De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 2 mei pagina 7

2 mei 1909 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1662 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De ingang van de Harem van Snltan Abdoel Hamid. Deze ingang werd nacht en dag bewaakt door een lyfgarde. De vrouwen, die er woonden, waren TOOT 't grootste deel Circassische. De opening van het Parlement. Een vnurroode vlag, omtrent een halve meter in 't vierkant, waarvan dui jende werden verkocht op den dag der opening van het Parlement, 17 Dec. 1908. Sultan Abdoel Hamid. Jong-Torksehe manifestanten te Konstantinopel, vóór het ministerie van Justitie, de afschaffing van de censuur eischend. '.Sultan Abdoel Hamid bij zijn eerste Selamlik na de uitvaardiging der grondwet. Iets nieuwa te Stamboel l Vrouwtjes uit het volk koopen vrflheidscocardes. Onierleii!ilTeM!n, De beheërscher der geloovigen en Sultan van Tnrkije, Abdoel Hamid, is afgezet en aijn broeder Reschad is onder de benaming Mohamed V geproclameerd tot constitutio neel vorst van het Ottomaansohe rijk. Abdoel Hamid is in een der paleizen geïnterneerd met zeer beperkte vrijheid, juist zooals Reschad het althans tot Juli 11. was. Aldus ?wisselen toestanden in Kocstantinopel. De onttroonde Sultan heeft 33 jaar ge regeerd. Onder de merkwaardigheden van dit vrjj lange sultanaat behopren: Bulgaarflche gruwelen, stelselmatige Armeni rmoorden, opstanden in Arabië, eenige oor logen en dan de gewone hongersnooden, moorden en vechtpartijen tusschen ver schillende groepen zijner onderdanen. Het grondgebied van het Turksehe rijk is onder zijn bewind nergens vermeerderd. integendeel het Aziatische gedeelte onder vond eene grenswijziging in het land der Armeniërs, zeer ten bate van Rusland. Het Afrikaansche gedeelte bleef, wat betreft 'fripolis, behouden, maar het schijngeza? in Egypte werd een nog dunner schijntje. Enropeesch Turkije is in die 33 jaren zoo danig verminderd dat als de Sultan er nog eens zoo'ang over had kunnen regeeren, «pin land had moeten toegeven. Sinds de troonsbestijging van Abdoel Hamid zijn de banden die Moldavië, Walachije en Serviëaan het sultanaat verbonden, welke trouwens zeer zwak waren geheel te niet gegaan. De Dobrudseba werd aan het nieuwe koninkrijk Rumeniëafgestaan. Het koninkrijk Bulgarije werd gevormd en ten slotte onafhankelijk. Bosniëen Herze gowina werden Oostenrijksch, met Tessali en Epirus werd de Grieksche ^taat ver groot, terwijl Kreta feitelijk ook reeds bjj Griekenland ingelijfd is. Het eiland Cyprus werd aan Engeland afgestaan. Bij zijne troonbestijging vond Abdoel Hamid eene slecht gevulde schatkist, een gedisciplineerd, maar slecht onderwezen leger en een soort vloot. Bij zijn heengaan is de schatkist geheel geruïneerd, maar de Sultan persoonlijk zeer rijk geworden. Het leger is beter geoefend, ma r terwijl n gedeelte zijne officieren wegjaagt of dood schiet, rukt het ander onder leiding zijner officieren op om den Sultan te onttronen. De Turksche vloot vaart niet. Toch is Abdoel Hamid alles behalve een dom man, hij is slim, handig en niet zonder kennis, maar wel zonder regeerkracht. Het gevoel zijner zwakte deed hem tyranniek worden. Zijn volk vertrouwde hij niet, het liefst was hij in zijn hare TI waar hij nooit twee nachten achter elkaar in dezelfde kamer sliep. Ging hij uit zijn paleis, dan was dit omringd door een groot aantal Albaneesche soldaten, die hij met gunstbewij zen en geld overlaadde. Het uitgaan, al is het per rijtuig, zonder zijn lijfwacht, te midden der volksmenigte, dat hij finds Juli van tijd tot tijd moest doen, was hem reeds een voorbode van het einde zijner heer schappij. Met al de slimheid die hij bezat, met zijne zeer buitengewone werkkracht, met de geldmiddelen waarover hij beschikte en met den invloed, die het zijn van absoluut vorst over een reusachtig rijk geeft, heeft hij steeds en stelselmatig gestreefd naar tegenwerking van alles wat zijn rijk en volk geestelijk, zedelijk of stoffelijk kon ontwikkelen. Vooral de jong-Turken waren zijn schrikbeeld en de moeielijkheden die hij bijv. Nederland, hetzij op Java, hetzij in den Levant, bezorgde, hadden slechts ten doel de Nederlandsche regeerirg af te hou den van ons laag landje aan de Noordzee, eene wijkplaats voor de jong-Turken te maken, hetgeen onze regeering dan ook niet gedaan heeftMohamed V is 62 jaar oud. Hij is nu nog in die gelukkige periode zijner regeering, dat hij zonder gevaar van op woordbreuk te worden gewezen, de mooiste beloften kan afleggen. Het weinige dat men van hem weet geeft geen enkele reden in hem de kra ht te veronderstellen die belofte na te komen. Maar naast hem staat Ahmed Riza, die wen reeds aanwijst als den toekomstigen Groot-Vizier Op mij heeft deze den indruk gemaakt van een hoogst kundig energiek man, die weet wat hij wil en die geheel doortrokken is van de westersche beschaving. Niet alleen in zijn uiterlijk voorkomen is de tegen woordige geestelijke leider der Turksche politiek een sterk Europeër, maar ook in den grondslag van zijn denken, en in de beginselen die hem beheerschen. Doch daarin schuilt een groot gevaar. Zijn lang durige ballingschap heeft hem wellicht te veel vervreemd van den Levant en zijne bewoners, en het staat te vreezen dat deze in hem een vreemdeling zullen zien, nog meer wat betreft opvattingen omtrent gods dienst, vrijheid en menschenwaarde, als wat het uiterlijk optreden aangaat. Ik kan Mohamed V, de nieuwe Sultan. mij moeilijk voorstellen dat Ahmed Riza en een bewoner van Anatoliëelkaar ver staan, ook al spreken zij dezelfde taal. Wat thans te Konstantinonel voorvalt is geon zeldzaamheid in het Turksche rijk. Een militaire opstand is daar steeds een der factoren geweest waarmede de reseering rekening had te houden. .Ook de afzetting van een Sultan is er nie's buitengewoon». Vroeger vermoordde men dien Sultan dade lijk. In de laatsten 'ijd, zooals bij Abdoel Azis en bij Moerad V, verklaarde men hen eerst krankzinnig. De verklaring waarmede Abdoel Hamid zijn otitnn sine dignifate ingezonden werd, is iets nieuws. Hij is afgezet omdat hij de wetten beeft over treden en het bloed van onschuldigen heeft vergoten, alsof niet al zijne voorgangers dit eveneens hebben gedaan. Voorspelt die verandering in de beweeg reden der af'etting een werkelijke omme keer in het Ottomaansche lijk? Ik waag mi niet hierop beslist te antwoorden. De tot westerlingen geworden Jong-Turken meenen de geschiedenis deraroote Revolutie te herleven, en na een 14 Juli 1789 het vorig jaar te hebben gehad, thans in 1791 te zijn aangeland. Zij weten hoe Frankrijk door vreeselijkn convulsies door bloed en ijzer tot eene nheid «n tot een modernen siaat is geworden. Zij meenen dat het Ottomaa.nsche rijk dit ook worden kan. Zij beproefden het zonder bloedvergieten. De gebeurtenissen van 13 April en volgende dagen hebben hun anders geleerd, zij gaan thans onbevreesd den weg naar het revolu tionair bewind op. De moeielijkheden zijn hier echter veel grooter, niet alleen slechte finantiën, on gedisciplineerd leger en ontredderde staats machine, niet alleen godsdienstig fanatisme en brooze onkunde bij de massa hebben zij te overwinnen. Dat hadden Mirabeau, Danton, Robespierre, Condorcet enz. ook. Zij hebben eveneens te strijden tegen diep gaand rasverschil, diepgaand godsdienstig verschil en kuiperijen van buitenlandsche roofvogels. Misschien was het met de Turken toch nog klaar te spelen. Wellicht waren Grieken, Armeniërs, Syriërs en Arabieren, ondanks alles, toch nog geschikt staatsburgers te worden, maar van Albanezen, Kurden, Druzen, enz. is het reeds moeielijker, en geheel wanhopig schijnt het mij met de Slavische stammen. mogen de leus der tot de hunne maken, is het zeer vrije verFratermtékunnen ^ Egalüzal nog wel menschenlevens lang in den Levant een onvertaalbaar l'Vansch begrip blijven. H. L. I. De Jong-Turken Fransche Revolutie zij mogen eene, al taling van Libertéen geven, het begrip Duits ;be Inut in de LTOCDG Kunsthandel, De algemeene opmerking, door Plasschaert verleden week gemaakt naar aanleiding van een tentoonstelling van Italiaansche kunst in Utrecat, zou ik in hoofdstrekking kunnen nazeggen bij de aanwezigheid van deze Berlijnsche schilders in de Larensche kunsthandel. Ook deze kunst uit den vreemde kan weinig heil stichten voor de geestelijke ontwikkeling van onee schilders. Integendeel haast, we kunnen er eerder door gekerkt worden in het besef van onze eerzaamheid (een nadeel) in doorsnee is het derderangs werk op een bollandsche tentoonstelling fatsoenlijker dan de artistieke voortvarendheid by deze Berlyners. We hebben toch al geen gunstigen dunk van Duitsche kunst, maar die meening neemt, naar ik geloof, wel al te zeer de wending aan van een vooroordeel. Waren er daarom geen andere te inviteeren ? Er ia werkelijk geen schilderij onder, dat tot ernstige beschouwing kan aanbevolen worden. Even een aardige schets van Langhamer maar m^er opmerkenswaard dan toch, een sneeuwland schap van Lejeune met een ietwat Breughéf-' sche gezindneid er in, een werk waar men althans karakter en een meening nit wil raden. Maar een beroemdheid als tCampf valt al by zonder tegen ; is al zijn werk van dit ge halte, dan dankt hij tech zeker zijn naam aan het verwaten vertoon van kwaliteiten, die hij alleen kent van 't hooren zeggen. Kuaphandig nu ja; maar zonder fond en daarbij is naast zyn grof geschilder de teekening wankel en slordig. Achtenhagen levert naaktfiguren in Jordaeiis stijl ; zyn bijzonderheid echter is het op den achterkant van het doek te schilderen; dit geeft dan een eigenaardig aspect l Kolbe fungeert voor de gepassionneerde kolorist; Sandrock is in het grijze, wat wil zeggen bezigt vale en gore verf; beider werk (en eigenlyk van allen) is vervig. Hermann schildert Hollandsche stads gezichten, uit Amsterdam zelfs. Hg treft niet de Hollandsche kleur, verwijt men hem. Maar niet dit is hem te verwijten (alsof wij het geheim daartoe hadden) wél dat hij perse Hollandsche kleur fingeert. Een stadsgezicht van Van der Heyden zou ons tegenwoordig blijken die ook niet te hebben, toch heeft het zgne waarde. Killmorgen lykt iets op Karsen maar aan de oppervlakte van zijn werk, Frensel doet denken aan Wiggers, maar is heel wat minder beslagen. In 't algemeen zou ik hier besluiten, dat de Duitsche kunst toch 't voordeeligst aangelegd is voor graphisch werk. Die overdenking is te maken voor eenige kleuretsen hier ook aanweii/. Deze tentoonstelling is geen gelukkige zet te achten van deLarensctie Kunsthandel. Moge die spoedig geredresseerd worden. Nog is er een collectie Japanech en Chineesch te zien, waaronder een en ander hee wat meer genietbaar dan de looze kmnatproducten van die Berlijnera^ IKNIIOKlf. ilE van minieme schild rijen. De firma Voakuyl zal 4 Mei a.a. in de Brakke Grond een veiling houden van moderne schilderijen, die volgens den catalogui een nogal uitgebreide collectie vormen. Ik had gelegenheid er eenige van de be aagryksteuit te bezichtigen. Allereerst aan te bevelen voor de aandacht twee schilderijtjes van Blommers wyl ze op zeer gelukkige wjjze hem represen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl