Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Nó. 1664
De Koo als gevoelsmensch.
De heer De Eoo te Luik overleden,
zeer zonden we het op prijs stellen een
woord van u ter herdenking."
' Bg zoo'n treurmare staar je even blind
op het groenblauw telegrampapiertje en
het kropt je óp in de keel. Hoewel lang
v»orzien, komt het.toch nog onverwacht.
De laatste keer dat ik hem sprak is
enkele maanden terug, toen hu te Rotter
dam bij zijn getrouwden zoon logeermfd,
mij cfen ?kattebelletje .zond. Mijn koffers
stonden half gepakt voor 't buitenland,
ik .kwam .dus zeggen dat ik niet kon
blijven eten, maar dat gaf niet. Jij jonge
kerel, kunt Jat vannacht nog wel doen,
zei hij met zijn gewone spot, waarmee
hij iedereen wist te ontwapenen, je weet
ook niet hoe kort het nog maar met
mij duurt.
Nu wordt er gevraagd iets over hem
te schrijven. M'n God, er is zooveel.
Door de schok heen over zoo'n verlies
zoeken de hersens naar de kwaliteiten
welke je in den meester, in den vriend,
het sterkst en het d uren dat hebben ge
troffen.
Die bizondere hoedanigheden, dat is
hier wel het zeer moeilijke, want ze zijn
zoo vele en zoo uiteenloopende, dat je
't niet in. een enkel woord kunt zeggen.
Maai er zullen velen naar hunkeren van
hem te getuigen half intellektueel
Nederland heeft wél.iets op het hart
zoodat men niet precies naar het
juistslaande woord behoeft te grijpen, zich
maar behoeft te ontboezemen.
JDe juiste omschrijving, hoe zou dat
ook kunnen? Er zijn zooveel epitetons
op hem toepasselijk, hij de veelzijdige!
De publicist, de kritikus, de kunste
naar, de polemist, de menscb, de vriend,
de eerlijke, de scherpzinnige, de onaf
hankelijke, de rechtvaardige, de ridder
zonder blaam of smet, de onverschrokkene,
de scherpe en toch zoo milde, de altijd
frissche, de gevoelige.
De gevoelige? men zou het zoo van
buitenaf niet gelooven, 't lijkt zoo vreemd
voor een figuur als De Eoo, hij die niets
en niemand te sparen placht en die daar
door wel bij velen voor hardvochtig en
skeptisch, zelfs wef voor cynisch moest
doorgaan, omdat hij zij n zeer sterk ge voel
eoo prachtig wist te beheerschen, dat hij
enkel de argumenten, de zakelijke redenen
kon laien gelden en zich niet door zijn
hart parten behoefde te laten spelen,
zeker niet als het een algemeen belang
betrof.
En toch was hij een gevoelsmensch.
Zij die hem verder hebben eekend dan
het redaktie-bureau, waar bij je als een
oud-diplomaat ontving met zijn voor
treffelijk lachje en de vriendelijk-hoofsche
blik uit de grijze, speurende oogen, zij
die hem maar even verder kenden, zullen
gewagen van zijn goedhartigheid, zijn
ruim oordeel over de menschen, juist
omdat hij zooveel wist. Er ontging hem
zoo weinig van wat er in den lande ge
beurde, zoowel in regeeringszaken als in
kunst, en altijd-en-altijd stond hij op de
bres om in te springen als er onrecht
geschiedde, of als eenige uiting niet tot
haar recht komen kon.
Gevoelig dat hij was, ik zou bijkans
zeggen als een kind, alleen dan met dien
verstande dat hij er niet inliep als een
kind, doch boven het gewoel stond als
een wijze, ontvankelijk voor alle in
drukken doch ze dadelijk toetsend aan
zijn scherpen geest, aan zijn klaar besef.
O, zoo rap wist hij te ontdekken de
persoonlijke drijfveeren in de draaikolk
der meeningen van hen die tot hem
kwamen,?en met zij n eeuwigen glimlach,
milddadig en to -h alles te kennen gevend,
nooit buiten zichzelf tredend en daardoor
reeds autoriteit, wist hij wel de overhand
te behalen en het onzuivere te keeren.
De Koo een gevoelsmensch, 't lijkt zoo
absurd, en toen was hij het in hooge
mate. Zou het zoo vreemd zijn dat zijn
zoo rijke gevoel, bruisend voor recht en
eerlijkheid, als de aldoor wellende bron
moet worden aangemerkt van zijn
geestdrift die hem zoo heerlijk frisch
hield, hoewel dan verfijnd door groote
kennis en verdiept door alzijdige kennis
name van 't leven.
Al die gaven stempelden hem vanzelf
tot den onafhankelijke, den man niette
beïnvloeden, niet ontvankelijk zelfs voor
datgene wat op de meeste stervelingen
nog; wel vat kan hebben: roem en eer.
Ontoegankelijk voor vleierij, vrij van
kliek- en partijgeest, bleef-hij onaantast
baar. Slechts heel even had hij weet
ervan, dat zoo een heel klein lintje hem
&7.£.-r^~^--*?> />-? &-> J
naar het Basrelief van Pier Pander.
voorbij ging. Ja zï-je, zei hij dan, enkel
voor 't buitenland je voelt je zoo klein
daar in den vreemde als je eigen land je
negeert. Maar dan kwam de superieure
glimlach en vaagde alles weg. We zijn
toch kinderen, sprak hij dan, hoe kan
een verstandig mensch ernaar verlangen ?
Hier was hij dan even mensch geweest,
want vergeet niet, dat De Koo alles heeft
geweigerd, kandidaturen die hem werden
aangeboden niets, niets wenschtehij:
enkel te leven voor 't algemeen belang
en voor zijn gezin. Alle ruchtbaarheid,
alle openbaarheid meed hij, en 't was
in dat stille, bijna teruggetrokken leven
dat hij zijn aangeboren gevoeligheid niet
behoefde te maskeeren en zich vrij-uit
kon leven.
Want die menschelijke gevoeligheid
gaf hij niet bloot, men moest hem wel
eenigszins nabij staan om zijn ware
geaardheid te onderkennen, die zich zoo
meesterlijk wist te verbergen in koel
heid, een fijnspottend knikje, en die als
bij allen die veel hebben doorproefd, wel
eens onderging in aanvaarden en be
rusten voor" zichzelf.
Voor zichzelf; niet voor anderen.
Bitter moet het hem zijn gevallen
z'n pen de laatste maanden te laten
rusten, de pen die toch aldoor in beweging
kwam door zijn ontvankelijk gemoed.
Niet meer schrijven bettekende voor hem
zijn gevoel opkroppen, zijn geest kort
wieken, zijn ongeminderdenepeurzin brei
delen. 't Was te Rotterdam, einde vorig
jaar, toen hij mij zijn voorremen ver
telde. Niet het schrijven zelf kostte hem
inspanning:, doch het volgen van alles
schokte hem te zeer, en dat moest
hij vermijden. Maar wel eigenaardig was
het, dat terwijl hij de pen wilde neer
leggen, van uit Luik had meegebracht
een artikel waarin een goed vriend vau
hem, een schrijver, naar zijn meening
onjuist en onredelijk was aangevallen,
en waarvan hij de aanvaller eens geducht
wilde weerleggen met diens eigen
woorden. Dit teekent heel De Koo.
Zoo iets verwacht men enkel van een
gevoelsmensch, niet van een skeptikus.
En toch had hij vaak den schijn ervan.
Denk er om, jongen, zei hij toen Van
Maurik op 't uiterste laï, als je soms
iets over hem wilt schrijven, hij komt
er niet meer bovenop!
Dat leek op 't eerste gehoor bijna
cynisch, zeker harteloos, en het bleek
toch maar een moedwillig verbergen van
zijn aandoeningen. Nauwelijks had de
dood 't werk volbracht of daar stroomde
een andere toon, nu niet meer door
beheersching in te houden. In zenuwachtig,
bijna onl-esbaar schrift waarbij de hand
had gebeefd van ontroering, ontving ik
een kaart: ik reken vast op je, als n
der jongeren.
En met beide handen uitgestoken
kwam hij op mij toe en zei midden op
op den Vijgendam: Wat heb je mij een
plezier gedaan en dat je ook in Van
Maurik de mensch hebt gevonden! Die
arme kerel is gestorven aan zijn groote
gevoeligheid, dat heeft hem vermoord."
Is het niet kenschetsend, dat juist een
De Koo dat moest ontdekken ? en zoo
kwam het dat hij zijn prachtig, alles
overtreffend artikel over Van Maurik als
fevoelsmensch kon schrijven. Wie had
at achter hem gezocht, voor de men
schen ging hij toch door als onaandoen
lijk, enkel vatbaar voor spot, en in die
spot ook 't gevoeligst wapen hanteerend,
doch enkel om zijn gevoel te bedekken.
Nu precies een jaar geleden, ja bijna
op den dag af, langs den Rijn komend,
maakte ik van uit Keulen een Abstecher
naar Luik, waar hij was gaan wonen
na zijn vrouws dood, omdat daar zijn
jongste zoon studeerde en omdat hij 't
niet meer houden kon in het oude huis
waar alles herinnerde aan zijn lievedoode.
Een kort poosje zaten we nog maar
te praten toen hij overrompeld door zij a
aandoening niet meer praten kon en
even rust vroeg om bij te komen. Want
dat ik voor hem naar Luik was afge
zakt nu hij niet meer de invloedrijke
redakteur was, greep hem zoo geweldig
aan. Dat hij het middelpunt uitmaakte
omdat ieder wel graag in zijn blad wilde
schrij ven, nu ja, dat wist hij best te
savoureeren met zijn fijnen glimlach. Maar
zijn hart bonsde als er maar iemand uit
Holland over kwam, en 't moet gezegd
worden, er zijn nog al eens gekomen,
enkel voor hem, voor De Koo tout court.
Daar te Luik met een wijd uitzicht
over de Maas drukte hem vaak te zwaar
de eenzaamheid, al had hij ook bij zich zijn
zoon en al hield hij veel van Luik als
stad. Het verwijderd-zij a van zijn blad,
van zijn volk,, dat beide al zijn liefde
had, dat viel zwaar. Jaren had de kwaal,
die hem welhaast sloopen zou, hem aan
getast, en evenveel jaren haast had hij
zonder het iemand te zeggen heul
gezocht te Remagen, enkel dan voorge
vend overwerktheid, en hij wist het
nu wel, dat het niet meer zoo lang zou
duren, een kwestie van tijd. Vandaar
zij a aandoening nu we spraken over al
die oude dingen en den eeuwigdurenden
strijd der meeningen, 's Middags zijn we
naar Au Phare" gegaan en hebben daar
gezeten, zooals we vroeger te Amsterdam
in Suisse zaten als ik in stad toefde,
en sterker nog dan tevoren merkte ik
zijn uiterste gevoeligheid door zijn spran
kelenden geest been, zijn sociaal meeleven
met de verdrukten, zijn deelnemen in de
kunst, in alles wat het algemeen betreft.
Zijn oordeel was zoo veelzijdig en bijna
altijd mild, den charlatan kon hij zoo klaar
onderscheiden en zich. vroolijk maken over
de Strebers. Bekend is dat in Het
Weekblad" maar weinig werd geweigerd
voor wie erop stond te worden opgenomen,
maar ontelbaar-velen namen na een enkel
kort woord van hem hu a stukken terug,
door zijn zakelijkheid en helderheid van
betoog overtuigd van hun ongelijk, want
zijn zin door te drij ven verstond De Koo
uitmuntend.
Voor zijn vaste medewerkers en voor
een haast niet te onvoorzienen kring van
intellectueelen, wie heeft in het week
blad onder hem al niet geschreven, was
hij een vaderlijke vriend, een die je je
feilen toont, ook al wist hij, dat je't niet
met hem eens kon wezen. Slechts heel
enkele keeren, heeft De Koo bij mijn weten
over literatuur geschreven, maar de kun
stenaar die in goedige humor De Kandida
tuur" van Bommel, Tobias Boldertnan"
en Vier Ton" schreef, was ook een uit
stekend kritikus over literair werk. Ver
rassend hoe hij na lezing van een boek
dat je hem had gezonden, de tekortkomin
gen met fijne vingers wist uit te pluizen.
Klaarheid in het betoog, eerlijkheid in
de middelen van weerlegging, gevatheid
bij polemiek, ziedaar zijn groote kwali
teiten als journalist en die hem maakten
tot primus inter pares. Zijn naam als
?tylist, ook zonder dat hij over bizondere
klankschoonheid beschikte, zal nog lang
blijven voortleven, en wel te hopen is,
dat er evenals van Tak, zijn oude
strijdgenoot, althans een aantal van zijn beste
artikels in boekvorm bewaard mag blij ven.
Zij a oude medewerkers zouden dit niet
Uit een artikel van den Heer J. de Koo, verschenen in De Amsterdammer van l Dec. 1607.
/
'/*
_!>_ s...,,
Fragment van een briefkaart van den Heer de Koo, geschreven uit het huis, waarin
hy zijn laatste levensdagen zou slijten en Maandag j.l. geatorven is.