De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 9 mei pagina 6

9 mei 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

i \ tv DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1663 l» JtUur«' le'AJUv DE NIEUWE GIDS, RnUctfe ^HWRIK VAh KUt* t \ \# UBK OM. Wit U;M KUM*. ' wtLUM I-AAP cn ALBAST VKKWEY. Uttfl jotMMM, , cndnt [\ f i te rVi**-. C' M . t*- V. u->s. pVB««i i \MS1KHOAX. ? v e R » i. v v Willem Kloos omstreeks Aan f illem Kloos, 1859 6 Mei 1909. O schoon gelaat dat smart- en pijnverbeten zoo dikwerf peinzend staarde in 's levens nacht waar in geen menschlijk woord vertroosting bracht. zij doen zoo flauw, die kind-zwak menschen heeten, Toch hebt gij altijd, diep-in, wél geweten, dat altijd leven zou uw dierste pracht en dat uw ziel breed-statig en klaar-zacht het heil zou zingen dat geeft schoon vergeten. Nu leeft ge in klaarheid als een dichter-wij ze, die zelf zich kroonde met de doornenkroon en droeg het leed, bevrijdend zoo ons allen ... Nooit is die kroon U van het hoofd gevallen, maar Liefste's hand vlocht bloemen, blank en schoon, in 't klinkend lied mocht gy haar goedheid prijzen. JOANNES REDMNOU'fi. Bij den ?üfti2$tenjaarflagY2ii Wilton Kloos Andere en gewone mensehen plegen op hun zeventigsten jaardag gehuldigd te worden wü-worden, goddank, allen ge huldigd tegenwoordig , het tijdstip waarop man gemeenlijk van het openbare leven gaat scheiden. Maar voor dichters bestaat deze reden niet, waar immers hun openbaar leven zoozeer met hun bijzonder leven, en zelfs levendigheid, samenhangt, terwijl men bovendien by kunstenaars, gezien het zeer verslijtende van hun bezigheid, maar niet te lang wachten moet met het betuigen van zijn hoogachting. En dan gold het hier Willem Kloos zelf, büwien men de eerst beste gelegenheid aangreep in zijn hoog-rustig, aan zulke uiterlyke gelegenheden nauwhjks voorzien, bestaan, om hem, nadrukkelijker en directer dan anders, te spreken van de hooge waar deering, van den diepen eerbied, van de toe genegenheid, die men hem toedraagt als den Vader... der Yaderlandsche nieuwe Letteren, als den voornaamsten vertegen woordiger, de geest zelf der Beweging van '80," van den Nieuwen Gids. Willem Kloos... de Nieuwe Gids... Na nog geen dertig jaar is 't al geschie denis geworden, die Tachtiger Beweging, een soort van Heldensage, een £pnpee, als de Napoleontische veldtochten. En omdat de hedendaagsche jeugd vaak blijk geeft die glorieuze historie niet te kennen of te miskennen, moet men haar die weer leeren, dat zij begrijpen op welken strijd hun geestelijke en aesthetische vrijheid staat gegrondvest. Het was in de da?en vóór tachtig en de Hollandsche aarde lag, zoo niet woest, dan IIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIIIIIItllllllllllllllllMIHtllllMIHIIIIttlllllMMHIIIIIIIMIIIIIIMM Jnliana-Lonise. Onder de namen van het jeugdige Oranjekind, over welks geboorte wy allen juichen, zijn er twee, die de herinnering wekken aan voortreffelijke vrouwen uit het stamhuis, waarvan prinses Juliana de jongste spruit is. Het was een schoone geda hte bij de ge boorte van dit eerste kind uit den nieuwen stam van Oranje de herinnering te verle vendigen aan deze twee sieraden van het oude stamhuis, waaraan zij zich eenmaal zoo nauw hebben verbonden, de moeder en de weduwe van den grooten Orarjevorst, die de grondlegger waa van ons volksbestaan. ?Juliana van Stol berg-Wernigei ode was de tweede vrouw van graaf Willem van Nassau, wiens door den dood zijner eerste gestoord levensgeluk zij, zelve weduwe reeds van graaf Philips van Hanau, heeft weten te vernieuwen. Zij is het toonbeeld geweest eener liefdevolle en verstandige, brave en vrome vrouw en moeder, die met zachte maar krachtige hand haren gemaal ter zijde stond in de leiding van het talrijke gezin, dat zich op den Dillenburg vormde. Wij kennen haar uit een aantal brieven en stukken, waaruit een ijverig onderzoe ker 1) een volledige en met warmte feschreven biografie samenstelde, de moeer van onzen prins Willem waardig. Zij verschijnt ons daarin als een eenvou dige zorgzame huisvrouw, altijd bezig met, haar gezin, altijd denkend aan haren echtgenoot en hare twaalf kinderen. Als na de ook niet altijd rustige jaren hunner kindsheid de erust des levens voor deze laatsten komt, blijfi zij met hen in de innigste veatandhouding en volgt hen op hunnen doornigen levensweg te midden der gevaren, die hen van alle kanten bedrei gen, hen helpend, steunend met raad PU daad, zich verheugend in hun geluk, zich |p' Juliana von Stolberg (1506?1580). ? de, moeder van Willem de Zwijger. bekommerend om hun zorgen. Niet het minst haar hersallerliebster" oudste zoon uit haar tweede huwelijk deelde in hare liefde. Wij bezitten meer dan n brief van haar aan hem, waarin zij hem sterkte toebidt in zijn gevaarvolle omstandigheden en hem waarschuwt zich te h'»edjn. dan die Welt ist listig", waarin zij, zijne getreuwe Mutter bis in den Dot', hem m God a genade aanbeveelt en hem aus mutterliuher gutter Muinutig" herinnert aan wat plicht en geweten van hem eischeu. En als zy 16 Juni 1580 hoog bejaard uit Facsimilévan den omslag der 1ste aflevering van den len jaargang van De Nieuwe Gids". toch ledig ongeveer van alles wat een jong, gevoelig geslacht, behalve het dagelijksch brood, noodig had. En die ledigheid der aarde zou nog het ergste niet geweest zijn, maar ze was ook plat, en geestloos en zeurig-verstandelijk. Als een smakeloos ingerichte burgerkamer, waar zes nette stoelen met bessen sa pi oode, bolle zittingen en onzegbaar-suf geronde rugleuningen strak om de geschulpte, wezenloos glim mende tafel staan, die natuurlijk van mahonie... zoo ondervonden wij de samenleving en het verbijsterde ons dat de oudere menschen daar niets van merkten. Die voelden zich echter heel wel en knus in zoo'n omgeving en lachten wat om onze wel wat grillige, in elk geval vage be geerten en verre verlangens. Of ze deden medelijdend en hoofdschuddend belangstel lend, zeer begaan met onze nooden, waar ze niets van begrepen en die de andere ouderen ook wel kuren noemden. Intusschen was zoowel de lach ah de medelijdende belangstelling even onuitstaanbaar, en als ze met Hoffmandruppels aankwamen, in de geiaante van hun Kunst en Godsdienst, dan... dan werd 't bepaald niet meer om uit te staan. Van de religie waren velen onzer echter al lang gespeend. De ouderen, de ouders, hadden er zelf niet veel meer van. Maar de Kunst kregen wij volop te genieten, eerst op de school en later in 't maat schappelijk leven. Natuurlijk deden" wij er aan, min of meer, gelijk wij er ieder aan zagen doen en trachtten ons te gewennen aan dien bedaarden, gemoedelijken toon, den omslachtigen, wat zwaarmoedigen en zwaarvoetigen geest van de beste der literaire producten. Maar wij werden toch eigenlijk mager bij dat halve rantsoenen nog bleeker dan we al waren, terwijl we ontdekten dat er veel surrogaat en vervalsching onder dat voedsel gemengd was. Wat de ouderen ook al weer niet schenen te merken en ons heetten liegen. En zoo, daar er toch niet anders voor handen was, werd de toestand voor menigeen onzer al benauwder en voelde die jonge generatie" zich veelszins als een overheerd volk in ballingschap. Toen kwamen op een schoonen dag echter de Reuzen van de bergen in 't vlakke land en versloegen in 't vlakke land de krakerige pyzmeeën met hooge hoeden en zwarte jassen en maakten ons vrij. Vrij om te zeggen zoo niet om te doen wat wij wilden en meende», al onze vage gevoelens en begeerten en inzichten. Een reus was er al voorafgegaan en had een geweld gemaakt als Simsonendat was Multatuli. Maar de anderen heetten Van Deyssel, Van Eeden. Verwey, Van Looy, Prins, ook nog wel Van der Goes, Netsoher, Tak en enkelen meer. En Kloos kwam voorop, niet Willem Kloos in 1908. zoozeer, dachten wij, als een ruige reu?, dan als een jonge Grieksche god, zoo zelf verzekerd, zoo rustig-machtig, zoo stralend... Dadelijk werd 't een zegetocht, hun inval. Wie kon ook de godheid weerstaan! Boven dien vluchtte het nationale leger nog eer het bijna kruit geroken had en wij vonden het natuurlijk dat zij hun huid bergden, nu Zeus van-uit den hoogen Olymp zijn donders spelen liet. Maar voor de joogeren verzachtte zich hun gelaat, als zij ons de Blijde Boodschap der nieuwe kunst brachten. Gij weet, dat de gaudftie massa onzer letteren weinig is by die van andere volken. Güweet dat de negentiende eeuw hier noch haar Goethe, noch haar Hugo, noch haar Shelley heeft gehad. Ook weet gij, dat de Hollandsche kunst geminacht is bij den vreemdeling. Maar daarentegen weet gij, dat die kunst groeit " Zoo spraken Willem Kloos en Albert Verwey in het beroemde geschrift over de Onbevoegdheid der Hollandsche Literaire Kritiek en diepe, weldoende, troostende ernst lag in hun woorden, waar zij van zichzelven spraken, hoe zij hoopten, streef den de nieuwe kunst te brengen. Zij dragen de groote bezielieg in het hart en het schooae woord op de lippen... de kunst (is) hun geen spel, maar een hartstocht; geen vak maar een bediening; geen deel van het leven, maar het leven-zelf. Daarom eischen zij veel van elkander en veel van anderen. Daarom gelooven zij, dat de tijd van kweeken voorbij is, van zacht maken van den grond en dekken van het zaad en stutten van de stekjes, die jong zijn. Zij willen het groote niet langs gaan om langer naar het zwakke te zien ..." Zie, dit was de toon, die wij begrepen, met al ons voelen en denken. Groot voelden wij hen die ons voorgiagen, groot wilden zij en wij Holland maken, wilden wij zelven zijn. Niet soliede, braaf, fatsoenlijk, nauw gezet, rustig, vriendelijk, verdraagzaam, maar vrij, maar woest, maar hartstochtelijk, maar toegewijd en geestdriftig, groot in n woord. En wij allen geloofden ter goeder trouw zoo te kunnen zijn. Er z\jn toen, in die jaren na '80, heel wat vreugdevuren gestookt, er is om vele vrijheidsbooraen gedanst door die jeugd, die dronken was van laaien geestdrift en menig een, die overigens werkelijk voor zulke bedrijven niet in aanmerking kwam, heeft jaloersch en tandenknarsend, als Alexander de Groote, naar Van Deyssel gezien, hos die als een Napoleontisch veroveraar trok door de landen der literatuur, zijn gewel dige veldslagen leverend bij den prachtigen rossen brand van leeg geplunderde steden, waar geen steen meer op den ander bleef Totdat, van zelf sprekend, de inzinking kwam, na zoo phenomenalen bloei de schie lijke verwelking, en thans na dertig j ren weer een nieuw geslacht wachtende is op een nieuwe herleving, die zeker komen zal. Het was onze schoone droom/' maar niet minder onze dwaze illusie te meenen, dat in gelijke gedaante die geestverhefffng van '80 kon blijven voortbestaan. Andere tijden andere vormen, maar wat een vorig geslacht heeft gewrocht gaat niet verloren, doch wordt tot moment van het nieuwwordende, dat^ weer andere nieuwe be* hoeften bevredigen moet. Zoo heeft de Nieuwe Gids zijn schooneu tijd gehad en zijn schoonen plicht gedaan. Van de Nieuwe Gids sprekende, noemt men Willem Kloos. Ik zeide het al. In die woelige en wisselvallige jaren van revolutie en nieuwen opbouw, was hij de vaste kern van het opgaande nieuwe gesternte. Krach tiger, zuiverder dan misschien een van hen allen, heeft Kloos in zijn verzen het alge meen karakter, de diepere geaardheid der N. G. beweging geopenbaard.Trotsoher,zelf genoegzamer Individualist als hij was geen hunner. Geen wellicht, ook eenzamer en verdervan het gemeenschapsleven der menschen. Maar tegelijk baande hij, in dat prachtvolle proza der Li'eraire Kronieken, de paden voor de nieuwe kunst in kritiek en theorie met een zeldzaam ruim inzicht, en ver wonderlijk critisch vermogen, dat'die bundels literaire kritiek voor altijd maakt tot het compleet kortbegrip van de letterkundige overweging in het laatste deel der 19e eeuw. En sedert, rustiger geworden bij't stijgen der jaren, maar nog krachtig werkzaam, bewaakt Kloos, onwrikbaaren onverzettelijk, de rijke schat van het verworvene in het huis onzer literatuur, om haar te beveiligen tegen eiken aanvaller... FliANS COESE». Het elot en da stad Dillenbarg-, woonplaats van Juliana van Stolberjr. het leven scheidt, laat de hertzliebe FrawMutter" bij al hare kinderen en kleinkin deren een vriendelijke herinnering na, waar van de verre raklank hij hare afstammelingen zoowel als bij de Nederlandsche natie nog niet is verdwenen, integendeel bestemd is om te herleven. Geen beter, geen edeler naam kon gegeven worden aan het vorttenkind, de hoop des vaderlands. Moge dat kind de gio>te deugden der stammoeder erven. En weinig minder gelukkig is de keuze van den anderen naam, die boven dit bij schrift geplaatst is. Van de beide uitste kende vrouwen, die den Prins in zijn moeilijke levenstaak steunend hebben ter zijde gestaan, moge Charlotte de Bourbon langer naaat en met hem hebben geleefd, Louise de Coligny is voor ons, Nederlanders, zeker niet de minst sympathiek". Ook aan haar is een met warmte en liefde geschre ven biografie 2) gewijd. Ook zij, wier leven in zoo diepe voren van smart werd doorploegd", de vorstelijke vrouw'' van onzen grooten vrijheidsheld, heeft aanspraak op dankbare herinnering, op liefdevolle waardeering. Ook zij mag de liefderijke moeder heeten van een talrijk maar verweesd gezin, dat van onzen prins Willem zelven, aan wien zij, de 28 jarige dochter van den Admiraal, zich in 1£83 verbond, ook zelve reeds lang weduwe van een braaf en vroom Hugenoot, die met zijn schoonvaler viel in den vreesehjken Battolomeusnacht. Toen zij den Ssten April 1583 te Vlissingen aan land stapte, zal zij, ondanks alle ge varen, weinig vermoed hebben, dat baar huwelijksgeluk niet langer dan een jaar zou durf-n, dat ook haar tweede gemaal het slachtoffer zou worden vandweepzieke Louiee de Colisny (1555?1020). tweede gemalin van Willem de Zwager. staatslist, ook hij vóór haar oogen vermoord. Zij heeft haar bitter lot met droefheid, ma»r ook met edele waardigheid gedragen, met vrome berusting in God's wil, met geest kracht de bezwaren en ge ?aren bestrijdend, nijpende armoede en grove miskenning trotseerend en altijd ook bij haar jongen zoon Frederik Hendrik het plicbtgevoel wekkend, steeds gedachtig aan wat haar groote doode gewensotit zou hebben voor zijn jongsten zoon. Met zachte hand heeft zij Maurits en hem trachten te vormen voor de taak, die de vader niet meer heeft kunnen volbrengen; met liefdevolle zórg

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl