De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 9 mei pagina 3

9 mei 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T«O*0 R N EO -E R L A>N -D. zyn <«eraten aroep woor waarheid "heeft geuit, eptélt spottend met alles, heeft een glimlachenden twijfel over -de -on3e gotten Ber menechheid, ds wefhnrgen ^aöhoop om dien twijfel, en de wanhoop geen nieuwe heilig heid te 'bezitten. 'Waar -sou zijn zoeken -eindaljjk -rust gevonden hebhen.? Wanireer zou &jj 3a" geiegd ibebben ? Wast op iden langen duur weïkt de twijfel .ale een vergift, ?dat de wilskracht tot het volvoeren van daden lamt, -en 'ten elotte-de leTeneenergie-doodt. Jstóiiest <fle Pratende -warmBiHtclrt, fFw niet m«er haiden 'in -de giooteeeazaam. Doch -itan jfeimit wel i^p Benwieema, Sill unr, nadat men met zyn geest het peilloor.e haseït trachten te peilen, het .onvatbare te «fcen, tot ,onbegrjjpelötee <te begrijpen, nadttt men doorvorecfat heeft 'het leven der mentenen en hun ontstellende historie, levend de Ihartstcchten die <een hart vervullen kunnen en lang zich lavend aan de vergetelheid dar liefde, dan komt wel op een wonder uttr over u de lachte onweerstaanbare macht ?«BB het geloof, 9e volle berustende overgave. latforgue's vroege dood heeft hem belet dit osgenblik te bereiken. Van de Woeetynevond haït, en verhaalt den tocht van zoo'n meuEch (Weid (van zjJn »igen ziel ?) in het schoonste \fflghaal van den bande', Christophorut. fiat -naast «Ifcaar zetten van de samen dezer 4wee dichter?, den Yanschen en den Vlaanr8f$ten inocht -n allicht bevreemden, doch geenszins willekeurig is deze vergelijking, daar Mede -bij den blik op de inhoudsopgave van v. d. 3Vaeat$ne'« boökjgy getroffen wordt door danzélfden aard van onderwerpen. Zoowel de esn *te de ander .neemt bekende .legenden, door zeer groote dichters behandeld, tot ondarwecp van hun verhaal. En evenals Laforgue, doch wél -op -een verschillende wyze, daar *an de .Woeatjüne, .zwaarder, .massiever, en 'ietwat tioëbélaer is dan "de kfistalklare Frangchman, behandelt de Viaamsche dich ter die veel van het .eigenaardige van den heeft een eXtt BzrpB aonfler diepte. Karel hstlt dien glimlach, waar , en welken -men niet aard der noorderjreactie -vo,or hun ernst Rciren kennen. Hoewel een nschte Vlaming heeft deze dichter door zyn Pwlg-z^n, door te wxmen in het land dat in ivociFtdttïeiwle beroering ia met de Fransche iegchaving, «en gtoote geestelijke verfijning 'varw.orveit die zjjn werk een sterk eigen fcaraWfir geeft. 'Beaat tot mg' te "ver zou voeren den inbond >der .zes yerhalen die ik alle zér bewonder n om de schoone taal n om den geestelijken inboud (de glimlach die vél verfbergt), mede Ie -dealen, zal ik mij beperken 'tot iffit laatste .etllk iCkriitephorus, hetwelk m'jj het völmaakste schijnt. In de andere, in Bomeo of de Minnaar tbr Lüftte, mDcrrowv. m» JTanrfouidS, 'in e Zwijntn van Kirkè, in giïainirbaartl vf lhtl ?seu.ivtre Inzicht, al waardeer ik ze in hooge mate,, vind ik niet dat gave, afgeronde (geheel van Ckrietaphorus, en hin derde my wel eens een bverladenheid van wvpjden, een opeen«t0pelmg Tam adjectieven Hie den Echoonen gang van den volzin niet bevorderde. Ctach ihejt verbaal van GkrittopKorus, op -eigen wijze "naverteld door den dichter, neef t" mij <een .groote vreugde gegeven. Hier is h rj ook -bet meest zieh -zélf, -en heeft bij niets te danken -aan -zjjn "-groöten Franschen voor ganger. Chriitophorus, de reus der oude legende, die door de ganeche wereld zocht naar den Meester, machtiger dan hij zelf, en eindelijk bedwongen wordt door het Kind Jezus, is in dit verhaal geworden tot het symbolisch figuur van den mensch die een groottumult in zijn wezen omdraagt, er geen awrfl nn«e weet, een geweld in zich voelt flat iwm mar telt, dat hem beheerscht, hem ongelukkig maakt en voortjaagt om te oéfcen of nie mand hem bedwingen kan, ajjn krachten beteugelen en ten goede leiden, en den grooten vrede geven zal. ??Ift rchuur gezeten, in de avondaan,, Christophorus aan eenige toehawüew .zn leven en zijn zoeken. Reeds van jong«eff wel deed hem de overmacht over andexan nikt. Eeeds vroeg werd de begeerte in ;b*m «jip, dat hij kennen mocht wie hem zon -osiesrmeesteren, wie hem 't juk op de scntmdfirB leggen zou, en den breidel in den mond. sBfl reiziger, die zich tot vertrek gereed Jawel, meneer van Doorn, hiea1 w 't," kre^eg hij ten antwoord, en toerj, onöer Jtotii uitstappen zich even omwendeLd, 'W hij: En veel succes met'uw zaken.'" Was er iets spottecds in de stem.,fo! 't hem, van Doorn, zoo toe. Hjj jrilde 'den vertrekkende iets naroepen, dotih 'deze was reeds in de menigte verdwenen. De handelsreiziger was ontwaakt, «ekte. zich uit, en vleide zich weer apjiieuw in de kuJEens. Hij moet zeker nog verder, meende fle schiller. Toen stapte hij oak rilt en stond eenige minulen later voor het -Station. Dadelijk stormde een aantal iiannen qp; den provinciaal toe. Weg wijzen meneer, weg wijzen!" ' In het midden v?.n het plein istond een tiental rijtuigeu, waarvan de vvèilieden op den bok hem wenkten. Op den aschtergrond wachtte een tram, wier bestuurderAingednldig schelde, om dralende paseagiers'"ït»t etpo'elT aan te sporen. %f ?;' 'n Rytuig was 't beate, dat stond veel gekleeder, en... 't kon d'r immers van f (jen meende de schildersbaas, die in een .koetsje stapte, en met bevelende stem den 'koetsier toeriep : Naar 't ministerie van oorlog." Met een slag trok hij het portier achter zich dicht, en bezag, gemakkelijk acaterosterleunend, de straten, waardoor hij igevoerd werd. Een onaangenaam gevoel kwelde hem. Edu meneer, die d'r zoo aristocratisch uitzag, had t niets geen respect voor hem gehad, en-acbeen ' zyn complot eer af te keuren dan geniaal te vinden. Die fijne heeren hadden.alt(jdfcoo iets aparts. Wat 'n ieder mooi vond, .Saar trokken zy de neus voor op; dat -behoorde zeker büde deftigheid Maar kam,~'b$' mg den vent misschien nooit meer, \witt kon ^t hem eigenlyk schelen, hoe of-ie >ow bem dacht. Maar ofschoon hij 't van aich af wilde zetten, hinderde 't hem tocb. Voor een hooge poort stond i*et j^JWi* stil, tiet portier werd geopend, enmetaefcerheid stapte van Doorn het gebouw binnen, bewust, dat het papier, dat bij in zijn zak droeg alle deuren voor hem openen zou. ?had 'béhodfte aan teen aneester die'hjj malles ontzien kon en modht... "Want dat was .in \jn «stompezinnen onontwortelbaar gegroeid: «r maast »*gens een Meester :zijn, een Mddende meester, en dien hij tegen ,iou," (pag. '267.^ "En bjj tijgt op weg om ien mejester tewoeken.JSlLl sereOhecrd door twi)fel, wankelmoedig, dan wol v«rtiou wenen hopend, trekt bj] rond .over .de schoone aarde, tot hy belandt bij den philosoof. Dit is een kostelgke episode, vol ironie en-toch droevig. Maar Gnrifltuphorns wijlt daar niet lang, de wijs'begeerte -is "'hem-een-ontgeocbeling; doch verwqg ttraht hjj niet; büverlangt naar rust, en «idh wstigend «an de Leie (zie de schoone besehryving van de landstreek pg. 284),,zet h\j lieden over van den eenen naar den ande ren ower. En hy ^waoht de komst van den meester. Doch verlokkingen komen, de schijnbeelden der wereldlijke macbt en der liefde. De grooten der aarde verschijnen hem in de gedaante der Driekoningen, en wanneer gij die bladzijden {pag. 286?593) eenmaal gelezen heht, zult ge de figuren dier drie wonderlijke vorsten, oud en ziek, en berijdend de eenden valen,kameel, de ander het -oude paard, de derde die onnoozel is, den goedigen ezel, niet licht meer vergeten. Daarna, »p .een -avond in September (pag. 295 vgg.) de verlokking der liefde in de ge daante van de tchoone koningin van Scheba. En hy meent het doel bereikt te hebben. Doch de toover wordt te ras gebroken, en ?bi) begrijpt, hoewel oitter lijdend, dat het de rust en de vrede niet is die hy zoekt, welke niet langer duren dan een vrouwen-«ril". -^~ En hij blijft wachten, een langt n droevigen tijd. Tot op een wilden atormachtigen nacht, woelend v-an onrnst op z^n leger, hy' plotseling duidelijk een stem hoort -roepen aan den anderen oever: Over", (pag. 304 vgp.) ?U.Ügoot, .by -vindt ,een knaap; zij zijn midden off den wilden stroom; de boot vangt aan te draaien; onmachtig is hij, zelfs mei heel zijn groote .kracht het geweld te bedwinger. De ?knaap doet dat,-glrmlfichend. De waterenen de hemelen gehoorzamen hem. Christophorus draagt ;het kind -binnen, en wanneer hu, na het lampken aangestoken te hebben, zich omwendt, ziet hij vóór zich een schoon en nederig Man, en Hy zei: O mijn machtige dienaar, mijn naam :is Jezus ChristusT Te midden van de te vele leege, inhoudlooze boeken der moderne Nederlandfche letterkunde is dit werk van den Vlaamtchen dichter Karel van de Woeetijne, 'brood voor den hongerende naargedaehte-volle kunst. 'P. VAN DER MIER. !>r. F. PIJPER. Gesehltdetiïe dtr Boete -en Biecht in de christelyke kerk, deel II, Hde stuk. -VQravenhage, Mart i n us NShoff 1908. I. ?Beeëe geruimen tjjd geleden (18W) ver scheen Ibet eerste deel van bat werk, welks titel hienbown ie afgedrukt. In een breede inleiding, niet minder dan 77 bladzijden besteande, geeft prof. Pij.per daar -een urteenzetling van de wijze waarop by zijn onder werp denkt te behandelen. Hy' legt er den nadrui op dat zyn boek niet /al worden een oompilatiearbeid maar uit de bronnen zal -worden bewerkt. Niet uit afgeUide beken putten wij. Het is ons niet te doen om 'het aantal boeken die weer nageechrev«n zijn naar andere boeken, met een te vermeeren". Daarom ontleenen wy geen enkele aanhaling aan iemand anders, maar gronde a OES enkel op het werk van den oorspronkelijken echrijver" 1). Mocht de vraag een oogenblik bij een lezer zijn opge komen of dit boek werkelijk voorzag in een be staande behoefte", dan antwoordt al dadelijk de schrijver: dit onderwerp is tot nu toe al ite .zeer een speelbal geweest van denjiartjjst-rijfl. aSen 'heeft de geschiedenis .der 'boete «n 'bïfldbt ibfJfaonS^ifl 'met >een jptilemifioh of !BpolngetiBifti 'doel. Thans ik filflus de S. ffleit-iJjigëfejjnTBn vooreen oBpartu'dig historisch (onderzoek omtt geen ander oogmerk -dan de ?wwtenstttrap te rtwnen en 'haar a'lteen'2). Waar jobjectóvateit wil ifle P. -strevsn, niet .wil hy ttaachten ,-9e vraag te ;beantwooiden of de 'bkehtgtcel al dan niet heilaaain heeft ge werkt *n npg werkt, b»nl is *t «Heen ,om de geschiedenis te «floen. Wij btitnigen tegen- twier 'God «n .alle mentenen dat bet oiw bjj het sdbrjven van dit werk om niets dan de waarheid te doen is .geweest ; en dat het liilliiiiiiliillllllllliiiiMiiiiiMiniimiiiniiiiimniMiiiimiiiimilltlMUMlli lange corridor, die zich in twee gangen -vertakte, deed hem weifelend-stilstaan. Moest hij rechts of links? Uit een der kamer? kwam opeens een heer te voorschijn, met een bundel papieren onder den arm en die zici naar een der gangen richtte. Meneer, meneer l" riep van Doom hem na ... Kunt u me ook zeggen ..." Daar is de portier" snauw ie de man, naar een der deuren wijzend, waar de buitenman inderdaad een bordje met deze aan wijzing, bemerkte. Op hetzelfde oogenblik kwam die baambte juist een nahyuijnde trap af, en kwam den < orridor in. Meneer, begon de f rhildersbaas onderda nig, geïntimideerd door het groote gebouw en den sna_u vvender. heer, Ik mot hier zijn voor 'n anbesteding, kunt u me ook terecht heiepen". Hoe heet u V' Van Doorrj, om u te dienen". O, is u meneer fan Doorn ... o, ja ... hm. . . ." Werd hij verwacht? De man f ebeen hem te kennen ... 't Was blykbaar dat hy zich even versproken had . . . Eerst zijn naam, en toen... o, ja, hm... en hij Echoën opeens verlegen . . . Maar 't was immers onmogelijk. . . Waarom, verwachtte u mij? ' vroeg hij luid. U ? Hoe komt u d'r bij ? Foor welke an besteding kwam u dm ? ' Ik heb gister dit biljet gekregen" ver telde van Doorn, nu met meer zekerheid, daar hg het papier toon en kon. En nou won ik graag wat nadere inlichtingen hebben. Kunt u me nou zegge bij wie ik daarvoor terecht mot?" Ja ... a ... da's foor meneer fan Oüefen Wilt u maar effen meegaan". Gedwee volgde de provinciaal' den portier door bet labyrint van gangen en trappen. Bly'ft >u nou. effen hier wachten, dan sal ik u Aandienen" beval de man, die in een naburig WEtoek verdween, en geruimen ty'd binnen ifeleef. 's Jongens, als ie z'n kontrakt eens niet na kon komen l ledere drie maanden moest 'n gedeelte opgeleverd worden, en als ie in ge breke bleef, stond er boete op. Maar hy zou ons van te voren geheel onvewdhilltg WOB ?of de BooRKch-Katholieke, dan .wél een <cS andere 'Protestantsche 'kerk uit 'het strijd- ' peak van het imtomch onderzoek als .over win naresse te voorschijn treden" 3). Toen indertijd dit werk -van den predikant te Betkhout verscheen, opgedragen aanzijn' leermet ster, prof. Acquoy, waren er .die meenden dat bovenstaande verklaringen, in de inleiding op het werk, wel geschikt waren een weinig angst op te wekken 4). Maar de leaeifi zullen zich terstond kunnen overtuige ?Sast die Bcgst" ongegrond was. Met rustige zekerheid beeft prof. Pijper met deel II, mogen volteoien wat hij heeft gewild; heeft bjj geleverd «en bijdrage tot het kerkelijk, en -tot bat godsdienstig zedelijk leven. Een bijdrage zoo noemt bij 't zelf, uiterst befcheiden 5). Maar inderdaad bevat dit werk dat nu vortooid voor mij ligt een schat van mededeelingerj, zoo uitnemend gedocumen teerd, zoo concientieus geput uit de bronnen zelf,, dat men terstond in den schrijver herkent den geschiedschrijver uit de school van Kist, Moll en Acquoy, waardig de traditiën dezer historische liiemannen" voortzettende). Maar ik heb, hoezeer ik bovenstaande tot een goed begrijpen van wat nu volgt noodzakelijk acht geen beoordeeling te geven van de eerste twee deelen; ik kom dus nu tot het derde deel, waarmee het geheele werk compleet ie. Dit deel vangt aan met een beschrijving van de oudste geschie denis der irquisitie. De deskundige lezer zal terstond opmerken hoe hier niet alleen een groot aantal bronnen wordt opgegeven een kunstje dat belaas in tal van gwcbiedboeken al te gemakkelijk wordt toegepast! maar hoe die bronnen alle zijn doorgewerkt. Schrede voor schrede brengt de :£. ons tot die inquisitie, waarop men gewoonlijk doelt als van geloofsvervol gingen gesproken wordt. En hier wordt het den lezer duidelijk dat Fruin geluk had toen hij objectiviteit, absolute objectiviteit een onmogelijkheid noemde. Hoofdzakelijk zijn het leden der dominicaner-orde geweest die zich met dat afschuwelijk speurders ambt hebben belast." 4) Toch is er in de beschrijv ng van prof. Pijper van eenige animositeit tegen de Moederkerk niets te vinden, maar ook hy die dit verslag leest van de wijze waarop de inquisiteuren te werk gingen en te werk moesten gaan; van de trucs die ze gebruikten om geloofsgenooten tegen elkander, kinderen tegen ouders, te laten getuigen bij zal, al moge hij erkennen dat somtijds de wreedheden der rechters met te schrille kleuren, b. v. door Motley zijn ge t eekend, -verafschuwen een instelling die onder het mom der zoekende liefde zoozeer alle godde lijke en menschelijke wetten met ruwheid vertrad, en tevens moeten erkennen dat de oratio pro domo, door zooveel roomsch-kath. geschiedschrijvers gehouden, de verdediging is van een onhoudbare .vesting! 8) Tot de geschiedenis 'der inquisitie is dit eerste hoofd stuk een kostbare bijdrage. Daarna behandelt S. de Biechtliteratuur. Hrer geeft hy niet zonder met ingenomen heid bet werk te vermelden dat reeds door anderen, Moll, de Vooys, Geffcken is ver richt, een geheel zelfstandigbewerktoverzicht. Merkwaardig is het bifchtboekje, afwisselend in dnitfche en ratijneche verzen geschreven, dat aldus aanvangt: O Sünder peicht die tünde dein Wann uns der richter wil genedig 8ein Hab ware rew und lawtre peicht Also dir got dein eünd vergeit. Uitvoerig geeft 8. ons den inboud van een zeer prcfetelyc boecxken" van (iodsacbalk Rasemondf, die met nadruk eeret waarschuwt tegen het bitchten by slechte biechtvaders, en dan naar de volgorde der verschillende zonden de uitvoerigste w>orbeeld*n,geeft, b.v. Ik ben in de keik op en neer gaan-wan delen om personen van ander geslacht aan te zien en heb andere menschen een kwaad voorbeeld gegeven, bon hunne .devotie be nemen, en ben daar gaan vertellen van mijne boeveryeri'". Ik heb in de kerk koppelen gedraaid". Ik heb op 'heilige dagen den Dnivel getionwer gediend dan God". Sommige biechtboeken waren verlucht met teekeningen, alle zich groepeerend om den stryd tussehen engel en duivel, die beide den mensch raden en mede trachten te kryger. In een reproductie b.v. door Gefl'cken opgenomen 10), in mijn bezit, zegt b.v. de -engel zich d'r wel door heen slaan. Zonder zorg kreea; je niets Of u maar binnen wil kommen" verzocht de portier, die terug k wan. Met den hoed in de hand trad van Doorn de kamer binaen, waar aan een lange tafel, met een groen kleed redekt, en bezaaid met papieren, een jongrnensch zat te schrijven, op wien hij dadelijk toestapte. M'u naam is van Doorn," -- begon de schildersbaa0, die voor de tafel ging staan en ik heb gister vanwege het. ministerie dit pampier gekregen, waarin mijn bericht werd, aa dat 'n karrewei, waarvoor ik ingeschreven had, mijn gegund is. Maar ncu wou ik toch graag wat rTadere inlichtingen. Want, ziet-u, ik die nog nooit voor 't rijk gewerkt heb..." Dan -noet u bij meneer van UlUfen zijn, die zit Jaar," i;eiJöde jonge mar, naar een fchrijftmreau wijzend, dat x'.ch achter van Doorn bevond. Deze keerde zich om, en .. Potverdorie I vloekte hij inwendig, toen hij zich opeens tegentiver den man bevond, wien hij in den trein zyn siirarnen streek ver teld had. Neemt u even plaats, meneer van Doorn," | noodigde de aristocraat uit, hem een stoel aanwij aend. Machteloos, geslagen ging hij zitten, en ! frommelde van zenuwachtigheid den hoed in zijn handen. 't Spijt me, meneer van Doorn," begon van Ollefen zoetsappig, dat ik u mis schien een teleurstelling melden moet. U hebt u misschien ge-vleid met hei werk dat u opgedragen is, maar ..." even was er een pauze we hebben ons bedacht. Nadat we u gister dien brief gezonden hadden, hebben we gemeend, dat we misschien toch iets te vlug zijn te werk gegaan, en daarom achten we het beter, nog eens goed te laten nare kenen, of we het werk wel zoo voordeelig mogelijk uitbesteed hebben." Weer was 't stil en duidelijk hoorde van Doorn het krassen der pen van den aan tafel schrijvenden beambte. Toen gevoelend dat hy' wat zeggen moest, stotterde hy'. Maar... maar 't is voordeelig.,. ik was toch de minste inschrijver..." Ta, dit is 't juist, wat wij nog eenanaJer Du sal t anbeten eynen got ah her dir geboren hot". Waarop d« ^duivel 'hem inblaast: Was hastu gotzmann 't zn schaffen los beten monche und pfaffen" Wel .mocht Prof. Pijper uitroepen :an de» eindelooze voorschriften zonder dat ooit verzekerdhëid van genade verkregen wordt". 11) Deze onzekerneid werkte natuurlijk den aflaathandel in de hand. Hoe onschuldig de efiaten" soms wai-en kan 'blijken uit een aflaat brief je, door Prof. Verdam gepubliceerd. Een zuster, die de koeien melkt verdient 40 dagen aflaat'voor elke koe, item 10 dagen voor de zuster die de vaten wascht, voor elke schotel; item, voor de zuster die een nieuwtje (nieuwmare) buiten 't klooster hoo rend dat niet overrertelt 12). Maar ook hier zien we de langzame overgang van onschuldig tot schuldig, zoodat b.v. van Meteren meedeeld dal te Antwerpen de aflaten gepacht werden door Italiaansche kooplieden die overal de beste en welsprekendste predikers huurden om de aflaten aan te prijzen. 13) Een ander geschiedschrijver deelt mee dat sommige families rijk werden door het pachten der aflaten, en eindelijk: toen in 1518 te Bergen op Zoom een loterij zou worden ge houden ten behoeve der kerk, kon men daar mee winnen, veel oostelijke prijzan" en ook veel aflaten". (Slot volgi). A. KLAVBK. 1) t, a.p. Dl. I, bladz. 47. 2) t. a, p. Dl. I, bladz. 51, 3) t a.p. Dl. I, bladz. 3. 4; Zie Theo). Tijdschrift '92, bladz. 338. 5) t. a. p. Dl. I, bladz. 4. C) Orer deze school" zie Nederl. Archief voor Kerkgeschiedenis. Nieuwe ?Serie Dl. IV, bladz. 237 e.v. 7) t. a. p. Dl. II, Stuk II, 258. 8) Den belangstellende verwijs ik naar myn artikel over van Haemstedes martelaarsboek", Ned Arch. voor Kerkge schiedenis, Nieuwe Serie, Dl. 6, bladz. 174 190. 9) t. a. p., bladz. 311. 10) t. a. p. 313 3L5. 10) Bilder catechismus des fünfzehnten jahrhunderts, I, Die zehn Gebote. 11) t. a. p. bladz. 316. 12) .Ned Arch. voor Kerkge schiedenis, Nieuwe Serie, 1,117?122. 13) Van Meteren Nederlandsche oorlogenACOS, fol. 10. StnientEn-TooneelspettK.' Niets zoo vluchtig, d?cht men, als het beroeps-tooneelleven, niets zoo weinig vast en zoo wisselend. De gezelschappen varieeren van schouwburgen als de acteurs van kleeding; en de actrices varieeren van gezelschap" en, zoo zeggen al te kwade tongen, van acteurs-gezelschap", als de schouwburgen van decor. Dat is da ir een chassécrois zonder einde; een stuivertje wisselen helaas zonder dubbeltjes dikwijls dat vermoeiend wordt voor het ooe! Maar het is tenminste een spel met dezelfde personen. Het studenten-tooreel, met zijn jaarlijks weerkeerend, zoo Amsterdamscbe feest, heeft ie's nog vél luchtigers en vluchtigers, want het is telkens nieuw spel met telkens... nieuwe personen. Zoo vast als de mos is, en zoo deftig het binnenkomen van den Senaat", en zoo onveranderlijk de lor kende careatiden van den :oo serieusen stadsschouwburg, zoo wisselend is hier het personeel op de planken. Zoo aardig onver wacht zijn zijn dilettantige gebreken, zoo friech zyn jongensachtige eerlijkheid en durf en zijn eerzucht! Zoo trefiend soms de openbaring van werkelijke talenten l Hier geen wenden en wisselen, hier een voorbij gaan, als van een komeet die paseeer?. Hier een nieuwe generatie ?an aanstaande dokters en advocaten, rechters, leeraren en ... predikanten, zich in hun beste jeugl eren toonend van hun kunstzinnigen kant. O, o, wat zal daar misschien weinig van over schieten, later l Daarom juist wilde ik u zegden: ga zo nu zien ! Drink maar eens van een vollen beker jeugd. Zie maar eens 'hoe Zaj/eunMse artigtique ge .passe l Bn -.ge dcet een goed weik ook. De sta denten spelen ten bate «m bon.ondgeworden 'beroepscolltga'g-van-een-dag, d.w.z. ten bate van bet Pensioenfonds der "Vereeniging van Neflerlandsche Tooneelreten". En zij epelen D.1. op Donderdag 13"Mei a.s. in den fitadsBchonw*nr,g iets (.heel vroolrjks : Sheridans bijjspël: Toe Medemin naars. ? Plaatsen te bekomen aan bet secretariaat van de Amst. Stud. T-ooneel Vereeniging, 'Koninginneweg 39. Inbond van TüiMrüM De Bewfging, Mei '09: Geerten Gossaerf, In Obitum Charles Algernon Swinburne. Albert Verwaü, Saint-Yves d'Alveydre, II. Dr. H. E. Greve, Rijk, Gemeente en Open baar Bibliotheekwezen,?W. L. Penning Jr., Kunst en Natuur. Dr. C. G. N. de Vooijs, A lard Pierson'öVerspreide Geschriften, II. Albert Verwey', Twee Gedichten. IP.P. de Voóy's, Sneiale Hygiëne. Groot Nederland, Mei '09: Cyriel Buijsse, H. P. Burkes Juuior. J Tertteeg, Zomerdroom.. -?Zangen van fialome. Frans Coenen, Nieuwe Stroomingen, slot- Mr. N. G. v/d. Ley, De Dominee. J. I. de Haan, Fragmenten. Jan Greshoff, 'Uit: Gangen tot -een nieuw licht." Ad. Herkenrath, Uit: Stille festijnen." Frans Verschoren, Van een jongen die geluk had. Dramati sche Kunst. Literatuur. Ontwaking, No. 4 : G'eorges Eekhoud, Ofer het Gevoel in de Moderne Literatuur. Herman van Puymbrouck, Verzen. F. Domela Nieuwen^uis, Hoe de Engelschen beFchaven in Britsch-Indië. H. Stroobant, Lafcadio Hearn. Ary Delen, Kronieken, Schilderkunst, Tooneel. Jacques Mernil, Sociologie. De Katholiek, Mei '09: Dr. J. Sassen, Het Regeeringeaysteem van Willem van Holland, Roomsch koning, en zijn beoordeelinp. J. Beeink. Hendrik Laurensz. Spïeghel. Fr. E. van Kroonenburg, Naar Moeder. L. R. Mei. Sociologisch Overzie at, IV. Voor 't Geestelijk Leven, II. Nieuwe Uit ga ven. 40 cents per regel. BOUWT te JTÜJTSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau Irti", aldaar. Boulevard A n sr..j, pacb 62?54. Kamers incl. verl., verw. en bediening vanaf fr. 3.?Beet gerenom naeerd «restaurant il la carte. Pension vanaf fr. 9.?. Xift. Hvllandiche DirectieFabrikanten rW.BengerSöhne Stuttgart Hoofddep&t te AMSTERDAM: Kalverstr.!157 X. F. DEÜSCHLE-BENGER. UHITY" met Het B IJ-WIEL voor U, A. WtUfiKER & Co., Rokin 126. Koopt CJITSTA'rTEXO BOTEB OBÏI>ER RIJKSCONTROLE. De KT i AT «üARAJt DKEttT U een ON VEKVAL,*! UT product. Bolerhandel Z UI »X A REN", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. berekenen willen. Maar dit beloof ik n, me neer van Doorn, dat u de eerste bent, die in aanmerking komt als onze becijfering met de nw-e .overeetkornt." Duidelijk hoorde de teleurgestelde den spot in zijn woorden, en een hevige drift kwam in hem op, die hij echter wist te beheerschec. Voor hoeveel hebt u ook weer ingeschre ven?" vroeg hij met fijnen glimlach. Werktuigelijk haalde van Doorn het billet te ?oorechy'n, en gaf bet hem o v er. Voor twee duizend acht honderd vijf en dertig gulden en tachtig cent het laatste met nadruk.. . Nu, ik beloof u, meneer, als wij bij onze berekening op een en tachtig cent komen, neen, zelfs ala wij eveneens tachtig cent krijgen, dat 't werk u stellig zal op gedragen worden, daar kunt u vast op aan. Dit billet^ dat u toch niet noodig hebt zal ik voorloopig maar hier houden. Dit vindt u toch wel goed, niewaar?" En zich toen tot den jongen man achter de tafel wendend: Jansen wil je meneer even uitlaten." Maar ik heb toch ... ik zal..." hakkelde de ongelukkige Van Doorn. Wil je meneer uitlaten," klonk het nu iets tevelender. U neemt me toch niet kwalijk, meneer, maar ik heb nog meer te doen." En meteen ruk zijn stoel verzettend draaide Van Ollefen hem den rug toe. Machteloos bleef de schilder zitten. Een karwei vaa bijna diie duizend pop .. weg ... door z'n eigen stom gebabbel ... Kn weer raasde de "woede in hem, een maehtelooae toorn tegen den man, die hem met z'c spot over de tachtig cent nog 'n extra por aegeven had. Wilt u -me volgen, dan zal ik u den weg naar den uitgang wijzen,' zeide de beambte. Opeens stond Van Doorn op. Ja... ik begrijp 't wel... 't Is van de trein, dat je nou..." Doch de stevige druk van den bediende duwde hem de kamer uit. U loopt hier de gang uit, an komt u aan een trap, en als u die afloopt, komt u weer voor uit." Verbluft, overdonderd volgde hij de aange geven richtingen bereikte weer den corridor. Nou, hebt u meneer fan Ollefen gespro ten," vroeg de portier, die hem blijkbaar opwachtte. Doch toen barstte de drift bij den schilder los; voor .dien kerel b.?hoefle hij zich niet in te honden. ?9Éik, lamme vent. Je hebt 't geweten, datte .ze 't jne zouen afnemen. Jou knul van 'n Van Ollefen had je gezegd, dat je me bij 'm most ^brengen. Ik heb 't wel gezien. Dacht je soms, dat Ik izoo'n stommeling was, dat ik 't niet merkte." Soo, denk je ;dat, fader, nou laat ik je dan eezgen, dat meneer fan Ollefen 't mijn niet gezegd hét, maar dat ik 'm d'r heb hooren ofer spreken, toen ik bofen was. Je hebt te feel spraakwater ingenomen, fadertje." Beroerlingen! lammelingen," raasde de woedende man. Non denk je d'r goeie zaken mee te ma ken? Wordt djr-veel an verdiend?" hoonde de portier. Iemand zoo te kort te doen. Maar ik ga d'r'n proces over voeren ... Jullie hadt 't me gee geven... Ik laat 't d'r niet bij ... ik zal jullie wel vinden l" en met de vuist dreigend snelde hij de straat op. Doch voor de deur achter hem dicht viel, toonde hij zijn gesloten hand nog eens naar binnen. Maar vinden zal ik jullie." Versuft liep hij door de straten, in zich zelf pruttelend, en soms krampachtig de vuis ten ballend van machtelooze woede. tlad ie hem maar iets terug gezegd, of 'm zijn spot 'teruggegeven ... 'n knappe joagen, die 't-me .afneemt had ie nog gepocht I ezel, dat ie was ... en 'n proces voeren ,.. maar het papier was hij immers ook kwijt, dat had hij zelf afgegeven... Wat moest ie thuis nu vertellen ... fcon hij zeggen dat door z'n eigen domheid. ...1 ' .,Wejj wcaen, .meneertje," klonk 't opeens vlak bij -hem. ,.Loop naar ,de hel l" vloekte hy, met vuurvlammende -oogej). Met somber :^Bzicht vervolgde hij zijn weg ?en dwaalde, mot gebukt hoofd, door de straten der vreemdefBta'i, bepeinzend wat hij 's avonds zeggen kon, om zonder sich te blameeren het bijna onmogelijke te verhalen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl