Historisch Archief 1877-1940
No. 1665
DE AMSTERDAMMER WEÉkBLAD V O O R N E D E R L A N D.
ER T Y
No. 1 ? No. 2
PETTICOATS IN SOFT LIBERTY SILK, PLEATED, IN
BEAUTIFUL COLOURINGS (AND BLACK AND WHITE)
PATTERNS ON REQUEST
LEIDSCHESTRAAT
AMSTERDAM
SOLÉREPRES E NTAT l VES IN HOLLAND
ETZ
IIIIIIIIHIIimilHIIIIIIMIIIIIHIMIIIIIIMimi"\MIIMUIIIIItlllllimillllimiMlt
?< De iesrEcmerTomiDg iu Zwtöcn,
De kiearechthervorming in Zweden, als
gevolg van de dit jaar doorgevoerde grond
wetsherziening, bracht aan geen der belang
hebbenden de vervulling van zijn wenschen,
n.l. het algemeen politiek kiesrecht voor
mannen en vrouwen. Voor de mannen is het
wel tot aan de grens ervan gekomen, daar
slechts een inkomen van 600 kronen vereischt
?wordt, maar voor de vrouw ia het een illusie
gebleven.
Van de Scandinavische landen is Zweden
in politiek opzicht het achterlijkste; Noor
wegen en Finland bezitten algemeen politiek
en gemeentelijk kiesrecht, actief en passief,
voor mannen en vrouwen, en in Denemarken
heeft de vrouw dit jaar voor het eerst haar
gemeentelijk kiesrecht uitgeoefend, terwijl
''algemeen politiek kiesrecht voor. mannen
reeds in 1848 werd ingevoerd.
In Zweden hebben wel sinds 1862 de
vrouwen gemeentelijk kiesrecht, maar het
beginsel waarop de gemeentelijk
ver^egenwoordiging berust, maakte dit recht vrijwel
tot een doode letter.
Het gemeentelijk kiesrecht ia in Zweden zoo
onafscheidelijk verbonden met het bezit, dat
de persoon van den kiezer absoluut geen rol
speelt. ledere zekere belasting-énheid, zeer
verschillend voor de steden «n het platte
land, geeft recht op een stem; in de platte
landsgemeenten was het aantal stemmen, dat
door n enkel persoon kon worden
uitUIT DB NATUUR.
Kleuren en Vormen.
Op mijn studeerkamer hangt tegen den
wand een groot olieverfschilderij, voorstel
lende een aantal zeer verschillende Insecten,
vlinders, kevers, sprinkhanen, spinnen en nog
veel andere. Het ie een goede twaalf jaar
geleden door M. A. Koekoek voor mg ge
schilderd naar motieven ontleend aan een
plaat uit Brehm, en het heeft indertijd ge
diend ala aanschouwingsmiddel bij een voor
dracht over mimicry, het verschijnsel van
nabootaing en beschermende kleuren in de
natuur.
Al heel wat jongelui hebben het aantal
dieren, die er op zijn afgebeeld voor de aar
digheid trachten te tellen. Zij brengen het
gewoonlijk tot acht of tien, er staan er evenwel
vier en twintig op; maar door hun kleuren
en vormen, die zoo merkwaardig overeenstem
men met de omgeving, vallen ze niet in't oog;
toch steken ze nog veel meer af dan in de
natuur.
Naar dat doek dwalen telkens mijn oogen,
nu ik eindelijk voldoen ga aan een herhaald
verzoek van verschillende lezers van deGroene,
al lang geleden en nu nog tot mij gericht, om
eens wat te vertellen van de beteekenia der
kleuren en vormen in de dierenwereld. De vra
gers, blijkbaar zeer verschillend naar den om
vang en den aard van hun kennis wat natuur
verschijnselen betreft, onderstellen allen dit
ia duidelijk uit den vorm van hun verzoek ,
dat zulke dingen, ala vorm en kleur bij dieren,
een beteekenis moeten hebben.
Dit nu is juist de groote strijdvraag. Natuur
lijk niet voor iemand, die gelooft en zonder meer
aanneemt, dat alles wat leeft volkomen en
goed, geschapen is met een doel, dat het is,
zoo als het altijd was, en eeuwig zyn zal.
Wel voor hen, die in alles wat nu bestaat,
in plant en dier en mensch, vooral op grond
van de feiten door de historische geologie
aan den dag gebracht, de resultaten zien van
een langdurige en langzame, hoewel niet
steeds geleidelijke vervorming; in den regel
gaande van het lagere, minder saau gestelde,
tot het hoogere, meer georganiseerde wezen,
met duidelijker gespecialiseerde organen; een
ontwikkeling, die nog steeds doorgaat. Voor
deze laataten, de denkers onder de natuur
beschouwers, is het inderdaad een vraag van
gewicht en vaak een aanleiding tot woorden
strijd, of een orgaan, een kleur, een uiterlijke
vorm wel op een bepaalde functie of op een
beteekenis moet wijzen. Er zijn er, en niet de
minsten onder de natuurvorschers behooren
er toe, die, om het kortweg uit te drukken,
gebracht vrij wel onbeperkt, totdat in 1900
een maximum werd vastgesteld, dat toch nog
bedroeg >/io van alle stemmen in een gemeente.
Voor Stockholm en de andere groote steden
was het op 100 stemmen gesteld. Hoe sterk
het beginsel is doorgevoerd, dat het kapitaal
de gemeentebelangen moet beheerschen, blijkt
wel daaruit, dat ook een maatschappij kies
recht heeft, en een minderjarig persoon, die
belastbaar eigendom of kapitaal bezit. Voor
een maatschappij wordt het kiesrecht door
het bestuur overgedragen aan een gevol
machtigde, daar n eigendom slechts bij
monde van n persoon mag stemmen; voor
een minderjarige stemt de voogd. Natuurlijk
dat op die manier de invloed der vrouw op
den gang van zaken vrijwel nul is, daar ze
nooit optreedt als vertegenwoordigster van
een maatschappij en zelden tot de groot
kapitalisten of bijzonder
hoogetractementengenietenden' behoort.
De nieuwe regeling reduceert het maximum
aantal stemmen voor n persoon tot 40, en het
inkomen, dat recht geeft op n stem tot 600
kronen. De vrouwen hebben echter enkele
belangrijker voordeelen behaald; ze zijn nu,
voor zoover ze kiesrecht genieten, ook benoem
baar geworden tot lid van gemeentebesturen,
en tot enkele staatsbetrekkingen, waarvan ze
vroeger waren uitgesloten. Een vrouw zal
voortaan allégeneeskundige staatsambten
kunnen bekleeden en benoemd kunnen wor
den tot leerares aan een gymnasium, docent
aan een hoogeschool en zelfs tot professor.
van geen doelmatigheid in de organische
wereld willen weten. Zij gunnen het gaarne
aan de populariseerde», de natuurdichters,
zooals zg' het noemen, om zulke mooie en
voor het leekenpubliek interessante fantasieën
te verkondigen; maar wetenschap mag het
niet heeten; die mag daar niet aan mee doen.
Zy wijzen er op, dat in de levenlooze natuur
in astronomie, in physica, chemie,
mineralogie en geologie' o. a. nooit met een doel en
een beteekenis wordt geschermd, terwijl er
voor de levende natuur, bij de biologie van
plant, dier en mensch, steeds weer nut, doel
en beteekenis wordt bijgehaald.
Nu past het mij niet best in dispuut te
treden met geleerden van naam die hun
groote kennis door zelfstandig onderzoek
verkregen, iets dat mij niet vergund was.
Ook zou het hier niet de juiste plaats voor
zoo een twistgeschrijf zij a, ik was dan ver
plicht eerst uitvoerig de feiten en de argu
menten voor en tegen op te nemen.
Maar wel durf ik ingaan tegen hun laatste
hierboven vermelde redeneering; met name
tegen het over-én-kam-echeren van de
levenlooze en de levende natuur. Da ir althans
staat, naar mijn bescheiden meening, hun
betooz wel wat zwak.
P>j alles wat leeft toch, door de geheele
georganiseerde natuur, is, voor ieder dui
delijk, een dubbel streven merkbaar ; dubbel
in schijn n in wezen, het streven, het doel,
bewust of onbewust, om het leven te behou
den zoo lang mogelijk en het voortbestaan
van de soort te verzekeren. En is dit niet
juist het cardinale verschilpunt tusschen
doode en levenlooze natuur, tusschen sterren
of steenen en planten of dieren ? Is dat ni<jt
juist het kenmerkende van het levende we
zen, dat het tracht voort te leven tot het
versleten is, of tot het voort kan leven in
zijn nakomelingen.
Daarop schijnt, ook voor den niet opper
vlakkige denker en waarnemer onder ons
menschen, zoo goed als alles gericht wat het
leven van het individu betreft, zijn uiterlijk
zoowel als zijn innerlijk; naar dit doel trekt
en reikhalst alles in en om ons in de levende
natuur; wat Ie ven si oog is, kan immers niet
verlangen, niet streven naar een doel. Wat
leeft, moet het en doet het, of het vervalt
voor zijn tijd tot het levenlopze terug. En
al mocht het minder goed en minder nuttig
zijn voor de voortschrijding van de biologi
sche wetenschap, zij zal er toch rekening mee
motten houden; en zeer vele van haar
boefenaars doen het dan ook; enkelen, dit zij toe
gegeven wellicht te veel en soms ten onrechte
veralgemeenend.
Als ik den haastig werkenden stratemaker
Voor eenige gemeentelijke ambten was ze
tot nu toe reeds verkiesbaar; kiesrecht ge
nietende vrouwen konden zitting nemen in
schoolraden en in de commissies voor
kinderzorg, overeenkomende met onze voogdg
raden.
Men is hier echter nog niet zoover gegaan
ala in Denemarken en Noorwegen, waar in
de steden minstens een der leden van een
voogdgraad een vrouw moet zijn. Voor lid
van armbesturen en commissies van toezicht
op uitbesteede kinderen kunnen ook niet
stemgerechtigde vrouwen in aanmerking
komen.
Dit alles geldt inde practgkeigenlijk alleen
voor de ongehuwde vrouw, daar de gehuwde
slechts in hoogst enkele gevallen in haar eigen
naam belasting betaalt. Om een eigen
belaatingbillet te krggen, moet ze in het bezit
zijn van eigendom of kapitaal, waaraan de
uitdrukkelijke bepaling is verbonden, dat
zy het in eigen beheer heeft. Verder wan
neer ze het hoofd is van een school of
zaak, die op haar eigen naam staat, of
wanneer ze door eigen arbeid een belastbaar
inkomen verdient. Goed geregeld ia die
kwestie der eigen belastingbilletten eerst door
een koninklijk besluit van 1908, zoodat dit
jaar voor het eerst een eenigszins
noemenswaard aantal getrouwde vrouwen, belasting
betalers in haar eigen naam zyn geworden.
Een voorstel aan vrouwen van belasting be
talende mannen, ten minste n eigen stem
voor de gemeentelijke verkiezingen toe te
kennen, ging er in den Rijksdag niet door,
terwgl bijv. in Noorwegen, Denemarken en
Finland de gehuwde vrouw kiezer wordt
alleen door het feit dat de man belasting
betaalt. Onlangs weid op een vergadering
voor vrouwenkiesrecht in zooverre een op
lossing van de kwestie gevonden: de man
zou, om zijn vrouw het kiesrecht te bezorgen
haar eenvoudig een som van 500 kronen per
jaar behoeven toe te kennen, als loon voor
den arbeid dien ze in huis verricht; het eenige
bezwaar is, dat dan voor diezelfde 500 kronen
door de echtgenooten samen dubbel belasting
wordt betaalu. Dit is nu wel zoo'n minimum,
dat de man die ernstig voorstander van
vrouwenkiesrecht is, daar wel overheen zou
kunnen stappen, maar in de practyk zal het
middel zeker niet veel uitrichten.
We zijn nu echter in Zweden op 't gebied
van politiek vrouwenkiesrecht in het hoogst
zonderlinge geval gekomen, dat de vrouw
geen deel neemt aan de verkiezingen voor
de Tweede Kamer, de eigenlijke volksver
tegenwoordiging, maar dat ze direct of indi
rect, wel kiezer kan zijn voor de Eerste
Kamer. De gemeentebestuur en van ieder lan"
(eenigszins, maar niet geheel, overeenkomend
met onze provincies) kiezen de landsbesturen
(landsthing) die op hun beurt de leden der
Eerste Kamer kiezen. Nu zyn echter er enkele
groote steden, die niet tot een lan" behooren,
en door hun gemeetebestuur hun eigen afge
vaardigden voor de Eerste Kamer kiezen. De
vrouw-gemeenteraadslid is dus in die steden,
in de eerste plaats }n Siockholm, direct
kiezer voor de Eerste Kamer, in de kleinere
gemeenten in ieder geval met een trap.
A. V.
De eeuw van 't kind. Maurice Lavallard.
Primitieve manieren. Suzanne Depréi
terug uit Constantinopel.
De directiën van sommige Fransche spoor
weg-maatschappijen hebben op enkele trajecten
iets nieuws en bizonder goeds ingevoerd. Een
heerlijke nieuwigheid waarvan babies en hun
daar in de zon vlak beneden mij aankijk en
hét zweet van zijn voorhoofd zie stroomen
tot aan den bovenrand van de oogkassen,
waar het tegengehouden, netjes weggeleid en
afgevoerd wordt naar de slapen en langs den
neus, dan zoek ik daarin een beteekenis van
onze wenkbrauwen; het dringt zich aan ons
op dat deze dienen tot bescherming van de
oogen tegen zweetdroppels en schilfers, die van
het voorhoofd vallen. En al toont mij iemand
aan, dat die wenkbrauwen doodeenvoudig
niets anders zijn dan een restantje van een
vroegere algeheele beharing van het voor
hoofd, dan beweer ik, dat dit, de kwestie
van den oorsprong, tot het feit zelf, tot het
al of niet dienstig zijn, niets af of toe doet;
indien dat restantje onder de oogkas groeide
in plaats van er boven zou het, in het
bovenbedoelde opzicht althans, geen nut
doen; nu hebben wij het recht de plaats
en de inrichting van de wenkbrauwen
doe'matig te noemen. Ook dan nog al was
hun bestemming in overkrachtigen vorm, oor
spronkelijk of tijdelijk misschien een andere,
b.v. om als schaduwklep te dienen op den
onderrand van het voorhoofd, vlak boven de
oogen.
Uit idee, hier terwille van de plaatsruimte
slecht door n voorbeeld geïllustreerd, deze
gedachte, dat de inrichtingen van de levende
natuur, uiterlijk zoowel als innerlijk, dikwijls,
of laat ik bescheiden zeggen : somtijds, ge
richt zy'n op een nut, een beteekenis, een
bestemming, een doel de naam doet hier
weinig toe dat dus een aanwezig orgaan
ook een uitgeoefende functie onderstelt of
althans doet vermoeden, kunnen wij o zoo
moeilijk van ons afzetten; ondanks al de
betoogen van mannen die würespecteeren om
hun buitengewone biologische kennis. En
al werd er ook bij de vorming van een meer
of minder ingewikkeld orgaan geheel niet op
een bepaald gebruik of bestemming gericht,
als ontstond het volstrekt of betrekkelijk
doelloos tengevolge van een naar alle richting
vrij werkende variatieof mutatie-mogelijkheid,
zoodra het individu, plant of dier, er gebruik
van maakt of maar tracht te maken met een
gedeeltelijk succes, hetzij om zich beter te
voeden, zich meer lucht, licht, schaduw, regen,
warmte, veiligheid te verschaffen, of wat dan
ook dat van eenig nut kan zijn in zijn strijd
om het bestaan, of iets de kans op nakome
lingschap vergroot, dan is dat orgaan, wat
ook zijn oorsprong moge zijn, naar ons taal
gebruik: doelmatig te noemen; en dat ook
nog,al wordt het doel, door de onvolmaaktheid
van het orgaan of door tegenwerkende, mis
schien op zichzelven beschouwd even doel
matige inrichtingen bij het zelfde of bij een
geleiders al 't prettige zullen ondervinden,
n.l. coupes bestemd voor zuigelingen en
kinderen beneden de vier jaar. In die
babywagens ie een kooktoestel met warm water,
zoodat melk, pap en soep voor de kleintjes
kan gewarmd worden. In een tgd, nu er
zooveel gedaan wordt pourceux qni viennent,"
zal dit vriendelijk bedenksel voor 't reizend
klein goedje, ongetwijfeld met waardeering
worden begroet.
Het is te hopen, dat dit goede voorbeeld
spoedig in andere landen zal worden gevolgd.
Niemand gaat voor zijn plezier met een
zuigeling op reis; dat is een noodzakelijk
kwaad of een gedwongen fraaiigheid. De
verschrikte kleintjes zetten dikwijls een keel
op om hun weinige ingenomenheid met 't
reizen uit te kraaien. Zoo'n kinderconcert is
hinderlijk voor de medereizigers. Wanneer
de kleintjes en hun geleiders in afzonderlijke
coupes plaats nemen dan zijn beide partijen
gebaat.
* *
*
Een wonderkind" in de muzikale wereld
is niet zoo'n heel ongewoon verschijnsel;
kinderen met zeldzaam muzikalen aanleg
openbaren dien reeds vóór hun 12de jaar;
dr eu mesjes, die als solisten een kranig figuur
maken zy'n geen uitzonderingen.
Maar, een schilder van 12 jaar, is een
kereltje, dat verdient, dat men zijn naam met
zorg in 't geheugen prent.
Maurice Lavallard heet 't Fransche jongetje,
dat zrjn werk aan den Parijschen Salon inzond,
een intérieur, dat zoo knap werd gevonden
door de jury, dat. Lavallard's schilderij on
middellijk in den Salon werd geplaatst.
Het onderwerp van Maurice Lavallard's
doek is een jongetje misschien wel een
broertje van Maurice, hy lijkt op hem dat
piano zit te spelen. Prachtig is de stand van
den jeugdigen klavier-speler; scherp van ljjn
en verlichting het geopend muziekboek, de
kaarsen; zoo ook het kinderkopje, en de
vazen met bloemen en grassprieten op de
piano. Drie schilderijtjes aan den wand
waartegen het muziekinstrument staat; rechts
van 't klavier-spelend jongetje op forsche
zuil een ruiter-statuette.
Maurice Lavallard is de jongste schilder,
van wien ooit eenig werk irr den Parijschen
Salon een plaats vond.
De anecdotes in omgang over de dwaas
heden der Amerikaansche plutocjatie, moet
men nemen voor 't geen zij zijn, en niet als
evangelie aanvaarden.
Volgen» de pers zou de laatste aardigheid
der bewoners van Fifth Avenue te New-York,
bestaan in 't geven van gastmaaltijden, zonder
gebruik van lepel, vork en mes.
Willen de gasten geen honger lijden, dan
zijn zij genoodzaakt hun Adams-vorkjes" hun
keurig gesoigneerde vingers te bezigen.
De menu's zijn er wel een beetje op inge
richt, het gemis der traditioneele eet-instru
menten niet al te zeer te gevoelen.
Soep wordt in kommetjes voorgediend,
geroosterd brood met caviar belegd, sand
wiches met vleeach, oesters, kleine
lamscoteletten met versierd beentje, zijn spijzen,
die zonder al te veel inspanning uit 't vuistje
kunnen verschalkt worden.
Dames en heeren, die na den maaltijd een
kopje koffie gebruiken, zijn verplicht, wan
neer zij koffie met suiker drinken, een vinger
als lepeltje te laten dienst doen.
Tenzij er prijzen uitgeloofd worden voor
het keurigste, sierlijkste eten zonder lepel,
vork en mes, lijkt mij het weder invoeren
dezer hoogst primitieve eetwijze, een onzinnig
pretje.
**,
ander het eerste vijandige wezen, niet steeds
bereikt; ja al, leidt het in sommige gevallen
tot echade in plaats van nut.
Dit inzicht, deze opvatting van de natuur,
sluit niet in zich, dat alles wat er aanplant
of dier valt op te merken, dat elk haartje, elke
kleur, elke lijn buiging, voor dat dier of die
plant van nut of beteekenis behoeft te zijn ; dat
ware de overdrijving van het beginsel, de
charge die tot het bespottelijke zou voeren. Ook
is het niet noodig, dat een orgaan, een kleur
of vorm nog ter huidige dage van beteekenis
is, om als doelmatig beschouwd te worden.
Al kunnen wij onze ooren niet spitsen om
ze te brengen in de richting van het geluid, ze
nauwelijks meer bewegen, die schelp en de
spieren, welke het eens mogelijk maakten,
zijn er. De beteekenis is hier een historische;
ondoelmatig" kan mijns inziens zoo'n rudi
mentair of gedegenereerd orgaan niet genoemd
worden; wel buiten dienst gesteld of over
bodig geworden"; dat is heel wat anders.
Er liggen op dit terrein voor den natuur
vriend voetangels en klemmen, dat is zeker ;
vooral waar het de uiterlijke inrichting be
treft. Lang voordat gij of ik iets van doel
matigheid of ondoelmatigheid in de natuur
had gehoord, of over mimicry of nabootsing had
gelezen, trof het ons immers al bij het vlinders
vangen, dat de wi'jes ons zelden ontsnapten,
maar dat de schoenlappers dikwijls plotseling
verdwenen of ze in den grond waren gezonken.
De donkere of indifferente kleur van de
onderzijde der achtervleugels maakt ze opeens
onzichtbaar, zoodra ze zich tegen etn tak,
een boomstam, een oude muur of een schut
ting zetten.
Stel u voor een witte vos, die in het don
kere bosch tusschen de bruinroode stammen
een fasant gaat besluipen ! Of laat de veld
muizen, die over het droge grysgele gras
of den bruinen akkerbodem als schaduwen
heenschieten, of de kikvorschen tusschen het
riet eens spierwit worden in uw gedachten,
wat zouden de valken en de vele andere be
lagers, die op het gezicht jagen, een gemak
kelijk leven hebben.
En de bloemenkleuren ! Een schoolkind
weet u tegenwoordig, afgaande op kleur, vorm
en geur gezamenlijk, van een bloem te ver
tellen of zyn honing en stuifmeel als regel door
insecten wordt afgehaald, of dat het een
windbloeier is. Het gaat niet aan, die kleuren en
vormen ala onverschillig te beschouwen, ze
een speling der natuur te noemen, en dan
de geheele inrichtingen doel matigheid te ont
zeggen. Ook niet nu er uitzonderingen, vele
uitzonderingen zijn, die dwalingen veroorzaakt
hebben, en schijnbare of werkelijke tegen
strijdigheden, die ons waarschuwen voor
De gevierde, Fransche tooneelspeelster:
Snzanne Després is zoo juist teruggekeerd
ait Constantinopel; een maand of drie geleden,
vóór de definitieve uitbarsting der Turksche
onlusten, had zij zich verbonden in Tarkije's
hoofdstad een serie voorstellingen te geven.
IB Parijs was men er op uit, de verstandige,
alles bemerkende, temperamentvolle artiate
te laten vertellen over haar indrukken opge
daan in 't brandpunt der troebelen.
Toen Suzanne Despiés haar koffers nog
niet ontpakt had, toen zij kersversch uit
Constantinopel terugkeerde, werd zg reeds
door een journalist aan 't praten gebracht.
De Fransche gezant te Constantinopel, de
heer Constant, woonde 3 van de vijf voor
stellingen bij; Suzanne Després heeft op een
avond na la Rafale," een Vrgheidslied ge
declameerd, werk van een jongen, Turkschen
poëet. Toen de troep van LugnéPoe in
Constantinopel aankwam, was de stad reed»
in staat van beleg.
De koetsier, die Suzanne Després naar haar
hotel reed, wees haar drie opgehangen Tur
ken, wasbleeke lijken waaraan een nieuws
gierige menigte niet was uitgekeken. Die drie
doode mannen waren niet interessant, zegt
de actrice, maar wél 't volk, dat er om heen
stond.
Te midden eener grenzenlooze verwarring
van oproer in kazernes, muiterijen op straat,
het ontruimen van het paleis van den Sultan,
bleven de Fransche artisten ongedeerd..
Rumoer, gejaagdheid, allerlei schrikkelijke
tijdingen, die soms weer werden tegengespro
ken, vertelt Suzanne Després, deden ons leven
in een roes van opgewonden nieuwsgierig
heid, alles wilden wij weten, met eigen ooren
hooren, met e:gen oogen zien.
De voorstellingen mochten nooit later dan
tot tien uur duren. Op zekeren a vond kregen.
de spelenden de tijding onmiddellijk het
theater te verlaten, als zij dat niet konden,
dan zonden zij tot 't aanbreken van den dag
in 't gebouw worden opgesloten.
Allen stonden in een ommezien op straat;
LugnéPoe met een aangeplakte baard, waar
van hij zich eerst in zijn hotel kon ontdoen.
De straten waren op dien avond uitgestorven;
Suzanne Després werd achtervolgd door een
man met opgeheven stok, een man, die haar
iets toeriep. Zij versnelde den pas, meent, dat 't
een politiebeambte was, doch is er niet zeker
van, want, volgens haar is er bitter weinig
verschil tusachen den eenen Turkschen kop
met een fez gedekt en den anderen; zij wist
dus nooit goed wie zij voor had.
De ontreddering van Jildiz-kiosk, het weg
voeren van bedienden en meubelen, maakte
een naargeestigen indruk op de kunstenares.
Weemoedig was de aanblik van een aantal
oude, schreiende vrouwen turend, turend naar
het paleis waar haar dochteren een onder
komen hadden gevonden en die nu werden
weggevoerd... waarheen? waarheen? Iedereen
werdU'door haar ondervraagd, niemand kon
haar antwoorden; snikkend staroogden zij in
de richting ven Yildiz-kiosk.
Binnenkort zal Suzanne Després op nieuw
Parijs verlaten om een tournee te maken
door Zuid-Amerika.
CAPRICE.
onvoorzichtig generaliseeren.
Er zijn moeilijke gevallen, dat staat buiten
kijf. Een kever, een sprinkhaan kan zoozeer
op een blad, een takje of eenander oneetbaar
iets gelijken, dat ieder dadelijk zegt, dat is een
prachtige bescherming, een ontwijfelbaar
doelmatige inrichting. Zoo'n dier verdwijnt
letterlijk voor het oog van zyn vijanden, als
het, gevaar bemerkend zyn masker voorzet.
Maar als de vijand, de natuurlijke vijand
nu eens in het geheel niet met zijn oogen
maar met zijn reukorganen werkt bij de
vervolging. Dan beteekent de mimicry
immers niets. Ja, toch wel, lezer. Maar daar
over een anderen keer. Laat mij u, als ver
goeding, ik moest wat veel redeneeren en
kon weinig feiten geven in dit opstel een
sterk spreiend voorbeeld van mimicry
meedeelan, ge kunt voorloopig zelf oordeelen
over de al of niet doelmatigheid van het
geval.
In 1903 is door den Amerikaanschen
entomoloog Shelf>rd een spanrups ontdekt
die tijdens den bloeitijd op een soort spiraea
leeft. Dit dier is met tien lange rngstekels
bezet, en gebruikt die om zich kunstig te
maskeer en het prikt op eiken stekel een
bloemknop van zijn voederplant, spint den
knop vast en plakt er nog een of meer
knoppen boven op. Zoo beveiligd, zit
en eet het dier tusschen de bloemtrossen.
E. HEIMANS.