Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEUDAM ME» *'EJBK Bk-A D ? VOO* JïE'D-ERL ANO.
N*. 1661
dediging van -de iroorrecliten dergöjien
die iee*B hebban", als logisch en juist
voor te stellen.
Wkt ham juiat op dit punt slecht ge
lukt!
Want ook wanneer we de zaak dieper
bezien dan enkel door de minister-ver
gelijking en ook van eene vergelijking
met de ambtenaren v&n staat of gemeente,
lijkt me dit argument wel een der zwakste
vèm die~ welke tegen de
staatspensioneering wordt aangevoerd.
"Wat toch is de oorzaak en do grond
slag van dit argument? Niet, natuurlijk,
dat men iets ontvangt", -van staatswege
waarvoor men niet een bepaalde premie
in geld heeft betaald. Want dit moge
mat Btaats-ambtenaren het geval zijn,
wier pensioen uit een bepaald fonds
wordt betaald, met gemeente-ambtenaren,
althans in vele gemeenten, is dit niet
het geval, daar hun pensioen uit het ge
wone budget bestreden wordt. Zij hebben
>ïl het gevoel van er recht op te heb
ben, krachtens hun dienstjaren, krachtens
hunne gepraesteerde diensten, maarniet
dat. of omdat zij er elke week een zeker
bedrag voor hebben betaald. Dat is
bovenSifiüstellig niet het geval met de huis
vaders, wier kinderea profiteeren van
het hooger en gymnasiaal onderwijs, die
tooh, zoo gezegd uit een oogpunt van
algemeen belang, maar niet omdat zij
er apart premie of hoogere belasting tot
hetzelfde bedrag vaor betalen, een zeker
bedrag uit de staatskas toegelegd krijgen.
T)e grondslag en de oorzaak van het
argument is hierin .gelegen, dat wie
bedoeling" krjjgt, iets ontvangt waarvoor
hjj niets gedaan heeft, en dit een
zedelijkverdervenden invloed op de betrokkenen
zal uitvoeren.
Op de eerste plaats, nu, is het
argumjnt, dat -degenen die pensioen ontvan
gen, het gevoel zullen hebben, een aal
moes" te ont vamgen, zelfs van het
standpunt van dr. Kuyper en de anderen
zélf onhoudbaar. Nimmer, ook in hun
eigen stelsel, zullen de oude arbeiders
slechts een derde van de premie betalen,
en zullen ze, door iet twee-derde, (aan
premie en administratiekosten) van de
werkgevers en den Staat te ontvangen,
toch ook nog voor 't grootste deel be
deeld" wordan. Werkt de pensioneering
demoraliseerend", dan ook zullen ze,
voor dit grootste deel toch bedeeld wor
dende, zich daaruit niet emancipeeren,
maar zullen ze toch reeds verdorven wor
den, en ook dat gedeelte van zich afschui
ven, wijl immers de zondeval" do
menschen moer doet neigen naar het kwade
dan naar het gosde. Volgens het stand
punt van dr. Ku vper behoort het pensioen
dadelijk geheel' door da arbeiders en
arbeidsters te worden betaald, gelijk
b. v. door A. A. Kempe in het
Februarinumtner van de Vragen van den Dag
is verdedigd.
Men voelt echter, dat dit onmogelijk is.
Maar waar zit hier het kernpunt?
Het kernpunt is, dat thans, althans tot
nu toe, de bedeeling'' inderdaad" een
zeer vernederend karakter heeft gedragen.
De bedeeHng" van staatswege of van
wege de gemeente, krachtens de Armen
wet en door het Armbestuur, draagt een
opzettelijk vernederend karakter, ten einde
den armen een schrik voor de bedeeling
bij te brengen, en hen tot eigen initiatief
en eigen kracht aan te sporen. Vandaar,
vroeger vooral, en nu nog, de
onoogelijkheid der Armhuizen, het stootende
der soepkokerrjen, het ergerlijke van de
huis-contróle en de ondervraging der
armbezoekers, ook zelfs bij ouden van
dagen boven de 60 jaar, door de
huisbezoekers; vragen, bij de buren en vroe
gere werkgevers, over het gedras, over
de schulden", over de kerkplichten,
o?er alles en nog wat, waarbjj de onop
rechtheid als uitgelokt, de veinzerij uit
geperst, en de knapste bedriegerij, nl.
die welke gelukt, met de premie der
bedeeling betaald wordt. Dat alles heeft
de bedeeling inderdaad gemaakt tot een
.vernedering, een straf, waarop de kroon
gezet werd do ar de bepaling, dat die
-IN DE GROOTE LEERSCHOOL
DOOR
SA.MUEL GOUD3MIT.
I.
. Dadehjk na déeerste kalming der
roezi?tamnltige-byeenkomst, waar, in een vergader
lokaal j e dicht bij de fabriek, het baaluit
tot staken ouder heftig dooreengeroep van
bits-heetige drift en verontwaardiging was
uitgeroepen, had Piet als een bedremmelenden
Bchrik, een lauwe verlamming, den gang
naar huis gevoeld, en de woonkamer met de
wachtende vroim zag hij vóór zich als een
ontmoedigende starheid, waartegen hy zijn
brandende hoofd, dat voor nmaal wilde,
ter ontnuchterende pijn zou stooten. Op de
vergadering was hij moedig ge weest, een van
de jongsten, die, voor 't eerst van z'n leven,
.had meegedaan, vrijwel vast besloten, stand
te houden ten einde toe. En hij had zelfs
enkele woorden de zaal ingeroepen, wat jong
nog, wat kinderlijk-verwoed, maar na zakelijke
uitlegging der voormannen met graagte be
grijpend, hoe werk neerleggen noodig was,
,nu, na een t\jd van werkeloosheid, de patroon
plotseling met een loonsverlaging weer wou
/.doen beginnen, tot alle moeizaam verwonnen
Vérbetering in een oogenblik van misbruikte
'zwakheid weer te loor zou gaan. Maar plots
Woelde hij zich op weg naar huis, en hy dacht
«i»n Ja-ns, met een neerslaande verkoeling,
te hard en te plotseling door zijn heele lijf,
zjjn bloed., KÜn hoofd, naar, tot misselijkheid
byna toe: daar sou je wel weer dilyk 't ge
donderjaag heBben. Ze bemoeide d'r age d'r
mee, se liet 'm nie mit rust. 't Was ook
bedeelden, ook wanneer ag die proef der
braafheid schitterend hebben doorstaan,
hun politieke rechten verliezen.
Dat alles vindt zijn oorsprong in oudere
tijden, toen de armoede nog veel meer
als een gevolg van persoonlijke slecht
heid, onoppasseaheid, minderwaardigheid
werd aangezien, en de sociale oorzaken
dier armoede nog in veel geringer mate
werd inacht genomen.
Maar het is juist een glorie VODI- den
vooruitgang in de ideeën, dat men van
die minderwaardigheid"-theorie is terug
gekomen, en het erkent uls oen wreed
heid, de armen, die na een leven van
werken in armoede verkeeren,- no? te
straften met een wijze van bedoeling,
die hen vernedert, die hen inderdaad
degenereert en demoraliseert.
D;it is de nieuwe geest, die stroomt
over West-Europa, en in de wetgeving
van elk land meer en meer tot uiting
komt.
Dat is de zedelijke grondslag van het
Deensche stelsel, waarin aan de ouden
van dagen de ondersteuning; niet als be
deeling in den ouderwetschen vorm, maar
als een sociaal recht, door een leven van
arbeid rerdimd, wordt toegekend.
Da-t is de grondslag van de nieuwe
Wet op de Armenzorg" in Frankrijk,
van 1907, waarin dezelfde beginselen
zijn neergelegd.
Dat was ook de oorzaak, waarom in
het begin van 19)9 ds Duitsehe Regee
ring een wetsontwerp indiende betref
fende de Einwirkung von
Atmenunterstiitzung auf fFdntliche Rechte" en
daarin o. m. voorstelde, dat tijdelijke
armenondrsteuning geen verlies van poli
tieke rechten meer ten gevolge zal hebben.
En dat is ook wel het, meest schitte
rende gedeelte in het Rapport van ds
Engelsche commissie, die de werking
der Poor Laws" onderzocht, en hare
denkbeelden over eene vervanging daar
van heeft medegedeeld in h at begin van
Februari in haar thans reeds beroemde
blauwboek van het Lagerhuis en daar
mee aan de Engelsche natie, waarin
meerder- en minderheid volkomen eenig
zijn hierin, dat het vernederende karakter
van de bedeeling, juist wegens zijn
demoraliseerenden invloed, daaraan most ont
nomen worden.
In die richting moet'ook hier te lande
worden gewerkt, ca juist de christelijke
pers blijft in gebrekp, diaraan mede haar
kracht te geven. Zeer terecht schrijft
dr. Kuyper in zijn Christus en de
Sociale nooden": .,t)at tlrins de aalmoes
een vernedering: dunkt, is o i ze schuld,
omdat wij, Christenen, mee hebben
geholpen om Ad aalmonxen te verladen
tot een hoonend toeken van
minderwaardigheid. waarmee wij den arms
,;kwetsen." Maar wan r. eer dan reeds
zooveel jaren geleien dit bewustzijn tot
dr. Kuyper was doorgedrongen, waarom
dan nu nog naar allerlei uitvluchten ge
zocht om te ontkomen aan een regeling
die aan een menschwaardigen en
rechtmatigen onderstand aan oudeu van dagen
juist het kwetsende en krenkende ont
nemen zal ?
H. S.
De gehuwde onderwijzeres, de
school uit?
Vooruitgang of achteruitgang?
Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam dreigen elke onderwijzeres,
die in 't huwelijk treedt, met ontslag.
Zal de Gemeenteraad dit dreigement ten
uitvoer brengen? Zeer waarschijnlijk zal
hij niet gauw voor de keus geplaatst
worden: B. en W. een nederlaag te
bezorgen, of een onwettige daad te plegen.
Waar de wet alleen ontslag erkent bij
gebleken benadeeling van het onderwijs,
is natuurlijk een ontslag op grond van
't aangaan van een huwelijk, in strijd
met de wet. Evengoed zouden B. en W.
een onderwijzer, die trouwt, tot ontslag
kunnen voordragen. Daar ik echter niet
geloof, dat die onwettigheid bij velen in
iltMHimimmMiiiiiiimiiimiu!
wel grienerig... van trouwe of was 't al 'n
paar keer verachaie weke sonder werrek ge
weest ze was helech op de cinte. Moar d'r
moeder die eat 'r tussche te gtoke de
zes loaste weke, dat ie werrekeloos was ge
weest, had ze 'm mooi verpest, alle doage
scheeve gezichte, gemok en gesmet en as je
wat see, geschreeuw toe, en drège mit...
mit wegloope ... 't Is vuil, as 'nwü'fniernit
je meegoat... aa d'r andere tussche ligge te
kankere ... maar hij sou d'r toch wel's een
maal an d'r verstand brenge, dat 'n
werrekman op se vrouw op au mot kenne...
Je bin toch niet wirrekeloos voor je age
plesier ... wótte ? of je de gr x>ste slampamper
bin.,.. Moar as-ze n'et niet snapte, wa'
koje d'r doalijk teuge doen. .. je vrat 't moar
op, soon hallef dozijn weke achtereen....
Onder 't naderen, terwijl z'n eerste toornige
beslotenbeid, z'n sterk-vaste trouw-voornemen
door 't betasten der tegenstand-scherpte al
gewond werd, liep-ie zwak te o verdenken,
hoe 't haar aannemelijk te maken: dat ze
bij volharding, na enkele moeilijke weken
misschien kans hadden, voor 't ouwe loon
althans door te gaan na de uitputtende
werkeloosheid van anderhalve maand. En
hij verblijdde» zich maar een poos met de
hoop, dat ze zou gaan begrijpen; het leek
toch zoo klaar, zoo rechtvaardig van verzet
na de sterking der eenswillendheid ginds
bij de vele honderden genoten; zy zou moeten
inzien dat 't ook haar voordeel was, dat hij
toch voor haar ook weigerde zich voor nog
?minder te verkoopen; dat zij toch met nóg
minder dan vroeger anders zon moeten rond
komen, en óók, een beetje... een beetje ...
hoopte hy': dat hij, hij, voor minder dan
vroeger, eiken dag... 't zelfde werk niewaar...
net zoo veel... net zoo lang van 'r weg....
Wat moediger klom hij in huis. Maar hij
voelde de vertreitering, een vergalling van
den Raad een reden zon aijn tegen te
stemmen, zou het wel interessant zijn te
weten, hoe een voorstel tot ontslag van
eene in 't huwelijk tredende onderwijzeres
opgenomen zou worden. Zooals gezegd,
een onderwijzeres zal zich wel niet tot
die proefneming leeaen. In den Raad
zelve zou 'n uitspraak uitgelokt moeten
worden door eenige leden. In den vorm
van een motie kan dat zeker wel ge
schieden.
Intusschen is 't wel interessant eens
een stem uit het buitenland te vernemen
over de gehuwde onderwijzeres. Wij
volgen toah 7.00 graag het Uit den
Vreemde'' na. Waarom dan ook niet in
deze zaak y Bovendien behoort bedoelde
stem aan een parsoon, of liever aan esn
gr.jsp van personen, die zeker ook bij
den AmxterditmschpK Raad eenige auto
riteit bezit al zal bij er in dit geval
wel niet naar luisteren. Ik bedoel het
sedert Januari 1903 verschijnende Tijd
schrift Doktimente des Fort.whritts, 1)
onder redactie van Prof. Rodolph Brode in
Parijs en Dr. Herman Beek ia Barlijn,
meteen staf van medewerkers, waaronder
men beroemde namen uit wetenschap,
kunst en politiek der geheele beschaafde
wereld vindt. In aflevering 5 van dit
tijdschrift (April 1908) komt een beschou
wing voor over de gehuwde onderwijzeres,
welke ik ter overdenking, speciaal voor
onze Nederlandsche machthebbers in stad
en land, wil meedeelen.
De cii'hinrde onderwijzeres is thans ook
in Pruisen in beginsel toegelaten. Wel
spreekt het ministerieel besluit slechts
van een tijdelijke aanstelling der gehuwde
onderwijzeres, waar 't hare huiselijke
omstandigheden wenschelijk doen voor
komen, maar de eerste stap is gedaan,
het beginsel is aanvaard. Dat het princi
pieel wemidi".lijk U, dut juist het beroep
van onderwijsere* zooveel mofjelijk door
gehuwde vrouwen wordt uitgeoefend, is
geen vraag meer. In geen beroep wordt de
vrouw door 't gemis van liefde en moe
derschap zoo onmiddellijk benadeeld als
in dat der onderwijzeres. 2) Hier is een
een zoo volkomen mogelijke ontwikkeling
der pedagogische eigenschappen, die
direct uit de mosdörlijke voortvloeien,
bepaald een vereischte. Waaraan onze
schooltoestandon lijden, /s juist de
onnioederlijkheid der onderwijzeressen, die
van enkele uitzonderingen afgezien
de kinderlijke natuur niet begrijpen, wijl
de natuurlijke ontwikkeling der moeder
instincten door het moederschap, bij haar
gestuit is geworden. Laten wij onze
onderwijzeressen toestaan eiym kinderen
te hebban, opdat zij de vreemde leeren
begrijpen en liefhebben!"
Tot zoover do redactie van genoemd
tijdschrift. Ik nv'pa, dat {reen enkel steek
houdend argumeat hicttcgea is aan te
voeren. Waar de heeren in den Raad
zich wel eens beroepen, nl. op't grootere
verzuim der yehinnle. onderwijzeres, be
duidt heel weinig. Op dienzelf'den grond
zoudon ze ook de onr/eltmnli- onilertcijzerex
de school uit moeten bannen. Eu wanneer
de gehuwde onderwijzers Tneer lot' min
der l i verzuimen dan hun ongehuwde col
lega's, waarom dun niet deze (of gene»
groep er uit?
Ik ken een onderwijzeres,getrouwden
mo3der van een ruim 2-jarig kind, die
nog nooit verzuimd heeft, behalve de
gedwongen 4 maanden, waarin zij zelf
haar plaatsvervangster heeft moeten be
talen.
Tiet is de grootste onbillijkheid, dat in
de statistiek der verzuimen, dit gedwon
gen verlof, ten laste der gehuwde onder
wijzeres is meegerekend. Want deze 4
maanden zijn voor 't onderwijs der be
trokken klasse van veel minder nadeel,
dan de vele verzuimen van enkele dagen,
1) BÜGeorgRsimer in Bsrly'n. Lts
Dokuments ds, l'rogres bij Felix Alcan in Parijs.
The International; a Review of the Warlds
Prcgres» hu J. Fisher Unwinn in Londen.
2) Is*'t voor onze vroede vaderen nog de
vraag, of de onderwijzer man en vader, in 't
algemeen niet ver boven den ongetrouwden
te verkiezen is? J. W. G.
zijn al te blij verwachten dadelijk in zich
proppen, alle openheid volklittend met nijd,
toec-:e Jan3 aan de tafel zag zitten, 'r jonge
lijf genietend gebogen om
bedwelinend-doorkookte, stank-afwaseaaendekoiliij, met, tegen
over haar ... hair moeder, de ouwe handen
om 't kommetje, de tanlelooze tanige snuit
lebberend als in een duivelschesiurping van
giftig aüiidinkje. Hij voelde tegenzin in
groeten sat dat verdomde wijf weer bij
'r ... beroerd oud stuk modder ... woarom
hield Jaus 'r niet hnite se deur ... da' ver
pestte de heele rnikmak, die leut....
Dag soamé!" zong-ie bitser en zag van
de vrouwen af dadelijk naar 't raam.
Dag Piet", zei /ans, onder een genot-zuchtje
van de slurping zich oprichtend.
Vrouw Dekker zag schuin van hem wej
naar 'r dochter, als zich te veel voelend, en
om de stille vijandigheid zoo lans mogelijk
te verdoezelen :
Soo, pikawartérooie, bi-je doar ? Je het
'r je daggie al weer op opsitte hè? Kom,
ik stap op, Jansie, je vaar sel 'r óók wel
soo wese. 'sKijke of je suster de pot heb
versorregd".
Jans zag naar Piet om, wat verlegen me'
zijn aangevoelde ontstemming, schoon er over
de moeder bijna niet tusechen hen was
gesproken.
Ik sal je 's e il a 'u koppie leut inskenke
hè?'' stelde ze onzeker voor.
..Nee", bedankte hij, loa moar sitte...
ik bia nie' van de petai."
O, je lust niet hè'' zei ze, pas half opge
zeten, Kom je d'r niet bij, jonge?"
Nee bly moar sitte ... moak je nie'
dik'' wees hij vrouw Dekker, die deed,
of ze van z'n stoei wou opstaan.
Nou'" kreunde Jans, voor zichzelf als in
een verontwaardiging, jij niet, ik dubbel
ik mag wel me koppie troost 's middags, we
waarbij een klasse voortdurend van leer
kracht verandert.
Maar wat beduidt dit alles nog tegen
over den eersten eisch, die de gemeen
schap stellen moest: de opvoeding der
jeugd in de school zij bij voorkeur het werk
van mannen en vrouwen, die tevens vaders
en moeders vijn.
A mat., April '09. J. W. GEKIIARD.
Mazieïia ie Hoofdstad.
alanga, bij het laatste Caeciliacoucert,
mocht ik er op wijzen dat de naam Beethoven
in stait is honderden en hoaderden naar
concertsaal of schouwburg te doen stroomen.
De uitvoering ten bate van het Pensioenfonds
voor de leden van het
..Conce-rtgebouworchest", op Zondag IS dezer, gaf hiervan
weder op iiieu .v het bewijs. Dit mag voor
zeker een zeer verb'jjdeud leaken genoemd
word6n; s:6ó laag is het no^ niet geleden
dat eeu syuiphonie van Beethoven door een
gewoon publiek veel te hoog werd geacht en
dus als ongenietbaar werd beschouwd,Tot voor
eenigen tijd zelfs, moc'at in een der provincie
hoof Meden, een gymphonie van Bietboven
niet in naar geheel worden uitgevoerd. Dat'
zou te klassiek geweest zijn voor de concert
bezoekers. Het pei! der ontwikkeling van ons
publiek is dan ook in de laatste jaren enorm
gestegen en zulks etemt tot vr ugie, daar
hierdoor het contact tussehen uitvoerenden
en toehoord-ars inniger eu levendiger wordt
en de arbeid van eerstgenoemden grooter
waardeering zal vinden bij het publiek.
Wanneer die laatste overweging mede aan
leiding geweest is, dat ds zaal Zondag 18
dezer nagenoeg geheel rjeaet was, dan mag
men ook hiermee in hooge mate tevreden zijn.
Overigens i i hot niet te miskennen dat
de negende symphiuie bij uitstek in staat
ie, de belangstelling van het publisk op te
wekken. En geen wonder, hoort men de andere
acht herhaaldelijk, de negende met haar koor
en solisten-quartet, kan slechts bij bijzonder
feestelijke gelegenheden worden uitgevoerd.
Ia zekerea zin is dit ook niet te betreuren.
Djor het zeldaame eeaer uitvoering zal het
werk steeds blij'en boeien; het moet een
gebeurtenis blijven haar te kunnen hooren,
dau za! er geen gevaar ontstaan voor onver
schilligheid van de zijde der toehoorders en
sleur van die der uitvoerenden.
hletgeen 1.1. Zondag bereikt is vervult ons
met de grootste oewondering voor Mengelberg
en zyn orchest. Vooral de uitvoering van
het derde gedeelte was zóó vol poëue en
schoonheid, de heoielsche melodieën werden
alle zoo prachtig gedeclameerd, ieier in haar
eigen karakter, er zat zooveel kracht on
teederheid, zoa rijke echakeering in, dat dit
gedeelte een buitengewoon sterke impressie
op mij gemaakt heeft.
Mede zeer schoon was het Bjherio; prachtig
van rhytiimifche zekerheid. Ijij dan terug
keer vau het hoofdmotief, na het Trio was
het nog mooier dan aan het begin.
ok het eerste deel, die onvolprezen lofzang
der oneindigheid, dat heerlijke d-mol me;
zijn echaarsche modu;atiën, maar ook met
zijn onophoudelijk voortstuwend
motiefbeweeg ktvam in al zijn majesïueuse grootheid
tot ons.
En dan het vierde deel, met zijn onstuimig
woesteu aanhef, zoo vast door Mengelberg
aangegeven en zoo zeker door het orchest
uitgevoerd; voorts de vreugde-melodie zoo
teer en schuchter aanvankelijk door
violonce leii en contiabassen ingezet, om dan later
in een heerlijke extase door koor en orchest
te worden overgenomen; niet te vergelen
dan nog het beroemde recitatief der
orchestbassen als voorbereiding voor het recitatief
van den baszanger. Ziet, dat alles was zoo
schoon, daarin heeft het orchest ons zooveel
voortreffelijk» geboden dat wij dankbaar
waren die indrukken te mogen ontvangen.
Men weet hoe goed bet koor van Toonkunst
het vocale gedeelte der Negende meester is.
Zoo menigmaal reeds hebben de dauaes en
heeren van het koor bewezen, dat de eertijds
zoo gevreesde moeilijkheden van dat Finale,
thans nog slechts in de verbeelding bestaan.
Ook ditmaal -was het een schitterende
koorpraestatie waarop wij onthaald werden. De
dames Loman en Scholten en de heeren
Goldsteen en Zalaman die in het solo-quartet op
traden, verdienen mede onzen dank voor de
vervulling van dat hoogst moeilyke en
belanrijke onderdeel van het werk.
sè-jü: moedei", eu tot hem, moeilijk schert
send, om weer de gedruktheid vaneen te
rukken: Seg rooie, as je 's morreges weer
noa de febriek goal, doe me 'ülol en moak
de deur ac'ater j8 jasaie dicht."
Hij had z'a stukkenzak over eau stoelrug
gehangen en stond bij 'c raampje naar de
dooie steeggenl beneden te staren, waar 'a
lekkenie gootoijp z'n danaenden druppel in
de grauwe stilte neerspetterde.
Stoa je te snurrekeV schertste ze voort,
en stoe'i-gebarend tegen de moeder : As je
inoar weet, dadde se tae woue verleie, jij
met je ope deur achter je slapende vrouw ...
t vee rijke heere...."
Nou", zedigde vrouw Dekker snuivend.
..da weet-ie wel beter, da' jij doar nie: van
thuis bint... niks geen gekkighsid .. . mit
je eer aa getrouwde vrouw mot je ook nie
spotte ... want di's heelemaal niks gedoan . ..
doar heb ik je 'a ook niet in groo'gebrocht."
Hu mosder haauw p ...'' strafte Janp,
u ken ook niks geen oardigheid vele,
kom"....
't Had je anders goed te' pas gekomme,"
zei Piet langzaam zich even keerend de
kamer in, van 't staren af, waarin-ie de
voorbereiding van z'n boodschap gezocht
had, en wat zachter, mokkender maadeelend:
Za-je morrige nie weer gebeure."
Wat niet?" vroeg Jans,
Wat niet," herhaalde-ie zacht-bitter, zijn
etem zwaar-dreunerig van smartelijke onver
schilligheid: dat je... dat ik... mit die
deur .. . dat ik de deur nie sel dichtmoake."
De vrouwen zagen op, toen verschriït
onderzoekend naar elkaar de tafel over.
Wut dan niet l" drong Jans, wat is d'r
dan ..."
Dat 't morrege weer Sondag voor me'n
is," dremtnelde hij, dat 'k omtners niet noar
de febriek hoef..."
Met een prachtig geslaagde tritroerras der
Eroïe»-gymphonie was bet concert geepend.
Het zij müveigund dat slechte te
memoreeren. De uitvoering der negende Byraphonie
WAS toch het hoofdmoment van den
middag. Vloge het flnantieele resultaat gelijken
tred houden met het artistieke welslagen.
* *
Zoo ooit dan is het my l!. Dinsdag-avond
duidelijk geworden, hoe goed Wagner gezien
heeft, toen hij zijn Bühnen-.w e i h-festspiel
Parsifal" niet wilde prijsgegeven hebben aao?
ieder theater, dat zich daarran maar wenschtfr
meester te maken.
Het gezelschap uit Barmen, onder leiding
van den directeur Otto ckert, gaf nl.
Wa^ner's Walküre", in den Stadsschouwburg op
een wijze die ons rnet zorg vervulde voor het
lot dat later, na 1013, ook aan Parsifal cal
te beurt vallen.
Een zeer eigenaardig licht op de geheele
onderneming werpt het feit, dat de voor
naamste factor der opvoering, nl. de kapel
meester niet eens op het programma genoemd
werd. Het is zeker niet zijn schu!d dat er
duchtig geschrapt was in de tweede acte en
dat hij verschillende tempi moest inrichten
naar het believen van den Wotan vertolker.
Op andere plaateen bleek mij toch wel een
juigt begrip van den bouw en het
motivenweefsel der partituur. Maar de klank van bet
orchest, vaak van te weinig distinctie, te
zwak in het strijkquintet, te brutaal in het
koper en alleen in de houten blaasinstru
menten bsvreiigend, moge misschien het
publiek eener provinciestad voldoen, wij zijn
hier anders gewend. Onder het solo ensemble
schijnt mij Mary Melan den eerepalm te
ve;dienen. Toegegeven dat zy niet de figuur
en de pose bezit van de opperste der godin
nen; doch haar stem is schoon van klank, haar
omvang zóó, da', zij aan hare partij geheel
recht kan doen wedervaren en haar dictie
is voortreffelijk.
Siegmund (Adolf Löltgen) had menig schoon
oogenblik aan te wijsen. Vooral zijn orgaan is
week e a vol. Lattermann (Hunding) is ons van
vroegere opvosringen nog gunstig bekend.
Margaretha Kahler stelda in haar
Walkürearuf" ietwat te leur; ook mist haar
orgaan dat volumineus-dratnatische, dat voor
een Brünnhilde"nu eenmaal verlangd wordt.
Toch heeft «ij in déderde acte veel goed
gemaakt, door de levendigheid van haar apel
en haar goed gevoelden zang.
Mevrouw Kuthan-Sommerfeld heeft wel
de figuur voor de bieglinde partij; ook kon
men herhaaldelijk hare goede intentiëa waar
nemen, maar niet altijd waren hare vocale
krachten toereikend otn die intentiën weer
te geven. Men dsuke slechts aaa de heerlijke
melodie op de woorden Du hehrstes Wunder,
herrliche Maid!" enz. Och arme, wat kwam
daarvan terecht!
En toch zoudren al deze tekortkomingen
nog wei te vergeven zijn geweest, indiea
men naast de andere solisten, een Wotan
had gehad, die aan adel van optreden en
stemklank het volle licht op deze schitterende
rol had vermogen te werpen. Niet alzoo bij
den heer Max Dawison uit Hamburg. Esn
zekere metalen glans is aan zijn stem niet
te ontzeggen; doch zelden of nooit kon hij
aan de golven van het orchest het hoofd
bieden. Daarbij is zijn dictie ontoereikend.
Zijn slechte sis-klanken, waarmede vaak nog
noodeloos gecoquetteerd wordt, maken een
onaflngenainea indruk. Een juist begrip van
zijn rol was ver te zoeken. Waar bleef de
waardigheid van den toorneaden Wotan?
Mi een keffenden twiatzieken nijdas, vatte
de heer Dawison de Wotan-rol op. In zijn
spel, zijn houding en gebaar moest men
mede hoogheid en voornaamheid missen.
Zal f a het bekende AA>schied", een pronkstuk,
een lieveningsnummer van ied«ren
Wotanzanger, kwam er zeer slecht af, mede door
het onmuzikale slepen van het tempo. Inder
daad, deze Wotan was hier fehl am Ort'."
Onder de Walküren vielen er enkele goede
sfemmen «vaar te neaien. Als geheel maakte
dit ensemble wel een goeden iudruk.
n toch, bij menigeen zal de opvoering
toch een grooten indruk teweeg gebracht
hebben. Hoe ia dat mogelijk, aal men vragen?
Zou men migtaateu als uien zulks op rekening
schrijft van de on rerwoestbre schoonheid
van het werk?
Ik hoop van harte gaarne over Tristan"
en Eliegende Hollander" in het volgende
nummer betere indrukken te kunnen
mededeeien.
.ANT.
Fatsoenlijke Familie, dooT MARIE METE
KONING. Amsterdam Scheltens & Qiltay
(1908).
Dit ia een wel aariige roman, die onge
twijfeld den aanleg tot het ongewone en
hoogere" in zich had. Maar aan zijn
schep:,G:>39emenikkie," schrok vrouw Dekker.
is je me nou'" bleekte Jans, Stoa je n'
aweer op stra-ilt? ... en twee weke werrek?"
Werrekeloos .. . ." gtroefde hij, moar,
moar dan vesellef op 'n andere menier
sxè...."
\V7tt dan toch Piet," drifcte zij, ka-je 't
nie segge.,. nou 't is 'n mooie beweging
hoor ..."
Hoas je moar niet, goa d'r moar voor
sitte ...' rekte hij, al banger, met als een
groote klap op zijn borst van haar verwij
tende, geprikkelde ontdaanheid ,,'t is stoake
mit ons vijfhonderd ..."
Haar oogen gloeiden aan in 't roodend
gezicht. OroflergeefmeJesonde''', riep ze in
den eersten schrik, 't kopje neerstootend op
tafel, en naar haar moeder den nydblik
uitwisselend, Stake?... en nou oü? stake,
en w'r foor.,.? nou binne ze toch pas
begonne weer 'n beetje te werreke hé... neó
maur jai bint toch Ook 'n mooie hoor...
gossamenissdoen .., heeremetijd, wat nou
weer... nou sit je toch weer sonder wat
hè?..."
Zij scioof heen en weer op haar stoel, al
de machteloosheid van de dagen en weken
zonder geld doorvoelend, de ellende zoo op
haar lijf gegooid en ze zocht naar woorden,
ze kon niet ophouden, ze zou hem in 't eerste
oogenblik vooral verwijt en verwensching
toebijten, kortademig van hulpelooze drift
bij de ontzettende helsche boodschap.
En met het zwijgende hoofgeschud van da
moeder, stil-drukkend, voor z'n oogen, be
proefde hij geheel ontmoedigd, klagend, z'n
verdediging ...: W'r foor ?" . .. loat ze nou...
loat ze nou effe mit z'n drieëdirrekteurs an
de loone goan knibbele, vemorrege weer
onverwachts? loat ze nou eife ons 'n poar
gulde in de week bijkans ofprutse mit 'r lui
valsche streke... mit 'r lui gansch nieuwe
stuk