De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 25 april pagina 5

25 april 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

W.' Ho. 1661 DE AMSTERDAMMER WEEJKpLAD VOQR NEDERLAND. DAMEjS. Kar. Madll« Agar ala Camille in Horace. I. Madlle A g a r hebben nog zeer velen in den stadsschouwburg te Amsterdam of in een hoofdstad van een der provinciën zien spelen. Allen, dia het voorrecht hebben gjbad de kunst dezer vrouw in eenig treurspel van Racine of Corneille te hebben genoten, b jjft zy en haar kunst onvergetelijk. Hare kunst was de groote, de klaseieke kunst, in zeggen, houding en gebaar, koninklijk in alles. Uit haar klassiek, blank bleek gelaat, met heur donkerzwarte haren, met haar goed geproportioneerde gestalte, met haar geluid «Is van een ongekend zuiver instrument, een geluid breed, bovenaardsch, de ruimte doorgaand en een plechtigen klank nalatend, die langzaam verstierf, met baar intonatie, hetïq in smart of jubel, die onmiddellijk in het groote en verhevene bracht, met bare sobere, rustige en koninklijke ge baren, met haar standen en nedervleiingen telkens een antiek beeld vormend, met n oogopslag kunnende verpletteren, met het plooien van het klassiek gewaad of het samennemen dier plooien, ja met boe weinig ver mocht zij den indruk te geyen van het on vergankelijke, van het hoogste schoon. Welke kunstenaressen uit Frankrijk of uit welk land ook ty'dens of na Mad De Agar in den Stadsschouwburg te Amsterdam hebben gespeeld, geene kwam baar zelfs nader, of toonde hoogstens als Madlle Weber een voortreffelijk leerlinge te zijn. De knust vaa Sarah Bernhardt wordt knutsel werk vergeleken b;j die van Agar, slechts de zilveren stem van Sarah Bernhardt MiiiiuiltiltiiitMiiHiiiiiiHiiiiimirittiuiiiftHniNiiimiiiHiiiinimitiiiim ifïT DB NATUUff. CCCXX. Kwallen. Als straks de warme Mei zon op het zoute water schijnt, als op de zeldzame weeldedagen der natuur de nooge witte wolkjes in de blau we Incht zich spiegelen in de stille onbewogen see, dan komen de wondere wezens boven, die, den leelyken naam kwallen dragen en die toch naar vorm en kleur beide, tot het mooiste behooren, dat er in de vrije natuur valt op te merken. Wie ze alleen kent van het strand, waar ze ?a n storm meestal*liggen als m«>tzanden vier besmoezelde lijken, vies glibberig en misklenrig. verbindt aan den naam kwal dat lillige en drillige, dat vieze en structuurlooze behoudt haar bekoring, maar als zy in bet treurspel Pfièdre krijscht en alle klassiek begrip geweld aandoet, teekent zij zelf de gren zen van haar kuntt, welke eindigt waar die van Agar begon. Madlle Agar heette eigenlijk -.Florence Leonide C h a r v i n. In 1836 te Valence geboren, kwam zij in 1868 te Parijs als con certzangeres. Om haar klassiek uiterlijk, haar prachtig diep geluid ried men haar aan zich op het treurspel toe te leggen. Dien raad volgde zij en toen zij na korten tijd in het Thédtre de l'Odéon te Parijs als Phedre optrad in Racine' s Phedre en later ala Silvia in Coppée'sLe Pastant met Sarah Bernhardt als Zanetlo eene voorbeeldige vertooning, ook te Amsterdam genoten had zy haar naam als eerste trenrspelspeelster gemaakt In 1871 werd Agar lid van de Comedie Fran$i%te, zy' bleef dit slechts twee jaar. Zy trok de wereld in overal haar groote, klas sieke kunst latende bewonderen. In 1878 verbond zy' zich opnieuw aan de Comedie Fraigiite om in Em. A u ei er 's Les Wowchambaulti de rol van Madame Bernard te spe len. Hoe groot baar succes in deze, wonderlyk schoon door haar gespeelde rol ook ware, 'het reizen lachte haar op nieuw aan. Maar het reizen sloopte baar gestel. Moe kwam zij in Parijs terug. Langzamer hand grijnsden haar zorgen aan. Kunstvrien den dreven de monsters terug. Bescheiden kon Agar voortaan leven, doch haar ge sloopt gestel berkreeg noch nieuwe kracht noch nieu<v leven. In Algiers zocht zy ge nezing. Zonder baat. Eene beroerte trof baar. van welke zij herstelde, eene tweede had den dood ten gevolge, dat was in Augustus 1891. Madlle Agar is vaak in Nederland op getreden. Schoon en o vergankelijk blijft de indruk, door haar nagelaten. Hare kunst komt my' voor de schoonste en edelste, welke ik ooit genoten heb In of kort voor 1887 heeft zy hier te lande haar groote en grootsche gave voor het laatst te genieten gegeven. Alsof zij een voorgevoel had, dat zij Neder land niet weder zon zien en het eene dierbare herinnering wilde achterlaten, verruste zy enkele avonden hen, die klassieke kunst ver eeren, met eene onvergelijkelijk schoone ver tolking van Ifigenie. Maar welke was de bekoring, die zij op wekte met de voordracht van V i c t o r Hugo's gedicht: Bet Kerkhof te Eilau" l Haar stem had nooit zóó verheven, zoo bovenaardsch geklonken, het sterfelijke scheen by haar onsterfelijk; de metalen klank trilde na, nog nadat zij gesproken had. Een beerlyk dofruisciend geluid van geestverrukkin<, van huldiging der kunstenares steeg op uit de zaal. Men werd niet moede telkens en telkens haar dank te brengen voor zoo groot eene kunst. Eu zij da uk te, licht het hoofd buigend, met een beminnelyken trek om den mond van het als uit marmer ge vormde hoofd. Werkelijk bad Agar een voorgevoel, dat zy nies zou wederkeeren in het door haar, Van bedorven gelei, en wie daarop doelende een traag en futloos menach voor kwal uit scheldt, miskent het mooie dier. De eenvoudigrte onder de kwallen zyn nog wonderen van sculptuur; geen afbeelding hoe goed geteekend en gekleurd ook, is in staat den indruk weer te geven, die de levende kwallen maken op hen, die ze voor het eerst levend en van nabij onder de oogen krijgen. Wanneer z« op volle zee bij honderden zwakjes dobberen aan de oppervlakte en de zon door de rose en witte of groene wezens met hun gestyleerde vormen heen schynt, zoodat ze als het fijnste kun <t glaswerk schitteren van zachte harmonieerende kleuren, dan roept ge verbaasd uit: Zijn dat ook al dieren l" Ik herinner me van jaren geleden, dat ik voor het eersi levende kwallen zag by' Ymuiom zy'n vrijheidszin, zoo beminde Nederland. By heb afacheidnemen van enkele ver trouwden, zei de tij het onomwonden. Zy herdacht in het gesprek haar lie 'e vriendin, Mevrouw Kleine-Gartman. Het was haar vreemd, ditmaal, in Holland haar niet meer te kunnen bezoeken. Bg menig optreden was zij tot de Hollandeche kunstenares ge gaan, tot de eenvoudige en bescheiden artiste, wier plaats nog altijd ledig is. Mevrouw Kleine was een echt oudHollandsche, huiselijke vrouw. Kinderen, boddank. ik ga weer naar mijn huisje l" was een uitroep, welken ieder, die haar ge kend heeft, niet licht zal vergeten. Het was er ook geseüig in dat huisje, het gezelligste de geestige huisvrouw, in haar eenvoud in vuur rakende als zij haar ziel over knust kon lucht geven, zonder dat zij critiek be hoefd-) te vreezen, of allen innemende door beminnelijke gewoonheid en afwezigheid van toon eel- manieree. Pat trok Agar aan. Dat huiselijke, dat rustige en welgedane wal voor haar, de schoone zwerfster, van groote aantrekkelijk heid. En dan het onopgesmukte, lieve en vertrouwelijke van zulk een buitengewone vrouw, van zulk eene eminente araste, trof haar, gewoon te leven ia een wereli van schijn, in een wereld, waar iedere dienst betaald moet worden. Nog zie ik Agar Mevrouw Kleine omhelzen, nadat zij haar de moeder, in het hooglied der liefde, in De Faurchambault'» had zien vertolken. Z j, zelf deze rol meesterlijk gecreëerd hebbende, was vol ware verrukking. Nooit heb ik Mevrouw Kleine zoo in- gelukkig ge sien. Toen Agar nu voor het laatat te Amsterdam afscheid nam, herinnerde zy' aan die creatie. En bij het spreken over het grnot talent der verscheiden kunstenares, herdacht zij de uren, in dat lieve Hollandsche huisje by die geestige vrouw gesl-tten. En een oogenblik zwijgende, zeide hij plotseling: Maar wij zullen elkander spoedig weerzien. O jal"... Ieder bemerkte haar aandoening, al trachtte zij die te ver bergen, door plotseling beminneiy'k te buigen, de band toe te steken en veinzende op gewonen toon te zeggen: Bonsoir Messieurs l" Dat is de laatste herinnering aan Agar's bezoek aan Amsterdam, een fchoone onver getelijke herinnering. Zij is van hier gegaan in de volle grootheid van haar kunst. (Wnr'tt vervolgd.') L H. R. llllUIIHIIMIIIIIHIlniMUHtllMIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIHIIlnillllllMIHIHIIIIIIMil Uil gravin Dvdley's kookboek. Kroonprinses van Rumenièals prinses Krasna. Modieuse hoeden, en kaptefa. Hierbij eenige aanhalingen, ontleend aan 't kookboek van gravin Georgina Dndley, waarvan ik de ophanden zynde uitgave, on langs in myn wekelyksche kroniek mee deelde : Na een goeden maaltijd, kan men ieder een vergiffenis schenken, zelfs aan zijn naaste b) oed ver wanten." De hemel geeft 't vleescb, satan levert koks." De levensgeschiedenis van een kwal. den in de haven. Het was buitengewoon jtil en warm weer met nauw merkbaren Ooste wind. De sluisdeuren stonden alle wyd open en een brik gleed lantaarn het kanaal uit, zonder te schutten. In het teer-zeegroene water flikkerde het overal lichtpaars en rose op; als dry vende parasols zweefden e ren onder de oppervlakte honderden levende kwallen voort; zacht en bijna regelmatig bewogen de tentakels als waaiende wimpels door het water, en de fijne franjes aan deu zoom golfden in regelmatig voortgaande bewegingen als koren aren in den wind. Het wai inderdaad een verrassend schouwspel, die zonderlinge wezens als fantomen rondom het schip te zien voort bewegen ; en het verlangen om ze vaa meer nabij te zien, er meer van te weten, hun levenswijze en hun voortplanting na te gaan moest wel sterk opkomen, bij iemand die belang stelt in het natuurleken. Nu viel het vroeger niet iedereen gemak kelijk, zyn weetlust op dit punt te bevredi gen ; het leven van ie zeedieren is vaak zoo ingewikkeld, dat de allerzonderJingste vergis singen begaan, konden worden en wel begaan moesten worden. De jeugdige vormen verschil len somtijds zoo sterk van die in volwassen toe stand, dat meer dan eona als geheel verschil lende dieren beschouwd werden, wat later inderdaad vormen van een en hetzelfde dier op verscnillenden leeftijd bleken te zy'n. Zoo ging het ook met sommige kwallen. Het zee-onderzoek en de groote zoo logische stations in de verschillende werelddeelen hebben in de laatste jaren ook hebt gebracht in de duisterste diepten van den Oceaan; en van vele kwallen is tegen woordig de Ie 'enswy'ze en de ontwikkeling even goed bekend als van een kikvorsen of eeu forel. Dat kwallen iets met neteldieren of polypeu te maken hebben, vermoedt ieder zelf al, die wel eens by het zwemmen of pootjesbaden aan het strand met de levende kwallen in aanraking is gekomen. E f en als onze zoetwaterpolypen en zee anemonen schieten ze harpoendraden uit, die verlammend werken op kleine prooidieren, en die op onze huid een vreemd, onaange naam-prikkelend gevoel veroorzaken. Maar dat die zelfde groote scherm-kwal, de glazen parasol met franje zelf eens «en gewone kleine polyp is geweest, dat ia eerat in den lateren tijd gebleken. Op schelpen en steenen zit onderwater een wezentje vastgehecht, dat meer op een dopje met franje lijkt dan op een dier. Het heett veel van den zoetwaterhydra, die als intere-irant aqnariumbeeat bij ieder bekend is. Onze bydra evenwel is veel dieper uitgehold, en heeft minder tentakels dan deze Hydra tuba, of trompet-hydra uit de zee, die er geregeld zestien draagt (afgebeeld by A). Onze netwater-hydra krijgt wel eieren,maar vormt ook knoppen als een plant, en daaruit ontstaan weer nieuwe polypen geheel gely k aan de ouden. Geheel anders gedraagt zich de trom pet-bydra. Op zekeren leeftijd gesomen krimpen de zestien tentakels in, tot ze als stijve korte draadjes boven om den rand van het ondiepe bekertje staan. (Zie het flg. by B) Tegelijkertijd gebeurt er ie;szonderlinga, het geheele vastzittende bekertje, op den ondersten voet of steel na, kry'gt overdwarse rim pels, die snel dieper indringen en elk acht ge spleten randpuntjes vertoonen; de geheele hydra kry'gt nu spoedig den vorm van een Een maaltijd zy' een opeenvolging, nim mer een volte." Het aantal maakt de huishouding; ne slechts maakt het home." ? ** Olive Snell is een portretschilderen die, weer en wind dienende, een schitterende toekomst tegemoet gaat. Haar sterk individueele opvatting van het zóó moeilijk genre portret-schilderen, is van buitengewoon artis tiek gehalte. Of Olive Snell ook schandlappen" ge maakt heeft, zooals landschappen in't schil ders jargon genoemd worden, weet ik niet, maar, dat zij haar naam zal maken door 't verrukkelijk meisjesportret dat zij zoo juist geschilderd heeft, daarvan ben ik overtuigd. Haar model, een der mooiste meisjes van Londen, is de dochter van Hon: Eustace en mevrouw Fitzgerald, een kleindochter van wylen lord Fitzgerald. Olive Snell zal binnenkort expoaeeren in Stafford Galleries. Zy', die het voorrecht hèb beu in de aanstaande season" naar Londen te gaan, moeten niet verztimen, een kykje te nemen van 't werk dezer veel belovende artiste. * * * Op een feest georganiseerd door de leden der Vereeniging van jonge kunstenaars" te Bucharest, is de kroonprinses van Rumeni verschenen in een kleeding, die hoogelyk werd gewaardeerd en bewonderd. De prinses was gebuid in het imposant gewaad van prinses Krasna, een vorstin om haar vroomheid en goede werken door de Rumenen als een heilige vereerd. De kleedy van prinses Krasna, is de vermenging eener middeneeuwsche klooster zuster, en, een wereldlijke souvereine uit den zelfden tyd Een imposante, hoogst aantrek kelijke figuur was de Rumeenscbe kroon prinses in haar rigide, zwart fluweelen Krasnarobe, omzoomd met breeden rand donker bont. Het schouderstuk en de guimpe van fijn geplisaeerd wit batist, gedeeltelijk schuil gaand onder een wolkachtigen tot onder aan het kleed reikenden, witten sluier. Onderde kin en o ?er de ooren heen getrokken de strak gespannen witte bandeau, die van 't vrouwengelaat aldus omhuifd, eiken zweem van wuftheid en wereldzin bant. Het gevlochten haar om het voorhoofd geslingerd, neerda lend bijna tot aan de wenkbrauwen. Het hoofd gedekt door den blanken sluier, boven den sluier een massieve vorstincekroon. De slanke, blanke, aristocratische handen ootmoedig gevleid tegen 't geopend gebeden boek, een lange rozenkrans met forsch i?oren kruis, neerdalend tot op den zoom van 't fulpen kleed, aldus schreed de Vorstin langzaam en statig de feestzaal binnen. * * * Nu Madame Mode in dartele lentevreugd ons de dolzinnigste hoeden- modellen vertoont, is 't vermakelijk de spotprentjes der modieuse brandemmertjea, wascb.kom.men, sauspannen, prullemandjes, en bloembedden, altegader voorjaars- en zomerhoeden, te bekijken. Ook is 't lezen der grappen en bons mots over onze stipel ouderwetsche brood borden; de bovenste groeit het sterkst en heeft den mooiste bloem (by flg. C) en nu vait successievelijk de geheele atapel borden in afzonderlijke bordjes met gesterden rand uiteen (zie fig. bij D. By D' is n vergroot voorgesteld). De sterreschy'fjes bewegen zich vry' in het water, ze hebben nog acht stralen; maar spoedig groeien de ruimten tuasehen de stra len vol; deze zijn nog aan den rand als acht kleine uitsteeksels met een knopje er tusschen te zien. Na lijkt bet schijfje nog meer op een aardig versierd bord, niet waar? Wel, het is al een jonge kwal geworden. De vermeende trompet-hydra was niets anders dan een jeugdvorm, een stadium, een Jarve om zoo te zeggen, van de mooie schermvoimige zee kwal, Aurelia. Er groeien onderaan nog vier groote tentakels uit, de rand krijgt een fijne tentakelfraije en bovenop verschijnen vier donkerroode hoefijzervormige figuren, die de voortplantingsorganen van het dier zijn. De bovenzijde bolt zich zwak als een vlakke parasol en daar zweeft de volwassen kwal voort door het stille water; meestal statig overeind, soms jolie, vooral in gezelschap. een beetje schuin uitzwaaiend; zóó dat de onderzijde te zien komt. De fijne franje rand is niet eenvoudig en gaaf, maar vormt een schulprand; daartusschen zijn acht knopjes gelegen, en wel in de kleine inhammen die tusschen de beide uitsteeksels van elk der acht stralen nog paskwillige hoofdbedekking aan te bevelen, want, een klein leerinkje hoe gering ook kunnen wij er altijd uit trekken, en, zyn ook geneigd dit te doen, nu de waarheid ons lachend gezegd wordt, voor Veritas, de vorm waarin zij het makkelijkst geslikt wordt. Grof stroo in alle tinten, Italiaansch stroo en paardehaar, is 't materiaal waarvan de excentrieke hoeden gemaakt zijn Overvloed van prachtige bloemen, die mooier zijn dan ooit, soupele, veelkleurige zy'de en 't luchtig, flatteerend mousseline de soie als garneering! Tech weet Madame Mode, beter dan iemand: que tout va bien a la belle"! De nieuwerwetsche hoed, hoe fantastisch ook van vorm, doet" op een goed gekapt vrouwenhoofd, en, staat om-te-stelen, wan neer het met zorg gekapte kopje het onzeg baar en onschatbaar voorrecht heeft, een goed gevormd, innemend gezicht te bezitten. De np-to-date kapsels zijn: Het Grieksche, met de klassieke dof-gonden haarversieringen. Zij, die het type vertegenwoordigen der guitige .Molière Soubrette, een goed lachsch mondje met schalk, geestig wipneusje bezitten, moeten zich niet la Grecque kappen. Bij dit kapsel, behoort een onberispelijk ovaal gezicht, een slanke, rechte neus en zér zuiver profil.^ Dezelfde eischen stelt het modiense, S paansche kapsel, wat zér mooi, maar zér op vallend is, in zyn Zuidelijke lokkenpracht en bonten tooi. Het allerliefste Louis XV kapsel, scheiding in 't midden, het geonduleerd haar in losse krullen het hooid omslingerend.hetidealekapsel der bekoorlijke ingéuue, is ook weer op 't mode-progamma verschenen. Doch, al heeft 'de ingénue by voordeur het LouisXV kapsel geadopteerd, de losse krullen hetzij in grijzende tint, hetzy spierwit, omlijsten op flatteerende wijze het hoofd der vrouw van middelbare jaren, de la femme entre deux A gei, die steeds meer verdwijnt, nu grootmama op de fiets zit, uitgaat" in zacht-blau w, crème en wit, en dat der zér oude vrouw. Tegenwoordig is de vrouw: jong, of oud. Madame Mode kent geen gulden middenweg. Zij is niet van Nederlandschen oorsprong, anders zou zij wel wat degelijker zyn. Ten slotte neen l er zijn variaties zonder eind, docb, een vierde, modieus kapsel is: fcheeve scheiding, haar sterk gegëonduleerd en dof gouden ban schuin ovet de golvende lokken gelegd. Het kapsel, waarmee Madamoiselie de Bray ten tooneele is verschenen: roaetten van ge vlochten haar op de ooren, is zoo excentriek, en zoo weinig bekoorlijk, dat 't weinig of geen opgang zal maken. CAPRICE. te zien waren in net vormalig vlakke ster retje (fig. D') Die knopjes bevatten oog, oor en neus van de k wal; de mond bevindt zich in het mid den ala een gekruiste spleet tuaschen de vier halve kringen of hoefijzer figuren; en door die mond gaan by' menigte de uiterst kleine zeediertjes en plantjes naar binten, het voedsel dat ook de kwal noodig heeft, om te groeien en te blijven leven. Behalve deze kristalheldere of lichtlila Aurelia met zyn vier roode vlekken, die hem goed kenbaar maken, hebben wij op onze kusten nog vaak blauwe en geheel roode kwallen; maar die komen later in het jaar, de hier afgebeelde Aurelia laat zich al tusschen Paschen en Pinksteren kijken. In warmere zeeën dan de onze komen groote kwallen voor; die verbazen door hun massa van sierlijke aanhangselen: lange koorden, groote kwasten en drijvende blazen die op afstanden, veel grooter dan de lichaamslengte van bet dier, achteraan sleepen of rondom het dier in het water slingeren. Daar zyn soorten bij, die wat sierlijkheid van vorm en schoonheid van kleur betreft, aan het ongelooflijke grenzen. Wie het pracht werk Kunstformen der Natnr" bezit of het in een bibliotheek kan inkijken, moet met behulp van het register maar eens zoeken by de Siphonophoren of Staat-kwallen. E. HEIMANS. Bladeren in kransen geplaatst. 16 a. 17 a. 18 a. Mooie, rozeroode (zelden witte), vrij groote, min of meer hangende bloe men, met meeldraden en stamper er binnen in. Bladeren alleen aan den rand eeniaszina naar achteren omge kruld en fijn behaard. Zie fig. Heidekruidfamilie, blz. 776, Dopheide Kleine, weinig gekleurde bloempjes in de okseïs der bovenste of bijna bovenste bladeren; hetzy met lange, dunne meel draden of met Istamperije. Later zwarte bessen. Bladeren geheel in de lengte opgerold. Zie fig. volgende blz. Kraaiheifamilie> blz. 609, Kraaiheide De bloempjes zijn vy'fbladig en staan in groepjes bijeen. Een zes- of achttal van die groepjes vormen samen weer een geheel, doordat de steeltjes, waarop ze rusten, weer in eenzelfde punt bij eenkomen, als de baleinen van een regenscherm. Zie ut. Familie der Schermbloemen, blz. 623, z.zz, Kranskarwij Bloempjes niet in zulke schermen; hoogstens komen er 3 bloemstelen uit n punt. 18 De bloempjes zijn voor 't meerendeel 4-puntige sterre'j es. Zie fig. Blz. 952, Familie der Sterbladiffen Bloempjes meerendeels 5-tallig. 19 Verbetering. Door een vergiaaing is van de clichéby het vorige opstel (een blz. uit de Geïll. Flora van Heimana, Heimsius en Tbijsse) de linker helft (de tekst) en het onderschrift weggelaten; zoodat een deel van het opstel onbegrijpelijk werd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl