De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 23 mei pagina 5

23 mei 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1665 DE AMSTERDAMMER WEÉkBLAD V O O R N E D E R L A N D. ER T Y No. 1 ? No. 2 PETTICOATS IN SOFT LIBERTY SILK, PLEATED, IN BEAUTIFUL COLOURINGS (AND BLACK AND WHITE) PATTERNS ON REQUEST LEIDSCHESTRAAT AMSTERDAM SOLÉREPRES E NTAT l VES IN HOLLAND ETZ IIIIIIIIHIIimilHIIIIIIMIIIIIHIMIIIIIIMimi"\MIIMUIIIIItlllllimillllimiMlt ?< De iesrEcmerTomiDg iu Zwtöcn, De kiearechthervorming in Zweden, als gevolg van de dit jaar doorgevoerde grond wetsherziening, bracht aan geen der belang hebbenden de vervulling van zijn wenschen, n.l. het algemeen politiek kiesrecht voor mannen en vrouwen. Voor de mannen is het wel tot aan de grens ervan gekomen, daar slechts een inkomen van 600 kronen vereischt ?wordt, maar voor de vrouw ia het een illusie gebleven. Van de Scandinavische landen is Zweden in politiek opzicht het achterlijkste; Noor wegen en Finland bezitten algemeen politiek en gemeentelijk kiesrecht, actief en passief, voor mannen en vrouwen, en in Denemarken heeft de vrouw dit jaar voor het eerst haar gemeentelijk kiesrecht uitgeoefend, terwijl ''algemeen politiek kiesrecht voor. mannen reeds in 1848 werd ingevoerd. In Zweden hebben wel sinds 1862 de vrouwen gemeentelijk kiesrecht, maar het beginsel waarop de gemeentelijk ver^egenwoordiging berust, maakte dit recht vrijwel tot een doode letter. Het gemeentelijk kiesrecht ia in Zweden zoo onafscheidelijk verbonden met het bezit, dat de persoon van den kiezer absoluut geen rol speelt. ledere zekere belasting-énheid, zeer verschillend voor de steden «n het platte land, geeft recht op een stem; in de platte landsgemeenten was het aantal stemmen, dat door n enkel persoon kon worden uitUIT DB NATUUR. Kleuren en Vormen. Op mijn studeerkamer hangt tegen den wand een groot olieverfschilderij, voorstel lende een aantal zeer verschillende Insecten, vlinders, kevers, sprinkhanen, spinnen en nog veel andere. Het ie een goede twaalf jaar geleden door M. A. Koekoek voor mg ge schilderd naar motieven ontleend aan een plaat uit Brehm, en het heeft indertijd ge diend ala aanschouwingsmiddel bij een voor dracht over mimicry, het verschijnsel van nabootaing en beschermende kleuren in de natuur. Al heel wat jongelui hebben het aantal dieren, die er op zijn afgebeeld voor de aar digheid trachten te tellen. Zij brengen het gewoonlijk tot acht of tien, er staan er evenwel vier en twintig op; maar door hun kleuren en vormen, die zoo merkwaardig overeenstem men met de omgeving, vallen ze niet in't oog; toch steken ze nog veel meer af dan in de natuur. Naar dat doek dwalen telkens mijn oogen, nu ik eindelijk voldoen ga aan een herhaald verzoek van verschillende lezers van deGroene, al lang geleden en nu nog tot mij gericht, om eens wat te vertellen van de beteekenia der kleuren en vormen in de dierenwereld. De vra gers, blijkbaar zeer verschillend naar den om vang en den aard van hun kennis wat natuur verschijnselen betreft, onderstellen allen dit ia duidelijk uit den vorm van hun verzoek , dat zulke dingen, ala vorm en kleur bij dieren, een beteekenis moeten hebben. Dit nu is juist de groote strijdvraag. Natuur lijk niet voor iemand, die gelooft en zonder meer aanneemt, dat alles wat leeft volkomen en goed, geschapen is met een doel, dat het is, zoo als het altijd was, en eeuwig zyn zal. Wel voor hen, die in alles wat nu bestaat, in plant en dier en mensch, vooral op grond van de feiten door de historische geologie aan den dag gebracht, de resultaten zien van een langdurige en langzame, hoewel niet steeds geleidelijke vervorming; in den regel gaande van het lagere, minder saau gestelde, tot het hoogere, meer georganiseerde wezen, met duidelijker gespecialiseerde organen; een ontwikkeling, die nog steeds doorgaat. Voor deze laataten, de denkers onder de natuur beschouwers, is het inderdaad een vraag van gewicht en vaak een aanleiding tot woorden strijd, of een orgaan, een kleur, een uiterlijke vorm wel op een bepaalde functie of op een beteekenis moet wijzen. Er zijn er, en niet de minsten onder de natuurvorschers behooren er toe, die, om het kortweg uit te drukken, gebracht vrij wel onbeperkt, totdat in 1900 een maximum werd vastgesteld, dat toch nog bedroeg >/io van alle stemmen in een gemeente. Voor Stockholm en de andere groote steden was het op 100 stemmen gesteld. Hoe sterk het beginsel is doorgevoerd, dat het kapitaal de gemeentebelangen moet beheerschen, blijkt wel daaruit, dat ook een maatschappij kies recht heeft, en een minderjarig persoon, die belastbaar eigendom of kapitaal bezit. Voor een maatschappij wordt het kiesrecht door het bestuur overgedragen aan een gevol machtigde, daar n eigendom slechts bij monde van n persoon mag stemmen; voor een minderjarige stemt de voogd. Natuurlijk dat op die manier de invloed der vrouw op den gang van zaken vrijwel nul is, daar ze nooit optreedt als vertegenwoordigster van een maatschappij en zelden tot de groot kapitalisten of bijzonder hoogetractementengenietenden' behoort. De nieuwe regeling reduceert het maximum aantal stemmen voor n persoon tot 40, en het inkomen, dat recht geeft op n stem tot 600 kronen. De vrouwen hebben echter enkele belangrijker voordeelen behaald; ze zijn nu, voor zoover ze kiesrecht genieten, ook benoem baar geworden tot lid van gemeentebesturen, en tot enkele staatsbetrekkingen, waarvan ze vroeger waren uitgesloten. Een vrouw zal voortaan allégeneeskundige staatsambten kunnen bekleeden en benoemd kunnen wor den tot leerares aan een gymnasium, docent aan een hoogeschool en zelfs tot professor. van geen doelmatigheid in de organische wereld willen weten. Zij gunnen het gaarne aan de populariseerde», de natuurdichters, zooals zg' het noemen, om zulke mooie en voor het leekenpubliek interessante fantasieën te verkondigen; maar wetenschap mag het niet heeten; die mag daar niet aan mee doen. Zy wijzen er op, dat in de levenlooze natuur in astronomie, in physica, chemie, mineralogie en geologie' o. a. nooit met een doel en een beteekenis wordt geschermd, terwijl er voor de levende natuur, bij de biologie van plant, dier en mensch, steeds weer nut, doel en beteekenis wordt bijgehaald. Nu past het mij niet best in dispuut te treden met geleerden van naam die hun groote kennis door zelfstandig onderzoek verkregen, iets dat mij niet vergund was. Ook zou het hier niet de juiste plaats voor zoo een twistgeschrijf zij a, ik was dan ver plicht eerst uitvoerig de feiten en de argu menten voor en tegen op te nemen. Maar wel durf ik ingaan tegen hun laatste hierboven vermelde redeneering; met name tegen het over-én-kam-echeren van de levenlooze en de levende natuur. Da ir althans staat, naar mijn bescheiden meening, hun betooz wel wat zwak. P>j alles wat leeft toch, door de geheele georganiseerde natuur, is, voor ieder dui delijk, een dubbel streven merkbaar ; dubbel in schijn n in wezen, het streven, het doel, bewust of onbewust, om het leven te behou den zoo lang mogelijk en het voortbestaan van de soort te verzekeren. En is dit niet juist het cardinale verschilpunt tusschen doode en levenlooze natuur, tusschen sterren of steenen en planten of dieren ? Is dat ni<jt juist het kenmerkende van het levende we zen, dat het tracht voort te leven tot het versleten is, of tot het voort kan leven in zijn nakomelingen. Daarop schijnt, ook voor den niet opper vlakkige denker en waarnemer onder ons menschen, zoo goed als alles gericht wat het leven van het individu betreft, zijn uiterlijk zoowel als zijn innerlijk; naar dit doel trekt en reikhalst alles in en om ons in de levende natuur; wat Ie ven si oog is, kan immers niet verlangen, niet streven naar een doel. Wat leeft, moet het en doet het, of het vervalt voor zijn tijd tot het levenlopze terug. En al mocht het minder goed en minder nuttig zijn voor de voortschrijding van de biologi sche wetenschap, zij zal er toch rekening mee motten houden; en zeer vele van haar boefenaars doen het dan ook; enkelen, dit zij toe gegeven wellicht te veel en soms ten onrechte veralgemeenend. Als ik den haastig werkenden stratemaker Voor eenige gemeentelijke ambten was ze tot nu toe reeds verkiesbaar; kiesrecht ge nietende vrouwen konden zitting nemen in schoolraden en in de commissies voor kinderzorg, overeenkomende met onze voogdg raden. Men is hier echter nog niet zoover gegaan ala in Denemarken en Noorwegen, waar in de steden minstens een der leden van een voogdgraad een vrouw moet zijn. Voor lid van armbesturen en commissies van toezicht op uitbesteede kinderen kunnen ook niet stemgerechtigde vrouwen in aanmerking komen. Dit alles geldt inde practgkeigenlijk alleen voor de ongehuwde vrouw, daar de gehuwde slechts in hoogst enkele gevallen in haar eigen naam belasting betaalt. Om een eigen belaatingbillet te krggen, moet ze in het bezit zijn van eigendom of kapitaal, waaraan de uitdrukkelijke bepaling is verbonden, dat zy het in eigen beheer heeft. Verder wan neer ze het hoofd is van een school of zaak, die op haar eigen naam staat, of wanneer ze door eigen arbeid een belastbaar inkomen verdient. Goed geregeld ia die kwestie der eigen belastingbilletten eerst door een koninklijk besluit van 1908, zoodat dit jaar voor het eerst een eenigszins noemenswaard aantal getrouwde vrouwen, belasting betalers in haar eigen naam zyn geworden. Een voorstel aan vrouwen van belasting be talende mannen, ten minste n eigen stem voor de gemeentelijke verkiezingen toe te kennen, ging er in den Rijksdag niet door, terwgl bijv. in Noorwegen, Denemarken en Finland de gehuwde vrouw kiezer wordt alleen door het feit dat de man belasting betaalt. Onlangs weid op een vergadering voor vrouwenkiesrecht in zooverre een op lossing van de kwestie gevonden: de man zou, om zijn vrouw het kiesrecht te bezorgen haar eenvoudig een som van 500 kronen per jaar behoeven toe te kennen, als loon voor den arbeid dien ze in huis verricht; het eenige bezwaar is, dat dan voor diezelfde 500 kronen door de echtgenooten samen dubbel belasting wordt betaalu. Dit is nu wel zoo'n minimum, dat de man die ernstig voorstander van vrouwenkiesrecht is, daar wel overheen zou kunnen stappen, maar in de practyk zal het middel zeker niet veel uitrichten. We zijn nu echter in Zweden op 't gebied van politiek vrouwenkiesrecht in het hoogst zonderlinge geval gekomen, dat de vrouw geen deel neemt aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer, de eigenlijke volksver tegenwoordiging, maar dat ze direct of indi rect, wel kiezer kan zijn voor de Eerste Kamer. De gemeentebestuur en van ieder lan" (eenigszins, maar niet geheel, overeenkomend met onze provincies) kiezen de landsbesturen (landsthing) die op hun beurt de leden der Eerste Kamer kiezen. Nu zyn echter er enkele groote steden, die niet tot een lan" behooren, en door hun gemeetebestuur hun eigen afge vaardigden voor de Eerste Kamer kiezen. De vrouw-gemeenteraadslid is dus in die steden, in de eerste plaats }n Siockholm, direct kiezer voor de Eerste Kamer, in de kleinere gemeenten in ieder geval met een trap. A. V. De eeuw van 't kind. Maurice Lavallard. Primitieve manieren. Suzanne Depréi terug uit Constantinopel. De directiën van sommige Fransche spoor weg-maatschappijen hebben op enkele trajecten iets nieuws en bizonder goeds ingevoerd. Een heerlijke nieuwigheid waarvan babies en hun daar in de zon vlak beneden mij aankijk en hét zweet van zijn voorhoofd zie stroomen tot aan den bovenrand van de oogkassen, waar het tegengehouden, netjes weggeleid en afgevoerd wordt naar de slapen en langs den neus, dan zoek ik daarin een beteekenis van onze wenkbrauwen; het dringt zich aan ons op dat deze dienen tot bescherming van de oogen tegen zweetdroppels en schilfers, die van het voorhoofd vallen. En al toont mij iemand aan, dat die wenkbrauwen doodeenvoudig niets anders zijn dan een restantje van een vroegere algeheele beharing van het voor hoofd, dan beweer ik, dat dit, de kwestie van den oorsprong, tot het feit zelf, tot het al of niet dienstig zijn, niets af of toe doet; indien dat restantje onder de oogkas groeide in plaats van er boven zou het, in het bovenbedoelde opzicht althans, geen nut doen; nu hebben wij het recht de plaats en de inrichting van de wenkbrauwen doe'matig te noemen. Ook dan nog al was hun bestemming in overkrachtigen vorm, oor spronkelijk of tijdelijk misschien een andere, b.v. om als schaduwklep te dienen op den onderrand van het voorhoofd, vlak boven de oogen. Uit idee, hier terwille van de plaatsruimte slecht door n voorbeeld geïllustreerd, deze gedachte, dat de inrichtingen van de levende natuur, uiterlijk zoowel als innerlijk, dikwijls, of laat ik bescheiden zeggen : somtijds, ge richt zy'n op een nut, een beteekenis, een bestemming, een doel de naam doet hier weinig toe dat dus een aanwezig orgaan ook een uitgeoefende functie onderstelt of althans doet vermoeden, kunnen wij o zoo moeilijk van ons afzetten; ondanks al de betoogen van mannen die würespecteeren om hun buitengewone biologische kennis. En al werd er ook bij de vorming van een meer of minder ingewikkeld orgaan geheel niet op een bepaald gebruik of bestemming gericht, als ontstond het volstrekt of betrekkelijk doelloos tengevolge van een naar alle richting vrij werkende variatieof mutatie-mogelijkheid, zoodra het individu, plant of dier, er gebruik van maakt of maar tracht te maken met een gedeeltelijk succes, hetzij om zich beter te voeden, zich meer lucht, licht, schaduw, regen, warmte, veiligheid te verschaffen, of wat dan ook dat van eenig nut kan zijn in zijn strijd om het bestaan, of iets de kans op nakome lingschap vergroot, dan is dat orgaan, wat ook zijn oorsprong moge zijn, naar ons taal gebruik: doelmatig te noemen; en dat ook nog,al wordt het doel, door de onvolmaaktheid van het orgaan of door tegenwerkende, mis schien op zichzelven beschouwd even doel matige inrichtingen bij het zelfde of bij een geleiders al 't prettige zullen ondervinden, n.l. coupes bestemd voor zuigelingen en kinderen beneden de vier jaar. In die babywagens ie een kooktoestel met warm water, zoodat melk, pap en soep voor de kleintjes kan gewarmd worden. In een tgd, nu er zooveel gedaan wordt pourceux qni viennent," zal dit vriendelijk bedenksel voor 't reizend klein goedje, ongetwijfeld met waardeering worden begroet. Het is te hopen, dat dit goede voorbeeld spoedig in andere landen zal worden gevolgd. Niemand gaat voor zijn plezier met een zuigeling op reis; dat is een noodzakelijk kwaad of een gedwongen fraaiigheid. De verschrikte kleintjes zetten dikwijls een keel op om hun weinige ingenomenheid met 't reizen uit te kraaien. Zoo'n kinderconcert is hinderlijk voor de medereizigers. Wanneer de kleintjes en hun geleiders in afzonderlijke coupes plaats nemen dan zijn beide partijen gebaat. * * * Een wonderkind" in de muzikale wereld is niet zoo'n heel ongewoon verschijnsel; kinderen met zeldzaam muzikalen aanleg openbaren dien reeds vóór hun 12de jaar; dr eu mesjes, die als solisten een kranig figuur maken zy'n geen uitzonderingen. Maar, een schilder van 12 jaar, is een kereltje, dat verdient, dat men zijn naam met zorg in 't geheugen prent. Maurice Lavallard heet 't Fransche jongetje, dat zrjn werk aan den Parijschen Salon inzond, een intérieur, dat zoo knap werd gevonden door de jury, dat. Lavallard's schilderij on middellijk in den Salon werd geplaatst. Het onderwerp van Maurice Lavallard's doek is een jongetje misschien wel een broertje van Maurice, hy lijkt op hem dat piano zit te spelen. Prachtig is de stand van den jeugdigen klavier-speler; scherp van ljjn en verlichting het geopend muziekboek, de kaarsen; zoo ook het kinderkopje, en de vazen met bloemen en grassprieten op de piano. Drie schilderijtjes aan den wand waartegen het muziekinstrument staat; rechts van 't klavier-spelend jongetje op forsche zuil een ruiter-statuette. Maurice Lavallard is de jongste schilder, van wien ooit eenig werk irr den Parijschen Salon een plaats vond. De anecdotes in omgang over de dwaas heden der Amerikaansche plutocjatie, moet men nemen voor 't geen zij zijn, en niet als evangelie aanvaarden. Volgen» de pers zou de laatste aardigheid der bewoners van Fifth Avenue te New-York, bestaan in 't geven van gastmaaltijden, zonder gebruik van lepel, vork en mes. Willen de gasten geen honger lijden, dan zijn zij genoodzaakt hun Adams-vorkjes" hun keurig gesoigneerde vingers te bezigen. De menu's zijn er wel een beetje op inge richt, het gemis der traditioneele eet-instru menten niet al te zeer te gevoelen. Soep wordt in kommetjes voorgediend, geroosterd brood met caviar belegd, sand wiches met vleeach, oesters, kleine lamscoteletten met versierd beentje, zijn spijzen, die zonder al te veel inspanning uit 't vuistje kunnen verschalkt worden. Dames en heeren, die na den maaltijd een kopje koffie gebruiken, zijn verplicht, wan neer zij koffie met suiker drinken, een vinger als lepeltje te laten dienst doen. Tenzij er prijzen uitgeloofd worden voor het keurigste, sierlijkste eten zonder lepel, vork en mes, lijkt mij het weder invoeren dezer hoogst primitieve eetwijze, een onzinnig pretje. **, ander het eerste vijandige wezen, niet steeds bereikt; ja al, leidt het in sommige gevallen tot echade in plaats van nut. Dit inzicht, deze opvatting van de natuur, sluit niet in zich, dat alles wat er aanplant of dier valt op te merken, dat elk haartje, elke kleur, elke lijn buiging, voor dat dier of die plant van nut of beteekenis behoeft te zijn ; dat ware de overdrijving van het beginsel, de charge die tot het bespottelijke zou voeren. Ook is het niet noodig, dat een orgaan, een kleur of vorm nog ter huidige dage van beteekenis is, om als doelmatig beschouwd te worden. Al kunnen wij onze ooren niet spitsen om ze te brengen in de richting van het geluid, ze nauwelijks meer bewegen, die schelp en de spieren, welke het eens mogelijk maakten, zijn er. De beteekenis is hier een historische; ondoelmatig" kan mijns inziens zoo'n rudi mentair of gedegenereerd orgaan niet genoemd worden; wel buiten dienst gesteld of over bodig geworden"; dat is heel wat anders. Er liggen op dit terrein voor den natuur vriend voetangels en klemmen, dat is zeker ; vooral waar het de uiterlijke inrichting be treft. Lang voordat gij of ik iets van doel matigheid of ondoelmatigheid in de natuur had gehoord, of over mimicry of nabootsing had gelezen, trof het ons immers al bij het vlinders vangen, dat de wi'jes ons zelden ontsnapten, maar dat de schoenlappers dikwijls plotseling verdwenen of ze in den grond waren gezonken. De donkere of indifferente kleur van de onderzijde der achtervleugels maakt ze opeens onzichtbaar, zoodra ze zich tegen etn tak, een boomstam, een oude muur of een schut ting zetten. Stel u voor een witte vos, die in het don kere bosch tusschen de bruinroode stammen een fasant gaat besluipen ! Of laat de veld muizen, die over het droge grysgele gras of den bruinen akkerbodem als schaduwen heenschieten, of de kikvorschen tusschen het riet eens spierwit worden in uw gedachten, wat zouden de valken en de vele andere be lagers, die op het gezicht jagen, een gemak kelijk leven hebben. En de bloemenkleuren ! Een schoolkind weet u tegenwoordig, afgaande op kleur, vorm en geur gezamenlijk, van een bloem te ver tellen of zyn honing en stuifmeel als regel door insecten wordt afgehaald, of dat het een windbloeier is. Het gaat niet aan, die kleuren en vormen ala onverschillig te beschouwen, ze een speling der natuur te noemen, en dan de geheele inrichtingen doel matigheid te ont zeggen. Ook niet nu er uitzonderingen, vele uitzonderingen zijn, die dwalingen veroorzaakt hebben, en schijnbare of werkelijke tegen strijdigheden, die ons waarschuwen voor De gevierde, Fransche tooneelspeelster: Snzanne Després is zoo juist teruggekeerd ait Constantinopel; een maand of drie geleden, vóór de definitieve uitbarsting der Turksche onlusten, had zij zich verbonden in Tarkije's hoofdstad een serie voorstellingen te geven. IB Parijs was men er op uit, de verstandige, alles bemerkende, temperamentvolle artiate te laten vertellen over haar indrukken opge daan in 't brandpunt der troebelen. Toen Suzanne Despiés haar koffers nog niet ontpakt had, toen zij kersversch uit Constantinopel terugkeerde, werd zg reeds door een journalist aan 't praten gebracht. De Fransche gezant te Constantinopel, de heer Constant, woonde 3 van de vijf voor stellingen bij; Suzanne Després heeft op een avond na la Rafale," een Vrgheidslied ge declameerd, werk van een jongen, Turkschen poëet. Toen de troep van LugnéPoe in Constantinopel aankwam, was de stad reed» in staat van beleg. De koetsier, die Suzanne Després naar haar hotel reed, wees haar drie opgehangen Tur ken, wasbleeke lijken waaraan een nieuws gierige menigte niet was uitgekeken. Die drie doode mannen waren niet interessant, zegt de actrice, maar wél 't volk, dat er om heen stond. Te midden eener grenzenlooze verwarring van oproer in kazernes, muiterijen op straat, het ontruimen van het paleis van den Sultan, bleven de Fransche artisten ongedeerd.. Rumoer, gejaagdheid, allerlei schrikkelijke tijdingen, die soms weer werden tegengespro ken, vertelt Suzanne Després, deden ons leven in een roes van opgewonden nieuwsgierig heid, alles wilden wij weten, met eigen ooren hooren, met e:gen oogen zien. De voorstellingen mochten nooit later dan tot tien uur duren. Op zekeren a vond kregen. de spelenden de tijding onmiddellijk het theater te verlaten, als zij dat niet konden, dan zonden zij tot 't aanbreken van den dag in 't gebouw worden opgesloten. Allen stonden in een ommezien op straat; LugnéPoe met een aangeplakte baard, waar van hij zich eerst in zijn hotel kon ontdoen. De straten waren op dien avond uitgestorven; Suzanne Després werd achtervolgd door een man met opgeheven stok, een man, die haar iets toeriep. Zij versnelde den pas, meent, dat 't een politiebeambte was, doch is er niet zeker van, want, volgens haar is er bitter weinig verschil tusachen den eenen Turkschen kop met een fez gedekt en den anderen; zij wist dus nooit goed wie zij voor had. De ontreddering van Jildiz-kiosk, het weg voeren van bedienden en meubelen, maakte een naargeestigen indruk op de kunstenares. Weemoedig was de aanblik van een aantal oude, schreiende vrouwen turend, turend naar het paleis waar haar dochteren een onder komen hadden gevonden en die nu werden weggevoerd... waarheen? waarheen? Iedereen werdU'door haar ondervraagd, niemand kon haar antwoorden; snikkend staroogden zij in de richting ven Yildiz-kiosk. Binnenkort zal Suzanne Després op nieuw Parijs verlaten om een tournee te maken door Zuid-Amerika. CAPRICE. onvoorzichtig generaliseeren. Er zijn moeilijke gevallen, dat staat buiten kijf. Een kever, een sprinkhaan kan zoozeer op een blad, een takje of eenander oneetbaar iets gelijken, dat ieder dadelijk zegt, dat is een prachtige bescherming, een ontwijfelbaar doelmatige inrichting. Zoo'n dier verdwijnt letterlijk voor het oog van zyn vijanden, als het, gevaar bemerkend zyn masker voorzet. Maar als de vijand, de natuurlijke vijand nu eens in het geheel niet met zijn oogen maar met zijn reukorganen werkt bij de vervolging. Dan beteekent de mimicry immers niets. Ja, toch wel, lezer. Maar daar over een anderen keer. Laat mij u, als ver goeding, ik moest wat veel redeneeren en kon weinig feiten geven in dit opstel een sterk spreiend voorbeeld van mimicry meedeelan, ge kunt voorloopig zelf oordeelen over de al of niet doelmatigheid van het geval. In 1903 is door den Amerikaanschen entomoloog Shelf>rd een spanrups ontdekt die tijdens den bloeitijd op een soort spiraea leeft. Dit dier is met tien lange rngstekels bezet, en gebruikt die om zich kunstig te maskeer en het prikt op eiken stekel een bloemknop van zijn voederplant, spint den knop vast en plakt er nog een of meer knoppen boven op. Zoo beveiligd, zit en eet het dier tusschen de bloemtrossen. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl