, en nu nog, de onoogelijkheid der Armhuizen, het stootende der soepkokerrjen, het ergerlijke van de huis-contróle en de ondervraging der armbezoekers, ook zelfs bij ouden van dagen boven de 60 jaar, door de huisbezoekers; vragen, bij de buren en vroe gere werkgevers, over het gedras, over de schulden", over de kerkplichten, o?er alles en nog wat, waarbjj de onop rechtheid als uitgelokt, de veinzerij uit geperst, en de knapste bedriegerij, nl. die welke gelukt, met de premie der bedeeling betaald wordt. Dat alles heeft de bedeeling inderdaad gemaakt tot een .vernedering, een straf, waarop de kroon gezet werd do ar de bepaling, dat die -IN DE GROOTE LEERSCHOOL DOOR SA.MUEL GOUD3MIT. I. . Dadehjk na déeerste kalming der roezi?tamnltige-byeenkomst, waar, in een vergader lokaal j e dicht bij de fabriek, het baaluit tot staken ouder heftig dooreengeroep van bits-heetige drift en verontwaardiging was uitgeroepen, had Piet als een bedremmelenden Bchrik, een lauwe verlamming, den gang naar huis gevoeld, en de woonkamer met de wachtende vroim zag hij vóór zich als een ontmoedigende starheid, waartegen hy zijn brandende hoofd, dat voor nmaal wilde, ter ontnuchterende pijn zou stooten. Op de vergadering was hij moedig ge weest, een van de jongsten, die, voor 't eerst van z'n leven, .had meegedaan, vrijwel vast besloten, stand te houden ten einde toe. En hij had zelfs enkele woorden de zaal ingeroepen, wat jong nog, wat kinderlijk-verwoed, maar na zakelijke uitlegging der voormannen met graagte be grijpend, hoe werk neerleggen noodig was, ,nu, na een t\jd van werkeloosheid, de patroon plotseling met een loonsverlaging weer wou /.doen beginnen, tot alle moeizaam verwonnen Vérbetering in een oogenblik van misbruikte 'zwakheid weer te loor zou gaan. Maar plots Woelde hij zich op weg naar huis, en hy dacht «i»n Ja-ns, met een neerslaande verkoeling, te hard en te plotseling door zijn heele lijf, zjjn bloed., KÜn hoofd, naar, tot misselijkheid byna toe: daar sou je wel weer dilyk 't ge donderjaag heBben. Ze bemoeide d'r age d'r mee, se liet 'm nie mit rust. 't Was ook bedeelden, ook wanneer ag die proef der braafheid schitterend hebben doorstaan, hun politieke rechten verliezen. Dat alles vindt zijn oorsprong in oudere tijden, toen de armoede nog veel meer als een gevolg van persoonlijke slecht heid, onoppasseaheid, minderwaardigheid werd aangezien, en de sociale oorzaken dier armoede nog in veel geringer mate werd inacht genomen. Maar het is juist een glorie VODI- den vooruitgang in de ideeën, dat men van die minderwaardigheid"-theorie is terug gekomen, en het erkent uls oen wreed heid, de armen, die na een leven van werken in armoede verkeeren,- no? te straften met een wijze van bedoeling, die hen vernedert, die hen inderdaad degenereert en demoraliseert. D;it is de nieuwe geest, die stroomt over West-Europa, en in de wetgeving van elk land meer en meer tot uiting komt. Dat is de zedelijke grondslag van het Deensche stelsel, waarin aan de ouden van dagen de ondersteuning; niet als be deeling in den ouderwetschen vorm, maar als een sociaal recht, door een leven van arbeid rerdimd, wordt toegekend. Da-t is de grondslag van de nieuwe Wet op de Armenzorg" in Frankrijk, van 1907, waarin dezelfde beginselen zijn neergelegd. Dat was ook de oorzaak, waarom in het begin van 19)9 ds Duitsehe Regee ring een wetsontwerp indiende betref fende de Einwirkung von Atmenunterstiitzung auf fFdntliche Rechte" en daarin o. m. voorstelde, dat tijdelijke armenondrsteuning geen verlies van poli tieke rechten meer ten gevolge zal hebben. En dat is ook wel het, meest schitte rende gedeelte in het Rapport van ds Engelsche commissie, die de werking der Poor Laws" onderzocht, en hare denkbeelden over eene vervanging daar van heeft medegedeeld in h at begin van Februari in haar thans reeds beroemde blauwboek van het Lagerhuis en daar mee aan de Engelsche natie, waarin meerder- en minderheid volkomen eenig zijn hierin, dat het vernederende karakter van de bedeeling, juist wegens zijn demoraliseerenden invloed, daaraan most ont nomen worden. In die richting moet'ook hier te lande worden gewerkt, ca juist de christelijke pers blijft in gebrekp, diaraan mede haar kracht te geven. Zeer terecht schrijft dr. Kuyper in zijn Christus en de Sociale nooden": .,t)at tlrins de aalmoes een vernedering: dunkt, is o i ze schuld, omdat wij, Christenen, mee hebben geholpen om Ad aalmonxen te verladen tot een hoonend toeken van minderwaardigheid. waarmee wij den arms ,;kwetsen." Maar wan r. eer dan reeds zooveel jaren geleien dit bewustzijn tot dr. Kuyper was doorgedrongen, waarom dan nu nog naar allerlei uitvluchten ge zocht om te ontkomen aan een regeling die aan een menschwaardigen en rechtmatigen onderstand aan oudeu van dagen juist het kwetsende en krenkende ont nemen zal ? H. S. De gehuwde onderwijzeres, de school uit? Vooruitgang of achteruitgang? Burgemeester en Wethouders van Amsterdam dreigen elke onderwijzeres, die in 't huwelijk treedt, met ontslag. Zal de Gemeenteraad dit dreigement ten uitvoer brengen? Zeer waarschijnlijk zal hij niet gauw voor de keus geplaatst worden: B. en W. een nederlaag te bezorgen, of een onwettige daad te plegen. Waar de wet alleen ontslag erkent bij gebleken benadeeling van het onderwijs, is natuurlijk een ontslag op grond van 't aangaan van een huwelijk, in strijd met de wet. Evengoed zouden B. en W. een onderwijzer, die trouwt, tot ontslag kunnen voordragen. Daar ik echter niet geloof, dat die onwettigheid bij velen in iltMHimimmMiiiiiiimiiimiu! wel grienerig... van trouwe of was 't al 'n paar keer verachaie weke sonder werrek ge weest ze was helech op de cinte. Moar d'r moeder die eat 'r tussche te gtoke de zes loaste weke, dat ie werrekeloos was ge weest, had ze 'm mooi verpest, alle doage scheeve gezichte, gemok en gesmet en as je wat see, geschreeuw toe, en drège mit... mit wegloope ... 't Is vuil, as 'nwü'fniernit je meegoat... aa d'r andere tussche ligge te kankere ... maar hij sou d'r toch wel's een maal an d'r verstand brenge, dat 'n werrekman op se vrouw op au mot kenne... Je bin toch niet wirrekeloos voor je age plesier ... wótte ? of je de gr x>ste slampamper bin.,.. Moar as-ze n'et niet snapte, wa' koje d'r doalijk teuge doen. .. je vrat 't moar op, soon hallef dozijn weke achtereen.... Onder 't naderen, terwijl z'n eerste toornige beslotenbeid, z'n sterk-vaste trouw-voornemen door 't betasten der tegenstand-scherpte al gewond werd, liep-ie zwak te o verdenken, hoe 't haar aannemelijk te maken: dat ze bij volharding, na enkele moeilijke weken misschien kans hadden, voor 't ouwe loon althans door te gaan na de uitputtende werkeloosheid van anderhalve maand. En hij verblijdde» zich maar een poos met de hoop, dat ze zou gaan begrijpen; het leek toch zoo klaar, zoo rechtvaardig van verzet na de sterking der eenswillendheid ginds bij de vele honderden genoten; zy zou moeten inzien dat 't ook haar voordeel was, dat hij toch voor haar ook weigerde zich voor nog ?minder te verkoopen; dat zij toch met nóg minder dan vroeger anders zon moeten rond komen, en óók, een beetje... een beetje ... hoopte hy': dat hij, hij, voor minder dan vroeger, eiken dag... 't zelfde werk niewaar... net zoo veel... net zoo lang van 'r weg.... Wat moediger klom hij in huis. Maar hij voelde de vertreitering, een vergalling van den Raad een reden zon aijn tegen te stemmen, zou het wel interessant zijn te weten, hoe een voorstel tot ontslag van eene in 't huwelijk tredende onderwijzeres opgenomen zou worden. Zooals gezegd, een onderwijzeres zal zich wel niet tot die proefneming leeaen. In den Raad zelve zou 'n uitspraak uitgelokt moeten worden door eenige leden. In den vorm van een motie kan dat zeker wel ge schieden. Intusschen is 't wel interessant eens een stem uit het buitenland te vernemen over de gehuwde onderwijzeres. Wij volgen toah 7.00 graag het Uit den Vreemde'' na. Waarom dan ook niet in deze zaak y Bovendien behoort bedoelde stem aan een parsoon, of liever aan esn gr.jsp van personen, die zeker ook bij den AmxterditmschpK Raad eenige auto riteit bezit al zal bij er in dit geval wel niet naar luisteren. Ik bedoel het sedert Januari 1903 verschijnende Tijd schrift Doktimente des Fort.whritts, 1) onder redactie van Prof. Rodolph Brode in Parijs en Dr. Herman Beek ia Barlijn, meteen staf van medewerkers, waaronder men beroemde namen uit wetenschap, kunst en politiek der geheele beschaafde wereld vindt. In aflevering 5 van dit tijdschrift (April 1908) komt een beschou wing voor over de gehuwde onderwijzeres, welke ik ter overdenking, speciaal voor onze Nederlandsche machthebbers in stad en land, wil meedeelen. De cii'hinrde onderwijzeres is thans ook in Pruisen in beginsel toegelaten. Wel spreekt het ministerieel besluit slechts van een tijdelijke aanstelling der gehuwde onderwijzeres, waar 't hare huiselijke omstandigheden wenschelijk doen voor komen, maar de eerste stap is gedaan, het beginsel is aanvaard. Dat het princi pieel wemidi".lijk U, dut juist het beroep van onderwijsere* zooveel mofjelijk door gehuwde vrouwen wordt uitgeoefend, is geen vraag meer. In geen beroep wordt de vrouw door 't gemis van liefde en moe derschap zoo onmiddellijk benadeeld als in dat der onderwijzeres. 2) Hier is een een zoo volkomen mogelijke ontwikkeling der pedagogische eigenschappen, die direct uit de mosdörlijke voortvloeien, bepaald een vereischte. Waaraan onze schooltoestandon lijden, /s juist de onnioederlijkheid der onderwijzeressen, die van enkele uitzonderingen afgezien de kinderlijke natuur niet begrijpen, wijl de natuurlijke ontwikkeling der moeder instincten door het moederschap, bij haar gestuit is geworden. Laten wij onze onderwijzeressen toestaan eiym kinderen te hebban, opdat zij de vreemde leeren begrijpen en liefhebben!" Tot zoover do redactie van genoemd tijdschrift. Ik nv'pa, dat {reen enkel steek houdend argumeat hicttcgea is aan te voeren. Waar de heeren in den Raad zich wel eens beroepen, nl. op't grootere verzuim der yehinnle. onderwijzeres, be duidt heel weinig. Op dienzelf'den grond zoudon ze ook de onr/eltmnli- onilertcijzerex de school uit moeten bannen. Eu wanneer de gehuwde onderwijzers Tneer lot' min der l i verzuimen dan hun ongehuwde col lega's, waarom dun niet deze (of gene» groep er uit? Ik ken een onderwijzeres,getrouwden mo3der van een ruim 2-jarig kind, die nog nooit verzuimd heeft, behalve de gedwongen 4 maanden, waarin zij zelf haar plaatsvervangster heeft moeten be talen. Tiet is de grootste onbillijkheid, dat in de statistiek der verzuimen, dit gedwon gen verlof, ten laste der gehuwde onder wijzeres is meegerekend. Want deze 4 maanden zijn voor 't onderwijs der be trokken klasse van veel minder nadeel, dan de vele verzuimen van enkele dagen, 1) BÜGeorgRsimer in Bsrly'n. Lts Dokuments ds, l'rogres bij Felix Alcan in Parijs. The International; a Review of the Warlds Prcgres» hu J. Fisher Unwinn in Londen. 2) Is*'t voor onze vroede vaderen nog de vraag, of de onderwijzer man en vader, in 't algemeen niet ver boven den ongetrouwden te verkiezen is? J. W. G. zijn al te blij verwachten dadelijk in zich proppen, alle openheid volklittend met nijd, toec-:e Jan3 aan de tafel zag zitten, 'r jonge lijf genietend gebogen om bedwelinend-doorkookte, stank-afwaseaaendekoiliij, met, tegen over haar ... hair moeder, de ouwe handen om 't kommetje, de tanlelooze tanige snuit lebberend als in een duivelschesiurping van giftig aüiidinkje. Hij voelde tegenzin in groeten sat dat verdomde wijf weer bij 'r ... beroerd oud stuk modder ... woarom hield Jaus 'r niet hnite se deur ... da' ver pestte de heele rnikmak, die leut.... Dag soamé!" zong-ie bitser en zag van de vrouwen af dadelijk naar 't raam. Dag Piet", zei /ans, onder een genot-zuchtje van de slurping zich oprichtend. Vrouw Dekker zag schuin van hem wej naar 'r dochter, als zich te veel voelend, en om de stille vijandigheid zoo lans mogelijk te verdoezelen : Soo, pikawartérooie, bi-je doar ? Je het 'r je daggie al weer op opsitte hè? Kom, ik stap op, Jansie, je vaar sel 'r óók wel soo wese. 'sKijke of je suster de pot heb versorregd". Jans zag naar Piet om, wat verlegen me' zijn aangevoelde ontstemming, schoon er over de moeder bijna niet tusechen hen was gesproken. Ik sal je 's e il a 'u koppie leut inskenke hè?'' stelde ze onzeker voor. ..Nee", bedankte hij, loa moar sitte... ik bia nie' van de petai." O, je lust niet hè'' zei ze, pas half opge zeten, Kom je d'r niet bij, jonge?" Nee bly moar sitte ... moak je nie' dik'' wees hij vrouw Dekker, die deed, of ze van z'n stoei wou opstaan. Nou'" kreunde Jans, voor zichzelf als in een verontwaardiging, jij niet, ik dubbel ik mag wel me koppie troost 's middags, we waarbij een klasse voortdurend van leer kracht verandert. Maar wat beduidt dit alles nog tegen over den eersten eisch, die de gemeen schap stellen moest: de opvoeding der jeugd in de school zij bij voorkeur het werk van mannen en vrouwen, die tevens vaders en moeders vijn. A mat., April '09. J. W. GEKIIARD. Mazieïia ie Hoofdstad. alanga, bij het laatste Caeciliacoucert, mocht ik er op wijzen dat de naam Beethoven in stait is honderden en hoaderden naar concertsaal of schouwburg te doen stroomen. De uitvoering ten bate van het Pensioenfonds voor de leden van het ..Conce-rtgebouworchest", op Zondag IS dezer, gaf hiervan weder op iiieu .v het bewijs. Dit mag voor zeker een zeer verb'jjdeud leaken genoemd word6n; s:6ó laag is het no^ niet geleden dat eeu syuiphonie van Beethoven door een gewoon publiek veel te hoog werd geacht en dus als ongenietbaar werd beschouwd,Tot voor eenigen tijd zelfs, moc'at in een der provincie hoof Meden, een gymphonie van Bietboven niet in naar geheel worden uitgevoerd. Dat' zou te klassiek geweest zijn voor de concert bezoekers. Het pei! der ontwikkeling van ons publiek is dan ook in de laatste jaren enorm gestegen en zulks etemt tot vr ugie, daar hierdoor het contact tussehen uitvoerenden en toehoord-ars inniger eu levendiger wordt en de arbeid van eerstgenoemden grooter waardeering zal vinden bij het publiek. Wanneer die laatste overweging mede aan leiding geweest is, dat ds zaal Zondag 18 dezer nagenoeg geheel rjeaet was, dan mag men ook hiermee in hooge mate tevreden zijn. Overigens i i hot niet te miskennen dat de negende symphiuie bij uitstek in staat ie, de belangstelling van het publisk op te wekken. En geen wonder, hoort men de andere acht herhaaldelijk, de negende met haar koor en solisten-quartet, kan slechts bij bijzonder feestelijke gelegenheden worden uitgevoerd. Ia zekerea zin is dit ook niet te betreuren. Djor het zeldaame eeaer uitvoering zal het werk steeds blij'en boeien; het moet een gebeurtenis blijven haar te kunnen hooren, dau za! er geen gevaar ontstaan voor onver schilligheid van de zijde der toehoorders en sleur van die der uitvoerenden. hletgeen 1.1. Zondag bereikt is vervult ons met de grootste oewondering voor Mengelberg en zyn orchest. Vooral de uitvoering van het derde gedeelte was zóó vol poëue en schoonheid, de heoielsche melodieën werden alle zoo prachtig gedeclameerd, ieier in haar eigen karakter, er zat zooveel kracht on teederheid, zoa rijke echakeering in, dat dit gedeelte een buitengewoon sterke impressie op mij gemaakt heeft. Mede zeer schoon was het Bjherio; prachtig van rhytiimifche zekerheid. Ijij dan terug keer vau het hoofdmotief, na het Trio was het nog mooier dan aan het begin. ok het eerste deel, die onvolprezen lofzang der oneindigheid, dat heerlijke d-mol me; zijn echaarsche modu;atiën, maar ook met zijn onophoudelijk voortstuwend motiefbeweeg ktvam in al zijn majesïueuse grootheid tot ons. En dan het vierde deel, met zijn onstuimig woesteu aanhef, zoo vast door Mengelberg aangegeven en zoo zeker door het orchest uitgevoerd; voorts de vreugde-melodie zoo teer en schuchter aanvankelijk door violonce leii en contiabassen ingezet, om dan later in een heerlijke extase door koor en orchest te worden overgenomen; niet te vergelen dan nog het beroemde recitatief der orchestbassen als voorbereiding voor het recitatief van den baszanger. Ziet, dat alles was zoo schoon, daarin heeft het orchest ons zooveel voortreffelijk» geboden dat wij dankbaar waren die indrukken te mogen ontvangen. Men weet hoe goed bet koor van Toonkunst het vocale gedeelte der Negende meester is. Zoo menigmaal reeds hebben de dauaes en heeren van het koor bewezen, dat de eertijds zoo gevreesde moeilijkheden van dat Finale, thans nog slechts in de verbeelding bestaan. Ook ditmaal -was het een schitterende koorpraestatie waarop wij onthaald werden. De dames Loman en Scholten en de heeren Goldsteen en Zalaman die in het solo-quartet op traden, verdienen mede onzen dank voor de vervulling van dat hoogst moeilyke en belanrijke onderdeel van het werk. sè-jü: moedei", eu tot hem, moeilijk schert send, om weer de gedruktheid vaneen te rukken: Seg rooie, as je 's morreges weer noa de febriek goal, doe me 'ülol en moak de deur ac'ater j8 jasaie dicht." Hij had z'a stukkenzak over eau stoelrug gehangen en stond bij 'c raampje naar de dooie steeggenl beneden te staren, waar 'a lekkenie gootoijp z'n danaenden druppel in de grauwe stilte neerspetterde. Stoa je te snurrekeV schertste ze voort, en stoe'i-gebarend tegen de moeder : As je inoar weet, dadde se tae woue verleie, jij met je ope deur achter je slapende vrouw ... t vee rijke heere...." Nou", zedigde vrouw Dekker snuivend. ..da weet-ie wel beter, da' jij doar nie: van thuis bint... niks geen gekkighsid .. . mit je eer aa getrouwde vrouw mot je ook nie spotte ... want di's heelemaal niks gedoan . .. doar heb ik je 'a ook niet in groo'gebrocht." Hu mosder haauw p ...'' strafte Janp, u ken ook niks geen oardigheid vele, kom".... 't Had je anders goed te' pas gekomme," zei Piet langzaam zich even keerend de kamer in, van 't staren af, waarin-ie de voorbereiding van z'n boodschap gezocht had, en wat zachter, mokkender maadeelend: Za-je morrige nie weer gebeure." Wat niet?" vroeg Jans, Wat niet," herhaalde-ie zacht-bitter, zijn etem zwaar-dreunerig van smartelijke onver schilligheid: dat je... dat ik... mit die deur .. . dat ik de deur nie sel dichtmoake." De vrouwen zagen op, toen verschriït onderzoekend naar elkaar de tafel over. Wut dan niet l" drong Jans, wat is d'r dan ..." Dat 't morrege weer Sondag voor me'n is," dremtnelde hij, dat 'k omtners niet noar de febriek hoef..." Met een prachtig geslaagde tritroerras der Eroïe»-gymphonie was bet concert geepend. Het zij müveigund dat slechte te memoreeren. De uitvoering der negende Byraphonie WAS toch het hoofdmoment van den middag. Vloge het flnantieele resultaat gelijken tred houden met het artistieke welslagen. * * Zoo ooit dan is het my l!. Dinsdag-avond duidelijk geworden, hoe goed Wagner gezien heeft, toen hij zijn Bühnen-.w e i h-festspiel Parsifal" niet wilde prijsgegeven hebben aao? ieder theater, dat zich daarran maar wenschtfr meester te maken. Het gezelschap uit Barmen, onder leiding van den directeur Otto ckert, gaf nl. Wa^ner's Walküre", in den Stadsschouwburg op een wijze die ons rnet zorg vervulde voor het lot dat later, na 1013, ook aan Parsifal cal te beurt vallen. Een zeer eigenaardig licht op de geheele onderneming werpt het feit, dat de voor naamste factor der opvoering, nl. de kapel meester niet eens op het programma genoemd werd. Het is zeker niet zijn schu!d dat er duchtig geschrapt was in de tweede acte en dat hij verschillende tempi moest inrichten naar het believen van den Wotan vertolker. Op andere plaateen bleek mij toch wel een juigt begrip van den bouw en het motivenweefsel der partituur. Maar de klank van bet orchest, vaak van te weinig distinctie, te zwak in het strijkquintet, te brutaal in het koper en alleen in de houten blaasinstru menten bsvreiigend, moge misschien het publiek eener provinciestad voldoen, wij zijn hier anders gewend. Onder het solo ensemble schijnt mij Mary Melan den eerepalm te ve;dienen. Toegegeven dat zy niet de figuur en de pose bezit van de opperste der godin nen; doch haar stem is schoon van klank, haar omvang zóó, da', zij aan hare partij geheel recht kan doen wedervaren en haar dictie is voortreffelijk. Siegmund (Adolf Löltgen) had menig schoon oogenblik aan te wijsen. Vooral zijn orgaan is week e a vol. Lattermann (Hunding) is ons van vroegere opvosringen nog gunstig bekend. Margaretha Kahler stelda in haar Walkürearuf" ietwat te leur; ook mist haar orgaan dat volumineus-dratnatische, dat voor een Brünnhilde"nu eenmaal verlangd wordt. Toch heeft «ij in déderde acte veel goed gemaakt, door de levendigheid van haar apel en haar goed gevoelden zang. Mevrouw Kuthan-Sommerfeld heeft wel de figuur voor de bieglinde partij; ook kon men herhaaldelijk hare goede intentiëa waar nemen, maar niet altijd waren hare vocale krachten toereikend otn die intentiën weer te geven. Men dsuke slechts aaa de heerlijke melodie op de woorden Du hehrstes Wunder, herrliche Maid!" enz. Och arme, wat kwam daarvan terecht! En toch zoudren al deze tekortkomingen nog wei te vergeven zijn geweest, indiea men naast de andere solisten, een Wotan had gehad, die aan adel van optreden en stemklank het volle licht op deze schitterende rol had vermogen te werpen. Niet alzoo bij den heer Max Dawison uit Hamburg. Esn zekere metalen glans is aan zijn stem niet te ontzeggen; doch zelden of nooit kon hij aan de golven van het orchest het hoofd bieden. Daarbij is zijn dictie ontoereikend. Zijn slechte sis-klanken, waarmede vaak nog noodeloos gecoquetteerd wordt, maken een onaflngenainea indruk. Een juist begrip van zijn rol was ver te zoeken. Waar bleef de waardigheid van den toorneaden Wotan? Mi een keffenden twiatzieken nijdas, vatte de heer Dawison de Wotan-rol op. In zijn spel, zijn houding en gebaar moest men mede hoogheid en voornaamheid missen. Zal f a het bekende AA>schied", een pronkstuk, een lieveningsnummer van ied«ren Wotanzanger, kwam er zeer slecht af, mede door het onmuzikale slepen van het tempo. Inder daad, deze Wotan was hier fehl am Ort'." Onder de Walküren vielen er enkele goede sfemmen «vaar te neaien. Als geheel maakte dit ensemble wel een goeden iudruk. n toch, bij menigeen zal de opvoering toch een grooten indruk teweeg gebracht hebben. Hoe ia dat mogelijk, aal men vragen? Zou men migtaateu als uien zulks op rekening schrijft van de on rerwoestbre schoonheid van het werk? Ik hoop van harte gaarne over Tristan" en Eliegende Hollander" in het volgende nummer betere indrukken te kunnen mededeeien. .ANT. Fatsoenlijke Familie, dooT MARIE METE KONING. Amsterdam Scheltens & Qiltay (1908). Dit ia een wel aariige roman, die onge twijfeld den aanleg tot het ongewone en hoogere" in zich had. Maar aan zijn schep:,G:>39emenikkie," schrok vrouw Dekker. is je me nou'" bleekte Jans, Stoa je n' aweer op stra-ilt? ... en twee weke werrek?" Werrekeloos .. . ." gtroefde hij, moar, moar dan vesellef op 'n andere menier sxè...." \V7tt dan toch Piet," drifcte zij, ka-je 't nie segge.,. nou 't is 'n mooie beweging hoor ..." Hoas je moar niet, goa d'r moar voor sitte ...' rekte hij, al banger, met als een groote klap op zijn borst van haar verwij tende, geprikkelde ontdaanheid ,,'t is stoake mit ons vijfhonderd ..." Haar oogen gloeiden aan in 't roodend gezicht. OroflergeefmeJesonde''', riep ze in den eersten schrik, 't kopje neerstootend op tafel, en naar haar moeder den nydblik uitwisselend, Stake?... en nou oü? stake, en w'r foor.,.? nou binne ze toch pas begonne weer 'n beetje te werreke hé... neó maur jai bint toch Ook 'n mooie hoor... gossamenissdoen .., heeremetijd, wat nou weer... nou sit je toch weer sonder wat hè?..." Zij scioof heen en weer op haar stoel, al de machteloosheid van de dagen en weken zonder geld doorvoelend, de ellende zoo op haar lijf gegooid en ze zocht naar woorden, ze kon niet ophouden, ze zou hem in 't eerste oogenblik vooral verwijt en verwensching toebijten, kortademig van hulpelooze drift bij de ontzettende helsche boodschap. En met het zwijgende hoofgeschud van da moeder, stil-drukkend, voor z'n oogen, be proefde hij geheel ontmoedigd, klagend, z'n verdediging ...: W'r foor ?" . .. loat ze nou... loat ze nou effe mit z'n drieëdirrekteurs an de loone goan knibbele, vemorrege weer onverwachts? loat ze nou eife ons 'n poar gulde in de week bijkans ofprutse mit 'r lui valsche streke... mit 'r lui gansch nieuwe stuk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl