Historisch Archief 1877-1940
1661
DE AMSTEEDAMBTER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
eter, mevr. Metz-Koning, die ook den aanleg
tot' net hoogere in zich heeft, ontbrak de lost
of de gelegenheid om te wachten tot haar in
zicht «n haar begrip van zoo anders zijnde
wegen» genoeg gerjjpt zouden .rijn en aldus ie
het geheel van haar werk niet meer geworden
da» een ordinair roman-verbaal, tamelijk on
verschillig- gedaan.
fin dat i» jammer, omdat ia dit neutraal en
weinig gevoelig vertellen, allengs een
allerbeminnetrjtst levend gnurlje ziehl baar wordt,
Juultje, het gezond gewoon Hollandech mefrje
van dit land, dat ook toevallig in den Haag
komt te leven, alg een tegenstelling tot zooveel
andere angstwekkend geëmancipeerde roman»
meisje?.?Juultje, nl. dochtertje niteen
gewoonnuchter gezin, komt naar den Haag om op de
Normaaltehool geplaatst te worden en trekt in
bij een zeer steile" familie, oom en tante van
moederszij, die een welbeklante kruideniers
zaak bezitten. Er zijn ook twee dochters aan
huie, van wie de een zich verlooven geat
met mijnheer Spaanderman", een griezelig
type van een huichelend-orthodoxe vrou
wenliefhebber. Daar Juultje op den duur
geacht wordt nadeelig te zijn voor de
liefdesverhouding van mijnheer Spaander
man" en Mientje, neemt de familieraad"
van min of meer vrome, min of meer
huichelende, maar ononderecheidenlgk zér
burgerljjk«% menschen het besluit Juultje van oom
Jan" naar oom Gerrit" te doen verhuizen.
In dit tweede kosthuis blijkt wel is waar
de poi'* minder goed, maar vertoont men
zich ook minder bekrompen, minder jaloerech
en schijn-vroom dan bjj oom Jan". Boven
dien leert Juultje hier den 19-jarigen neef
Joban" kennen, die geestelijk heelemaal niet
tot de familie behoort, en een niet sterke,
ietwat dwejende jongen bljjkt van veel fijner
gcestesformalie dan al zijn bleeke, maar taaie
comes en neven.
Vanzelf vinden dan allengs de twee el
fander : de eenzelvige, stille, meest gedrukte,
maar wilskrachtige, jongen, die in zijn
alleenigbaid leerde nadenken en zijn persoonlijkheid
ontwikkelen en het kerngezonde,neïevemeifje,
.dat onbewust, toch niets liever verlangt dan
zich te geven, op te gaan in een sterkere
dan zijzelve, als züdien sterkere ook nog
verzorgen en bemoederen" mag. Onwille
keurig en ganechelijk oneentimenteel-gewoon
komt de liefde b\j hsar binnen en het kind
denkt er niet aan zich te verzetten, omdat
zij- zonder ccquetterie is en de omgeving zoo
nijdig en barscb, dat zij wel steun zoeken
moet, waar zij dien vinden kan. Door een toeval
raakt dan bun verhouding, die niet eens
liebeBverbiiltnisb" heeten mag, aan de familie
bekend en worden züvoor beiden wel
wat vetbyeterend ineens verloofd,
terw$l de geheele steile"' familiebent ach en
wee zucht over zooveel verdorvenheid en
onverstand. In het laatste hebben zij wel
eënigszins gelijk, erkent men, en cok Joban
zelf ziet de toekomst zoo licht niet in,
begrypende dat nu dat leven hooge ernst voor
hem wordt, ala hij er- in slagen zal voor
Juultje en voor zichzelf een onafhankelijk
bestaan te veroveren.
Maar Jnultje is voorshands s t ore loc s ge
lukkig, nu ze haar blijkbare bestemming
bereikte, die is haar persoonlijkheid te doen
opgaan in die van een wijdere, diepere,
sterkere: baar Johan....
Aldus is de simpele historie, de volkomen
banale historie van een jongen" en een
meifje", die elkaar liefhadden en kregen
En het is gewis de triomf van het realisme,
dat zooiets... oninterreseants ons interesseert
tot het einde. Want Juulije heeft nu ook
hoegenaamd niets ongewoonst Zij is niet
ccquet, niet pervers, niet neurastheniecb, zy
is evenmin aesthetisch" als geëmancipeerd
of talentvol, of bijzonder gevoelig. Zy is...
zoc-maar een meisje, als er ongetwijfeld nog
honderden zijn, wat jongensachtig en on
stuimig, niet zonder eenige nog latente
zinnelijkheid en kennelijk door de natuur
bestemd om een aanhankelijke moeder, maar
vooral: een liefhebbende, zorgende moeder
te worden.
Zoo is Jnultje ... en desondanks bekoort en
verteedert O'ES haar korte, uiterst on-bijzon
dere liefdesroman, een walsdeling en
avondgesprek door de kunst van de schrijf
ster, die hier zelve ontroerd in meegeleefd
had. In die gedeelten is de taal het
eenvoudigzuiverst en gevoeltn wy de beschrijvingen als
waarachtig gezien in de omgeving, den sfeer
van het gebeuren en ook treffend opzichzelf.
Gelijk uit dit fragmentje blij se moge(blz.
188 Een Zomondtrjang) Het was wondersti).
Het zeeëzingen zelf scheen stil te zijn. Alken
beneden aan het duin tjirden slaperige
vogelgeluidjea, .heel weemoedig, heel zacht. Rustig
lagen de duinen; de geel-blonde helm-biezen
rond Juul heen, stonden of ze den adem in
hielden. Alles wachtte, wachtte roerloos."
Er zijn vele zulke passages in dit gedeelte
werekbewegin» ? da' kan toch ommersniet?
Xèt of 't ons voordeel is... moar
ondertussche... Soaterdagoavend mit 'c dertig of vijf
en dertig stuivers minder in je hand noar
huis ?"
En eau moar stake!" riep Janp, uou
morrege da'lijk moar de boel netrarmjte hè?
en 'n Soaterdag da'iijk mit niks noar huis
hè? en pas zoo'n merakelsche slechte tijd
achter de rug zonder cent verdienste".
,,Wa' jij dan?" waagde hij, ,,wa'jij dan?
voor niks werreke... en alles moar loate
anleune?"
Da' je je age weer effe heb loate opstoke l '
beet Jans in haar drift, naar haar moeder
telkens omziend als om haar sterking te
vragen in het haar vertrouwd-bekende
zwijgen en witjes naar de tafel kijken, joa ...
die rekenbeweging daar weet ik niks van af...
moar jij staakt niet mee hoor ! ik sou jou
danke, om heelegaar d'r onder te komme ...
je ken nergens voor geen cent meer kiège ...
ik heb geen ein om te verhongere hoor ...
jij doet nie nne!"
Zal wel motte... ze doen allemoal toch
mee .., verweerde hij moedeloos.
Mit de mond", vinnigde Jans, ;\1 sterker
haar verlies voelend en de dreiging der wan
hopige hongerdagen, pas ontkomen, nog niet
eens lyfelyk vergeten, in lang nog niet tot de
laatste kerving toe verwonnen en ze voelde
een verdriet in haar hoofd nijpen, zonder
feiten-beheersching, zonder inblikkende vij
andige oorzakelykheden de tranen drongen
haar oogen in. Mit de mond ... mit de mond"
huilde ze nijdig van de inzinking der kleine
blijschapsverwachtingèu, van het wederom
onglippen van alle huwelijksgeluk ... dan
wil ik nis by jou sijn hoor ... daar bin ik
nie voor getrouwd hoor, om alle dage me
man thuis te hebbe ... en geen huur of niks
kenne betale... as je dat maar weet hoor ...
van 't boek, die, zoo niet altijd van gtlnid, toch
van verbeeldings-zien heel treffend aandoen.
Maar hiermede is het beter» deel" van het
?verhaal ook naar voren gebracht en blijft
het mindere, ds£ niet het kleinste ie. De
heel e omgeving ran die vrome familie met
al dit spreken en handelen dier talrijke ver
wanten, met en benevens de
Spaanderman?episode, is opgesteld met zekere onver
schillige vlotheid, met de matte virtuosigheid,
die iemand zou kenmerken, welke b.v. zijn
derden roman van 't jaar maar waarachtig
niet voor zijn pleizier! aan 't oppennen
waf. De intrige is gevonden, de compo
sitie klaar, het geheel een drommels aar
dige vondst, maar nu ook nog voor de
personages gaan voeler, zich hun invoelen...
dat is waarlyk te veel gevergd... En't is niet
noodig, want dit milieu" is van zich zelf
al zoo karakteristiek, zoo ongemeen voor den
gewonen lezer en zoo koddig, dat dit enkele
vertellen reeds werking moet doen.. ..
Aldus ongeveer, veroorloof ik mij te
vooronderstellen.heeft mevr. Metz-Koning gepeinsd
even voor lij te schrijven aanving. En toen
is er natuurlijk van geworden, wat er in ons
land altijd van de beschrijving dier kerkelijke
kringen wordt, als men begint met ze enkel
snaaks" aan te zien. De geest van Van
Mauiik, die eigenlyk niets anders dan de
typisch-Hollandeche laag-comiekigheid is,
wordt dan vaardig over de pennen onzer
auteurs en zij echiijwn grappige relazen van
het dwaze doen, de harkerigheid, den
preektoon, de femelende fatsoenlijkheid" onzer al
te Gereformeerde medeburgers, die, met een
niet voor de band liggende beeldspraak, nog
immer Fijne Betchuiten geheeten worden.
Zoo deed men vroeger, in de tweede helft
der vorige eeuw ... en zoo doet men nu weer
helaas!
Want het realisme en naturalisme, dat
tusschen de beide perioden ligt, billijken die
schrijfwijze geenszins. Het was bun kracht
en hun grootheid, dat zij niet orer de dingen
heen gepraat wilden hebben, maar van de
dingen uit, van binnen-uil, om zoo te zeggen.
Doch dit is moeilijk en leidde wel eens tot
misbruiken en verveelde op den duur de
lezers, die, gely'k de kinders, toch eigenlijk
maar op verhaaltjes" uit zijn. Ook achten zij
het andere te inspannend voor den
afgetobden zaken-geest, die een romannetje genieten
wil, evenals de verzadigde tafelgast nog een
desseitbonbon knabbelt; het moet zoet zijn
en vooral niet zwaar in de traag liggen.
Daarom doen wij nu aan die
van-binnenuit methode belangrijk minder dan in de
jaren tachtig en negentig, en daarom schrijft
mevr. Metz over haar anti-revolutionnairen
enkel als menechen, wier zijn en doen zij
meer dan gek vindt, tengevolge waarvan wij,
lezers, ook al niet anders kunnen doen.
Maar sedert wy Seerp Anema's boek lazen,
weten wij gelukkig wel, dat anti-revolution
nairen zich even gewoon en natuurlijk ach
ten, als wij, ja! dat zij zelfs zich meer dan
uatuuilyk, . boven-natuurlijk (want in onmid
dellijke belrekking tot den Heer) achten en
niet voor den gek gehouden willen worden
door, ten slotte on-uitverkoren lieden. Minder
dan ooit zijn wij dus met de voorstelling in
dit boek van mevr. Metz tevreden, die enkel
een charge blijkt en alle leven ontbeert. Hoe
weinig zij in die levens nooiiig vond mee te
gevoelen, geeft zy zelf eigenaardig aan
door de vele woorden : typiEche zegswijzen
en (als 't wart) antirevolutionnaire vaktermen,
die zij tusschen aanhalingsteekens plaatst.
Dit doet precies iemand, die van buiten af
critische bijzonderheden opmerkt en aan an
deren toonen wil, maar niet doet het wie
zelf in-voelt in de sfeer van de menechen,
die hij beschrijft, want dan zijn die spreek
wijzen hem niet bijzonder" meer, doch na
tuurlijk en gewoon.
Omdat mevr. Metz dit geduldig en zorg
vuldig in-voelen, dat eigenlijk juist de
artistieke verbeeld'u g uitmaakt, niet gewild
of gekend heeft, daarom is haar romaii, met
die bekoorlijke lieldesepiscde, toch als geheel
maar een ordinair boek geworden, dat mis
schien eenig SUCWP, doch zeker geen lang
leven te -wachten heeft.
FUAXS CüENKN".
De Kroonluchter, Kunstgenootschap, door
HERMAN TEIRLINCK. Moderne Drukken
en Herdrukken no. X. Meiniert
Bocgaerdt Jun., Rotterdam.
Een werkje van Herman Teirlinck in 1902
geschreden, in het beijin van 1904 in Vlaan
deren afgedrukt, en eeret voor korten tijd
door Meindert Boogaerdt Jun. opgenomen
in zijne serie Moderne Drukken en Her
drukken (die inmiddels naar ik meen weder
ia opgeheven) kan niet meer actueel heeten
in den litterairen zin, d. i. inen kan erbij als
bij een ontwikkelingspunt van dezeu
eigenaarmet je streke , . . met d'r lui opstoke... ja
anders niks , . . dan mot jij maar werreke voor
je vrouw ..."
Je mot je age nou nie 300 overstuur
make", maande stilletjes vrouw Dekker, ,,je
weet wel soolang as je moeder nog brood
het sel se jou cók EX-t late verhongere
óók. ..."
Och" klaagde Jans snuitend, 't is toch
ommerfi geen doen soo . . eerst 'n kleine
twee maande sonder werrek, en nou dat
weer... je komt toch ommers nooit erregps
toe... tot gesn stukkie kleere an je lijf..."
Piet had een oogenblik z'n bangelijke ge
slagenheid in gro amende haat voelen
mvlammec. bij vrouw Dekkers woorden
zooals ze hem daa- in een tleemende
valschheid vóór hem lecjk te zitten, haar dochter met
haar brood-toezeggen van hem wég-narrend,
altyd stil tegen hem hitsend, zijn rust be
vuilend, zijn zekerheid ondergraven i met de
sluw-stille sleepende woorden uit haar leerige,
lachlooze, levenlooze, hoofd, als een reeds
vergane macht, die nog krabbelend en nage
lend wou heersenen en uit machteloozen nijd
het doodsgif van 't eigen verwordene lijf
Ofer bet aangejammerde leven uitspuwde.
Ja," zei ze, mit dat stake, da'a niks
gedaan... da's heelgaar niks . .. j e weet wel wie
nog verlaagt bij ons thuis gezeid het, dat 't
satansch gestook was... as 't geloof ook
weg is... dan is ook alles di'uit..."
Hou jai je klesproatjes moar voor je '."
riep bij even over Jans' hoofd heen haar toe,
jou pestoor past die mijn goms me loon
bai, as. .. wat mijn boas te min betoalt? goa
jai moar noa jau kerrek toe . . . dat roest
men wat, da' gesoanik van jou . .. dat lèkent
wel nét heelegoar niks, da' getèbel.. ."
Ja, ja, precies,'' mokte vrouw Dekker
bangelijk tegen, niet geheel zich onschuldig
voelend; maar Jans, door de vruchteloosheid
digen auteur niet meer stilstaan, daar er
teveel werk reeds is nagekomen, dat rijper
van bedoeling en ook oprechter van bedoe
ling WBP.
Een eakel woord dus slechts over deze
Kroonluchter.
Het positieve belang van dit boekje i?,
dat het uitermate boeiend en vergenoegly'k is,
sentimenteel op andere plaatsen (wat tot
n gevoelen te herleiden is, daar sentimen
taliteit een klein behagen is aan een kleine
smart gesmaakt), bij uitnemendheid leesbaar
dus. Het negatieve belang ervan is, dat het
een bijzondere eigenschap van Teirlinck zeer
klaar doet te voorschijn treden, zoo dat
het niet verwonderlijk zou zijn, als men
voor zijne meeningen over later werk van
Teirlinck een steun had aan dit kleine boekje,
dat voor dezen vluggeu en vruchtbaren auUur
wel niet veel meer dan verpoozingswerk kan
zijn geweest.
Deze eigenschap is Teirlinks cerebraalheid,
die zie i dikwerf achter een gracieueen sluier
van droefgeestigheid verheelt. Men kan zu k
een verstandelij sheid zeer laag achten in den
kunstenaar, doch men gaat dan te ver. Zeker
ontkent zij de aanwezighei i van een groot
ge/cel, omdat dit steeds de grenzen der
beheerscbing in het kunstwerk overstroomt,
(zonder ze daarom te vernietigen) met de
regelmait van het toeval, doch is deze
verstandelijkhei i gezond, dan heeft zij een onder
grond van gevoel en is meer dan verkil
lende virtuositeit. Haar fout is dat zij meestal
een grooter gevoel verwekken wil, dan er in
werkelijkheid leefde, en deze schyn kan ten
zeerste bedrieglijk zijn. Zoo is het zeker, dat
er velen zyn die Teirlinck, vooral naar aan
leiding van Het Stille Gesternte" en van De
Doolage" gehouden hebben voor den dichter
van diepe en weidsche gevoelen?, terwijl hij
in werkelijkheid een man van fijne en ge
spitste gevoelens was, gevoelens die tusechen
natuur en gril, hersenspinsel, inzweefden en
noch het een noch het ander volkomen
waren. Teir inck verstaat bij uitnemendheid
de kunst om de snaren ta doen trillen, doch
is .zelf niet steeds de trillende snaar, die
de golvingen der ontroerirg op de natuur
lijke wy'ze der kunst tot ons doorzendt; zoo
zou men kunnen zeggen. Hy kent de ont
roeringen juist voldoende, om ze uitvorrigte
otnwoorden. Ga*t hij echter te ver hiermede
dan verwordt een aangenaam gevoel in ons
tot een onbestemd gevoel van koude.
Dit boekje is een satyre op het Vlaamsche
locale litteraire leven. Het geeft het dringen
en diy'ven, het vechten en feesten van een
Vltamsch kunstgenootscbap; deze wereld
kende en beheerfchte de schrijver volkomen.
Zijne karakteristiek is daarom vlot en zeker,
eatyriEch opgedreven, wat langwijlig hier en
daar, dcch de toon van O7erspaunen ernst
in alles was de meest treffende voor dit
doel en Teirlicckg stijl kende zich hiervoor
by uitnemendheid. Het verhaal eindigt echter
Btil en tragisch. Tu-schen en na dit
feestgeweld verkwy'nt dd dochter van uen voor
zitter, (de hoofdpersoon van denioman) aan
een onbeantwoorde liefde, en zelfmoordt zich
ten laatste. Nieuw geweld van rouwgedichten
en kunstige grafredenen. Ten slotte ontwaakt
dan de mensch in den uitnemenden voorzitter
en hij komt in opttaud tegen dit bolle en
grove leven rond zijn eerlijk verdriet.
Teirlirck'd bedoeling is duidelijk: al dit
kucstbejag met den waaiachtigen weemoed
den doodelijken weemoed in contrast te
brengen. Doch de schrijver wist w> lucht
te goed wat bij wilde. Al te goed weten
ik zeide het eerder kan een verdering
worden Tnn den natuurlijken groei van 't
werk. De pieuse aanduidingen van de smart
van het dochteitje, die zich voor de luid
ruchtigheid van den vader verschuilt, zijn
talrijk en ze zijn alle fijn en altijd juist
aangebracht. Er is geen enkel ongevoeld
beeld bij. Hetzelfde is te zeggen van de
beschrijving van het leed van den vader.
Kn tcch wil het geval niet ontroeren. Een
directe verklaring hiervan aan te geven, zou
gelijk staan met het wezen van de
knnstontroering te verklaren en dit is niet mogelijk.
Doch er valt op te merken, dat wy geen
enkel woord ontmoeten, waar de gansehe
diepte en angst van deze eenzaamste der
rnenechelijke smarten zich voor het gevoel
ontsluit. Er zijn vele fijne en teer gekozen
woorden, doch geen volle en diepe woorden,
geen coups de poinp. En juist deze vindt
men altijd en altijd weer in het ware kunst
werk. Zij zijn als 't ware 't verschijnsel, waaruit
men de innerlijke waarheid van een werk
kan proeven. De drang naar sierlijkheid blijkt
hij Teirlinck meestal sterker dan den drang
naar diepte. De ontzettingg-stemming die
Teirlir.ck gaarne eupgereeren wil, woidt steeds
aangeduid door een vooral sierlijk neirytzet
wor.rrf. En op den duur gaat men deze cier
toch altijd meer voelen.
van 't getwiet de onontkoombare nadering
heviger doorlijdend van den dag vanmorgen,
viel rauwer uit, heeter huilend, telkens met
de eene pijnende heftigheid de opjagende
nutteloosheid van de aLdere bekrijtend.
As jai dan moar uièsè'oelt hoor,..as jai
dan moar morrege coa de febriek goathoor...
, anders sa-je n'eris sien wat ik doe hoor...
.da-sa-je ondervinde dan goan ik dr' op
stoamle voet uit hoor! nau wo3t je u' et,
..bè-jai gek of wa' denk je wc! ... je sel
noa de febriek hcor. . , en anders mot
jai ge?n vrouw hebbe, de sel ik je dan
maar eegge .. . nc .1."
Hij stond stil, zijn handen in de zakken,
bleek, terwijl zij niet haar weggekreKn dreiging
hem te wankel stiet, in 't lijf- in knagen-I
bedenken der hopelooze onhoudbaarheid van
weken en weken zonder verdienste, met enkele
guldens, heel kort, uit een bloedlooze
weerstacdekas, en wat steunpenningen van uit
geputte kameraden, kwartjes, stuivers allicht
ten laatste in een heele week. . . .
En in de stilte, waarin hij, beslopen door
de ellemlig-nijpende verkleinende vrees haar
te zullen verliezen voor een poos, v.'n enkele
woorden van verdediging hakkelde, heel r, a
zekerheid gebroken, z'n even voluit levend
rechtvaardig-gevoeld verzet vernederd, ver
nietigend ges agen in zijn karig knoppende,
nauw ontbloeiende eigenheid, zijn-kracht,
zijn beetje wil, zóó van dichtbij, vanwaarde
innigat-vertrouwelijke sterking gewacht werd ;
zijn vrouw zag hij machreloos-hatend neer
naar vanwaar die stille moording gezonden
werd ; de moeder, uit dat huis ginds, waar,
hij wist met zijn onrijpe hersens precies niet
hoe, zijn vrouw hem met oude, vijandige
ademingen en bloedsmetse's was meegegeven.
Zij schudde 'r oude rimpelige hoofd en
over 'c smoezelig tafelkleedje vegend als in
gewoonte van reinigen en gladstrijken, zei ze:
Pcherpe restricties als deze kunnen slechts
een belangrijk schrijver aangelegd worden.
Anders ware veel te zeggen over Teirlincks
uitnemende techniek (die, in den goeden
zin, reeds vroeger hier werd bepaald als de
gave om het beste uit het geval te halen).
Het is een bijna onverstoord genoegen een
verhaal vast en zn i ver te zien verloopen naar
het einde, de vaste schikking der motieven,
de satyrisch krachtige gebaren te bemer
ken en de fijnheid der uiterlijke impressies
te proeven. Teirlincks menschen spelen steeds
een, zelfs a's het droef is, giacieug spel 1).
En verder: elke zwakheid is tot een kracht,
een waarde om te vormen. Teirlinck zal
niet nalaten dit te doen, en naar den indruk
van zijn laatste werk, heeft hij dit alreeds
1) Hierbij bederke men, dat Teirlinck
een ziiner laatste werken den bijtitel een
poppenspel" gaf. Duidt dit wellicht aan dat
hij zijne zwakheid en zyne waarde zich heeft
bewust gemaakt?
BOUWT te NUNSPEET
iop de VEL TT WE.
Inlichtingen bij A. r t i", doorloopende
schilderyen-tentoonstelling aldaar.
Eenige
Fabrikanten
V/. BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr.'167
E. F. DEUSCHLE-BENGER.
UNITY
met DUIVLOF-bamleii.
Het RIJWIEL voor U,
A. DRUKKER & Co., Rokin 126.
PRIJSNOTEERING
Fongers Rijwielen 1909.
DAMES RIJWIELEN.
MODELLEN.
BD . .
BDG
DZ en
NEDEF
GRONi
DZi
?LAND
NGEN en GRON. Di
MONTEERING.
Gewoon.
f 158.
130.
110.90.
75.Met vrijwiel en
roller voor- en
achtervelgrem.
f 170.
142.122.
99
81.Met origin.
Sturmey Archer
3 versnellingsnaaf
en roller voor- en
achter>elgrem.
f 193.
165.
145
122.,, 104.
MEEREN 'RIJWIELEN.
BB f 150.
CCG ,, 125.
HZ en HZK ; 105.
NEDERLAND j 85.
GRONINGEN en GRON. HK ! 70.
f
162.
137.117,
94.76.
f
185.160,
,. 140,
117.. "9,
Andere monteeringen volgens geïllustreerde prijscourant, die op
aanvrage verkrijgbaar is.
Levering franco vracht en verpakking, naar alle plaatsen des lands.
geheel gemonteerd, zooclat ze na ontpakking terstond bereden kunnen
worden.
Nadere inlichtingen te bekomen aan het hoofdkantoor en bij onze
vertegenwoord igers.
DE GRONINGER RIJWIELENFABRIEK A. FONGERS.
(Leverancier van het Nederlandsche- en Ned. Indische leger.)
FREIBlJIlCi
in
(Baden)
meter b/d /cc. SO.tiOO inwoners.
(Univ'el'8it;eit en Garnizoen) Prachtig gelegen
2 ,j voet van het Sehwarzwaldjjebergte en aan
de Ba iensche hoofdlijn, heerlijke omgeving, prachtige Munster; uitste
kende onderwijsinrichting, beroemde klinieken; billijke belastingen;
gezochte woonplaats \oor renteniers en gepensioneerden; Theater,
Museuir.s, Variété, Jacht, Visfcherij, Winteii-poit. Bergspoor door het
romantische Hüilenlai; eenig fjaaie wandelingen door het Schwarzwald.
Inlicht, geeft het Verkehrwfrem für Freiburg und dtn «SWiwarzwaWRotteckstr. 9.
Koopt MTSM1TFJ%I> BOTEK ONDEIl RIJKSCONTROLE.
I>e STA AT GARANDEERT U een OXVERVAL.SCHT product,
Boterhaiulel SE UI 'Dl. A REN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935.
Ja ... vesellef... da wi 'k doch tf!'esega;e...
'n man mot toch kostwinner blijde, wil-ie
'n rechte as man met eere houè... démo
'k doch elïe segge". ., .
.Tans zweeg, schokte en schoof, 'r schort ver
strijkend, over de stoel, in toornig toestemmen.
Maar Piet schoot naar voren, boordevol
van bloedbitsendesluwbelagende verbittering:
De mot jai... jai'' stotterde hij met ver
wijzend vooruitgestoken hand en
rood-aangestookt hoofd, an jou aae man na'r segge
hoor .,., d' goat jaauw gen bliksem an hoor ...
de sei je veir.eme. . . as jai hier komp om
te verpeste, dan is do;': r rt gat van de deur'1. ...
Kij 's an . . . kijk's an'', . . mie achtte Jans,
eenmaal in de opgewondenheid van haar
on'steltenis alle giftigheid tegen hem uit
drijvend, wat durreft-ie . . . dan bin ik d'r
ook nog, ^on je denkt r , . , moeder je bluft
bier hoor. wie d'r niet werrekt, die hetcük
niks in tt: breuge; nc;i ....
Maar vrouw Dekker was al opgestaan, en
bij de deur als zich herinnerend, zei '/.e in
hitar siü-sarrecd zeker tooirje:
i1, 7. e s? .T;i:"inï>... dat ik je nog (11'.» wou
seL'ge . . . die meneer van de gracht ginder
was vemiddaa ;iier ... je weet ',ve! . . . die
locdgieterhbaas . . . die bloede... hij wou je
spreke, -,:eid ie seloof'k... nou aj missies meid."
,,.Toa dasgocu" zei .Tars met gefronste
brauwen en het- prikkelde in haar
?-wa' was dut nou weer van moeder...
se had altijd apartigheidjes, d'r dee ze toch
ommera nie an ... ze wist nie' altijd wa' se
dee die aauwe... moar da'.-ie wel 'n hoop
skuld had d' was vast.. . w'r foor niet an 't
werk te blijve? je most toch omrners frete...
je kon toch ominers mit de groote toch nie
bakkelaaie, de' beroerde gestrai . .. d' broch
je toch ommers nog veul verder achteruit...
en jij sat d'r moar mee. as vrouw tóch....
Piet stond bleek bg 't raam, moedeloos,
vernederd, en hopend haar even dichter bij
zich te brengen vroeg-ie :
Krege we 'n happie ete ?"
Ze zag hem toornig-minachtend aan, en
zich weer afwendend:
As je moar weet dat jai morrege noar je
werrek goat".. . .
Al sanik je nou nog so ... de' kan om
mers niet?"
Maar ze viel weer heftiger,
geplaagderhuilend uit:
En as je 't maar weet hoor ik heb óók
wat te segge je sal sien wat 'r gebeurt hoor."
Wat 'r gebeurt? wat 'r gebeuit je
bin o Timers met je harde kop net tegen 't
heil in? Mit je ruziestooïster van'n ouwe?"
En je gaot noa de febriek hoor!" huilde z
luiderop, al ingstiger nu ze zekerder inzag datie
thuis zou blijven, ik wil 't hebbe hoor l ik wil
geen slampamper voor man hebbe hoor!" ,
Krijge we 'n happie ete?" vroeg-ie nog
eens, met verpropte keel.
Nee!" stampte /.e, nee!'' en liep weg
naar 't keukentje. Toen ze weer in de kamer
stond, leumle-ie tegen de mnnr bij de deur.
..Uus krai'k geen ete?" vroeg-ie nog eens,
bangelij k-gebroken.
Ik staak ook!" zei zu, vol, met trillende
lippen.
Hij stak z'n handen in z'n broekzakken,
zag haar, met omlaag-zoekenden kop, diep
in de oogen.
Je weet wél wat je sait hé?... Je geeft
niks.... Jans, weet wél wa' je doet hoor!"
Xeel" driftte ze met een doffen snik, die
los ging breken, as jai staakt, dan staak ik
ook!.. ik wil hebbe dat je voor me werrekt
hoor'."
Hij dook z'n nijdigen kop in z'n
kortsterken nek: :
Barst dan," gromde-ie, en liep de deur uit.
(Slot volgt).