Historisch Archief 1877-1940
H*.
* -f
N*. 1663
DE AMSTERDAMMER
1909..
WEEKBLAD VOOB NEDEKLAND
O:n.cLer redactie -van.
Dit nummer bevat een bijvoegsel. 4
. . F. L. ?WHESSIÜTG-.
uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ....../ 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... , mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 9 Mei.
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
. 0.3»
,0.4»
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De strijd
tnncben commiezen en klerken, door X.
Prostitutie en Maatschappij", door F. van der
Goes. Mr. J. P. A. N. Caroli,doorprof, mr.D.
Bimone. Over de positie en vooruitzichten
onzer koopvaardij-officieren, I, door Tan
gene. FE OILLETON: Meneer Van Doorn's
.noodlot, door J. van Dijk. - KUNST EN
LETTEREN: Janna met het-dubbele
voorboofd, door Karel van deWoesttfne, beoord.
door P. van der Meer. Dr. F. Pöper,
Geechiedenis der Boete en Biecht in de
christelijke kerk, beoordeeld door A. Klaver.
Studenten-tooneelspelere. VOOR DAMES:
n doodenbrniloft, door N. Allerlei, door
Caprice. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Aan Willem Kloos, door Joannes
Reridingins. Bjj den vöftigstenjaardag van
Willem Kloos, met afb., door Frans Coenen.
Juliana-Lonise, met afb., door prof. di. P.
J. Blok. Tentoonstelling St. Lncaf», door
W. Steenhofl. FINANCIEELE EN
OECOKOMISCHE KROMEK, door V. d. M. en
V. d. S. Brieven van Oom Jodocus XLII.
DAMRUBEIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIE»*.
nifiiimiHiiH1
De strijd Insecten commiezen en
klerken.
Het Staatsbedrijf der Posterijen en
Telegraphie kent evenveel rangen als de
orchidee variëteiten. Men vindt in dat
gelukkige bediijf den commies", den
commies-titulair", den klerk", den
adsistent", den hulp-telegrafist", e tutti
quanti. Die rangen waren er echter niet
van den beginne af. Zij zijn geworden.
Terwijl voor het kantoorwerk vroeger
slechte de uit welgestelde kringen voort
gekomen commiezen werden gebruikt, is
langzamerhand, onder den drang naar be
zuiniging op personeeluitgaven, de nederi
ger,, adsistenf'en vooral de klerk" gescha
pen. Langzamerhand is naast de
betergesalarieerde groep der commiezen een
veel minder bezoldigde maar een groot
aantal personen omvattende kring ont
staan : die der klerken, menschen met
natuurlijk dezelfde bekwaamheden als de
commiezen (zij moeten immers hetzelfde
?werk doen) maar alleen theoretisch min
der onderlegd.
In den eersten tijd, toen de wrijving
tueschen deze twee groepen zich nog niet
zoo, als tegenwoordig, openbaarde, werk
ten deze verschillend geheeten ambtena
ren, elkander vervangend, met en naast
elkaar. Aan hetzelfde loket vulde nu eens
een commies" het spaarbankboekje in,
dan weer een klerk", betaalde nu eens
een klerk" postwissels uit of gaf
aangèteekende stukken af, dan weer een
commies", zooals men in vakterm
spreekt: zij rouleerden.
Deze idyllische toestand is zoetjesaan
veranderd. De bokken zijn sedert eenige
jaren van de schapen gescheiden. Een
kantoor wordt.thans als regel bediend
of door commiezen of door klerken. En
?waar men naast klerken een commies
ziet, daar staat bjj, door zijn titel van
plaatsvervangend-directeur, boven de
mannen die, gelijk met hem op, het
dagelijksch kantoorwerk verrichten.
Deze kunstmatige scheiding nu (want
ze is vroeger .nooit noodzakelijk gebleken
en eerst tot stand gebracht toen er roering
kwam in den grooten brouwketel der
posterijen) verhindert natuurlijk niet, dat
belanghebbende partijen zeer goed de
waarheid zien, die hierin bestaat, dat
voor denzelfden arbeid twee verschil
lende categorieën ambtenaren worden
onderhouden, de eene als heeren" be
handeld en betaald, de andere als be
dienden.
Er wordt wel eens gezegd, dat een
apart corps noodig is, waaruit de staf
officieren, d. w. z. de hoogere beambten,
moeten worden gerecruteerd. Die hoo
gere beambten zijn echter zeer gering
in aantal. Het zijn een elftal inspecteurs,
een drietal directeuren van de grootste
postkantoren, verder wat leden van het
hoofdbestuur. Om deze krachten te
produceeren is de kweeking van een eeregarde
van 800 kommiezen toch zeker onnoodig.
Neen, wanneer men, geluk wij, onbe
vangen en met het enkele doel om hier
de waarheid te achterhalen, de door
partijen aangevoerde stukken raadpleegt,
is slechts deze conclusie mogelijk, dat
men- in de personeelsorganisatie van
Posterijen en Telegrafie te doen heeft
met een langzaam geworden abnormalen,
zieken toestand.
Zie maar eens aan:
De commiezen, die in het zweet huna
a&öfié&zjne* 6p een Jeefizid -waarop de
klerken reeds ge{<i venüenJen. voor feet
sur»unierairs-examen hebben' geblokt,
natuurlijk wafitiouwend naar de
klerken, of die hun hunne aanspraken
op allerlei posten niet zullen betwisten.
De klerken, van hun kant zich bewust,
dat slechts de noodzakelijkheid om be
trekkelijk jong hun ouders niet meer tot
last" te zijn, ben verhinderd heeft het
wel veel uitgebreider maar allerminst
diepzinniger examen te doen voor den
commiesrang, misgunnen dien gelukkigen
de veel hoogere salarissen by zelfden
arbeid.
Men begrijpt, dat op den bodem van
zoo'n zieken toestand, van zulke dwaze
en betreurenswaarde verhoudingen, iedere
kleine strubbeling groote proporties kan
aannemen.
ledere salarisverhooging kan een storm
verwekken....
Aan dat punt zijn wij thans toe. Het
is een wetsontwerp tot verbooging der
salarissen van commiezen en directeuren,
dat den storm heeft doen losbreken: een
verhooging, die wat ruim schijnt uitge
vallen, en wat zonderling bekokstoofd,
maar die den betrokkenen, dat moet er
bij gezegd, plechtig was beloofd.
De klerken, in wanhoop ontstekend
over de steeds grooter wordende kloof
tusschen de commiezen en henzelf (de
commiezen, die reeds van 6 tot 1300
gulden meer salaris ontvangen dan de
klerken, zouden nu nog eens een paar
honderd gulden worden opgeslagen), zijn
zich gaan verzetten in artikel op artikel
en brochure op brochure.
Men kan, ook al gunt men den com
miezen nog zoo zeer hun verhooging,
en dat doen wij werkelijk van harte,
niet anders dan het tactisch inzicht der
klerken prijzen, die voor den eisch
van de zoo noodzakelijke, eindelijke re
organisatie alle overwegingen van
tijdelijken aard hebben doen wijken en zoo
luid hebben geroepen, dat men ze nu
w*jke4ijk het ft gehoord.
De kloof tusschen klerken en com
miezen was wel zichtbaar, maar bij het
nog wat verwijden viel ze eerst op.
Nu blijkt te duidelijk, dat het zoo
niet kan blijven, en dat er in het
Voorloopig V"erslag hebben het DU ook
enkele leden" gezegd iets meer moet
gebeuren dan een salarisverhooging. Daar
moet eindelijk eens, en wel door een
kleine . maar goed-samengestelde Staats
commissie, waarin niet enkel commiezen"
en directeuren, maar vooral bekwame
buitenstaanders een stem hebben, orde
worden gebracht in den chaos der rangen,
verschillende kloven moeten worden
gedempt.
Daar behooren nietmeer van Staats
wege hoDgerloonen te worden uitbetaald
aan met ijdele hoop gepaaide
hulptelegrafisten, die met 480 gulden 's jaars
moeten zien. dat zij rondkomen. Daar
moet niet door Chineesche'' examens
een eindelooze serie kasten" worden
gekweekt voor arbeid, welke overal om
trent op 't zelfde neerkomt. Waar tw
rangen ruimschoots voldoende zijn, moet
men er niet kunstmatig zes of zeven in
stand houden. In den bureaucratischen
rompslomp van den heer Pop moet orde
gebracht.
Er zijn er, die in heel het streven van
den Directeur-Generaal een beweging zien
in anti-democratische richting. Men meent
wel eens, dat de zorg, waarmede door
examen verzwaring den aan de school
banken ontgroeiden klerken, vaak huis
vaders, de toegarg tot het
commiezencorps stelselmatig wordt bemoeilijkt, op
een verlangen in die richting wijst. De
heer Pop, zegt men, wil een corps, uit
den beteren", d.w.z. den beter
bezittenden stand voortgekomen, beter betaald
en beter behandeld, naast het klerken
corps houden, dat voor woelingen
men kan nooit weten! meer vatbaar
schijnt.
Wij weten niet of zij, die dit zeggen,
de zaken juist inzien. Misschien doet
men het sinds jaren gedesorganiseerd
Hoofdbestuur, dat thans, net zoo goed
als in de dagen van minister Kraus, met
het ministerie van Waterstaat overhoop
ligt, door zulk een onderstelling te veel eer!
Neen, in antidemocratische richting
wordt waarschijnlijk niet bowust gestuurd.
Maar vast etaat wel, dat aan Posterijen
en Telegrafie de zaken in antidemocrati
sche richting gaan.
En dat is voldoende. Dat schept ons
de plicht erop te wijzen, en legt aan de
Kamer de taak op er een einde aan te
maken. Het commiezencorps, waarvan
de promotie gedeeltelijk slecht is en die
op salarisverhooging had gerekend, moge
er sist tij yeiiiszes* Dit i» »»k 022»
Trenechi Maar dat mes de gelegenheid
aanfffeöri TOT PAT O&TI n« ^^^^ «?«?£?? T2S
den"zoo* bedorven Toestand is niet te
wrakgn. IntegQndeel. X.
Prostitutie en Maatschappij".
i.
De heer H. Piereen, weet men, heeft zijn
leven gewijd aan den moeilijken arbeid welke
vrouwen die tot het bedrijf van prostitutie
zijn vervallen, behulpzaam tracht te zijn bij
het zoeken naar een beter bestaansmiddel.
Bestreden der prostitutie, echter, is een
ander werk als het bestudeeren der prosti
tutie. Twee dingen tegelijk te doen is voor
niemand mogelijk ; en den heer Pierson, die
voortgaat een van beide met zooveel toewij
ding te verrichten, mag men niet kwalijk
nemen dat hij het andeie, vergelijkenderwijs
gesproken, heeft nagelaten. Als dus de titel
van zijn jongste geEchrift, Prosti utie en
Maatschappij 1) meer belooft dan de lezer
ontvangt, heeft men te bedenken, dat de
theoretische behandeling van het onder
werp de sterke kant van den auteur nooit
is geweest.
De bestrijders der prostitutie hebben dit
gebrek met een aantal drankbestrijders
gemeen. De oorzaak, meenen we, ligt hierin
dat de verklaring, hetzij van alkoholisme,
hetzij van dien schameler) handel, thans
door de meeste deskundigen gezocht wordt
in zekere maatschappelijke gesteldheden,
?waarvan deze maatschappelijke euvelen
het gevolg zouden zijn. Bij voorbaat, meent
men, wordt door deze theorie een streven
veroordeeld dat zich tegen het gevolg keert,
maar de oorzaken onaangeroerd laat, die,
als maatschappelijke oorzaken door geen
individueele bemoeiing zijn op te heffen.
Juist de zeer aktieve bestrijders voor eenig
speciaal kwaad zullen naarmate voor de
maatschappelijke verklaring betere gronden
worden aangevoerd, van de theorie een
grootere afkeer krijgen. De heer Pierson,
thans, blijkens verscheidene plaatsen in zijn
brochure, vindt de leer, die de oorzaak der
prostitutie in de ^ociale verhoudingen ge
legen acht," slechts voor socialisten goed
genoeg.
De heer Pierson is bovendien theoloog.
De theologische opvatting van het ter
rein der E atuurweten schappen verdreven
eischt in de toedracht van maatschappelijke
gebeurtenissen de erkr«ir<ing eener hoogere,
boven-menschelijke en
buiten-maatschappelijke macht de macht der zonde"
b. v., die onder Qpds bestuur, de menschen
tot het kwade drijft.
Eindelijk ziet men in de theorie die de
maatschappij aansprakelijk stelt, een ver
oordeeling van het systeem, waaraan de
bourgeoisie al hare voorrechten is
vergehuldigd.
Eedenen genoeg om begrijpelijk te maken
dat de meest achten s waardige persoonlijke
toewijding, ouder bepaalde omstandigheden,
wetenschappelijke kwakzalverij veeleer
indan uitsluit.
II.
De heer Pierson beroept zich, het is waar,
op geen geringere autoriteit dan die van
Parent Duchatelet den vermaarden ken
ner, door zoovelen gevolgd die hem niet
altijd noemden.
Maar Parent, overigens een geloovig man,
was een sterk voorstander van
reglementeering der prostitutie en van de z. g. ka
zerneering in publieke huizen. In de aller
laatste tijden wint dit denkbeeld in de
burgerlijke wereld een gedeelte van het
terrein terug dat het, ondanks Parent,
verloren had. De waarheid schijnt te zijn
dat de regeerende klasse evenmin met de
geregelde als de ongeregelde prostitutie
raad weet. Zooveel is zeker dat men in de
burgerlijke litteratuur, wederom ondanks
Parent, de opvatting steeds meer nadert
die de beer Pierson terecht de socialistische
noemt. Des te meer maakt zijn oordeel den
indruk van bij den etand der -wetenschap
achterlijk te zijn. De theoloog, met den
praktischen bestrijder vermenigvuldigd,
hebben in hem den onderzoeker geweld
aangedaan. Zelfs is de Fransche schrijver
van 1836 voor onzen landgenoot nog te
geavanceerd. De eerste erkent onder de
oorzaken van prostitutie de armoede. Naar
mij voorkomt," zegt de heer Pierson, wordt
hieraan veel te veel waarde toegekend."
Een nieuwe maatschappij op socialisti
sche grondslagen geschoeid zal de prostitutie
als vanzelf doen verdwijnen." De heer
Pierson, die blijkbaar van het socialisme
een bijna even grooten afkeer heeft als
van de prostitutie, zal daarentegen
aantoonen dat er oorzaken zyn te noemen
die ook bij verandering van de zoo
genaamde grondslagen der maatschappij
blijven bestaan, omdat ze (wij cursiveeren)
in het hart des menschen zijn gelegen."?Laat
ons zien met welke argumenten.
Als oorzaak die geen nader bewijs be
hoeft", noemt onze schrijver de luiheid",
- ? het verlangen naar genot en een gemak
kelijk leven zonder inspannendon arbeid."
Zóó, ongetwijfeld, spreekt het hart" van
vele meiujeg. Maar het opkomen -ran dit
verlangen veronderstelt de aanwezigheid
van een bepaalde maatschappelijke regeling:
nl. dat de leden dier maatschappij, ieder
voor zich, door individueele inspanning,
door het uitoefenen van een bedrijf, in hun
onderhoud hebben te voorzien. Ook deze
mogelijkheid om het booze verlangen te be
vredigen door prostitutie, onderstelt die
regeling, in welke de prostitutie,
ekonomisch gesproken, een bedrijf is als een ander.
En verder, als de voorkeur aan eenig
be
5} Verschenen in een serie Cmistciiuüi
«iiitïts* *e»ï. van as. i-i
staansmiddel slechts kan opkomen in een
samenleving waarin de menschen van pri
vate bestaansmiddelen afhankelijk zijn, zal
zij alleen van die broodwinningen worden
afgewend die bijzonder moeilijk zijn te
?vervullen. Het menschelijk hart", immers,
heeft nooit den arbeid als zoodanig ge
schuwd. Eindelijk weet de heer Pieison zeer
goed dat een aantal meisjes ruimschoots
kunnen voldoen aan de begeerten naar een
gemakkelijk leven zonder inspanning of
arbeid", zonder nochtans tot de prostitutie
te vervallen. Kortom: bij de waarneming
dat luiheid enz. een oorzaak van prostitutie
is, hoezeer juist in de kapitalistische maat
schappij voor de vrouwen van het proleta
riaat, behoort men rekening te houden met
het feit dat deze oorzaak alleen als zoodanig
werken kan onder die zeer bepaalde maat
schappelijke omstandigheden, en als oorzaak
van prostitutie een produkt is van die
omstandigheden. En dit is juist wat Piergon
niét doet, hij stelt omgekeerd zijn waar
neming tegenover de sociale
oorzakentheorie.
Ijdelheid, de begeerte om te schitteren,
de zucht naar opschik" drijven, gaat de
heer Pierson voort, menigeen den ver
keerden weg op". De lezer gevoelt dat van
deze bewering hetzelfde te zeggen is als
van de vorige.
In n geval wil ook de heer Pierson de
maatschappelijke oorzaak aannemen. Bij
verleiden en verlaten meisjes, zal, volgens
hem, de ellende het bedoelde, treurige ge
volg kunnen hebben. Geen andere maat
schappelijke oorzaak kent Pierson dan de
ellende allén.
Zeker zijn, vooral vroeger, vele bedrogen
meisjes en behoeftige jonge moeders tot het
bedrijf genoodzaakt geworden waarvan hier
sprake is. Doch deze gebeurtenis onderstelt
ten eerste de aanwezigheid van bedrijven"
als sociale instelling, en verder de regeling
waardoor voor vrouwen weinig of geen
andere bestaansmiddelen verkrijgbaar zijn.
De heer Pierson neme eens de proef: hij
solliciteere voor het eerste verlaten meisje
dat na dezen hem wordt toevertrouwd, naar
een ruim bezoldigde, voor hare krachten
en bekwaamheden berekende, in een wel
gelegen oord en aangename omgeving te
vervullen werkkring. Als zijn bescherme
linge dan nog het bordeel verkiest, of het
zwerven door weer en wind over de straat
gedurende een stuk van den nacht, zal zij
wel reeds volkomen ontaard moeten zijn en
een uitzondering maken op den regel.
III.
Als praktisch filantroop, als theoloog, als
lid zijner klasse, als representant dezer
drie- eenheid van hoedanigheden, gevoelt de
heer Pierson een sterke behoefte om het
maatschappelijk euvel aan persoonlijke on
deugden te wijten. Wij antwoorden niet
met de bewering dat de prostitutie een bij
zondere deugdzaamheid vertegenwoordigt,
maar dat zoowel de gelegenheid als de
geneigdheid tot prostitutie sociale produkten
zijn.
De behoefte om te beschuldigen doet den
schrijver de noodzakelijkheid van te ver
klaren licht tellen. De eenige maatschap
pelijke faktor dien hij laat gelden, de
ellende," erkent hij slechts in het geval
dat wij noemden. HU laat bovendien de
ellende slechts in een zeer beperkten zin
gelden, in den zin van broodsgebrek. En
aan Parent-Duchatelet, n in 't bijzonder
aan de socialisten, betwist de heer Pierson
dat broodsgebrek de ware oorzaak is."
Ik geloof," schrijft hij, naar uit allerlei
gegevens is op te maken, dat dit de oorzaak
niet ban zijn. De ervaring van alle
direkirices van asylen is dat zij nog nimmer
zulk een geval voor zich hebben gehad."
Geen wonder, antwoorden we. Maar men
vergeet, dat daarom de honger zich betrek
kelijk zeldzaam als oorzaak van prostitutie
voordoet, omdat andere omstandigheden die
in het leven van de arbeidersklasse den
honger vergezellen en voorafgaan, de
meesten reeds hebben doen bezwijken eer
deze broodwinning als eenige uitkomst
overbleef.
Het is dit geheel van omstandigheden
dat wij de ellende noemen. Het loongtelsel
schept het milieu" waaruit de vrouwen
voortkomen die zich v*erkooperi aan vele
mannen tegelijk. De karigheid, de wissel
valligheid van het bestaan, de aard en de
voorwaarden van den arbeid maken velen
zorgeloos, lichtzinnig, genotziek, bang voor
broodsgebrek. Gegeven de gelegenheid en
gegeven de vraag (andere sociale produkten)
ontstaat aldus de geneigdheid tot prostitutie
die de vrouwen brengt op den verkeerden
weg." De gewoonte van te gehoorzamen
verzwakt het ge roei van eigenwaarde.
Doch ook in zijn eigen stelsel komt de
heer Pierson tot een in 't oog vallende
tegenspraak. Küketteïis n lüiueiu zyu vol
gens hem de oorzaken. !Niet de armoede.
^Vttui'uiu <ïy «.piiiuüuu ntötp .. IVIATI
r\fldenke toch," waarschuwt de schrijver, wat
het voor een vrouw beteekent op eens haar
eer enz. prijs te geven." Zou, vraagt hij,
een waarlijk kuische vrouw tot zoo iets in
staat zijn?" Wij antwoorden met de tegen
vraag of het mér waarschijnlijk is dat
waarlijk kuische vrouwen haar eer prijs
geven, op ns nog wel, uit behaagzucht
of omdat zij liever niet werken? Als het
niet waar is dat vrouwen zich weggooien
om te eten., dan. ia het nog minder waar
wetenschappelijke geborneerdheid, zich todr
niet geheel aan de macht van de al te blijk
bare waarheid heeft kunnen onttrekken.
Het valt niet te ontkennen, leest men,dat
onder de tegenwoordige omstandigheden
verscheidene vrouwen meer in de prostitutie
getrokken dan dat zij er toe gedwonytn
worden." Maar als men dan den schrijver
dadelijk weer hoort praten over den dure*
opschik" en de weelderige levenswijze" van
de prostituees (ook arm!) dan gevoelt men
dat deze beschouwer voor de realiteit der
maatschappelijke dingen ontoegankelijk w.
Getrokken, inderdaad, worden thans de
vrouwen. In de pen van den heer Pierson
beteekent dit enkel een verwijt. De
vroowen worden, meent hij, bekoord door da
aantrekkingskracht van de mooie japon r
en het vroolijke, luie leven. Volko»
strijdig, gelooven we, met de direkt wa
neembare werkelijkheid. Voor de massa7
de jonge vrouwen uit het proletariaat heeft
het bestaan van de straatloopsters en bor
deelbewoonsters niets benijdbaars. Een tast
bare onjuistheid, aldus, vervangt bij de»
heer Pierson het beeld van de werkelijke
toedracht.
Getrokken worden de vrouwen door de
ellende in den vorm van oorzaken die bet
weerstandsvermogen tegen de verleiding
verzwakken en eindelijk opheffen. Wat hes
trekt is de kans om te ontkomen aan liet
milieu" waarvan wij spraken. Armoede in
engeren zin is in dit verband een zeer
krachtig motief. Aan het gebrek of aan een
der andere bestanddeelen v.an hunne elleo<fef
zoeken zij op deze wijze te ontkomen. Zg
zoeken een bijverdienste, eenige afwisse
ling, een aangenaam gezelschap. Sommigen
vinden het gezochte zonder er nadeel van
te lijden, blijven bij haar eerste bezigheid,
trouwen later, worden zelfstandig. Maar
grooter, wellicht, is het getal die getrok
ken" worden steeds dieper. Zij raken
voor ander werk ongeschikt, krijgen (dan
voor het eerst) de ondeugden die haar in
de prostitutie vasthouden. Voor het eerat
in de geschiedenis heeft het kapitalisme
aldus tot prostitutie verleid. De vóór-kapi
talistische heeft steeds de vrouwen ge
dwongen.
Wie de maatschappij eenigszins kent,"*
schrijft de heer Pierson, ?weet dat een
meisje, met een em.stigen wil bezield, nooit
een laag Icon behoeft te verdienen."
Wie op de wijze van den heer Pierson
de maatschappij beschouwt, zeggen wij, za!r
sprekende over hare verschijnselen, tlethts
een waardeloos surrogaat van wetenschap
kunnen leveren.
F. VAN DEP.
Mr J. P. A. KT. Caroli.
Nog onder den eersten indruk van het
droevig ongeval, dat aan mijn vriend Caroli
het leven kostte, wijdde ik eenige woorden
aan zijne nagedachtenis in het door mij
geredigeerde Weekblad van het Recht.
Thans vraagt de redactie van dit Weekblad
mij een In Memoriam". Ik wil mij aan
die taak niet onttrekken, ik wil ook in
wijderen kring getuigen van de groote
verdiensten, van de buitengewone bekwaam
heden, welke den ovfe.'^-dene hebben geken
merkt, van het zwaröverlies, door zipi
onverwacht heengaan geleden.
Ik heb Caroli gekend reeds van den tijd,
toen wij samen gezeten waren op de ban
ken der Haagsche Hoogere Burgerschool.
Enkele jaren later heb ik hem ontmoet
aan de Leidsche Universiteit, waar wij on
geveer tegelijkertijd ons_ in de rechtsweten
schap bekwaamden. Zijn scherp verstand,
zijn bijzondere aanleg bloven voor zijn
vrienden niet verborgen. Met enkele
studiegenooten vormden wij een aan de rechts
wetenschap gewijd dispuutgezelschap ondtr
het devies Juri Sacrum", een devies waar
aan Caroli ook na zijn studententijd steeds
trouw is gebleven. Een paar jaar ge
leden waren wij met de anders oprich
ters samen te Leiden om het vijf en twin
tig jarig bestaan te vieren van het Gezel
schap, dat getuige was geweest van ons
eerste weten schappelijk streven op het ge
bied van het recht. Caroli bleef ruim eea
jaar langer dan ikzelf aan de Universiteit.
Spoedig na zijn candidaats- examen was hij
zich gaan bezighouden met het voorberei
den van andere studenten voor het examen,
eene werkzaamheid die veel tijd in beslag
nam. Op zijne examens toonde hij zich den
student van bijzondere bekwaamheid; zijn
proefschrift, Het interlocutoire vonnis his
torisch beschouwd", waarmee hu den l (kien
Mei 1885 zijne studiën aan de 'Universiteit
afsloot, getuigde van echt
wetenschappelijken zin en rechtvaardigde ten volle, dat
hij met lof het doctoraat in de rechtswe
tenschap verwiarf.
OaroU v««tigde zich in 1385 ala advocaat
iu Auisiurdüm. Opnieuw liepen dus oaxa
?wAg«vn «Rn;ei! «posdig k-rrsai ook hier csss
gelegenheid tot samenwerking. Korten iijcl
na zijn optreden als advocaat werd heoi
de verdediging opgedragen in eene canse
célèbre; hij trad voor rechtbank en hof te
Arnhem op als verdediger van den tweeden
beklaagde in de vermaarde vervolging
tegen mevr. de wed. Bulkley. Zijne mede
pleiters, van Cappelle en van Gelein Vitringm
gaven blijk van groot vertrouwen ia de
bekwaamheid van den nog jongen
rechtsi uttt,
\
, uie Kek«r uooii zóó sterk kunnen
VisEcher en mr. P. A. Diepenhorst. (Utrecht
1009),
Aan n uitdrukking van den heer Piergon
zou men byna zeggen (lat uij, ondank» all»
* r*. -.T a-?ft r~ rf
'^-f^.^^ ?««?_?»?? KUVtlt^.0 *VJLV»V>VAl^,lLieL V» » V>ft «t» I&L0U
i (716 zun ieidiooi voor het C46Too.t\tat\nf TI»
l -vtf f-.f,^ft\ T1_ ___,-n- ^ ____ __-_! » ---
. «. ly-^w;. x tv mu^iic lucii UIBI. u w 111 uy u.tt
i voorbejeiding der verdedigiüg Trerkzaocs
j ijuj ie auiüii telden wij do vragen op