De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 2 mei pagina 2

2 mei 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1662.' het Moeflijk utt te maken viel wie er eigen lijk aan het woord was. Hoe te moede, dacht ik, moet iemand, die een zware straf te. vreeven heeft, zich wel gevoelen, als hij merkt dat zijn rechters Biet eens naar zijn verdediger luisteren! Het rechterlijk ambt is ook in mijn oogen eervol, moeilijk en vol verantwoordelijkheid. Maar uit mijn zaak heb ik geleerd dat er feilbare menschen onder zijn, die niet altijd hun vooringenomenheid tegenover beklaag den weten te onderdrukken. Nederland behoort niet altijd te berusten als de Hooge Raad in een of andere kwestie tot een einduitspraak is gekomen, want er is een groot verschil tusschen recht doen en een zaak langs gereehtelijken weg te zien beëindigen. In onze rechtsspraak missen we naast het recht het rechtsgevoel. Autoriteiten en justitie schenen ook-maar niet te beseffen hoe onnoemelijk veel kwaads er achter de schermen kan gebrouwen worden op kleine plaatsjes door sommige burge meesters, van wie z\j hunne inlichtingen krijgen en waar natuurlek geen haan verder naar kraait. Beschouw, mijnheer de Redacteur, dit schrijven als een bloempje geplukt in den Nederlandschen hof. Yoor de waarheid sta ik in. P. VAN BEUZEKOM, Arts. Dit in zijn eenvoud waarachtig relaas is zeer treffend. Men ziet hoe onbevredigd de rechtepraak" laten kan, zelfs wanneer de neeren rechters het zonder grauwen en snauwen doen. En men zegt in zich zelf: Als een Hof het nu eens wezenlijk op de vernedering wilde aanleggen van een aantal Papendrec iters, wat deed het dan ... onhan dig door te schelden, zooals h.v. de Bossche President zich veroorloofde! Met vél minder esprit, dan deze Heer bij de zaak- Garsthagen ten toon spreidde. het verhaal van den arts van Beuzekom legt er getuigenis van af, bereikt men be langrijk serieuser effecten! Bovendien.... Bovendien wil het ons dunken, dat zelfs voor een President van een Hof het noodeloos beleediajen gev:i;ir zou kunnen opleveren van hem in aanraking te brengen met de.... Wij aarzelen eigenlijk deze onze ge dachte uit te spreken. Zij lijkt zoo on gewoon ! Wij zullen het toch maar eens doen om er de vraag mee aan de orde te stellen, waarom nimmer getracht wordt verregaand loslippige Magistraten homeopafisch van deze loslippigheid te genezen, n.l. door den rechter voor den ... rechter te riagen ? Is het heelemaal onmogelijk ? Dat kan toch niet wezen! Er staat nergens in de Wet, dat een rechter onvervolgbaar is voor hetgeen hij zegt tijdens het geding, gelijk dat nnt Kamerleden, als zij ter zitting spreken, wél het geval is. Slaat men nu het Wetboek van Striifvordering op, en zoekt men er de bevoegdheden en de plichten des voor zitters, dan ia daar steeds sprake van leiding, van handhaven van de orde, van onderzoek, van zeer objectieve handelin gen dus. Men leest daar: depresident vraagt," de president vermaant," de president beveelt," maar nergens staat uitdrukkelijk de president snauwt" of de president scheldt in dit geval den getuige voor straatvuil". Zoo iets leest men ongejokt nergens in de Wet, en dus ligt het vermoeden niet verre, dat de wetgever het snauw- en scheldrecht volstrekt niet heeft willen toekennen aan de heeren in toga. Nu is het waar, dat om een onderzoek in vrijheid te doen plaats hebben, om een rechter de ruimte van beweging te IN DE GROOTE LEERSCHOOL DOOR SA.MÜEL GOUDSMIT. IL Toen-ie 's avonds laat weer naar boven klom, terwijl de heftigheden zich hadden neergelegd in een sterken loop door den friaschen avondwind, de begeerte naar ver zoenende overtuiging tot een rijper vastheid was gegroeid overrompelde hem het huis met teleu "Stelling hij vond de kamer donker, zijn bed leeg. Diep pijnlijk sneed de beleediging in hem, zij was dan weggeloopen. Het was de vernederende grieving door het wijfje dat zijn huisje achter zich gelaten had, dat hem niet waardig scheen te vinden, zich door hem te laten omhelzen. Hij dacht niet over de domheid na waarmee hij in het, by goud- klare oogenblikken zoo goed en machtiggeweten streven van achter werd aangevallen; hij doorwoelde alleen de doodend-verbitterende machteloosheid, waarin hij gebonden, geklemd stond, als met venijnige nagels in zijn vleesch gebeten, en hij doorpeilde knersend, zonder kracht tot doordenken der feiten, de ellende waarin het eene liefste hem zijn kracht zou gaan benemen, opdat hij het andere liefste niet zou kunnen bemachtigen. Hij sliep niet gedachten van wantrouwen, telkens weer als belachelijfc verdreven, hielden hem in rusteloos rengelen wakker : Als ze bij een ander zyn zou . . .? Moeder vertronwdeie niet... als ze 't 's beter kon krijgen... Nu ze uit zijn handen was weggeglipt, als in een minachting, sarde de hem de telkens indringend geproefde mogelijkheid. Den anderen dag, mokkend-bedroefd, slenterde-ie door de s' ad, vond kameraden nu en dan, redeneerend met bangelijk kansen wegen over de staking een conferentie tusschen werkliedendelegatie en patroons was mislukt, de weerstandskans, doodarm, zou weinig of niets kunnen geven, een twintig man, moedeloos of ongezind, werden 's morlaten, die hem veroorlooft naar zijn beste weten dat onderzoek te leiden, niet be hoort te worden gekniesd over een enkel hard woord. Men kan, hoewel wij voor ons allerminst van die opinie zijn, de meening huldigen, dat b.v. de uitval tegen Hubert de Graaf: Jij staat als dronkaard bekend", voor den President een middel tot onderzoek uitmaakt. Het kon hem erom te doen zijn een feit ter kennisse te brengen van het Hof en het Openbaar Ministerie. Maar als deze President daar direct op doet volgen de zin: de jenever kun je haast van je gelaat aftappen"!), heeftdit met leiding", met onderzoek", d.w.z. met de taak van den President, niets hoegenaamd meer te maken en staan we tegenover een heel eenvoudig geval van beleediging. Hubert de Graaf zou zich kunnen wen den tot den Procureur Generaal van het Bossche Hof en dezen verzoeken een strafactie te openen tegen den President... Hier Echijnt echter een klein bezwaar tegen te zijn: de Procureur-Generaal, in deze zijn eigen meester, heeft nl. het volste recht de uitnoodigina: te verwijzen naar... de papiermand. En, nietwaar, Procureurs-Generaal zijn wel zér geneigd tot het vervolgen van den President van hun Hof, maar heelemaal secuur schijnt deze weg toah niet! Er is echter een andere, en een heusch wel aardige weg: de burgerlijke actie. Hubert de Graaf zou den heer President bij deurwaarders-exploit kunnen dagen voor den civielen rechter en hem aan spreken tot vergoeding der schade en tot verbetering van het nadeel, iii eer en goeden naam geleden", zoials dat zegt art. 1408 van het Burg. Wetboek. Er zijn gevallen, waarin deze eiscb. niet wordt toegewezen. Men vindt ze vermeld in art. 1412 : n.l. indien geen oogmerk tot beleedigen" voorzat, (dat oogmerk is in 't bovenvermelde geval voor ieder duidelijk zichtbaar); indien de beleediger klaarblijkelijk heeft ge handeld in 't algemeen belang" (geen sprake van); indien hij het deed ter noodzakelijke zelfverdediging" i,nog min der toepasselijk). Wilde Hubert de Graaf das eens aardig" zijn, dan bood hij, nu men van de Justitie voor de Pupendrechtsche zaak voorloopig niet veel heeft te wachten, Nederland de voldoening te kunnen begroeten een civielrechtelijk vervolgden President. O! wij wenschen dezen Edjlachtbareu heer geen kwaad toe ! Onze Wet ia bovendien niet streng. Al klinkt art. 1408 aio? opwekkend voorden President in quaestie: Art. 1408. De burgerlijke reptsvordering ter zake van beL-ediging strekt tot vergoeding dor schade, en tot beterirrg van het nadeel, in eer en goeden naam geleden. De regter zal, bij do waardeerinjr daarvan, letten op het min of meer grove van de beleedisirig, benevens op do hoedanigheid, den stand en de for tuin der wederzijdsche partijen, en op de omstandigheden. Na, grof" is do bsleediginggeweest, on daar de hoedanigheid eriz. van den Pre sident plus de omstandiyhfdi'n (n.l. voor 't aanschijn van heel Nederland en van zoo hooge plaats!) zeer ernstig zijn,... kunnen de kosten hoog loopau!! Art. 1409. De beleedigde kan boven dien eischen, dat bij hetzelfde vonnis worde verklaard, dat de gepleegde daad is lasterlijk of beleedigend. Het vonnis zal, indien de beleedigde zulks vordert, ten koste des veroor deelden, openbaar worden aangeplakt, 1) Deze zin is aldus genoteerd door den verslaggever van het Handelsblad, die naar wüvernamen stenograaf is. gens onder bescherming, en door de honderden stakenden achtervolgd, naar de fabriek ge bracht. Hij slenterde rond, kwam drie-, vier maal vergeefs haar thuis zoeken, liep ver drietig weer heen. Dan, een nacht afwachtend, of ze keeren zr.u, dreef hem zijn wantrouwen toch naar haar vader's huis, maar toen vrouw Dekker dadelijk van boven riep dat ze 'r niet was, kittelde hem zijn koppigheid genoeg om hem verder vragen ondoenlijk te maken. Een week bijna had hij z'ii doDdiche huis bewoond, z'n onopgemaakte bed beslapen, de boel die op de tafel en langs de wanden gestorven leek, met droeve grimtnigheid aangestaard, z'n laatste centen in een kolliehuis van een volks bond verteerd, terwijl in de geringe kans op werken geen verandering nog was gekomen toen-ie 'a middags, wat weëig geraakt ten slotre, opstandig en overgevoelig tcch beide, weer z'n trots vermeesterde, en van verlangen en strunger rechtsgevoel weer naar haar heen stapte. ,,'k Waau's hoore, as me vrouw ook hier was... is Jans d'r ook?' riep ie onder aan de trap. Haar blonde hoofd k,vam om de dear, op 't portaal naar beneden zien. Bi jai doar?" vroeg ze onverschillig wvg. Vrouw Dekker grimde uit de kamer en zweeg weer heen. We wau je," probeerde Jaas, maar ze liep onderwijl al de trappen af naar hem toe. En hij, da handen in zijn broekzakken: Ik kwam 's hoore, as.., as je nog vésias was om weer thuis te komme ... je b'.èft me wat lang op de koffie vaa deze kier..." Zij bekeek hem vaa hoofi tot voeten, zag zijn verslordigie, zakkig om 't lijf hangen ie kleeren, zijn hangerigheid en ijn bleek ge zicht, waarvan-ie de outJaanheid mei: zijn gemakkelijk onverschillig kijken scheen te willen vertrekken. Sau je n' eria eindelijk weer oasem geve?" vroeg-ie, sau je nie weer's noaja huishouwe komme kuke? Hoe denk je d'r over ... heb ik je soms gesloage?" Komme kijke?' onversehilligdeze,enterug verwijteed, je bin anders soo erreg belang stellend niet, 'k doch da 'k al van je n' af was." Hij zag haar aan, met sijn lichte jonge bij zoo vele exemplaren als, en daar waar de regter zulks zal bevelen. (B. 1408, 1414)... Maar om nu te toonen, dat wij het geenszins aangenaam zouden vinden, in dien wij een zoo hooggezeten (of hoog staand ', want dat is de uitdrukking van hemzelf) magistraat op kosten hielpen jagen, wijzen wij op de menschlievende beschikkingen van Art. 1410. Onverminderd hare gehoudenheid tot schadevergoeding, kan de verwerende partij dit zou in easu zijn: de President de toewijzing; van de vordering, bij het voorgaaude artikel vermeld, voorkomen door het aanbod en de- werkelijke aüegging van eene openbare verklaring voor den regter, houdende dat haar de gepleegde daad leed doet; dat zij de-wege versahooning vraagt, en den beleedigde houdt voor een persoon van eer. (B. 1414). Als de President dus openlijk, naar oud-christelijken trant, zijnjschuld belijdt, ontloopt hij zelfs een aardig deel van de kosten Mozie! ia t HooMafl. In wahrer Saelenangut lief ich umher; ich fürchtete en:decken zu mü*sen, daas ich gar nicht mehr Musiker se'. Mit dem Vlatrosenchor und dem Spinneriiede begann ich zuerst. Alles ping mir im Fiuge von Statten und laut auf jauchite ich vor Freude bei der iunigen \Vahrnehmung dass ich noch Musiker sei." Alzoo Riohard Wa»ner toen hij zich neer zette om den Fiiegenden Hollander' te componeeren, nadat hij maandenlang niets had kuanen voortbrengen. De stof voor deze dramatische legende, waarvan Lust zegt: Seit Byron hat keiu Poet ein so bleic'rres Puantom auf.;erie.ïtel' , heeft Waener opgedaan nj'leas een zeeren op een zeilschip v-.n Ilisru mar Londen. Driemalen werd het schip dsn; een heftijjen storm overvallen, eer mail zelf.) moest de gezagroerder eeu Noürweegsehe haven binuenloopen. De t-a^y vs'.n den v liegenden Hollander, die Wa^nsr uit dt-n mond van liet scheepsvolk opvüij:, maakte op den kun stenaar eec leveudigen indruk. L'Uer oefende Hsinrich Heine ;*roo!eu invloed uil op den vorm vaüde legende en ioen \Vaguer door bemiddeling van Meyerbter, in kennis kwam met den dirnneur der groota opera te t'aiijs, Leon Pület, vork'aarje ileza zich neer ingenomen met het onder wtrp en ver/.ocht den auteur hem dit af te siaan ten tij) .ie liet aan een zekeren Dieisch te kunnen geven, die eerder «an dn i-u-u H wss met pen opera te Parijs voor h ft. voetlicht te komen. Wanner zou tocli zeker rioj; m'iisteus vi«r jaren nueten wachten, Werkelijk is dan ook '.a Vaisseau fan16ne" in eeiJ frausche bewerking van Fou;hé, die weinig met Wagner's onderwerp gemeen heeft, op rtu'.ie.k vau Dietsch, ten tooneele gebracht, zonder echter veel iniiuk te 'maken. In 1811 nadat Wngner, door allerlei teleur stellingen oritmoedijjd, zich te Meudon in stille !aii lelijke eenzaamheid teruggetrokken h id, kon hij er aan deuken, zijn stof zelf te gaan bewerken. Xadat zijn piano aangekomen was, ui'te hij de boven aangehaalde beroemd geworden volzinnen, liet rnatrozenkoor en het spinlied werden het eerst gecomponeerd; de ballade van Seuta was reeds dadelijk bij hei schrijven van den tekst ontstaan. Wij kunnen ons best voorstellen, dat die deelen den componist geen rust lieten voordat ze op muziek waren gebracht. Zij toch vormen de kiem van de geheeie opera. Oabewust heeft Wagner hier reeds zijn systeem van het Leitmotiv" in toepassing gebracht. De gedachte daaraan had zich nog niet tot een principe ontwikkeld, dat zou eerst later gebeuren ; maar zooals ds motieven van het matrozenkoor en de ballade vooral, het geheele werk beheerschen is thans in onze knapeusüuit, de verliefde guitigheid dadelijk achter zijn grommige boosheid, in het ooi ijk gestamel van zijn woorden, terwijl zijn lichtrossige hoofd hokki» heen nikte, bij ulken klem der aar,5e!end-gesochto zeggingen. Er kwan een glimlach van genegenheid langs haar gezicht sluipen, zich verbergend iu den mondplooi en schietend met schalkenden sprong langs de even aauschitterende oogen, als van een fijne kleurige plooi in haar den ken, en eea gouden aanwarming in haar ganeche ruimende lijf. Als een warme ge vin g spon het zich uit haar, zich neigend naar hem heen, zich strekkend over hem uit, koesterende windselen van innigheid, van innigst leven, schenen aich om hem te willen spannen, om hem naar haar toe te trekken, tegen haar iyf te drukken, opdat de mond en de oo^en en het heele wezen, eenig-vortron vtilijke fluisteringen zouden koozen naar zijn jonge witte vel. En zij voelde, hoe een drukkende benauwenis, die van daar, van boven, uit het huis, haar dorapte, van haar weg KOU konten vallen; zij herinnerde zich 't gesprek van biraks met haar moeder, als «en verstikiienJe dwang, een te ontvluchten gevaarlijkheid; hoe die steeds het ei^ea, volle, bloed-0!«eii bezit, oiusvond uiei woorden vaa dreigende ver^rijniing, hoe zij hiar tegenzin in hem. bij geen 'enkel gesprek terug hield, vanaf 't be^iu vau huu fcaarugang zich al verzottend, to: allengs zij zich alp in eea voortdurende t.a:ae:>zv.rering tegen hem tctiuldij; vofeide, verwarrend haat eerlijkheid, het open geluk vau haar iiefJe met een duistere door ?(? e ving be^ro;-zeleud. En nog straks pas, vf>ór zij naar benen TI ging had moedei haar vaa teruggaan heimelijk afkeer^; willen maken zich beklagend, dat i:ij zich een week tijd ;a zijn vruuw niet bekom merd?, sijn schuld nar dikkend, ssijn tijdver drijf verdacht mikeni?'t wasirou-.vea niks gein wonder <j jk ommers .. . je mos tcch altèi bij je geloof biijve... want vandaag of morregrf ... je kon 't toch zien . .. dan barstte de bom toch ommers... dan kwam je tegen over mekoar Ie staan ... ze bad toch altijd gezegd.-, 't was vrai wat beter geweest, as zén 'n degelijke Koomsche man had genome... 's. hou myar ... luoar uitje man meeoogen een volkomen logisch gevolg van den bouw van het draoaa, Da vraagde ran Wagner over het gewaar wordeu, dat hij nog componeeren kon, is ons begrijpelijk want ook thans treffen deze stuk ken ons nog door genialiteit van vinding. Met een hartstochtelijken ijver voltooide Wagner zijn Eoüader"; in zeven weken was het werk gereed. De eerste uitvoering zon echter eerst op 2 Jauari 1813 te Dreiden plaats vinden. Met den Fiiegenden Hollander" heeft het Barmer opera-ensemble zener wel zijn beste trcef uitgespeeld. Daarmede wil echter nog in geenendeale gezegd zijn,dat het peil der opvoe ring zoo hoog stond dat de naam Festspiele" gerechtvaardigd was. Niet omdat men ver zuimd nad het Bayreuther voorbeeld te volgen en hst stuk zonder onderbreking te geven; want hoe groot ook het voordeel vaa een dergelijke regeling ie, het gaat niet aan te eischen dat dit voorbeeld onvoorwaardelijk door elke Bühne" moet worden opgevolgd. Neen, wat te Bayreuth, vooral in vroegere jaren, elke opvoering tot een Festspiel" maakte, was de wijze waarop alles verzorgd werd. En juist minutieuse zorg ontbrak hier in hooge mate. liet orchest b.v. bevatte vele goede eleelementen; de houten blaasinstrumenten waren werkelijk goed; maar het koper, met nam.8 de trompetten, waren te ruw, te bru taal van klank. De strijkinstrumenten waren te zwak bezet; de violoncellen klonken vaak zoo onnoozel. Of nu de kapelmeester Schwarz, door onop houdelijk oefenen en repeteeren, niet toch een beter geheel had kunnen maken van al deze instrumentengroepen? Toen Aagelo Neutnann in 1881 one land bezocht en Wagnei'n Nibelungeu" voor het eerat hier opvoerde, had hij evenmin een eerste ranga orchest, maar... hij had Anton Seidl, een eerste rangskapelmeester eu alge meen was men verbaasd over hetgeen het orchest verrichtte. Het komt mij voor, nu ik drie avonden achtereen den heer Bchivarz heb kunnen gadeslaan, dat hij niet gevoelig genoeg is voor do f'ijaere nuancen eenerorchestpartituur vaa Wagner en dat hij tevens mist dan zin voor het elastische tempo dat men nu eenmaai bij Wagnbr niet ontberen, kan. Niat oaverdienateliJK is zijn directie, maar zij steekt boven net handwtrksaiatige van den routiaier niet uit. Ouder de vertolkers nia.^ verreweg in de eerste plaats genoemd worden de:i Dalaud van Lallermaup. Wa* deze zanger gepraesteerj neefo was inderdaad buitengewoon goed. Verleden jaar was zij a steai 1104 zoo weinig bu'igzüdtu en zoo stug en taaus wist hij voortroiieiiJK deu geaioedely'keu ouden scheepskapitem weer te geven. en;a we:d vervuil door Eisa Merenyi, een zangeres die er wel niet ia slaagde ons tot eeu Friótspiel-steminiug op te voeren, maar die toch niet oaverdienstelijk haar por'.ij weergaf en vooral den nadruk legde op het dromerige karaktar van het dweepaieke meisje. Indien zij in haar ballade niet voortdurend een weinijije te laag gezongen had, zou haar aang ?,oker nog meer indruk gemaakt hebben. Het is zeker wel de schuld van de regie, dat haar sprong in zee aan het slot van het werk tota.ümislukte. Thans maakte dat dramatische moment eeu. treurigeii indruk. Het komt mij voor dat de ioilandei" Max Dawison verzuimd heefc zich onder een strenge tucht te ontwikkelen. Zijüstem is klankrijk en sonoor, maar zou veel meer kuanen pracateeren bij doelmatige behandeling. Op verschillende plaatsen hoorde ik echter waarlijk mooie dingen, vooral in het me.zo, mee. .Daarnaast echter zulke verregaande slordigheden ia uitspraak, dat men ::ich moest af/ragen, heelt die man dan iu het geheel geen smaak of ontgaat hem de zin v oor zelfcriliek ? Erik en de Steuermann" vonden in de hearen Löl'gen en Hocheiui zeer goede ver tolkers en Mary Melan als Mary bevestigde mij in mijn meening dat deze vrouv tot de beste krachten van het gezelschap behoort. Het vrouwenkoor in het spinlied klonk niet kwaad; de lage stemmen waren echter te zwak en te dun van klank; ook bij de mannen stemmen deed zich het verschijnsel voor dat de hoogere stemmen beter klonken dan de bassen. gsan ..." zoi-ie, met 'n hoof jnik naar buiten noodend, as fesoeniijke vraüu.v zeilde ... wit doch je?" Mooie man," mopperde ze, bi-je soo verlangst? je bin Bekers d'r van deur gewces hè? dat je je age de heele week stiekem weg hib gekaauwe ... je doch sekers . .. bi-je weg ... goddank b f maar weg hè?" Of ik ... of ik heele gaar niet al de ... de tweede dag hier bin geweest...;'bestreed hij, de" sai-je nie wete, jai..." Vi'.u de week?'' vroeg ze, Jai? bi jai hier van de week om ma geweest?, .. as je me nou, rooio ... je had 'm sekers om, toe je da gedoch Let hè?' De had 'k toch niks meer op as ECU," zsi-ie, wti doch-ie, da 'k leugen eai?... 'K bin hier van de week geweest 'oor... om jou..." En wanneer wüs dat dun?" Weneer? Dingsdegmiddeg tóeh? Bai je moeder au de trap? on; hallef twee? nou... 'k weet precies de klok hoor. Maar se riep nog iekker ve' bo~e of, je was d'r niet, sai se doch? n;ut 'n gesicht as 'n merakelsche oorwurrem? die aauwe van jou? of niet..." J.uis z ;g iacigs zijc hoofd heen, plots bedenkuud, licht vorbleeke^d, een oogenblik. Om half Uvee? was ze toch thuis geweest? gosaie .., gossiemène .. .wat 'uemuigersstreek van moeder ... u se had nog wei geseid . . . dat-ie de heule week niet.. .. Een kleine, heftige koiking van drift woelde ia haar denken, eea oogenblifc...'. Toen keerde i:e zich om. 't gedicht naar du 'trap. Moedeer l" riep ze naar boven. VJUÜVY Dekker kwam oui de hoek. ,,rk G.iuu fcü'e weg, hoor!" 2ie lii'.m <le deur tiij 'i knopje en sloeg ze loe, besloten nijdig, niet kort-harden blag. Hij v/ist niet, hij verBctiueLiUji'Je eer. oogen blik vau baar pio'se gaan, en toen-ie naast haar op straat stond, durfde hij niet vragen of ze iru meeging. 's Toch ommers geen werrek", mopperde hij voorgaand, je hoort toch ocamers bij men niet? je mot toch nie enkel en alleen noar je moeder luistere?" Nou joa-" zal ze heimelijk, me moeder..,." Jan ze dacht er verder over na, opeens wijssulijk geuoeg overwegend, om het verraad Zaide ik na straks dat het Barmer operageselgchap zyn beate troef me.t den Hollan der" heeft uitgespeeld, dan bedoel ik hier mede dat dit werk meer binnen het begrips vermogen ligt van de uitvoerenden, dan die Walküre" of Tristan." Over de vertolking van laatstgeaoemd werk, het ging op den tweeden dag, kan ik kort zijn. Het voorspel eerste acte slaagde het best, dat van de derde acte had wel wat te lijden door de eenigszins dorre en nuancelooze voordracht van de alt-solo. , Dank zy' de vertolking van Margaretha Kahler en Mary Melan, die in de eerste acte voortdurend aan het woord waren, kreeg men den indruk dat Tristan beslist op hooger peil stond dan die Walküre". Ook Kurwenal (Dawison) was met zyn ruwe afsaauivende manier «an zeggen niet zoo misplaatst als in de Wotah-partij van die Walküre". Ean oogenblik dreigde de begeleiding vau zijn ballade: Herr Moroll zog zu Meere her" te mislukken, toen de hoorns niet in vielen. Als Tristan trad ds heer Wallnüfer op in plaats van Jac. Urlu-i, die verhinderd was. Men mag hem das niet te scherp beoordeelen. Alleen zgn grime, met dit coquette snorretje, een echte salon-Tristan, had toch wel anders kuanen zyn. In de eerste acte deed de stern van, den heer Wallnöfer nog wel iets verwachten. Glans en kracht ontbre ken hen niet. Maar in de tweede acte och, arme: Da eene teleurstelling volgde op da andere. Eerst die .groote coupure in de tweede scène, dan zyn poëaielooze voordracht van het echoone O sink hernieder." König Marke(Lattermann) bracht eerst weer kunst. Dat was mooi gevoeld en voortreffelijk gezongen. Hoe geheel anders, hoe veel dieper, en warmer dan verleden jaar zong deze kunstenaar Marke's monoloog In de derde aote kon Tristan al even weinig voldoen. Noch in spel, noch in zang wist hij de agonie van den lijdenden held voldoende uit te beelden. Margaretha Kahler wTist in den Liebestod" de belangstelling weer wat op te wekken, doch haar stem is toch niet volumineus genoeg om tegen het orchest opgewassen te zijn. Voor Wagner's groote dramatische vrouwefi_s;uren worden nog andere accenten vereischt dan waarover deze overigens uitstekende, door en door muzikale vrou v weet te beschikken. De belangstelling van het publiek was slechts matig, maar de voorstellingen in haar geheel waren dan ook niet op hot peil, dat we hier mogen stellen. Het is waar, wat op eigen terrein aan dramatische kunst geboden wordt, kan niet bogen op den naam van eerste rangs kunst uitingen. Doch onze Wagnervereeniging staat toch zeer hoog; zij biedt steeds opvoerin gen, die ons publiek zeer critiech stemmen tegenover minderwaardige opvoaringen van vreemde gezelschappen. ANT. AVEKKAMP. Hf.t Boek def Spreuken van prof. G. J. P. J. BOLLAXD. Lsiden. Adriani. Het zeer vereerencl verzoek der redactie van dit tijdschrift om?Het Boek der Spreuken" van Prof. Bolland te bespreken, heeft mij in groote verlegenheid gebracht. De spreuken zijn uit den aard in zeer kernachtige be woordingen, zoo bondig mogelijk, vervat. En waar nu zelfs de meest duidelijk uit gesponnen gedachten van den schrijver door niet ingewijden meestal slecht worden be grepen, ligt het voor de hand, dat een lectuur als de^e tot hopelooze misvatting aanleiding moet geven. Sommige der hier herdrukte spreuken lokten dan ook reeds korte stormen van verontwaardiging uit. Ia eea paar kolommen een bevredigende exegese te geven lijkt mij niet doenlijk. Toch wil ik trachten, in voor een iegelijk bevattelijke taal, hier iets o*er het boekje te zoggen, omdat ook voor buitenstanders deze merkwaardige arbeid niet geheel ver loren behoeft te gaan, en omdat de persoon van den schrijver, aangaande wiea de meest dwaze opvattingen in omloop zijn, misschien voor de intelligente lezers van dit weekblad ia een ander licht zal komen te staan. Dat ik den schrijver hiermede geen dienst zal besvy'zen, begrijp ik ten volle. Vooreerst toch ga ik in allesbehalve wysgeerig-redelijke taal spreken en zal ik hem dus, mocht hij dit opstel onder de oogen krijgen, voortvan haar moeder te verzwijgen maar dichterbij hem voortslenterend, zwakkelijk tegenstrio'oelend in den toon alleen. Goa jai moar m;t jou slechte kerel mee noar huis" begon-ie wat moediger allengs te stoeien, hèaauwe? je bin toch ommers mét je moeder nie getraauwd, wat r zeg, haije de heele week bai je moessie gesloape?" Ja malle", lichte ze terug, wat anders.." Hij pakte haar hand, stoeide door de middagatraat vermeteler met haar voort, en zij herinnerde zich hun slung->lig-scharreligen verkeeringsiijd, vol Jnidruebtig dwaas ;<estoei, hun slenterend gevrij heele avonden lang tot in den overmachtig verlokkendcn nacht, met zijn verliefd gelluister aan hun open oor schelpen door de lijven heen vol bevend wachtende ontvonking-hunkerende brandstof van liefda. Nee, toen had ze niet na ir moeder geluisterd. En o, toen, later., hoe bij haar had meegenomen naar zijn nest, en 't met zijn iiefds had warmgeatookt, overal in alle hoeken en haar met heel zichzelf, met zijn leven, iu het stille gemia, in de zalige heerlijke liefkozingen had warm geademd, door heel haar wezen, tot 'c leek alsof zij heel haar bestaan, vaa af de eerste oogenI blikken dat zij wist te leven, alle warmte had [ ontbeerd. En terwijl het stil ia haar besloten stond, hem te volgen, kwam een zachte her-opeabrekin» van vriendschap ia haar om, ook zoo w a r ui, goud-bloeier'd warm iu haar, een beLoefte caar trouw en karneraadschappelijkheid. oa je nou nog niét hoast aa 't werrek, rooie?" vroeg ze zacht. As 't moar woar was", zei-ie voorzichtig van onverschilligheid, sse binne toch ommers aweer de sterkste .... je ken toch ommers nie teuge sen'öp.... goa d'r moar austoan.... vijfhonderd man en bijkans gen cent in de kas.... en.. .. en 'n uitgehongerde vereenigingsbeweging allegoar.... niet zuinig...." Wa' bedoel je, rooie...." Nou," lei-ie uit, toch mit de steucgelde ommers.... dr'ia toch ommers nerre^es wat in kas ook?'' je goat d'r onder.... so knap bi-je niet..." je bic toch allemoal moar luizige werreksloebers ooimers."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl