De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 16 mei pagina 6

16 mei 1909 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nó. 1664 De Koo als gevoelsmensch. De heer De Eoo te Luik overleden, zeer zonden we het op prijs stellen een woord van u ter herdenking." ' Bg zoo'n treurmare staar je even blind op het groenblauw telegrampapiertje en het kropt je óp in de keel. Hoewel lang v»orzien, komt het.toch nog onverwacht. De laatste keer dat ik hem sprak is enkele maanden terug, toen hu te Rotter dam bij zijn getrouwden zoon logeermfd, mij cfen ?kattebelletje .zond. Mijn koffers stonden half gepakt voor 't buitenland, ik .kwam .dus zeggen dat ik niet kon blijven eten, maar dat gaf niet. Jij jonge kerel, kunt Jat vannacht nog wel doen, zei hij met zijn gewone spot, waarmee hij iedereen wist te ontwapenen, je weet ook niet hoe kort het nog maar met mij duurt. Nu wordt er gevraagd iets over hem te schrijven. M'n God, er is zooveel. Door de schok heen over zoo'n verlies zoeken de hersens naar de kwaliteiten welke je in den meester, in den vriend, het sterkst en het d uren dat hebben ge troffen. Die bizondere hoedanigheden, dat is hier wel het zeer moeilijke, want ze zijn zoo vele en zoo uiteenloopende, dat je 't niet in. een enkel woord kunt zeggen. Maai er zullen velen naar hunkeren van hem te getuigen half intellektueel Nederland heeft wél.iets op het hart zoodat men niet precies naar het juistslaande woord behoeft te grijpen, zich maar behoeft te ontboezemen. JDe juiste omschrijving, hoe zou dat ook kunnen? Er zijn zooveel epitetons op hem toepasselijk, hij de veelzijdige! De publicist, de kritikus, de kunste naar, de polemist, de menscb, de vriend, de eerlijke, de scherpzinnige, de onaf hankelijke, de rechtvaardige, de ridder zonder blaam of smet, de onverschrokkene, de scherpe en toch zoo milde, de altijd frissche, de gevoelige. De gevoelige? men zou het zoo van buitenaf niet gelooven, 't lijkt zoo vreemd voor een figuur als De Eoo, hij die niets en niemand te sparen placht en die daar door wel bij velen voor hardvochtig en skeptisch, zelfs wef voor cynisch moest doorgaan, omdat hij zij n zeer sterk ge voel eoo prachtig wist te beheerschen, dat hij enkel de argumenten, de zakelijke redenen kon laien gelden en zich niet door zijn hart parten behoefde te laten spelen, zeker niet als het een algemeen belang betrof. En toch was hij een gevoelsmensch. Zij die hem verder hebben eekend dan het redaktie-bureau, waar bij je als een oud-diplomaat ontving met zijn voor treffelijk lachje en de vriendelijk-hoofsche blik uit de grijze, speurende oogen, zij die hem maar even verder kenden, zullen gewagen van zijn goedhartigheid, zijn ruim oordeel over de menschen, juist omdat hij zooveel wist. Er ontging hem zoo weinig van wat er in den lande ge beurde, zoowel in regeeringszaken als in kunst, en altijd-en-altijd stond hij op de bres om in te springen als er onrecht geschiedde, of als eenige uiting niet tot haar recht komen kon. Gevoelig dat hij was, ik zou bijkans zeggen als een kind, alleen dan met dien verstande dat hij er niet inliep als een kind, doch boven het gewoel stond als een wijze, ontvankelijk voor alle in drukken doch ze dadelijk toetsend aan zijn scherpen geest, aan zijn klaar besef. O, zoo rap wist hij te ontdekken de persoonlijke drijfveeren in de draaikolk der meeningen van hen die tot hem kwamen,?en met zij n eeuwigen glimlach, milddadig en to -h alles te kennen gevend, nooit buiten zichzelf tredend en daardoor reeds autoriteit, wist hij wel de overhand te behalen en het onzuivere te keeren. De Koo een gevoelsmensch, 't lijkt zoo absurd, en toen was hij het in hooge mate. Zou het zoo vreemd zijn dat zijn zoo rijke gevoel, bruisend voor recht en eerlijkheid, als de aldoor wellende bron moet worden aangemerkt van zijn geestdrift die hem zoo heerlijk frisch hield, hoewel dan verfijnd door groote kennis en verdiept door alzijdige kennis name van 't leven. Al die gaven stempelden hem vanzelf tot den onafhankelijke, den man niette beïnvloeden, niet ontvankelijk zelfs voor datgene wat op de meeste stervelingen nog; wel vat kan hebben: roem en eer. Ontoegankelijk voor vleierij, vrij van kliek- en partijgeest, bleef-hij onaantast baar. Slechts heel even had hij weet ervan, dat zoo een heel klein lintje hem &7.£.-r^~^--*?> />-? &-> J naar het Basrelief van Pier Pander. voorbij ging. Ja zï-je, zei hij dan, enkel voor 't buitenland je voelt je zoo klein daar in den vreemde als je eigen land je negeert. Maar dan kwam de superieure glimlach en vaagde alles weg. We zijn toch kinderen, sprak hij dan, hoe kan een verstandig mensch ernaar verlangen ? Hier was hij dan even mensch geweest, want vergeet niet, dat De Koo alles heeft geweigerd, kandidaturen die hem werden aangeboden niets, niets wenschtehij: enkel te leven voor 't algemeen belang en voor zijn gezin. Alle ruchtbaarheid, alle openbaarheid meed hij, en 't was in dat stille, bijna teruggetrokken leven dat hij zijn aangeboren gevoeligheid niet behoefde te maskeeren en zich vrij-uit kon leven. Want die menschelijke gevoeligheid gaf hij niet bloot, men moest hem wel eenigszins nabij staan om zijn ware geaardheid te onderkennen, die zich zoo meesterlijk wist te verbergen in koel heid, een fijnspottend knikje, en die als bij allen die veel hebben doorproefd, wel eens onderging in aanvaarden en be rusten voor" zichzelf. Voor zichzelf; niet voor anderen. Bitter moet het hem zijn gevallen z'n pen de laatste maanden te laten rusten, de pen die toch aldoor in beweging kwam door zijn ontvankelijk gemoed. Niet meer schrijven bettekende voor hem zijn gevoel opkroppen, zijn geest kort wieken, zijn ongeminderdenepeurzin brei delen. 't Was te Rotterdam, einde vorig jaar, toen hij mij zijn voorremen ver telde. Niet het schrijven zelf kostte hem inspanning:, doch het volgen van alles schokte hem te zeer, en dat moest hij vermijden. Maar wel eigenaardig was het, dat terwijl hij de pen wilde neer leggen, van uit Luik had meegebracht een artikel waarin een goed vriend vau hem, een schrijver, naar zijn meening onjuist en onredelijk was aangevallen, en waarvan hij de aanvaller eens geducht wilde weerleggen met diens eigen woorden. Dit teekent heel De Koo. Zoo iets verwacht men enkel van een gevoelsmensch, niet van een skeptikus. En toch had hij vaak den schijn ervan. Denk er om, jongen, zei hij toen Van Maurik op 't uiterste laï, als je soms iets over hem wilt schrijven, hij komt er niet meer bovenop! Dat leek op 't eerste gehoor bijna cynisch, zeker harteloos, en het bleek toch maar een moedwillig verbergen van zijn aandoeningen. Nauwelijks had de dood 't werk volbracht of daar stroomde een andere toon, nu niet meer door beheersching in te houden. In zenuwachtig, bijna onl-esbaar schrift waarbij de hand had gebeefd van ontroering, ontving ik een kaart: ik reken vast op je, als n der jongeren. En met beide handen uitgestoken kwam hij op mij toe en zei midden op op den Vijgendam: Wat heb je mij een plezier gedaan en dat je ook in Van Maurik de mensch hebt gevonden! Die arme kerel is gestorven aan zijn groote gevoeligheid, dat heeft hem vermoord." Is het niet kenschetsend, dat juist een De Koo dat moest ontdekken ? en zoo kwam het dat hij zijn prachtig, alles overtreffend artikel over Van Maurik als fevoelsmensch kon schrijven. Wie had at achter hem gezocht, voor de men schen ging hij toch door als onaandoen lijk, enkel vatbaar voor spot, en in die spot ook 't gevoeligst wapen hanteerend, doch enkel om zijn gevoel te bedekken. Nu precies een jaar geleden, ja bijna op den dag af, langs den Rijn komend, maakte ik van uit Keulen een Abstecher naar Luik, waar hij was gaan wonen na zijn vrouws dood, omdat daar zijn jongste zoon studeerde en omdat hij 't niet meer houden kon in het oude huis waar alles herinnerde aan zijn lievedoode. Een kort poosje zaten we nog maar te praten toen hij overrompeld door zij a aandoening niet meer praten kon en even rust vroeg om bij te komen. Want dat ik voor hem naar Luik was afge zakt nu hij niet meer de invloedrijke redakteur was, greep hem zoo geweldig aan. Dat hij het middelpunt uitmaakte omdat ieder wel graag in zijn blad wilde schrij ven, nu ja, dat wist hij best te savoureeren met zijn fijnen glimlach. Maar zijn hart bonsde als er maar iemand uit Holland over kwam, en 't moet gezegd worden, er zijn nog al eens gekomen, enkel voor hem, voor De Koo tout court. Daar te Luik met een wijd uitzicht over de Maas drukte hem vaak te zwaar de eenzaamheid, al had hij ook bij zich zijn zoon en al hield hij veel van Luik als stad. Het verwijderd-zij a van zijn blad, van zijn volk,, dat beide al zijn liefde had, dat viel zwaar. Jaren had de kwaal, die hem welhaast sloopen zou, hem aan getast, en evenveel jaren haast had hij zonder het iemand te zeggen heul gezocht te Remagen, enkel dan voorge vend overwerktheid, en hij wist het nu wel, dat het niet meer zoo lang zou duren, een kwestie van tijd. Vandaar zij a aandoening nu we spraken over al die oude dingen en den eeuwigdurenden strijd der meeningen, 's Middags zijn we naar Au Phare" gegaan en hebben daar gezeten, zooals we vroeger te Amsterdam in Suisse zaten als ik in stad toefde, en sterker nog dan tevoren merkte ik zijn uiterste gevoeligheid door zijn spran kelenden geest been, zijn sociaal meeleven met de verdrukten, zijn deelnemen in de kunst, in alles wat het algemeen betreft. Zijn oordeel was zoo veelzijdig en bijna altijd mild, den charlatan kon hij zoo klaar onderscheiden en zich. vroolijk maken over de Strebers. Bekend is dat in Het Weekblad" maar weinig werd geweigerd voor wie erop stond te worden opgenomen, maar ontelbaar-velen namen na een enkel kort woord van hem hu a stukken terug, door zijn zakelijkheid en helderheid van betoog overtuigd van hun ongelijk, want zijn zin door te drij ven verstond De Koo uitmuntend. Voor zijn vaste medewerkers en voor een haast niet te onvoorzienen kring van intellectueelen, wie heeft in het week blad onder hem al niet geschreven, was hij een vaderlijke vriend, een die je je feilen toont, ook al wist hij, dat je't niet met hem eens kon wezen. Slechts heel enkele keeren, heeft De Koo bij mijn weten over literatuur geschreven, maar de kun stenaar die in goedige humor De Kandida tuur" van Bommel, Tobias Boldertnan" en Vier Ton" schreef, was ook een uit stekend kritikus over literair werk. Ver rassend hoe hij na lezing van een boek dat je hem had gezonden, de tekortkomin gen met fijne vingers wist uit te pluizen. Klaarheid in het betoog, eerlijkheid in de middelen van weerlegging, gevatheid bij polemiek, ziedaar zijn groote kwali teiten als journalist en die hem maakten tot primus inter pares. Zijn naam als ?tylist, ook zonder dat hij over bizondere klankschoonheid beschikte, zal nog lang blijven voortleven, en wel te hopen is, dat er evenals van Tak, zijn oude strijdgenoot, althans een aantal van zijn beste artikels in boekvorm bewaard mag blij ven. Zij a oude medewerkers zouden dit niet Uit een artikel van den Heer J. de Koo, verschenen in De Amsterdammer van l Dec. 1607. / '/* _!>_ s...,, Fragment van een briefkaart van den Heer de Koo, geschreven uit het huis, waarin hy zijn laatste levensdagen zou slijten en Maandag j.l. geatorven is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl