Historisch Archief 1877-1940
, S65
DE AMSTEBDAMMEK
A°. 1909.
WEEKBLAD VOOK NEDEELAND
redactie
JDtt nummer bevat een bijvoegsel.
. L. "WTFiSSICETQ-.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Eet auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? ? ? . .
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ....
AJkonderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
f 1.50, fr. p. post / 1.65
mail a 10.
. . , 0.121/»
Zondag 23 Mei.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunsfpagina per regel
Reclames per regel
f02,5
. 0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De Koo ter
Nagedachtenis, door F. van der Goes. De
iMMchrq rer van den faillieten boedel. Een
prediker, door T. Sanders. De stijl d t usechen
commiezen en klerken, door Renier.
Posttoestanden, door Y. FEUILLETON: Hy
giënische experimenten, door Toon Kamp.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofd?tad, door Ant. Averkamp. 't Witte Hniske,
en andere Schel j es nit het dorpeleven, door
Attie Nieboin, beoord. door Frans Coenen.
Berichten. VOOR DAMES: De
kiesrechtbervorming in Zweden, door A. V. Allerlei,
door Caprice. UIT DENATDUR, door E.
Heimans, J. de Koo, door N. Fr. Snel.
portret van Luit-Generaal Verspyck. De
'doofpot van het damvlak, I, met afb., door
iP. J. W. J. v. d. Burgh. Preyer's collectie.
Pnlchri Studio, den Haag, door Plasschaert.
Botterdam tentoonstelling, door Plasschaert.
De Kwikspiegel, door P. FIN, EN
OECOKOMISCHE KROMEK, door V. d. M. en
;V. d. S. DAMRUBRIEK. SCHAAK
SPEL. ADVERTENTIËN.
«UimiflIlllltlMllllimillllllllllllllMlllllimillllimilllllimimiinilllmiH
De Koo ter Nagedachtenis.
"Wat aan den schrijver dezer regelen
in den loop van hun langdurige vriend
schap door den overledene eenige malen
yoor_ anderen gevraagd is geworden, ver
zoekt hem nu zijn opvolger aan het hoofd
van dit Weekblad voor hem een woord
ter nagedachtenis.
Met den politieken tegenstander is
chter de rekening lang vereffend.
De redakteur van De Amsterdammer
bad in de laatste jaren opgehouden het
socialisme te bestrijden. Hij had het
socialisme nooit bestreden op de manier
van de journalisten, bij wie de dienst
van het kapitalisme in het algemeen nog
verzwaard wordt door het dienen eener
bepaalde burgerlijke partij. De Koo had
als chef van het Dagblad, dat voor het
eerst goede verslagen en juiste berichten
gaf van de arbeidersbeweging, met de
traditie van doodzwijgen en verongelijken
gebroken. Had de theorie van het
socialisme hem nooit bekoord, door de
praktijk gevoelde De Koo zich steeds
meer getrokken. "Wanneer men ging
samenstellen, hetgeen min of meer uit
voerig, in het jongste half dozijn jaar
gangen op de eerste bladzijde van het
Weekblad over socialisme en arbeiders
beweging geschreven is geworden, dan
zou, behoudens de voor het gebeurde in
bet eerste kwartaal van 1903 te maken
uitzondering, zonder eenigen twijfel de
konklusie van den lezer zijn, dat onder
die van alle politieke partijen, de gedrags
lijn der arbeiderspartij de eenige was die
de hoofdredakteur niet afkeurde, die
eomtijds zijn uitdrukkelijke instemming;
vond. En hiermee was de rekening ver
effend en de diskussie geëindigd, welke
tusschen De Koo en ondergeteekende
wel haast twintig jaar had geloopen.
* *
*
De jongere generatie heeft den grooten
in het openbare leven van den over
leden publicist niet meegemaakt. In zijn
ware kracht heeft zij De Koo niet gekend.
Wij willen geenszins zeggen dat zijn
talent, sedert, verzwakt was. Zyne talen
ten zijn veeleer ongerept gebleven tot op
den laatsten dag. Het is nauwlijks tien
jaar geleden dat De Koo in een nieuw
genre van werk debuteerde en daarmee
aanstonds een plaats nam in de eerste rij.
Ten minste n van zijn stukken behoort
tot de beste tooneelliter*tuur van de laatste
halve eeuw. En ook als journalist bleef
De Koo voortgaan met het leveren van
artikelen, die meestal alleen reeds het
de moeite waard maakten zijn orgaan te
volgen. Het was, doorgaans, de oude
zwierige spotternij, de zelfde bondige
redeneering, de bekende rake polemiek.
? Als wij nogthans meenen de schitte
rende periode van dit rijke en veelzijdige
openbare leven afgesloten tezien omstreeks
de helft van de Negentiger jaren, of
wellicht nog iets vroeger, zoodat, onge
veer sprekende, de zomer zijner dagen
de periode van 1880 tot 1890 omvat,
rekenen wij niet aldus omdat daarna de
winter der onvruchtbaarheid reeds zou
zijn gekomen. Neen maar wat de groote
mannen maakt, of den grooten tijd van
buitengewone personen, is niet de be
gaafdheid alleen, of het bijzondere geeste
lijke vermogen als zoodanig, maar is de
gelegenheid vermogens en gaven aan te
wenden ten bate van een groote zaak.
Omgekeeerd, vermenigvuldigt en sterkt
bet onze krachten haar voor een groote
zaak te gebruiken, gelijk geschreven staat
dat de menschen, als het ware, opgroeien
naar het hoogere doel. En het was De
Koo zijn lot, dat omstreeks het tijdstip
dat wij noemden, de groote zaak hem
ontviel in welker dienst hij al zijn talent
sedert zijn komst naar Amsterdam had
gesteld.
De Koo was een jongere tijdgenoot en
een bewonderaar van Busken Huet; hij
schreef een stijl in den trant van Huet,
hij kwam in scherpe ironie aan Huet
dikwijls nabij. De letterkundig bekwaam
heden zijn in onze journalistiek veel
algemeener geworden dan ze waren bij
het leven van Busken Huet en toen De
Koo begon. Het zou waarschijnlijk niet
moeilijk vallen onder de tegenwoordige
Nederlandsche dagbladredakteuren of
-korrespondenten hier en in het buiten
land gevestigd, een dozijn te noemen,
die, gemeten met een abstrakten of zuiver
litterarischen maatstaf, som tij ds aan Huet
en meestal aan De Koo gelijk te stellen
zijn. Maar hun voortreffelijk proza, den
kunstregel bevestigende die bij de beoor
deeling vorm en inhoud verbiedt te
scheiden, hun proza, hetzij scherts of
ernst, mist de bezieling die alleen de
toewijding aan een belangrijke taak ver
mag te geven. Aan uitstekende schrij
vers heeft onze periodieke pers thans
f een gebrek, maar de nu gestorven
oudoofdredakteur van De Amsterdammer
heeft uit zijn bloeitijdperk een reputatie
overgehouden waarvan men kan zeggen
dat ze den naam van al zijne vakgenooten,
doch zeker dien van de jongeren en stellig
even fijne vernuften verre overtreft.
Het is dat De Koo op zijn
tijdgenooten den diepen indruk heeft gemaakt
van iets zeer gewichtigs te zeggen te
hebben. De jongere generatie van
jour.nalisten, gevoelt men, gebruikt de
kourant voor een minder onontbeerlijk oog
merk. Wat züzeggen wordt eerst de
moeite van het lezen waard door de
wijze waarop zij het zeggen. Het gebeurt
niet licht dat zij de impressie geven van
door hun onderwerp te zijn overweldigd;
iets kan bezwaarlijk hun te machtig zijn.
Van des werelds verloop en van de daden
der menschheid brengen zij met de zelfde
rustigheid en in den eigen luimig-koelen
trant verslag uit, als van den inhoud der
nieuwe drama's en romans...
De Koo, daarentegen, was in zijn besten
tijd niet slechts een geestig beschrijver
en beoordeelaar van de dagelijksche ge
schiedenis, hij hielp haar tevens maken.
De ambitie van de geschiedenis te willen
maken, geeft aan de beschrijvende pen
een macht die wellicht vaak bij het
hooger streven achterblijft en het onderwerp
niet geheel bemeestert, maar die in ieder
geval bij den lezer iets van de ontroering
wekt, waarvan de eerzuchtige hand zelve
heeft gebeefd. De latere kollegaas doen
verstaan dat hun hoogste eerzucht de
richtige en talentvolle uitoefening van
hun beroep is. Hun doel is het artikel.
Bij De Koo was het artikel middel. Zij
zullen misschien hun doel meermalen
beter en vollediger bereiken dan hij het
zijne deed. Maar wijl zij vreemd blijven
aan de inspiratie van het verhevener
plan, zullen zij den tijdgenoot enkel tot
verstrooiing dienen, en door den vreem
deling, voor wien het tegenwoordige de
grootsche vormen der geschiedenis heeft
aangenomen, onopgemerkt worden gela
ten. De Koo had zelve een hand in de
toedracht der gebeurtenissen. Hij heeft
daarom andere titels nagelaten dan dien
van verteller van anekdoten. En eerst
toen hij ophield een hoofdrol te vervul
len, tevens regisseurs werk te verrichten
in het drama der werkelijke wereld, heeft
hij de spelen gemaakt, bestemd voor de
planken die de wereld verbeelden.
* *
»
De groote zaak waaraan De Koo zich
had gewijd, ontviel hem niet door eenige
fout van zijn kant. De geschiedenis
waarin hij een hand had gehad, het drama
door hem voor een groot deel gemonteerd
en geakteerd, was geëindigd. Het geheel
der gebeurtenissen, nl., hoofdzakelijk bin
nen Amsterdam, waarbij eerst het Week
blad en vervolgens het Dagblad voor
Nederland betrokken waren, is aan te
merken geweest als een sterk demokratische
beweging van de middelklasse in de hoofd
stad, met eenige verbindingen onder het
proletariaat. Aanvankelijk bijna alleen
door den heer De Koo (in het Weekblad)
geleid, die evenwel niet enkel spoedig
over verscheidene helpers kon beschikken,
maar laten door een geschoolde en
georganiseerde medewerking ondersteund
werd, was deze beweging na een twaalf
tal jaren van aktie met haar eigen zege
praal voltooid en afgeloopen. Afgeloopen
en voltooid was ook hiermee de his
torische roeping van den man, die
vervolgens, met behpud van al zijn eigen
schappen en bekwaamheden, vergelijken
derwijs geïsoleerd zou blij ven?gescheiden
van de menschen en ook gescheiden van
eenige groote aktie. Hij zou voortaan
niet meer de geschiedenis beheerschen,
die evenmin stilstaat bij als zich laat
ophouden door eenige persoonlijkheid,
hoe ook begaafd.
De radikale beweging in Amsterdam
hier kan zij sleahts als in 't voorbij
gaan worden herdacht was, indien wel
licht het eerste en het laatste, zeker het
stoutste woord door de burgerlijke
demokratie in de moderne geschiedenis van
ons land gesproken. Zij heeft het verzet
vertegenwoordigd van een burgerij die,
voor geen klein gedeelte nieuw in de plaats
harer inwoning en in beweging gebracht
door de eerste krachtige werkingen van
de hier te lande vertraagde kapitalistische
ontwikkeling, grieven van beteekenis
krijgt tegen het uit vroegere dagen en
oudere toestanden dateerende
rcgeeringsstelsel. Zij zag, die burgerij van klein
handel en industrie, de eerste vruchten
van deze ontwikkeling geplukt door eenige
groote kapitalistische en monopolistische
ondernemingen. Zoo ook zagen eenige
van buiten gekomen intellektueelen de
regeering in handen van een kleine
groep, tegen welke de oppositie, steu
nende op de ontevreden massa der middel
klasse, de oefening eener volkomen te
rechtvaardigen eerzucht kon worden.
Aldus ontstond, tamelijk plotseling,
een op hare wijze revolutionair d aktie.
De strijd was inderdaad gericht tegen
alles wat in de hoofdstad des Rijks
aanzienlijk en machtig was. Van het
bestuur en dus van invloed op benoe
mingen enz. uitgesloten, waren de kleri
kale groepen geweest, in den middenstand
met zijn bijzondere ekonomische bezwaren
talrijk' vertegenwoordigd. Mr. Treub en
ook de als vrijdenker, malthusiaan en
feminist, C. V. Gerritsen, driedubbel
hatelijk naar den maatstaf der latere
antithese", vonden om die reden aan
beveling en samenwerking bij Th.
Heemskerk, Fabius en bij de katholieken.
De verkiezing van een paar klerikalen
in den Raad, gevolgd door de verkiezing
van eenige radikalen, was het begin van
de nederlaag aan de heerschende
koterieën door dit bondgenootschap toege
bracht. In den zomer van 1889 om
n datum te noemen werd het lid
Gerritsen, die een jaar zitting had gehad,
met de stemmen van haast alle opgekomen
kiezers herbenoemd. Men weet dat sedert
dien, vooral na de uitbreiding van het
kiesrecht, van de politieke alleenheer
schappij der oud-Amsterdammers geen
spoor is overgebleven.
* *
*
Op het tegenwoordige geslacht, wij
gevoelen het zeer goed, kan deze strijd
nauwelijks den indruk maken van een
heldenstrijd te zijn geweest. Was het
ten slotte veel meer dan het onttronen
van een verouderd nepotisme en van een
schraapzuchtige oligarchie, door de massa
der uit het geheele land toestroomende
nieuwe bevolking, aangevoerd door een
handvol wakkere schrijvers en spelers,
gemakkelijk weg te blazen of zelfs weg
te kijken ?
Het antwoord moet zijn dat althans
De Koo den strijd op waarlijk grandiose
manier heeft gevoerd. In zijn brein,
onder zijn redakteurshand, nam de be
weging geweldige proporties aan. Zij
werd een beweging voor de vrijheid en
het recht, niet maar van Amsterdamsche
burgers onder het autokratisch gemeente
bestuur, doch in den ruimsten zin ooit
door een burgerlijke demokratie verlangd.
De Amsterdammer heeft niets ontzien
van hetgeen zoovele jaren in de stad,
die allengs een groote stad was geworden,
maar de tradities en instellingen eener
kleine bewaard had, achtenswaardig en
schier heilig was geweest. Zelfs het denk
beeld van verzet tegen de bestaande
machten, of van kritiek op de bestaande
inrichtingen, was vóór 1880 een oor
spronkelijk denkbeeld. Nog minder,
natuurlijk, had men een voorbeeld van
daadwerkelijk verzet gezien. Het was
De Koo die het idee uitsprak, die met
de toepassing een begin maakte. Zich
volkomen bewust van de beteekenis der
taak die hij aanvaardde, doordrongen van
de ontzaggelijke moeilijkheden welke hem
wachtten het schijnt thans een bijna
ongeloofelij ke zaak heeft deze baanbre
kende arbeid den talentyollen journalist,
die onder andere omstandigheden een aan
genaam causeur en verdienstelijk
feuilletonist zou zijn gebleren, verheven tot
den rang van een der merkwaardigste
mannen van zijn tijd. Onder de be
staande omstandigheden hebben talloos
velen in en buiten Amsterdam uit zijn
mond van de eerste maal vernomen
of is het hun voor 't minst op die wijs
zeer nadrukkelijk herinnerd welke edele
goederen in de samenleving der menschen
het recht en de vrijheid zijn waarvan
wij spraken. Aan de bescherming van
de vrijheid en het recht, aan deze groote
zaak heeft hij zijn leven gewijd ook
toen de omstandigheden veranderden,
waarin bij zijne gevoelens en meeningen,
hij alken in staat was geweest haar
onvergankelijke diensten te bewijzen.
* *
De plaats waar De Koo zijn laatste
twee levensjaren heeft doorgebracht ligt
weliswaar buiten onze grenzen, maar hij
had niet in den vreemde behoeven te
sterven om den dood te vinden als een
eenzaam man. Vervreemd, men weet het,
was De Koo .sedert vele jaren reeds van
bijna al zijn vroegere staatkundige vrien
den en medestrijders. De reden was dat
naarmate hij zijne beginselen, die ook
de hunne waren geweest, met meer kracht
en konsekwentie, op een grooter terrein,
in toepassing wilde brengen, zij hem ver
lieten. Op het laatst, tegen het eind van
1894, wilde men De Amsterdammer aan
de liberalen verkoopen, en moest hij een
nieuw dagblad probeeren uit te geven
wat niet mogelijk bleek.
Was dit het verraad van voormalige
demokraten ? Het was 't verval der bur
gerlijke demokratie, welker taak in
Amsterdam was verricht, de eenige die
die zij ooit in Amsterdam heeft te ver
richten gehad. Nog vóór de Amsterdammer
was verdwenen, was in Augustus van
het juist genoemde jaar, de kleine Partij
gesticht, die voortaan de eenige thans
nog mogelijke demokratie zou vertegen
woordigen, welke de sociaaldeinokratie
of de demokratie der arbeidersklasse is.
De Koo heeft gedeeltelijk deze waar
heid erkend, en zelfs een demokratisch
blad voor arbeiders pogen te schrijven,
De Volksstem, die gedurende twee jaren
verschenen is tot begin 1897. Eerst
toen was zijn politisch isolement vol
komen een isolement dat hij heeft
gedeeld met andere hoogbegaafde
landgenooten, die, als hij, van de maatschap
pelijke klasse waarin zij waren geboren,
en welker gezichtskring zij niet of nau
welijks vermochten te doorbreken, te
veel hadden verwacht of geëischt.
Multatuli wij moeten den naam
uitspreken van den man met wien hij
dien wij onze vriend mochten heeten, in
n opzicht van overwegend belang is
gelijk te stellen. Wijl zij beiden van hun
klassegenooten meer hebben verlangd
dan dezen konden geven of wilden missen:
dat is: eene onbaatzuchtige toewijding
aan de groote zaak van vrijheid en recht,
hebben beiden veel geleden en zijn zij
veel gehaat geworden. De Koo was, ver
moeden we, evenmin vlekkeloos als
Douwes Dekker. Maar wat men in hun
wereld het meeste euvel heeft geduid,
waren hunne deugden.
F. TA N DER GOES.
De beschrijver van den faillieten
boedel.
In het Handelsblad van 13 Mei heeft
Mr. A. Tak, advocaat-generaal bij het
Gerechtshof te 's Hertogenbosch, een ver
weer geplaatst tegen hetgeen in verschil
lende bladen, o. a. in dit Weekblad, over
zijn en 's Gerechtshofs houding in de
zaakGarsthagen was opgemerkt.
Het feit, dat een magistraat de pen
opneemt om in het hooger beroep van de
publieke opinie, zich te verdedigen, ver
dient op zich zelf reeds lof. Hoe veel te
meer, waar de man in quaestie met een
aangenaam gemak, een in officieele krin
gen niet alledaagsch savoir-écrire, die pen
hanteert! J mmers: van een zaak, zóó
voos als de gewraakte houding van
peiibaar Ministerie en Hof, met een dergelijk
overschot van een schijn van waardig
heid en goed recht te kunnen spreken
is niet ieders werk! Het leek onmogelijk
er twee woorden aan te wijden, zonder
heel Holland te laten schateren. De heer
Tak heeft kolommen gevuld met zulk
een prettig mengsel van waar en onwaar,
dat er heusch eenige naieven zullen zijn
die erin loopen, en dat wij voor ons het
een oogenblik betreurden nooit eens
hopelooze zaakjes te verdedigen te hebben,
omdat wij dan de medewerking hadden
kunnen verzoeken van dezen heer.
Dit is zeker, mocht Nederland ooit de
vergissing begaan haar Justitie op te
ruimen, dan is wel ergens in de journa
listiek Mr. Tak's bedje gespreid!
Wij zeiden: waar en onwaar.
Weet de heer Tak het nog uit de
jaren, dat hij studie maakte van de
klassieken? Hoe werd het paard van
Troje ingehaald? Virgilius of een
andere oude poëet de heer Tak mag
het zeggen spreekt van den Griek,
die zich met voordacht vangen liet, en
in een prachtig kluwen van bekende
waarheid en onbekenden leugen de Tro
janen zoodamig verwardde, dat zij in
triomf den ondergang van hun stad, het
houten paard, de veste binnenhaalden....
G'était... un grec! Heef t zij n methode"
de sympathie van onzen
advocaatgeneraal ? ? |
Men zou het zeggen uit het geheele
verloop van Mr. Tak's artikel. Ziehier
daaruit een kenschetsende (en niet de
slechtste) passage: de cursiveeringen.
zijn van ons.
Toch hadden die beide groote bladen
(Hbl. en Telegraaf) allerminst over 's Hofs
houding te klagen. Waar de acoustiek
in de gerechtszaal te wenschen overliet,
was aan hunne vertegenwoordigers eene
plaats ingeruimd op het podium, vlak
bij den rechter, zoodat zij iedere geste
nauwkeurig hebben kunnen bestudeerenr
ieder woord ook al was het slechts
een losse, binnenskamers bedoelde opmer
king konden opvangen. Welk een
discreet gebruik de reporter van De
Telegraaf van deze welwillendheid heeft
gemaakt, heeft de onpartijdige lezer kun
nen zien. Wanneer de advocaat-generaal
zijne muts opzette, was dit 's avonds
reeds in Delfzijl bekend. Wanneer hij
zijne stukken bij elkaar zocht, werd dit
den abonnés als een uiterst merkwaardig
incident bericht. Indien hij tegen de nevens
hem zittenden opmerkte : we kunnen
wel sluiten", dan vond die verslaggever
die opmerking te belangrijk om ze stil
zwijgend te laten passeeren.''
Nietwaar ? Dit verraadt talent. Dat de
reportera vlak bij den rechter hebben
gezeten is natuurlijk juist. Dat dit hun
een zekere discretie oplegde geeft ieder
toe. Ook dat het opzetten van een muts
een kleinigheid zijn kan. Dat er ter
terechtzitting wel eens
binnenekamersbedoelde opmerkingen worden gemaakt,
eveneens. Maar als de naieve lezer, onder
den indruk van al deze vriendelijke
waarheden, óók de tegenwerping' slikt,
dat de uitroep we kunnen wel sluiten"
maar een losse meening inhield, een
zachte betuiging van wrevel binnens
monds gezegd, in plaats van een op
invloed oefenen gerichte insinuatie, dan
is hij toch door den heer advocaat-generaal
leelijk beet genomen, in ieder geval
beet genomen in zooverre als hij zou
gaan twijfelen aan de juistheid der voor
stelling in liet algemeen, dat die
advocaatgeneraal,- en mét hem de President van
het Hof, DOOR DERGELIJKE MIDDELEN een
tendentieuzen" invloed wel degelijk
trachtte te oefenen.
Daarvan gaven de verslaggevers
tallooze voorbeelden, en, nietwaar? dadr
komt het immers op aan! Daar ligt
in opgesloten onze en ieders beschul
diging : Hof en Openbaar Ministerie
waren bezield met een den getuigen
ongunstig vooroordeel en werden gedreven
door een instinct van zelfverdediging
van het Gezag", en zoo hebben zij door
dik en dun, d.w.z. beïnvloedend door schel
den en insinueeren, in plaats van recht te
doen een zaakje gewonnen hun zaakje,
het zaakje van justitie n politie als
bij overrompeling, en het toen nog recht
spraak genoemd!
Maar het Nederlandsche volk heeft
opgehouden dat rechtspraak te noemen!
# *
*
Wij willen Mr. Tak's betoog in 't kort
weergeven.
Het betoog begint met de verklaring,,
dat het Hof het grootst mogelijke recht
had vonnis te spreken zonder n enkelen
getuige te hooren. Dit is formeel zeker
juist. Feitelijk heeft de opmerking even
wel niets om 't lijf, en is de conclusie,
dat het Hof, wél getuigen hoorende, zich
op een hoog standpunt" had geplaatst,
een malligheid, daar na den storm in
de heele pers en de beroering der publieke
opinie het niet-oproepen van getuigen
natuurlijk een onmogelijkheid was.
Na deze echt juridische fraaiïgheid
tart" de advocaat-generaal het Hbl. te
bewijzen, dat, van welke zijde ook,
invloed is uitgeoefend op de houding van
Hof en Openbaar Ministerie", daar de
richting van het Bossche proces uitslui
tend is aangegeven door de feiten, door
het Hof zelf, den verdediger en mij (den
adv.-gen.)" Het Hbl. heeft hier ter snede
op geantwoord. Het getuigde er van, dat
die feiten zelf bij voorgaand onderzoek
(Dordrecht, Den Haag) in een zeker licht"
kunnen komen te staan, en geeft in extenso
de verklaring van Ds. Hoekstra, predikant
te Papendrecht, dat nu de politiek in 't ge
ding heeft gebracht... en daarmee de
richting van 't proces heeft aangegeven.
Deze uitvoerige biecht heeft de beteekenis
van een belangrijk novum, vooral nu te
's-Hertogenbosch de politiek" zoo zorg
vuldig werd geweerd.
Hierop volgt dan de boven beschreven
algemeene waarschuwing om de ver
slagen der groote dagbladen niet au
sérieux te nemen. De gladde manier,
waarop het geschiedde, gaven wij reeds