De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 25 april pagina 3

25 april 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1661 DE AMSTEEDAMBTER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. eter, mevr. Metz-Koning, die ook den aanleg tot' net hoogere in zich heeft, ontbrak de lost of de gelegenheid om te wachten tot haar in zicht «n haar begrip van zoo anders zijnde wegen» genoeg gerjjpt zouden .rijn en aldus ie het geheel van haar werk niet meer geworden da» een ordinair roman-verbaal, tamelijk on verschillig- gedaan. fin dat i» jammer, omdat ia dit neutraal en weinig gevoelig vertellen, allengs een allerbeminnetrjtst levend gnurlje ziehl baar wordt, Juultje, het gezond gewoon Hollandech mefrje van dit land, dat ook toevallig in den Haag komt te leven, alg een tegenstelling tot zooveel andere angstwekkend geëmancipeerde roman» meisje?.?Juultje, nl. dochtertje niteen gewoonnuchter gezin, komt naar den Haag om op de Normaaltehool geplaatst te worden en trekt in bij een zeer steile" familie, oom en tante van moederszij, die een welbeklante kruideniers zaak bezitten. Er zijn ook twee dochters aan huie, van wie de een zich verlooven geat met mijnheer Spaanderman", een griezelig type van een huichelend-orthodoxe vrou wenliefhebber. Daar Juultje op den duur geacht wordt nadeelig te zijn voor de liefdesverhouding van mijnheer Spaander man" en Mientje, neemt de familieraad" van min of meer vrome, min of meer huichelende, maar ononderecheidenlgk zér burgerljjk«% menschen het besluit Juultje van oom Jan" naar oom Gerrit" te doen verhuizen. In dit tweede kosthuis blijkt wel is waar de poi'* minder goed, maar vertoont men zich ook minder bekrompen, minder jaloerech en schijn-vroom dan bjj oom Jan". Boven dien leert Juultje hier den 19-jarigen neef Joban" kennen, die geestelijk heelemaal niet tot de familie behoort, en een niet sterke, ietwat dwejende jongen bljjkt van veel fijner gcestesformalie dan al zijn bleeke, maar taaie comes en neven. Vanzelf vinden dan allengs de twee el fander : de eenzelvige, stille, meest gedrukte, maar wilskrachtige, jongen, die in zijn alleenigbaid leerde nadenken en zijn persoonlijkheid ontwikkelen en het kerngezonde,neïevemeifje, .dat onbewust, toch niets liever verlangt dan zich te geven, op te gaan in een sterkere dan zijzelve, als züdien sterkere ook nog verzorgen en bemoederen" mag. Onwille keurig en ganechelijk oneentimenteel-gewoon komt de liefde b\j hsar binnen en het kind denkt er niet aan zich te verzetten, omdat zij- zonder ccquetterie is en de omgeving zoo nijdig en barscb, dat zij wel steun zoeken moet, waar zij dien vinden kan. Door een toeval raakt dan bun verhouding, die niet eens liebeBverbiiltnisb" heeten mag, aan de familie bekend en worden züvoor beiden wel wat vetbyeterend ineens verloofd, terw$l de geheele steile"' familiebent ach en wee zucht over zooveel verdorvenheid en onverstand. In het laatste hebben zij wel eënigszins gelijk, erkent men, en cok Joban zelf ziet de toekomst zoo licht niet in, begrypende dat nu dat leven hooge ernst voor hem wordt, ala hij er- in slagen zal voor Juultje en voor zichzelf een onafhankelijk bestaan te veroveren. Maar Jnultje is voorshands s t ore loc s ge lukkig, nu ze haar blijkbare bestemming bereikte, die is haar persoonlijkheid te doen opgaan in die van een wijdere, diepere, sterkere: baar Johan.... Aldus is de simpele historie, de volkomen banale historie van een jongen" en een meifje", die elkaar liefhadden en kregen En het is gewis de triomf van het realisme, dat zooiets... oninterreseants ons interesseert tot het einde. Want Juulije heeft nu ook hoegenaamd niets ongewoonst Zij is niet ccquet, niet pervers, niet neurastheniecb, zy is evenmin aesthetisch" als geëmancipeerd of talentvol, of bijzonder gevoelig. Zy is... zoc-maar een meisje, als er ongetwijfeld nog honderden zijn, wat jongensachtig en on stuimig, niet zonder eenige nog latente zinnelijkheid en kennelijk door de natuur bestemd om een aanhankelijke moeder, maar vooral: een liefhebbende, zorgende moeder te worden. Zoo is Jnultje ... en desondanks bekoort en verteedert O'ES haar korte, uiterst on-bijzon dere liefdesroman, een walsdeling en avondgesprek door de kunst van de schrijf ster, die hier zelve ontroerd in meegeleefd had. In die gedeelten is de taal het eenvoudigzuiverst en gevoeltn wy de beschrijvingen als waarachtig gezien in de omgeving, den sfeer van het gebeuren en ook treffend opzichzelf. Gelijk uit dit fragmentje blij se moge(blz. 188 Een Zomondtrjang) Het was wondersti). Het zeeëzingen zelf scheen stil te zijn. Alken beneden aan het duin tjirden slaperige vogelgeluidjea, .heel weemoedig, heel zacht. Rustig lagen de duinen; de geel-blonde helm-biezen rond Juul heen, stonden of ze den adem in hielden. Alles wachtte, wachtte roerloos." Er zijn vele zulke passages in dit gedeelte werekbewegin» ? da' kan toch ommersniet? Xèt of 't ons voordeel is... moar ondertussche... Soaterdagoavend mit 'c dertig of vijf en dertig stuivers minder in je hand noar huis ?" En eau moar stake!" riep Janp, uou morrege da'lijk moar de boel netrarmjte hè? en 'n Soaterdag da'iijk mit niks noar huis hè? en pas zoo'n merakelsche slechte tijd achter de rug zonder cent verdienste". ,,Wa' jij dan?" waagde hij, ,,wa'jij dan? voor niks werreke... en alles moar loate anleune?" Da' je je age weer effe heb loate opstoke l ' beet Jans in haar drift, naar haar moeder telkens omziend als om haar sterking te vragen in het haar vertrouwd-bekende zwijgen en witjes naar de tafel kijken, joa ... die rekenbeweging daar weet ik niks van af... moar jij staakt niet mee hoor ! ik sou jou danke, om heelegaar d'r onder te komme ... je ken nergens voor geen cent meer kiège ... ik heb geen ein om te verhongere hoor ... jij doet nie nne!" Zal wel motte... ze doen allemoal toch mee .., verweerde hij moedeloos. Mit de mond", vinnigde Jans, ;\1 sterker haar verlies voelend en de dreiging der wan hopige hongerdagen, pas ontkomen, nog niet eens lyfelyk vergeten, in lang nog niet tot de laatste kerving toe verwonnen en ze voelde een verdriet in haar hoofd nijpen, zonder feiten-beheersching, zonder inblikkende vij andige oorzakelykheden de tranen drongen haar oogen in. Mit de mond ... mit de mond" huilde ze nijdig van de inzinking der kleine blijschapsverwachtingèu, van het wederom onglippen van alle huwelijksgeluk ... dan wil ik nis by jou sijn hoor ... daar bin ik nie voor getrouwd hoor, om alle dage me man thuis te hebbe ... en geen huur of niks kenne betale... as je dat maar weet hoor ... van 't boek, die, zoo niet altijd van gtlnid, toch van verbeeldings-zien heel treffend aandoen. Maar hiermede is het beter» deel" van het ?verhaal ook naar voren gebracht en blijft het mindere, ds£ niet het kleinste ie. De heel e omgeving ran die vrome familie met al dit spreken en handelen dier talrijke ver wanten, met en benevens de Spaanderman?episode, is opgesteld met zekere onver schillige vlotheid, met de matte virtuosigheid, die iemand zou kenmerken, welke b.v. zijn derden roman van 't jaar maar waarachtig niet voor zijn pleizier! aan 't oppennen waf. De intrige is gevonden, de compo sitie klaar, het geheel een drommels aar dige vondst, maar nu ook nog voor de personages gaan voeler, zich hun invoelen... dat is waarlyk te veel gevergd... En't is niet noodig, want dit milieu" is van zich zelf al zoo karakteristiek, zoo ongemeen voor den gewonen lezer en zoo koddig, dat dit enkele vertellen reeds werking moet doen.. .. Aldus ongeveer, veroorloof ik mij te vooronderstellen.heeft mevr. Metz-Koning gepeinsd even voor lij te schrijven aanving. En toen is er natuurlijk van geworden, wat er in ons land altijd van de beschrijving dier kerkelijke kringen wordt, als men begint met ze enkel snaaks" aan te zien. De geest van Van Mauiik, die eigenlyk niets anders dan de typisch-Hollandeche laag-comiekigheid is, wordt dan vaardig over de pennen onzer auteurs en zij echiijwn grappige relazen van het dwaze doen, de harkerigheid, den preektoon, de femelende fatsoenlijkheid" onzer al te Gereformeerde medeburgers, die, met een niet voor de band liggende beeldspraak, nog immer Fijne Betchuiten geheeten worden. Zoo deed men vroeger, in de tweede helft der vorige eeuw ... en zoo doet men nu weer helaas! Want het realisme en naturalisme, dat tusschen de beide perioden ligt, billijken die schrijfwijze geenszins. Het was bun kracht en hun grootheid, dat zij niet orer de dingen heen gepraat wilden hebben, maar van de dingen uit, van binnen-uil, om zoo te zeggen. Doch dit is moeilijk en leidde wel eens tot misbruiken en verveelde op den duur de lezers, die, gely'k de kinders, toch eigenlijk maar op verhaaltjes" uit zijn. Ook achten zij het andere te inspannend voor den afgetobden zaken-geest, die een romannetje genieten wil, evenals de verzadigde tafelgast nog een desseitbonbon knabbelt; het moet zoet zijn en vooral niet zwaar in de traag liggen. Daarom doen wij nu aan die van-binnenuit methode belangrijk minder dan in de jaren tachtig en negentig, en daarom schrijft mevr. Metz over haar anti-revolutionnairen enkel als menechen, wier zijn en doen zij meer dan gek vindt, tengevolge waarvan wij, lezers, ook al niet anders kunnen doen. Maar sedert wy Seerp Anema's boek lazen, weten wij gelukkig wel, dat anti-revolution nairen zich even gewoon en natuurlijk ach ten, als wij, ja! dat zij zelfs zich meer dan uatuuilyk, . boven-natuurlijk (want in onmid dellijke belrekking tot den Heer) achten en niet voor den gek gehouden willen worden door, ten slotte on-uitverkoren lieden. Minder dan ooit zijn wij dus met de voorstelling in dit boek van mevr. Metz tevreden, die enkel een charge blijkt en alle leven ontbeert. Hoe weinig zij in die levens nooiiig vond mee te gevoelen, geeft zy zelf eigenaardig aan door de vele woorden : typiEche zegswijzen en (als 't wart) antirevolutionnaire vaktermen, die zij tusschen aanhalingsteekens plaatst. Dit doet precies iemand, die van buiten af critische bijzonderheden opmerkt en aan an deren toonen wil, maar niet doet het wie zelf in-voelt in de sfeer van de menechen, die hij beschrijft, want dan zijn die spreek wijzen hem niet bijzonder" meer, doch na tuurlijk en gewoon. Omdat mevr. Metz dit geduldig en zorg vuldig in-voelen, dat eigenlijk juist de artistieke verbeeld'u g uitmaakt, niet gewild of gekend heeft, daarom is haar romaii, met die bekoorlijke lieldesepiscde, toch als geheel maar een ordinair boek geworden, dat mis schien eenig SUCWP, doch zeker geen lang leven te -wachten heeft. FUAXS CüENKN". De Kroonluchter, Kunstgenootschap, door HERMAN TEIRLINCK. Moderne Drukken en Herdrukken no. X. Meiniert Bocgaerdt Jun., Rotterdam. Een werkje van Herman Teirlinck in 1902 geschreden, in het beijin van 1904 in Vlaan deren afgedrukt, en eeret voor korten tijd door Meindert Boogaerdt Jun. opgenomen in zijne serie Moderne Drukken en Her drukken (die inmiddels naar ik meen weder ia opgeheven) kan niet meer actueel heeten in den litterairen zin, d. i. inen kan erbij als bij een ontwikkelingspunt van dezeu eigenaarmet je streke , . . met d'r lui opstoke... ja anders niks , . . dan mot jij maar werreke voor je vrouw ..." Je mot je age nou nie 300 overstuur make", maande stilletjes vrouw Dekker, ,,je weet wel soolang as je moeder nog brood het sel se jou cók EX-t late verhongere óók. ..." Och" klaagde Jans snuitend, 't is toch ommerfi geen doen soo . . eerst 'n kleine twee maande sonder werrek, en nou dat weer... je komt toch ommers nooit erregps toe... tot gesn stukkie kleere an je lijf..." Piet had een oogenblik z'n bangelijke ge slagenheid in gro amende haat voelen mvlammec. bij vrouw Dekkers woorden zooals ze hem daa- in een tleemende valschheid vóór hem lecjk te zitten, haar dochter met haar brood-toezeggen van hem wég-narrend, altyd stil tegen hem hitsend, zijn rust be vuilend, zijn zekerheid ondergraven i met de sluw-stille sleepende woorden uit haar leerige, lachlooze, levenlooze, hoofd, als een reeds vergane macht, die nog krabbelend en nage lend wou heersenen en uit machteloozen nijd het doodsgif van 't eigen verwordene lijf Ofer bet aangejammerde leven uitspuwde. Ja," zei ze, mit dat stake, da'a niks gedaan... da's heelgaar niks . .. j e weet wel wie nog verlaagt bij ons thuis gezeid het, dat 't satansch gestook was... as 't geloof ook weg is... dan is ook alles di'uit..." Hou jai je klesproatjes moar voor je '." riep bij even over Jans' hoofd heen haar toe, jou pestoor past die mijn goms me loon bai, as. .. wat mijn boas te min betoalt? goa jai moar noa jau kerrek toe . . . dat roest men wat, da' gesoanik van jou . .. dat lèkent wel nét heelegoar niks, da' getèbel.. ." Ja, ja, precies,'' mokte vrouw Dekker bangelijk tegen, niet geheel zich onschuldig voelend; maar Jans, door de vruchteloosheid digen auteur niet meer stilstaan, daar er teveel werk reeds is nagekomen, dat rijper van bedoeling en ook oprechter van bedoe ling WBP. Een eakel woord dus slechts over deze Kroonluchter. Het positieve belang van dit boekje i?, dat het uitermate boeiend en vergenoegly'k is, sentimenteel op andere plaatsen (wat tot n gevoelen te herleiden is, daar sentimen taliteit een klein behagen is aan een kleine smart gesmaakt), bij uitnemendheid leesbaar dus. Het negatieve belang ervan is, dat het een bijzondere eigenschap van Teirlinck zeer klaar doet te voorschijn treden, zoo dat het niet verwonderlijk zou zijn, als men voor zijne meeningen over later werk van Teirlinck een steun had aan dit kleine boekje, dat voor dezen vluggeu en vruchtbaren auUur wel niet veel meer dan verpoozingswerk kan zijn geweest. Deze eigenschap is Teirlinks cerebraalheid, die zie i dikwerf achter een gracieueen sluier van droefgeestigheid verheelt. Men kan zu k een verstandelij sheid zeer laag achten in den kunstenaar, doch men gaat dan te ver. Zeker ontkent zij de aanwezighei i van een groot ge/cel, omdat dit steeds de grenzen der beheerscbing in het kunstwerk overstroomt, (zonder ze daarom te vernietigen) met de regelmait van het toeval, doch is deze verstandelijkhei i gezond, dan heeft zij een onder grond van gevoel en is meer dan verkil lende virtuositeit. Haar fout is dat zij meestal een grooter gevoel verwekken wil, dan er in werkelijkheid leefde, en deze schyn kan ten zeerste bedrieglijk zijn. Zoo is het zeker, dat er velen zyn die Teirlinck, vooral naar aan leiding van Het Stille Gesternte" en van De Doolage" gehouden hebben voor den dichter van diepe en weidsche gevoelen?, terwijl hij in werkelijkheid een man van fijne en ge spitste gevoelens was, gevoelens die tusechen natuur en gril, hersenspinsel, inzweefden en noch het een noch het ander volkomen waren. Teir inck verstaat bij uitnemendheid de kunst om de snaren ta doen trillen, doch is .zelf niet steeds de trillende snaar, die de golvingen der ontroerirg op de natuur lijke wy'ze der kunst tot ons doorzendt; zoo zou men kunnen zeggen. Hy kent de ont roeringen juist voldoende, om ze uitvorrigte otnwoorden. Ga*t hij echter te ver hiermede dan verwordt een aangenaam gevoel in ons tot een onbestemd gevoel van koude. Dit boekje is een satyre op het Vlaamsche locale litteraire leven. Het geeft het dringen en diy'ven, het vechten en feesten van een Vltamsch kunstgenootscbap; deze wereld kende en beheerfchte de schrijver volkomen. Zijne karakteristiek is daarom vlot en zeker, eatyriEch opgedreven, wat langwijlig hier en daar, dcch de toon van O7erspaunen ernst in alles was de meest treffende voor dit doel en Teirlicckg stijl kende zich hiervoor by uitnemendheid. Het verhaal eindigt echter Btil en tragisch. Tu-schen en na dit feestgeweld verkwy'nt dd dochter van uen voor zitter, (de hoofdpersoon van denioman) aan een onbeantwoorde liefde, en zelfmoordt zich ten laatste. Nieuw geweld van rouwgedichten en kunstige grafredenen. Ten slotte ontwaakt dan de mensch in den uitnemenden voorzitter en hij komt in opttaud tegen dit bolle en grove leven rond zijn eerlijk verdriet. Teirlirck'd bedoeling is duidelijk: al dit kucstbejag met den waaiachtigen weemoed den doodelijken weemoed in contrast te brengen. Doch de schrijver wist w> lucht te goed wat bij wilde. Al te goed weten ik zeide het eerder kan een verdering worden Tnn den natuurlijken groei van 't werk. De pieuse aanduidingen van de smart van het dochteitje, die zich voor de luid ruchtigheid van den vader verschuilt, zijn talrijk en ze zijn alle fijn en altijd juist aangebracht. Er is geen enkel ongevoeld beeld bij. Hetzelfde is te zeggen van de beschrijving van het leed van den vader. Kn tcch wil het geval niet ontroeren. Een directe verklaring hiervan aan te geven, zou gelijk staan met het wezen van de knnstontroering te verklaren en dit is niet mogelijk. Doch er valt op te merken, dat wy geen enkel woord ontmoeten, waar de gansehe diepte en angst van deze eenzaamste der rnenechelijke smarten zich voor het gevoel ontsluit. Er zijn vele fijne en teer gekozen woorden, doch geen volle en diepe woorden, geen coups de poinp. En juist deze vindt men altijd en altijd weer in het ware kunst werk. Zij zijn als 't ware 't verschijnsel, waaruit men de innerlijke waarheid van een werk kan proeven. De drang naar sierlijkheid blijkt hij Teirlinck meestal sterker dan den drang naar diepte. De ontzettingg-stemming die Teirlir.ck gaarne eupgereeren wil, woidt steeds aangeduid door een vooral sierlijk neirytzet wor.rrf. En op den duur gaat men deze cier toch altijd meer voelen. van 't getwiet de onontkoombare nadering heviger doorlijdend van den dag vanmorgen, viel rauwer uit, heeter huilend, telkens met de eene pijnende heftigheid de opjagende nutteloosheid van de aLdere bekrijtend. As jai dan moar uièsè'oelt hoor,..as jai dan moar morrege coa de febriek goathoor... , anders sa-je n'eris sien wat ik doe hoor... .da-sa-je ondervinde dan goan ik dr' op stoamle voet uit hoor! nau wo3t je u' et, ..bè-jai gek of wa' denk je wc! ... je sel noa de febriek hcor. . , en anders mot jai ge?n vrouw hebbe, de sel ik je dan maar eegge .. . nc .1." Hij stond stil, zijn handen in de zakken, bleek, terwijl zij niet haar weggekreKn dreiging hem te wankel stiet, in 't lijf- in knagen-I bedenken der hopelooze onhoudbaarheid van weken en weken zonder verdienste, met enkele guldens, heel kort, uit een bloedlooze weerstacdekas, en wat steunpenningen van uit geputte kameraden, kwartjes, stuivers allicht ten laatste in een heele week. . . . En in de stilte, waarin hij, beslopen door de ellemlig-nijpende verkleinende vrees haar te zullen verliezen voor een poos, v.'n enkele woorden van verdediging hakkelde, heel r, a zekerheid gebroken, z'n even voluit levend rechtvaardig-gevoeld verzet vernederd, ver nietigend ges agen in zijn karig knoppende, nauw ontbloeiende eigenheid, zijn-kracht, zijn beetje wil, zóó van dichtbij, vanwaarde innigat-vertrouwelijke sterking gewacht werd ; zijn vrouw zag hij machreloos-hatend neer naar vanwaar die stille moording gezonden werd ; de moeder, uit dat huis ginds, waar, hij wist met zijn onrijpe hersens precies niet hoe, zijn vrouw hem met oude, vijandige ademingen en bloedsmetse's was meegegeven. Zij schudde 'r oude rimpelige hoofd en over 'c smoezelig tafelkleedje vegend als in gewoonte van reinigen en gladstrijken, zei ze: Pcherpe restricties als deze kunnen slechts een belangrijk schrijver aangelegd worden. Anders ware veel te zeggen over Teirlincks uitnemende techniek (die, in den goeden zin, reeds vroeger hier werd bepaald als de gave om het beste uit het geval te halen). Het is een bijna onverstoord genoegen een verhaal vast en zn i ver te zien verloopen naar het einde, de vaste schikking der motieven, de satyrisch krachtige gebaren te bemer ken en de fijnheid der uiterlijke impressies te proeven. Teirlincks menschen spelen steeds een, zelfs a's het droef is, giacieug spel 1). En verder: elke zwakheid is tot een kracht, een waarde om te vormen. Teirlinck zal niet nalaten dit te doen, en naar den indruk van zijn laatste werk, heeft hij dit alreeds 1) Hierbij bederke men, dat Teirlinck een ziiner laatste werken den bijtitel een poppenspel" gaf. Duidt dit wellicht aan dat hij zijne zwakheid en zyne waarde zich heeft bewust gemaakt? BOUWT te NUNSPEET iop de VEL TT WE. Inlichtingen bij A. r t i", doorloopende schilderyen-tentoonstelling aldaar. Eenige Fabrikanten V/. BengerSöhne Stuttgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr.'167 E. F. DEUSCHLE-BENGER. UNITY met DUIVLOF-bamleii. Het RIJWIEL voor U, A. DRUKKER & Co., Rokin 126. PRIJSNOTEERING Fongers Rijwielen 1909. DAMES RIJWIELEN. MODELLEN. BD . . BDG DZ en NEDEF GRONi DZi ?LAND NGEN en GRON. Di MONTEERING. Gewoon. f 158. 130. 110.90. 75.Met vrijwiel en roller voor- en achtervelgrem. f 170. 142.122. 99 81.Met origin. Sturmey Archer 3 versnellingsnaaf en roller voor- en achter>elgrem. f 193. 165. 145 122.,, 104. MEEREN 'RIJWIELEN. BB f 150. CCG ,, 125. HZ en HZK ; 105. NEDERLAND j 85. GRONINGEN en GRON. HK ! 70. f 162. 137.117, 94.76. f 185.160, ,. 140, 117.. "9, Andere monteeringen volgens geïllustreerde prijscourant, die op aanvrage verkrijgbaar is. Levering franco vracht en verpakking, naar alle plaatsen des lands. geheel gemonteerd, zooclat ze na ontpakking terstond bereden kunnen worden. Nadere inlichtingen te bekomen aan het hoofdkantoor en bij onze vertegenwoord igers. DE GRONINGER RIJWIELENFABRIEK A. FONGERS. (Leverancier van het Nederlandsche- en Ned. Indische leger.) FREIBlJIlCi in (Baden) meter b/d /cc. SO.tiOO inwoners. (Univ'el'8it;eit en Garnizoen) Prachtig gelegen 2 ,j voet van het Sehwarzwaldjjebergte en aan de Ba iensche hoofdlijn, heerlijke omgeving, prachtige Munster; uitste kende onderwijsinrichting, beroemde klinieken; billijke belastingen; gezochte woonplaats \oor renteniers en gepensioneerden; Theater, Museuir.s, Variété, Jacht, Visfcherij, Winteii-poit. Bergspoor door het romantische Hüilenlai; eenig fjaaie wandelingen door het Schwarzwald. Inlicht, geeft het Verkehrwfrem für Freiburg und dtn «SWiwarzwaWRotteckstr. 9. Koopt MTSM1TFJ%I> BOTEK ONDEIl RIJKSCONTROLE. I>e STA AT GARANDEERT U een OXVERVAL.SCHT product, Boterhaiulel SE UI 'Dl. A REN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. Ja ... vesellef... da wi 'k doch tf!'esega;e... 'n man mot toch kostwinner blijde, wil-ie 'n rechte as man met eere houè... démo 'k doch elïe segge". ., . .Tans zweeg, schokte en schoof, 'r schort ver strijkend, over de stoel, in toornig toestemmen. Maar Piet schoot naar voren, boordevol van bloedbitsendesluwbelagende verbittering: De mot jai... jai'' stotterde hij met ver wijzend vooruitgestoken hand en rood-aangestookt hoofd, an jou aae man na'r segge hoor .,., d' goat jaauw gen bliksem an hoor ... de sei je veir.eme. . . as jai hier komp om te verpeste, dan is do;': r rt gat van de deur'1. ... Kij 's an . . . kijk's an'', . . mie achtte Jans, eenmaal in de opgewondenheid van haar on'steltenis alle giftigheid tegen hem uit drijvend, wat durreft-ie . . . dan bin ik d'r ook nog, ^on je denkt r , . , moeder je bluft bier hoor. wie d'r niet werrekt, die hetcük niks in tt: breuge; nc;i .... Maar vrouw Dekker was al opgestaan, en bij de deur als zich herinnerend, zei '/.e in hitar siü-sarrecd zeker tooirje: i1, 7. e s? .T;i:"inï>... dat ik je nog (11'.» wou seL'ge . . . die meneer van de gracht ginder was vemiddaa ;iier ... je weet ',ve! . . . die locdgieterhbaas . . . die bloede... hij wou je spreke, -,:eid ie seloof'k... nou aj missies meid." ,,.Toa dasgocu" zei .Tars met gefronste brauwen en het- prikkelde in haar ?-wa' was dut nou weer van moeder... se had altijd apartigheidjes, d'r dee ze toch ommera nie an ... ze wist nie' altijd wa' se dee die aauwe... moar da'.-ie wel 'n hoop skuld had d' was vast.. . w'r foor niet an 't werk te blijve? je most toch omrners frete... je kon toch ominers mit de groote toch nie bakkelaaie, de' beroerde gestrai . .. d' broch je toch ommers nog veul verder achteruit... en jij sat d'r moar mee. as vrouw tóch.... Piet stond bleek bg 't raam, moedeloos, vernederd, en hopend haar even dichter bij zich te brengen vroeg-ie : Krege we 'n happie ete ?" Ze zag hem toornig-minachtend aan, en zich weer afwendend: As je moar weet dat jai morrege noar je werrek goat".. . . Al sanik je nou nog so ... de' kan om mers niet?" Maar ze viel weer heftiger, geplaagderhuilend uit: En as je 't maar weet hoor ik heb óók wat te segge je sal sien wat 'r gebeurt hoor." Wat 'r gebeurt? wat 'r gebeuit je bin o Timers met je harde kop net tegen 't heil in? Mit je ruziestooïster van'n ouwe?" En je gaot noa de febriek hoor!" huilde z luiderop, al ingstiger nu ze zekerder inzag datie thuis zou blijven, ik wil 't hebbe hoor l ik wil geen slampamper voor man hebbe hoor!" , Krijge we 'n happie ete?" vroeg-ie nog eens, met verpropte keel. Nee!" stampte /.e, nee!'' en liep weg naar 't keukentje. Toen ze weer in de kamer stond, leumle-ie tegen de mnnr bij de deur. ..Uus krai'k geen ete?" vroeg-ie nog eens, bangelij k-gebroken. Ik staak ook!" zei zu, vol, met trillende lippen. Hij stak z'n handen in z'n broekzakken, zag haar, met omlaag-zoekenden kop, diep in de oogen. Je weet wél wat je sait hé?... Je geeft niks.... Jans, weet wél wa' je doet hoor!" Xeel" driftte ze met een doffen snik, die los ging breken, as jai staakt, dan staak ik ook!.. ik wil hebbe dat je voor me werrekt hoor'." Hij dook z'n nijdigen kop in z'n kortsterken nek: : Barst dan," gromde-ie, en liep de deur uit. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl