Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1662.'
het Moeflijk utt te maken viel wie er eigen
lijk aan het woord was. Hoe te moede, dacht
ik, moet iemand, die een zware straf te.
vreeven heeft, zich wel gevoelen, als hij
merkt dat zijn rechters Biet eens naar zijn
verdediger luisteren!
Het rechterlijk ambt is ook in mijn oogen
eervol, moeilijk en vol verantwoordelijkheid.
Maar uit mijn zaak heb ik geleerd dat er
feilbare menschen onder zijn, die niet altijd
hun vooringenomenheid tegenover beklaag
den weten te onderdrukken.
Nederland behoort niet altijd te berusten
als de Hooge Raad in een of andere kwestie
tot een einduitspraak is gekomen, want er
is een groot verschil tusschen recht doen
en een zaak langs gereehtelijken weg te
zien beëindigen. In onze rechtsspraak missen
we naast het recht het rechtsgevoel.
Autoriteiten en justitie schenen ook-maar
niet te beseffen hoe onnoemelijk veel kwaads
er achter de schermen kan gebrouwen worden
op kleine plaatsjes door sommige burge
meesters, van wie z\j hunne inlichtingen
krijgen en waar natuurlek geen haan verder
naar kraait.
Beschouw, mijnheer de Redacteur, dit
schrijven als een bloempje geplukt in den
Nederlandschen hof. Yoor de waarheid sta
ik in.
P. VAN BEUZEKOM,
Arts.
Dit in zijn eenvoud waarachtig relaas
is zeer treffend.
Men ziet hoe onbevredigd de
rechtepraak" laten kan, zelfs wanneer de neeren
rechters het zonder grauwen en snauwen
doen.
En men zegt in zich zelf: Als een Hof
het nu eens wezenlijk op de vernedering
wilde aanleggen van een aantal
Papendrec iters, wat deed het dan ... onhan
dig door te schelden, zooals h.v. de
Bossche President zich veroorloofde! Met
vél minder esprit, dan deze Heer bij de
zaak- Garsthagen ten toon spreidde. het
verhaal van den arts van Beuzekom legt
er getuigenis van af, bereikt men be
langrijk serieuser effecten!
Bovendien....
Bovendien wil het ons dunken, dat
zelfs voor een President van een Hof
het noodeloos beleediajen gev:i;ir zou
kunnen opleveren van hem in aanraking
te brengen met de....
Wij aarzelen eigenlijk deze onze ge
dachte uit te spreken. Zij lijkt zoo on
gewoon !
Wij zullen het toch maar eens doen
om er de vraag mee aan de orde te
stellen, waarom nimmer getracht wordt
verregaand loslippige Magistraten
homeopafisch van deze loslippigheid te genezen,
n.l. door den rechter voor den ... rechter
te riagen ?
Is het heelemaal onmogelijk ?
Dat kan toch niet wezen! Er staat
nergens in de Wet, dat een rechter
onvervolgbaar is voor hetgeen hij zegt tijdens
het geding, gelijk dat nnt Kamerleden,
als zij ter zitting spreken, wél het geval
is. Slaat men nu het Wetboek van
Striifvordering op, en zoekt men er de
bevoegdheden en de plichten des voor
zitters, dan ia daar steeds sprake van
leiding, van handhaven van de orde, van
onderzoek, van zeer objectieve handelin
gen dus. Men leest daar: depresident
vraagt," de president vermaant," de
president beveelt," maar nergens staat
uitdrukkelijk de president snauwt" of
de president scheldt in dit geval den
getuige voor straatvuil". Zoo iets leest
men ongejokt nergens in de Wet, en
dus ligt het vermoeden niet verre, dat
de wetgever het snauw- en scheldrecht
volstrekt niet heeft willen toekennen aan
de heeren in toga.
Nu is het waar, dat om een onderzoek
in vrijheid te doen plaats hebben, om
een rechter de ruimte van beweging te
IN DE GROOTE LEERSCHOOL
DOOR
SA.MÜEL GOUDSMIT.
IL
Toen-ie 's avonds laat weer naar boven
klom, terwijl de heftigheden zich hadden
neergelegd in een sterken loop door den
friaschen avondwind, de begeerte naar ver
zoenende overtuiging tot een rijper vastheid
was gegroeid overrompelde hem het huis
met teleu "Stelling hij vond de kamer
donker, zijn bed leeg. Diep pijnlijk sneed de
beleediging in hem, zij was dan weggeloopen.
Het was de vernederende grieving door het
wijfje dat zijn huisje achter zich gelaten had,
dat hem niet waardig scheen te vinden, zich
door hem te laten omhelzen. Hij dacht niet
over de domheid na waarmee hij in het, by
goud- klare oogenblikken zoo goed en
machtiggeweten streven van achter werd aangevallen;
hij doorwoelde alleen de
doodend-verbitterende machteloosheid, waarin hij gebonden,
geklemd stond, als met venijnige nagels in
zijn vleesch gebeten, en hij doorpeilde
knersend, zonder kracht tot doordenken der feiten,
de ellende waarin het eene liefste hem zijn
kracht zou gaan benemen, opdat hij het
andere liefste niet zou kunnen bemachtigen.
Hij sliep niet gedachten van wantrouwen,
telkens weer als belachelijfc verdreven, hielden
hem in rusteloos rengelen wakker : Als ze
bij een ander zyn zou . . .? Moeder
vertronwdeie niet... als ze 't 's beter kon krijgen...
Nu ze uit zijn handen was weggeglipt, als in
een minachting, sarde de hem de telkens
indringend geproefde mogelijkheid.
Den anderen dag, mokkend-bedroefd,
slenterde-ie door de s' ad, vond kameraden nu
en dan, redeneerend met bangelijk kansen
wegen over de staking een conferentie
tusschen werkliedendelegatie en patroons was
mislukt, de weerstandskans, doodarm, zou
weinig of niets kunnen geven, een twintig
man, moedeloos of ongezind, werden 's
morlaten, die hem veroorlooft naar zijn beste
weten dat onderzoek te leiden, niet be
hoort te worden gekniesd over een enkel
hard woord. Men kan, hoewel wij voor
ons allerminst van die opinie zijn, de
meening huldigen, dat b.v. de uitval
tegen Hubert de Graaf: Jij staat als
dronkaard bekend", voor den President
een middel tot onderzoek uitmaakt. Het
kon hem erom te doen zijn een feit ter
kennisse te brengen van het Hof en het
Openbaar Ministerie. Maar als deze
President daar direct op doet volgen de
zin: de jenever kun je haast van je
gelaat aftappen"!), heeftdit met leiding",
met onderzoek", d.w.z. met de taak van
den President, niets hoegenaamd meer te
maken en staan we tegenover een heel
eenvoudig geval van beleediging.
Hubert de Graaf zou zich kunnen wen
den tot den Procureur Generaal van het
Bossche Hof en dezen verzoeken een
strafactie te openen tegen den President...
Hier Echijnt echter een klein bezwaar
tegen te zijn: de Procureur-Generaal,
in deze zijn eigen meester, heeft nl. het
volste recht de uitnoodigina: te verwijzen
naar... de papiermand. En, nietwaar,
Procureurs-Generaal zijn wel zér geneigd
tot het vervolgen van den President van
hun Hof, maar heelemaal secuur schijnt
deze weg toah niet!
Er is echter een andere, en een heusch
wel aardige weg: de burgerlijke actie.
Hubert de Graaf zou den heer President
bij deurwaarders-exploit kunnen dagen
voor den civielen rechter en hem aan
spreken tot vergoeding der schade en
tot verbetering van het nadeel, iii eer
en goeden naam geleden", zoials dat
zegt art. 1408 van het Burg. Wetboek.
Er zijn gevallen, waarin deze eiscb.
niet wordt toegewezen. Men vindt ze
vermeld in art. 1412 : n.l. indien geen
oogmerk tot beleedigen" voorzat, (dat
oogmerk is in 't bovenvermelde geval
voor ieder duidelijk zichtbaar); indien
de beleediger klaarblijkelijk heeft ge
handeld in 't algemeen belang" (geen
sprake van); indien hij het deed ter
noodzakelijke zelfverdediging" i,nog min
der toepasselijk).
Wilde Hubert de Graaf das eens
aardig" zijn, dan bood hij, nu men
van de Justitie voor de Pupendrechtsche
zaak voorloopig niet veel heeft te wachten,
Nederland de voldoening te kunnen
begroeten een civielrechtelijk vervolgden
President.
O! wij wenschen dezen Edjlachtbareu
heer geen kwaad toe !
Onze Wet ia bovendien niet streng. Al
klinkt art. 1408 aio? opwekkend voorden
President in quaestie:
Art. 1408. De burgerlijke
reptsvordering ter zake van beL-ediging strekt
tot vergoeding dor schade, en tot beterirrg
van het nadeel, in eer en goeden naam
geleden.
De regter zal, bij do waardeerinjr
daarvan, letten op het min of meer
grove van de beleedisirig, benevens op
do hoedanigheid, den stand en de for
tuin der wederzijdsche partijen, en op
de omstandigheden.
Na, grof" is do bsleediginggeweest, on
daar de hoedanigheid eriz. van den Pre
sident plus de omstandiyhfdi'n (n.l. voor
't aanschijn van heel Nederland en van
zoo hooge plaats!) zeer ernstig zijn,...
kunnen de kosten hoog loopau!!
Art. 1409. De beleedigde kan boven
dien eischen, dat bij hetzelfde vonnis
worde verklaard, dat de gepleegde daad
is lasterlijk of beleedigend.
Het vonnis zal, indien de beleedigde
zulks vordert, ten koste des veroor
deelden, openbaar worden aangeplakt,
1) Deze zin is aldus genoteerd door den
verslaggever van het Handelsblad, die naar
wüvernamen stenograaf is.
gens onder bescherming, en door de honderden
stakenden achtervolgd, naar de fabriek ge
bracht. Hij slenterde rond, kwam drie-, vier
maal vergeefs haar thuis zoeken, liep ver
drietig weer heen. Dan, een nacht afwachtend,
of ze keeren zr.u, dreef hem zijn wantrouwen
toch naar haar vader's huis, maar toen vrouw
Dekker dadelijk van boven riep dat ze 'r niet
was, kittelde hem zijn koppigheid genoeg om
hem verder vragen ondoenlijk te maken. Een
week bijna had hij z'ii doDdiche huis bewoond,
z'n onopgemaakte bed beslapen, de boel die
op de tafel en langs de wanden gestorven leek,
met droeve grimtnigheid aangestaard, z'n
laatste centen in een kolliehuis van een volks
bond verteerd, terwijl in de geringe kans op
werken geen verandering nog was gekomen
toen-ie 'a middags, wat weëig geraakt ten slotre,
opstandig en overgevoelig tcch beide, weer z'n
trots vermeesterde, en van verlangen en
strunger rechtsgevoel weer naar haar heen stapte.
,,'k Waau's hoore, as me vrouw ook hier
was... is Jans d'r ook?' riep ie onder
aan de trap.
Haar blonde hoofd k,vam om de dear, op
't portaal naar beneden zien.
Bi jai doar?" vroeg ze onverschillig wvg.
Vrouw Dekker grimde uit de kamer en zweeg
weer heen.
We wau je," probeerde Jaas, maar ze liep
onderwijl al de trappen af naar hem toe.
En hij, da handen in zijn broekzakken:
Ik kwam 's hoore, as.., as je nog vésias
was om weer thuis te komme ... je b'.èft me
wat lang op de koffie vaa deze kier..."
Zij bekeek hem vaa hoofi tot voeten, zag
zijn verslordigie, zakkig om 't lijf hangen ie
kleeren, zijn hangerigheid en ijn bleek ge
zicht, waarvan-ie de outJaanheid mei: zijn
gemakkelijk onverschillig kijken scheen te
willen vertrekken.
Sau je n' eria eindelijk weer oasem geve?"
vroeg-ie, sau je nie weer's noaja huishouwe
komme kuke? Hoe denk je d'r over ... heb ik
je soms gesloage?"
Komme kijke?' onversehilligdeze,enterug
verwijteed, je bin anders soo erreg belang
stellend niet, 'k doch da 'k al van je n'
af was."
Hij zag haar aan, met sijn lichte jonge
bij zoo vele exemplaren als, en daar
waar de regter zulks zal bevelen.
(B. 1408, 1414)...
Maar om nu te toonen, dat wij het
geenszins aangenaam zouden vinden, in
dien wij een zoo hooggezeten (of hoog
staand ', want dat is de uitdrukking van
hemzelf) magistraat op kosten hielpen
jagen, wijzen wij op de menschlievende
beschikkingen van
Art. 1410. Onverminderd hare
gehoudenheid tot schadevergoeding, kan
de verwerende partij dit zou in easu
zijn: de President de toewijzing; van
de vordering, bij het voorgaaude artikel
vermeld, voorkomen door het aanbod
en de- werkelijke aüegging van eene
openbare verklaring voor den regter,
houdende dat haar de gepleegde daad
leed doet; dat zij de-wege versahooning
vraagt, en den beleedigde houdt voor
een persoon van eer. (B. 1414).
Als de President dus openlijk, naar
oud-christelijken trant, zijnjschuld belijdt,
ontloopt hij zelfs een aardig deel van de
kosten
Mozie! ia t HooMafl.
In wahrer Saelenangut lief ich umher;
ich fürchtete en:decken zu mü*sen, daas ich
gar nicht mehr Musiker se'. Mit dem
Vlatrosenchor und dem Spinneriiede begann ich
zuerst. Alles ping mir im Fiuge von Statten
und laut auf jauchite ich vor Freude bei
der iunigen \Vahrnehmung dass ich noch
Musiker sei."
Alzoo Riohard Wa»ner toen hij zich neer
zette om den Fiiegenden Hollander' te
componeeren, nadat hij maandenlang niets
had kuanen voortbrengen.
De stof voor deze dramatische legende,
waarvan Lust zegt: Seit Byron hat keiu
Poet ein so bleic'rres Puantom auf.;erie.ïtel' ,
heeft Waener opgedaan nj'leas een zeeren
op een zeilschip v-.n Ilisru mar Londen.
Driemalen werd het schip dsn; een heftijjen
storm overvallen, eer mail zelf.) moest de
gezagroerder eeu Noürweegsehe haven
binuenloopen. De t-a^y vs'.n den v liegenden
Hollander, die Wa^nsr uit dt-n mond van
liet scheepsvolk opvüij:, maakte op den kun
stenaar eec leveudigen indruk. L'Uer oefende
Hsinrich Heine ;*roo!eu invloed uil op
den vorm vaüde legende en ioen \Vaguer door
bemiddeling van Meyerbter, in kennis kwam
met den dirnneur der groota opera te t'aiijs,
Leon Pület, vork'aarje ileza zich neer
ingenomen met het onder wtrp en ver/.ocht den
auteur hem dit af te siaan ten tij) .ie liet aan
een zekeren Dieisch te kunnen geven, die
eerder «an dn i-u-u H wss met pen opera te
Parijs voor h ft. voetlicht te komen. Wanner
zou tocli zeker rioj; m'iisteus vi«r jaren nueten
wachten,
Werkelijk is dan ook '.a Vaisseau
fan16ne" in eeiJ frausche bewerking van Fou;hé,
die weinig met Wagner's onderwerp gemeen
heeft, op rtu'.ie.k vau Dietsch, ten tooneele
gebracht, zonder echter veel iniiuk te 'maken.
In 1811 nadat Wngner, door allerlei teleur
stellingen oritmoedijjd, zich te Meudon in
stille !aii lelijke eenzaamheid teruggetrokken
h id, kon hij er aan deuken, zijn stof zelf te
gaan bewerken. Xadat zijn piano aangekomen
was, ui'te hij de boven aangehaalde beroemd
geworden volzinnen, liet rnatrozenkoor en het
spinlied werden het eerst gecomponeerd; de
ballade van Seuta was reeds dadelijk bij hei
schrijven van den tekst ontstaan.
Wij kunnen ons best voorstellen, dat die
deelen den componist geen rust lieten voordat
ze op muziek waren gebracht. Zij toch vormen
de kiem van de geheeie opera. Oabewust
heeft Wagner hier reeds zijn systeem van
het Leitmotiv" in toepassing gebracht. De
gedachte daaraan had zich nog niet tot
een principe ontwikkeld, dat zou eerst later
gebeuren ; maar zooals ds motieven van het
matrozenkoor en de ballade vooral, het
geheele werk beheerschen is thans in onze
knapeusüuit, de verliefde guitigheid dadelijk
achter zijn grommige boosheid, in het ooi ijk
gestamel van zijn woorden, terwijl zijn
lichtrossige hoofd hokki» heen nikte, bij ulken
klem der aar,5e!end-gesochto zeggingen. Er
kwan een glimlach van genegenheid langs
haar gezicht sluipen, zich verbergend iu den
mondplooi en schietend met schalkenden
sprong langs de even aauschitterende oogen,
als van een fijne kleurige plooi in haar den
ken, en eea gouden aanwarming in haar
ganeche ruimende lijf. Als een warme ge vin g
spon het zich uit haar, zich neigend naar
hem heen, zich strekkend over hem uit,
koesterende windselen van innigheid, van
innigst leven, schenen aich om hem te willen
spannen, om hem naar haar toe te trekken,
tegen haar iyf te drukken, opdat de mond
en de oo^en en het heele wezen,
eenig-vortron vtilijke fluisteringen zouden koozen naar
zijn jonge witte vel. En zij voelde, hoe een
drukkende benauwenis, die van daar, van
boven, uit het huis, haar dorapte, van haar
weg KOU konten vallen; zij herinnerde zich
't gesprek van biraks met haar moeder, als
«en verstikiienJe dwang, een te ontvluchten
gevaarlijkheid; hoe die steeds het ei^ea, volle,
bloed-0!«eii bezit, oiusvond uiei woorden vaa
dreigende ver^rijniing, hoe zij hiar tegenzin
in hem. bij geen 'enkel gesprek terug hield,
vanaf 't be^iu vau huu fcaarugang zich al
verzottend, to: allengs zij zich alp in eea
voortdurende t.a:ae:>zv.rering tegen hem
tctiuldij; vofeide, verwarrend haat eerlijkheid, het
open geluk vau haar iiefJe met een duistere
door ?(? e ving be^ro;-zeleud. En nog straks
pas, vf>ór zij naar benen TI ging had
moedei haar vaa teruggaan heimelijk afkeer^;
willen maken zich beklagend, dat i:ij zich
een week tijd ;a zijn vruuw niet bekom
merd?, sijn schuld nar dikkend, ssijn tijdver
drijf verdacht mikeni?'t wasirou-.vea niks
gein wonder <j jk ommers .. . je mos tcch
altèi bij je geloof biijve... want vandaag of
morregrf ... je kon 't toch zien . .. dan barstte
de bom toch ommers... dan kwam je tegen
over mekoar Ie staan ... ze bad toch altijd
gezegd.-, 't was vrai wat beter geweest, as
zén 'n degelijke Koomsche man had genome...
's. hou myar ... luoar uitje man
meeoogen een volkomen logisch gevolg van den
bouw van het draoaa,
Da vraagde ran Wagner over het gewaar
wordeu, dat hij nog componeeren kon, is ons
begrijpelijk want ook thans treffen deze stuk
ken ons nog door genialiteit van vinding.
Met een hartstochtelijken ijver voltooide
Wagner zijn Eoüader"; in zeven weken
was het werk gereed. De eerste uitvoering zon
echter eerst op 2 Jauari 1813 te Dreiden
plaats vinden.
Met den Fiiegenden Hollander" heeft het
Barmer opera-ensemble zener wel zijn beste
trcef uitgespeeld. Daarmede wil echter nog in
geenendeale gezegd zijn,dat het peil der opvoe
ring zoo hoog stond dat de naam Festspiele"
gerechtvaardigd was. Niet omdat men ver
zuimd nad het Bayreuther voorbeeld te volgen
en hst stuk zonder onderbreking te geven;
want hoe groot ook het voordeel vaa een
dergelijke regeling ie, het gaat niet aan te
eischen dat dit voorbeeld onvoorwaardelijk
door elke Bühne" moet worden opgevolgd.
Neen, wat te Bayreuth, vooral in vroegere
jaren, elke opvoering tot een Festspiel"
maakte, was de wijze waarop alles verzorgd
werd.
En juist minutieuse zorg ontbrak hier in
hooge mate.
liet orchest b.v. bevatte vele goede
eleelementen; de houten blaasinstrumenten
waren werkelijk goed; maar het koper, met
nam.8 de trompetten, waren te ruw, te bru
taal van klank. De strijkinstrumenten waren
te zwak bezet; de violoncellen klonken vaak
zoo onnoozel.
Of nu de kapelmeester Schwarz, door onop
houdelijk oefenen en repeteeren, niet toch
een beter geheel had kunnen maken van al
deze instrumentengroepen?
Toen Aagelo Neutnann in 1881 one land
bezocht en Wagnei'n Nibelungeu" voor het
eerat hier opvoerde, had hij evenmin een
eerste ranga orchest, maar... hij had Anton
Seidl, een eerste rangskapelmeester eu alge
meen was men verbaasd over hetgeen het
orchest verrichtte.
Het komt mij voor, nu ik drie avonden
achtereen den heer Bchivarz heb kunnen
gadeslaan, dat hij niet gevoelig genoeg is
voor do f'ijaere nuancen eenerorchestpartituur
vaa Wagner en dat hij tevens mist dan zin
voor het elastische tempo dat men nu
eenmaai bij Wagnbr niet ontberen, kan. Niat
oaverdienateliJK is zijn directie, maar zij
steekt boven net handwtrksaiatige van den
routiaier niet uit.
Ouder de vertolkers nia.^ verreweg in de
eerste plaats genoemd worden de:i Dalaud
van Lallermaup. Wa* deze zanger
gepraesteerj neefo was inderdaad buitengewoon goed.
Verleden jaar was zij a steai 1104 zoo weinig
bu'igzüdtu en zoo stug en taaus wist hij
voortroiieiiJK deu geaioedely'keu ouden
scheepskapitem weer te geven.
en;a we:d vervuil door Eisa Merenyi,
een zangeres die er wel niet ia slaagde ons
tot eeu Friótspiel-steminiug op te voeren,
maar die toch niet oaverdienstelijk haar
por'.ij weergaf en vooral den nadruk legde op
het dromerige karaktar van het dweepaieke
meisje.
Indien zij in haar ballade niet voortdurend
een weinijije te laag gezongen had, zou haar
aang ?,oker nog meer indruk gemaakt hebben.
Het is zeker wel de schuld van de regie,
dat haar sprong in zee aan het slot van het
werk tota.ümislukte. Thans maakte dat
dramatische moment eeu. treurigeii indruk.
Het komt mij voor dat de ioilandei" Max
Dawison verzuimd heefc zich onder een strenge
tucht te ontwikkelen. Zijüstem is klankrijk
en sonoor, maar zou veel meer kuanen
pracateeren bij doelmatige behandeling. Op
verschillende plaatsen hoorde ik echter
waarlijk mooie dingen, vooral in het me.zo,
mee. .Daarnaast echter zulke verregaande
slordigheden ia uitspraak, dat men ::ich
moest af/ragen, heelt die man dan iu het
geheel geen smaak of ontgaat hem de zin
v oor zelfcriliek ?
Erik en de Steuermann" vonden in de
hearen Löl'gen en Hocheiui zeer goede ver
tolkers en Mary Melan als Mary bevestigde
mij in mijn meening dat deze vrouv tot de
beste krachten van het gezelschap behoort.
Het vrouwenkoor in het spinlied klonk niet
kwaad; de lage stemmen waren echter te
zwak en te dun van klank; ook bij de mannen
stemmen deed zich het verschijnsel voor
dat de hoogere stemmen beter klonken dan
de bassen.
gsan ..." zoi-ie, met 'n hoof jnik naar buiten
noodend, as fesoeniijke vraüu.v zeilde ... wit
doch je?"
Mooie man," mopperde ze, bi-je soo
verlangst? je bin Bekers d'r van deur gewces hè?
dat je je age de heele week stiekem weg hib
gekaauwe ... je doch sekers . .. bi-je weg ...
goddank b f maar weg hè?"
Of ik ... of ik heele gaar niet al de ...
de tweede dag hier bin geweest...;'bestreed
hij, de" sai-je nie wete, jai..."
Vi'.u de week?'' vroeg ze, Jai? bi jai hier
van de week om ma geweest?, .. as je me
nou, rooio ... je had 'm sekers om, toe je da
gedoch Let hè?'
De had 'k toch niks meer op as ECU,"
zsi-ie, wti doch-ie, da 'k leugen eai?... 'K
bin hier van de week geweest 'oor... om jou..."
En wanneer wüs dat dun?"
Weneer? Dingsdegmiddeg tóeh? Bai je
moeder au de trap? on; hallef twee? nou...
'k weet precies de klok hoor. Maar se riep
nog iekker ve' bo~e of, je was d'r niet, sai se
doch? n;ut 'n gesicht as 'n merakelsche
oorwurrem? die aauwe van jou? of niet..."
J.uis z ;g iacigs zijc hoofd heen, plots
bedenkuud, licht vorbleeke^d, een oogenblik.
Om half Uvee? was ze toch thuis geweest?
gosaie .., gossiemène .. .wat 'uemuigersstreek
van moeder ... u se had nog wei geseid . . .
dat-ie de heule week niet.. ..
Een kleine, heftige koiking van drift woelde
ia haar denken, eea oogenblifc...'. Toen
keerde i:e zich om. 't gedicht naar du 'trap.
Moedeer l" riep ze naar boven.
VJUÜVY Dekker kwam oui de hoek.
,,rk G.iuu fcü'e weg, hoor!"
2ie lii'.m <le deur tiij 'i knopje en sloeg ze
loe, besloten nijdig, niet kort-harden blag.
Hij v/ist niet, hij verBctiueLiUji'Je eer. oogen
blik vau baar pio'se gaan, en toen-ie naast
haar op straat stond, durfde hij niet vragen
of ze iru meeging.
's Toch ommers geen werrek", mopperde
hij voorgaand, je hoort toch ocamers bij men
niet? je mot toch nie enkel en alleen noar
je moeder luistere?"
Nou joa-" zal ze heimelijk, me moeder..,."
Jan ze dacht er verder over na, opeens
wijssulijk geuoeg overwegend, om het verraad
Zaide ik na straks dat het Barmer
operageselgchap zyn beate troef me.t den Hollan
der" heeft uitgespeeld, dan bedoel ik hier
mede dat dit werk meer binnen het begrips
vermogen ligt van de uitvoerenden, dan die
Walküre" of Tristan." Over de vertolking
van laatstgeaoemd werk, het ging op den
tweeden dag, kan ik kort zijn. Het voorspel
eerste acte slaagde het best, dat van de derde
acte had wel wat te lijden door de eenigszins
dorre en nuancelooze voordracht van de
alt-solo. ,
Dank zy' de vertolking van Margaretha
Kahler en Mary Melan, die in de eerste acte
voortdurend aan het woord waren, kreeg men
den indruk dat Tristan beslist op hooger peil
stond dan die Walküre". Ook Kurwenal
(Dawison) was met zyn ruwe afsaauivende
manier «an zeggen niet zoo misplaatst
als in de Wotah-partij van die Walküre".
Ean oogenblik dreigde de begeleiding vau
zijn ballade: Herr Moroll zog zu Meere
her" te mislukken, toen de hoorns niet
in vielen.
Als Tristan trad ds heer Wallnüfer op in
plaats van Jac. Urlu-i, die verhinderd was.
Men mag hem das niet te scherp
beoordeelen. Alleen zgn grime, met dit coquette
snorretje, een echte salon-Tristan, had toch
wel anders kuanen zyn. In de eerste acte
deed de stern van, den heer Wallnöfer nog
wel iets verwachten. Glans en kracht ontbre
ken hen niet. Maar in de tweede acte
och, arme: Da eene teleurstelling volgde op
da andere.
Eerst die .groote coupure in de tweede
scène, dan zyn poëaielooze voordracht van
het echoone O sink hernieder."
König Marke(Lattermann) bracht eerst weer
kunst. Dat was mooi gevoeld en voortreffelijk
gezongen. Hoe geheel anders, hoe veel dieper,
en warmer dan verleden jaar zong deze
kunstenaar Marke's monoloog
In de derde aote kon Tristan al even
weinig voldoen. Noch in spel, noch in zang
wist hij de agonie van den lijdenden held
voldoende uit te beelden. Margaretha Kahler
wTist in den Liebestod" de belangstelling
weer wat op te wekken, doch haar stem is
toch niet volumineus genoeg om tegen het
orchest opgewassen te zijn. Voor Wagner's
groote dramatische vrouwefi_s;uren worden
nog andere accenten vereischt dan waarover
deze overigens uitstekende, door en door
muzikale vrou v weet te beschikken.
De belangstelling van het publiek was
slechts matig, maar de voorstellingen in haar
geheel waren dan ook niet op hot peil, dat
we hier mogen stellen.
Het is waar, wat op eigen terrein aan
dramatische kunst geboden wordt, kan niet
bogen op den naam van eerste rangs kunst
uitingen. Doch onze Wagnervereeniging staat
toch zeer hoog; zij biedt steeds opvoerin
gen, die ons publiek zeer critiech stemmen
tegenover minderwaardige opvoaringen van
vreemde gezelschappen.
ANT. AVEKKAMP.
Hf.t Boek def Spreuken van prof. G. J.
P. J. BOLLAXD. Lsiden. Adriani.
Het zeer vereerencl verzoek der redactie
van dit tijdschrift om?Het Boek der Spreuken"
van Prof. Bolland te bespreken, heeft mij in
groote verlegenheid gebracht. De spreuken
zijn uit den aard in zeer kernachtige be
woordingen, zoo bondig mogelijk, vervat.
En waar nu zelfs de meest duidelijk uit
gesponnen gedachten van den schrijver door
niet ingewijden meestal slecht worden be
grepen, ligt het voor de hand, dat een lectuur
als de^e tot hopelooze misvatting aanleiding
moet geven. Sommige der hier herdrukte
spreuken lokten dan ook reeds korte stormen
van verontwaardiging uit.
Ia eea paar kolommen een bevredigende
exegese te geven lijkt mij niet doenlijk.
Toch wil ik trachten, in voor een iegelijk
bevattelijke taal, hier iets o*er het boekje
te zoggen, omdat ook voor buitenstanders
deze merkwaardige arbeid niet geheel ver
loren behoeft te gaan, en omdat de persoon
van den schrijver, aangaande wiea de meest
dwaze opvattingen in omloop zijn, misschien
voor de intelligente lezers van dit weekblad
ia een ander licht zal komen te staan.
Dat ik den schrijver hiermede geen dienst
zal besvy'zen, begrijp ik ten volle. Vooreerst
toch ga ik in allesbehalve wysgeerig-redelijke
taal spreken en zal ik hem dus, mocht hij
dit opstel onder de oogen krijgen,
voortvan haar moeder te verzwijgen maar
dichterbij hem voortslenterend, zwakkelijk
tegenstrio'oelend in den toon alleen.
Goa jai moar m;t jou slechte kerel mee
noar huis" begon-ie wat moediger allengs
te stoeien, hèaauwe? je bin toch ommers
mét je moeder nie getraauwd, wat r zeg,
haije de heele week bai je moessie gesloape?"
Ja malle", lichte ze terug, wat anders.."
Hij pakte haar hand, stoeide door de
middagatraat vermeteler met haar voort, en zij
herinnerde zich hun slung->lig-scharreligen
verkeeringsiijd, vol Jnidruebtig dwaas ;<estoei,
hun slenterend gevrij heele avonden lang tot
in den overmachtig verlokkendcn nacht, met
zijn verliefd gelluister aan hun open oor
schelpen door de lijven heen vol bevend
wachtende ontvonking-hunkerende brandstof
van liefda. Nee, toen had ze niet na ir moeder
geluisterd. En o, toen, later., hoe bij haar
had meegenomen naar zijn nest, en 't met
zijn iiefds had warmgeatookt, overal in alle
hoeken en haar met heel zichzelf, met zijn
leven, iu het stille gemia, in de zalige
heerlijke liefkozingen had warm geademd,
door heel haar wezen, tot 'c leek alsof
zij heel haar bestaan, vaa af de eerste
oogenI blikken dat zij wist te leven, alle warmte had
[ ontbeerd.
En terwijl het stil ia haar besloten stond,
hem te volgen, kwam een zachte
her-opeabrekin» van vriendschap ia haar om, ook zoo
w a r ui, goud-bloeier'd warm iu haar, een
beLoefte caar trouw en
karneraadschappelijkheid.
oa je nou nog niét hoast aa 't werrek,
rooie?" vroeg ze zacht.
As 't moar woar was", zei-ie voorzichtig
van onverschilligheid, sse binne toch ommers
aweer de sterkste .... je ken toch ommers
nie teuge sen'öp.... goa d'r moar austoan....
vijfhonderd man en bijkans gen cent in de
kas.... en.. .. en 'n uitgehongerde
vereenigingsbeweging allegoar.... niet zuinig...."
Wa' bedoel je, rooie...."
Nou," lei-ie uit, toch mit de steucgelde
ommers.... dr'ia toch ommers nerre^es wat
in kas ook?'' je goat d'r onder.... so knap
bi-je niet..." je bic toch allemoal moar
luizige werreksloebers ooimers."