Historisch Archief 1877-1940
?V 1666
DE AMSTERDAMMER
A°. 1909.
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
OzxcLer redactie
bcrat een bQyoegseL
. EC. i3. L.
uitgeven: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indiëper jaar, mj vooruitbetaling, ..... . . mail , 10.
Nummer» aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/»
Zondag 30 Mei.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
.0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Wind.
stilte (Varia). De heer De Eoo als
tooneelscbrjjrer, door F. van der Goes.
Onze politieke partyen en het vrouwenkies
recht, door Martina G. Kramers. Geen
reden voor schrik. Wat te doen aan de
gebrekkige Bijbelkennis bij onze leerlingen?,
door dr. N. J. Singels. FEUILLETON:
Storiee van Oom Daniël, III, door Theodoor.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofd?tad, door Ant. Averkamp. Fréderic Mistral,
door dr. H. J. Boeken. Christelijke
literatuur, door Daan v. d. Zee en F. Coenen.
Berichten. VOOR DAMES: Allerlei, door
Caprice. Prinses Jnliara naar opname van
H. M. de Koningin?De titel prins (prinses)
Tan Oranje-NasBan, door mr. R. Fiuin. UIT
DE NATUUR, door E. Heimana, Joseph
Haydn, met afb., door Ant, Averkamp.
Portret van piof. dr. M. J. de Goeje,
fGeorges Meredith, door L. Simons. Ten
toonstelling Co Breman en Willy Sloyterin
den Larenechen Kunsthandel, door W.
Steenhofl. FINANCIEELE EN OECO KOMI
SCHE KR05IEK, door V. d. M. en V. d. S.
Brieven van Oom Jodocus, XLIV.
DAMBUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER
TENTIËN.
Windstilte.
VARIA.
Aan het scheepje onzer Nederlandsche
politiek hangen de zeilen slap van de ra,
en zóó loom en bewegingloos is de lucht,
dat met de haven van de verkiezingen
yoor den boeg wij schepelingen niet
kunnen gelooven er werkelijk ooit te
zullen belanden.
Windstilte op het water.
De Nederlandsche Maagd h
gaapt, en de reizigers roeren met de
wandelstok in het wier, dat ronddrijft, of
zij kibbelen zachtjes, of domineeren.
't Is een zonderlinge toestand. Ze geeft
geen houding! Vooral niet aan idealisten!
* *
Het een i ge, waar men als man van de
wereld lust in heeft, is een praatje over
de verschansing en voor de vaak.
De N. B. Ct. babbelt vier artikels vol
en doet op een snoezige manier het Cen
trum caramboleeren met de Tijd, en om
en om. Het Handelsblad van haar kant
polemiseert tegen de antithese, gelijkelijk
gruwend van de antithese en de polemiek.
(Zij polemiseert niet, al polemiseerende.
Zij vecht niet, maar zij krabt alleen").
En zoo zoekt ieder een passe-temps,
een amusement.
Laat ons op onze beurt een duit in 't
zakje doen en een kout beginnen met
een gewis eerwaarden schrijver in het
dagblad de Tijd.
Deze hoofdartikelt, naar aanleiding
van een, wat den betoogtrant betreft,
aangenaam stuk van Dr. Kuyper, over
den gruwel van het feminisme."
Men savoureere deze honingzoete taal:
Geen overmoediger radicaal dan de radi
cale feminist, die, het diepgaand verschil
tnsschen het mannelijk en vrouwelijk type
willende nitwisschen of voorbyziend,
aan«tuurt op de gelijkheid tnsschen man en
vrouw. De zucht tot nivelleering, welke den
modernen menech in bat bloed schijnt te
uitten, heeft al heel wat do ar geboorte, stand
en historie ontstane en gewettigde ongelijk
heden geëffend, maar aan den feminist was
het voorbehouden, om zich te vergrepen aan
het fondamenteele onderscheid, dat de
Schepper zelf bij den oorsprong van het
meuschelyk geslacht en in het wezen van
de menschelijke natuur onveranderlijk heeft
vastgelegd.
De mensch dacht zich nog al eens
klein en nietig. Vooral de radicaal, die
gelijk men weet in de anthropoïde apen
verre neven begroet. Maar de deskundige
auteur in De Tijd blaast hem (als de
alang weleer Era deed ?) de zoete weten
schap in 't oor, dat hij in staat is zich
te vergrijpen" aan niets minder dan het
fondamenteele onderscheid, dat de Schep
per zelf in het wezen van de mensche
lijke natuur onveranderlijk heeft
vastgei?~j» j "yY^ -^el, dit is toch zeker niet
mis, dat een zwak schepsel, een radi
cale feminist", zoomaar zichzelf kan be
schouwen als van nige beteekenis, hoe
Sering dan ook, in verband met de
fonamenteele" dingen des zijns! En dit
op het secure gezag van De Tijd!
Niet dat het den radicaal" lukken
zal die Heelal-revolutie te weeg te bren
gen. Dat niet! Luister inaar:
Het schijnt hem evenwel geweldig te
spijten, dat hjj in de tweeslachtigheid van
het menschelgke type geen grondige ver
andering kan brengen en om zich op de
halstarrige, onverzettelijke natuur te wre
ken
O! dus die radicale feminist" zou wel
graag, maar hu k au niet daar zit hem
de kneep opheffen het verschil tusschen
man en vrouw!! Tusschen twee zedige
haakjes zij het gezegd: wie zou het ooit
hebben geloofd, dat de radicalen", die,
slecht als ze zijn, immers nooit hun steun
geven aan verordeningen tegen de open
bare en niet-openbare onzedelijkheid, dat
die zedenbedor ven mannen vurig wenschen
te doen ophouden de tweeslachtigheid
van het menschelijke type"! Ja, dat ze
hiervoor zelfs een verwoeden strijd voeren
met de brave... halstarrige, onverzette
lijke natuur"!
Welk een razernij (dementia feministica
acuta) bij die arme radicalen! Cervantes'
held vocht nog enkel tegen molens, de
radicale feminist" tegen de heele Natuur
(tota Natura) en wat in zeker opzicht nog
meer overmoed veronderstelt, tegen de
vrouwelijke natuur"!
En dat terwijl de verdwaasden weten...
Luister alweer:
Dat een man geen vrouw en een vrouw
geen man is, kan zalfs de verivoedste
feminist niet loochenen.
Nietwaar ? dat kunnen ze niet loochenen.
Hier heeft de eerwaarde schrijver...
ja wij moeten er toch een vraag van
maken heeft hij heusch zoo heel erg
gelijk ?
Is er niet een oogenblik, b.v. in de
journalistiek, dat men spreekt zeer
onheusch overigens van :... dit of
dat artikel is het gepraat van een...
nu ja het hooge woord moet eruit...
van een ... oude dame ? om niet nog
onheuscher te worden! En is er dan veel
onderscheid tusschen die... oude dame
en dien journalist ? Kan men dus wel
zoo zeker en in 't algemeen zeggen,
dat een man geen vrouw is" ? Ten allen
tijde ?
* *
*
De Vrijzinnig-Democraten hebben onze
politieke pleizierboot vooral op een rare
wijze bevoordeeld. Inplaats dat ze, als
de roze engeltjes die ze zijn, al de wind
uit hun longen blazen om het scheepje
in gang te zetten, zitten ze, met hun
beentjes buiten boord, in controversen
verdiept. Bovendien wat de een nog
doet maakt de ander ongedaan. Eerst
roeiden er een paar met eenigen ijver
in de goede richting van de pensioenen
voor den ouden dag. Toen kwam prof.
Treub en pagaaide achterwaarts of ons
leven er van afhing. En zoo liggen we
idyllisch stil.De zwierige meeuwen vliegen
als vroolijke witte domineesdassen om ons
heen... Niets is aangenamer, zooals reeds
de Schoolmeester getuigde, dan vredig
heid op de baren I
Toen zijn de Vrijzinnig-Democraten
gaan vergaderen. Zij hebben zich, om
niet te veel vooruit en niet te veel ach
teruit te streven, midden in het ruim ge
nesteld : En aldaar beklonken:
dat onder de onzen, terzake van de
punten, die dezen stembusstrijd beheerschen,
volmaakte eensgezindheid heerscht. Allen
zonder onderscheid zien in, dat ten aanzien
van hetgeen voorshands bereikbaar is, geen
verschil van opinie bestaat; dat de tegen
stelling staatspen&ioen of Duitsche
dwangverzekering, die onze vijanden ons gaarne
willen opdringen om ons te verdeelen,
valsch is; dat zy', die men gaarne wilde
scheiden, schouder aan schouder staan...."
....om verder niets te doen!
Pais en vree, zooals men ziet. "W ant
dat schouder aan schouder" beteekent
in het licht der gebeurtenissen natuurlijk
niet: de mannetjes naast elkaar, maar
met de ruggen tégen elkaar geschouderd,
aldus een eenheid vormend als de steenen
oorlogsgod Janus, de barre Heer, die
vlijtig naar twee zijden keek zonder
van zijn piédestal te komen.
* *
*
En de S. D. P. ? Ze had zoo alle rechten
voor zich, hoezeer dan ook niet alle kansen.
Nu heeft ze een strijdprogram, haar
zwaard twaalf uitgebreide artikels,
waar geen end aan komt een zwaar
zwaard, dat als het aan ons scheepje, op de
manier van de zwaarden aan schuiten en
bommen,gehangenwordt,ook niet geëigend
is om ons verder te brengen! Een wapen,
onhandzaam ... Mozes gaf tien geboden
van ieder n regel. De S. D. P. twaalf
van ieder tien. Wijnkoop kon men net
zoo goed de deuren van Handwerkers
vriendenkring" in zijn knuistjes leggen,
om er mee te vechten, als dit
centenarenzware strüdprogram!
Dat komt er van als men zoo'n hekel
heeft aan de diplomatie" l
* *
*
En zoo varen wij dan zonder vooruit
te gaan. We kijken in het water naar
de goudgeschubte cijfer-vischjes van prof.
Treub, en verheugen ons er over, dat
Nederland rijk en'welvarend genoeg is
om tijden van sociale wind-stilstand te
kunnen verdragen. Wij schepelingen heb
ben het goed genoeg! De menschen aan
den wal, die hulp derven, schreeuwen niet
zóó hard dat de mandolines aan boord hun
onwelluidende kreten niet overstemmen.
Wordt daar honger geleden door oude
stakkers ? Zijn er daar heusch broodeloos
en rechteloos? Waarom leefden die rakkers
ook zonder particulier initiatief! Indien
ze in hun jonge jaren kapitaal hadden
gevormd" zou hun toestand niet zoo zijn!
Welaan dan, een lustig liedje. Wij
liggen stil. Dus moet er maar wat ge
fiedeld.
Fiedeldij, fideldom, wat malen ze erom!
De heer De Koo als
tooneelschrjjver.
(Een persoonlijke herinnering).
Ondergeteekende werkte destijds nog voor
een andere rubriek in dit Weekblad,
tooneelrecensies schrijvende uit Den Haag. De
voorstelling van DeKandidatuur van Bommel,
nieuw en oorspronkelijk blijspel, zonder
auteursnaam aangekondigd, mocht natuurlijk
niet worden voorbijgegaan.
Na de première in den Haagschen schouw
burg ontving de redakteur van de Amster
dammer bericht van zijn korrespondenr, die
hem eenige indrukken meedeelde en zijn
voornemen het stuk te behandelen, hetzij
na een tweede opvoering, hetzij na ver
schijning van den gedrukten tekst. Maar
hoe verrast was hij toen de heer De Koo
hem antwoordde metde streng vertrouwelijke
onthulling van het geheim wie Dr. Juris"
was! een geheim dat de schrijver overigens
strikt had weten te bewaren. Waarom?
vraagt men misschien. Wab kan de reden
zijn geweest dat hij in't begin voor ongeveer
niemand heeft willen weten de schrijver te
zijn?
Ten eerste, gelooven we, heeft de heer
de Koo willen afwachten hoe zijn stuk zou
worden opgenomen. Het ligt voor de hand
dat hij had blijven zwijgen als het succes
middelmatig was geweest. Een min of meer
mislukte poging in een voor hem nieuwe
richting, heeft de man, die toen reeds
vyfentwintig jaar voor het publiek werkte,
niet op zijn naam willen hebben. Maar
bovendien: toen de Kandidatuur" zoo uit
muntend werd ontvangen, genoot de Koo
van de sensatie die het geheimhouden van
den schrijversnaam maakte, haast evenveel
als van het sukces zijner eersteling zelf.
Het scheen hem een tweede en minstens
even goed geslaagde klucht: overvloedig en
eenstemmig geprezen te worden in dezelfde
pers die zijn werk van andere soort, bij
gebrek aan betere argumenten, zoo veel
mogelijk placht te negeeren. Men moet niet
vergeten dat de overwinning onder zijn
leiding behaald door de radikale
middenstandsaktie en burgerlijke demokratie, een
toen niet meer te betwisten overwinning,
publicistisch gesproken, behaald was ge
worden op de groote liberale kouranten, in
de eerste plaats op Handelsblad en Nieuwe
Rotterdammer. Aan hunne roeping getrouw
hebben redakteuren en korrespondenten van
deze bladen het nepotisme en de oligarchie,
in welker handen het lot van de opbloeiende
hoofdstad lag toen de .Koo, nu ruim dertig
jaar geleden, in de Amsterdammer den strijd
begon, met groote hardnekkigheid tegen
hem verdedigd. Het was werkelijk een kamp
van groote openbare belangen tegen het
partikulier belang dat de liberale pers,
als naar gewoonte, het partikulier initiatief
noemde. De korte en koele stukjes naar
aanleiding van zijn doodsbericht onlangs in
diezelfde bladen verschenen, leggen van
hetgeen de Koo heeft gedaan en heeft ge
tracht te doen, een yoor zijn nagedachtenis
hoogst eervolle getuigenis af.
Gevierd is van die zij De Koo enkel
geworden toen hij optrad met een geleenden
naam.
* *
*
De stemming van den auteur, wiens ge
noegen wel is waar door eenige voor hem
teleurstellende gebreken in de oproering
versmald was geworden, is misschien het
beste bewaard gebleven in den volgenden
brief aan Ondergeteekende, dateerende van
16 of 17 Maart 1898.
Strikt en nog eens strikt geheim vertel
ik u dat de Candidatuur van Bommel door
mij geschreven is. Geen mensch weet dit
en mag dit vooreerst weten, want ik wil
de lui nu eens bij den neus hebben en
precies vernemen wat de heeren critici er
van maken.
Tot dusver ging dat allerschoonst. De
N. R. Ct. heeft een fijnen geest in mij ont
dekt, humor van goeden huize, hooge
qualiteiten enz. Het Handelsblad e venzoo. Het
Nieuws niet minder en F. Coenen Jr.
van de Haarlemmer meent dat nu het
wonder geschied is en een echte
blijspeldichter is geboren.
Gisteravond zag ik zelf voor het eerst
mijn gewrocht en van nacht had ik zoo
wat het gevoel alsof ik vergif had inge
nomen. .. God, god wat maken die acteurs
er wel van!
Schalze heeft zich de rol die veel meer
nadenken vereischt dan hy schijnt te be
grijpen, zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt
en speelt wel aardig maar het beeld dat
ik zelf van Van Bommel mij vormde, lijkt
er maar weinig op.
Chr. Poolman is uitstekend en houdt zich
aan den tekst. Schulze speelt daarmee alsof
hij 't stuk zelf geschreven had en er mee
mag leven naar zijn vrijmachtig welbehagen.
En die Clous! die moet typeeren een
advocaat a la wijlen Catz. Welsprekend,
orateur, pozeur, die als reddende engel zijn
publiek overdondert en hij heeft daar
van evenveel als een zwavelstok van een
wandelstok! Hij bederft het heele derde
bedrijf.
Enfin dat is nu zoo erg niet; ik geef
het ding uit en dan kunnen de lui lezen
wat ze gezien hebben. Zonder mij er in
gekend te hebben maken ze van 't slot, de
serenade etc. een pan zonder spel, laten de
dialoog maar weg, etc. etc.
Maar nog eens: XIEJUSD mag weten wat
ik je schreef. Zelfs H. niet, daar ik zelf
als vriend hem wil inlichten, zoodra dat
kan."
* *
*
Een andere verkiezingsgrap herinneren
we ons van den heer De Koo, waarbij ook
wel zijn vroolijke en scherpe pen te pas is
gekomen, maar die toch voor geen anderen
schouwburg bestemd was dan voor dien
van de werkelijke politiek.
Wij bedoelen het voorgevallene op 24
Maart 1894 in Amsterdam. Toen de radi
kale kiesvereeniging van dien naam des
avonds vergaderen zou om kandidaten te
stellen voor de Tweede Kamer, na de ont
binding gevolgd op de verwerping van het
kies wetont werp- Ta k.
Vergaderen zou, zeggen we, omdat de
klucht reeds was opgezet of aangevangen
voor de bijeenkomst begon. Dien zelfden
namiddag, immers, had de luimige
boofdredakteur van het orgaan der Partij een
artikel doen verschijnen waarin een drietal
personen werden aanbevolen, blijkbaar niet
slechts zonder goedvinden, maar zelfs zonder
voorkennis van het bestuur, nog minder
van de leden
Men verbeelde zich de gezichten van
zoowel leden als bestuurders, toen zij, de
Amsterdammer in de hand, in het vergader
lokaal verschenen wijl hun het werk van
den avond, zoo niet de eenige dan toch
verreweg de voornaamste bemoeiing der
kiesvereeniging uit de hand genomen was:
uit de hand genomen op een manier niet
anders te herstellen dan door het ver
loochenen van de journalistieke leiding der
partij, bij de opening van een allerbelang
rijkste kampagne het komieke eft'ekt van
welke situatie zeker door geen van de ge
schreven tooneelen in een der komedies van
de Koo is overtroffen!
F. v. D. G.
Onze politieke partgen en het
Vrouwenkiesrecht.
i.
De kleuren van onze politieke partyen
vormen een volledige regenboog, van het rood
der frygiese muts tot het purper der hoge
prelaten toe. De nuanceringen zijn vaak fijn
en de overgangen ongevoelig; strepen zijn
er ook te bespeuren, evenals in het
zonnespektrum. Het aantal der kleuren, nl. het
aantal der partijprogramma's, ons beloofd en
reeds bijna alle gegeven door de
Holtandiadrnkkerij, bedraagt negen, en daarbij komt
dan nog het jongste, dat van de nieuwe
S. D. P.- Tien verschillende nuances dus; en
nu loont het wel de moeite na te gaan, hoe
die staan bij het wit der vlag, waarop met
gouden letters Vrouwenkiesrecht" staat ge
schreven.
Dat de vrouwen mee kiezen en mee regeren
zullen, is iets nieuws en ongehoords; dat
moet wel met revoluties en omwentelingen
samengaan, denkt menig ouderwets soliede
mens. Wie echter de geschiedenis eens nagaat,
die bemerkt van die samenhang niet bijster
veel. In 1793, het heftigste jaar der Franse
revolutie, ontzegde de Nationale Konventie
de vrouwen alle recht op het staatsburger
schap en burger Chaumette sloot zijn rede
voering met de woorden: De plaats, waar
de Hoge Begeering beraadslaagt, moet ont
zegd worden aan wezens, die de natnur ge
weld aandoen". Het Haag zonderling schynen,
maar een dergelijke uitspraak konden wij in
de allerjongste ty'd vernemen van niemand
minder dan Z. H. de Paus, toen hij na de
heiligverklaring van Jeanne d'Are nodig
oordeelde der vrouwen overmoed wat te
breidelen. En meent niet, dat men ook niet
uit geheel andere richting hetzelfde horen
kan. Laatst zeide de heer Austen
Chamherlain op een vergadering in Queen's Hall:
Ik zeg maar: Een man is een man en een
vrouw is een vrouw; de natuur heeft ze ver
schillend gemaakt; daar kan geen Parlement
wat aan doen". En voor die uiting werd bij
door het publiek uitbundig geprezen; hij
was toch maar net als z'n vader een man
uit n stuk, die voor z'n overtuiging durfde
opkomen!
De Nationale Konventie, de Heilige Vader
en die onverschrokken Chatnberlain, het is
een geduchte falanx, waar de moderne man
nen tegen moeten optrekken. Maar een
zonderlinge kombinatie toch ook. Mannen
van de meest uiteenlopende richting zyn het
op dit stnk eens: de natuur ver biedt de vron w
mee te spreken bij het maken der wetten,
die de maatschappij van mannen en mouwen
regelen en waaraan mannen en vrouwen
hebben te gehoorzamen. My°dunkt, een on
bevooroordeelde moet daarnit wel op naken,
dat deze zo stellig uitgesproken oveituiging
niet een uitvloeisel is van de zeer verschil
lende wereldbeschouwing en staalkundige of
godsdienstige mening der verkondigers, maar
veeleer haar grond vindt in een onbewust,
onberedeneerd gevoel van sekse-egoïsme en
angst voor verlies van sekse-overwicht, een
,,eurvival" uit de tyd, toen spierkracht boven
denkkracht ging. Geen redenering zal ons in
staat stellen deze soort van tegenstand te
overwinnen; sterker zullen daartoe op den
duur de veranderde produktiewyze en de
veranderde ekonomiese omstandigheden van
man en vrouw blyken te zijn.
Die bewering van verzet tegen de natuur"
en de min of meer heftige tegenkanting, die
het vrouwenkiesrecht in sommige kringen
ondervindt, vertoont zich in elk der politieke
partyen. In ieder der tien kampen hebben
wij voor- en tegenstanders. Als mens onder
gaat ieder aanhanger ener party de invloed
van opvoeding en omgeving, die hem met
de tijdstroom meedrijft of daar tegenin doet
gaan. Nu by ons te lande echter de uitbrei
ding van het kiesrecht en grondwetsherzie
ning aan de orde zy'n, nu moet iedere politieke
partij in haar" programma stelling nemen
tegenover de eis van vrouwenkiesrecht. Het
wordt dan ook wel in de programma'j ver
meld, maar w\j weten het wel, program»
punten hebben alleen dan bindende kracht,
wanneer een groep reeds met het stemrecht
gewapende kiezers de doorzetting ervan eist.
Bij bet beschouwen der verschillende par
tyen beginnen wij met degene, die het meest
belooft, d.i. ds Vryzinnig-Demokratiese. Art. l
harer beginselverklaring luidt:
1. De Vry'zinnig-Democratische Bond
streeft naar ontwikkeling van onzen
constitutioneel-parlementairen regeerings?orm in
democratischen zin en te dien einde naar
algemeen kiesrecht voor de vertegenwoor
digende lichamen en naar gelijkstelling, ook
wat de verkiesbaarheid tot lid dier licaamen
betreft, van mannen en vrouwen,"
en mr. Marcbant zegt in de uiteenzetting
van het V.-D. program in de Hollandia-serie 7,
blz. 15: Allereerst is van dit beginsel het
uitvloeisel, dat de vrijzinn'g-detnocraat heeft
te stryden voor de erkenning, in wet en
praktyk, van de vrouw als volwaardige
burgeres. Dit belet evenwel de heer D. Hans,
de spreker, die in Maart te Rotterdam de
verkiezingskampanje als V.-D. opende, niet
een onbenullige brochure te schrijven ttgen
de toekenning van het stembiljet aan de
vrouw. En," zegt by, wjj meenen toch in
alle oprechtheid goed vry'zinnig-democraat te
kunnen zijn, zelfs al zy'n we tegen vrouwen
kiesrecht."
Nu vraagt men zich toch af, wat voor
waarde hecht deze partij aan haar Beginsel
verklaring ?
Op blz. 27 t. a. p. schrijft de heer Mar
cbant : Niemand is ?erantwoordelyk rooi
het optreden van wie niet tot zy'n eigen
organisatie behoort". Is daar niet" soms
een drukfout?
Het is ook algemeen bekend, dat de Vrij
zinnig-demokraten op een ander punt van
hun in overleg met het Werkliedenverbon i
opgemaakt stembusprogram lang niet een
stemmig denken, en dat hun meningen over
staatspensionering zeer uiteenlopen. De heer
Marchant (olz. 29) vindt het juist goed, dat
nu door het vrij bly'ven op dit punt de zaak
van het algemeen kiesrecht niet is vermengd
en vertroebeld door die van bet staatspen
sioen". Ware dit zo, dan zou men recht
hebben stevig volhouden en grote eenstem
migheid op het stnk van het kiesrecht te
verwachten. Maar er zy'n natuurlik ook leden
van de V. D. B. die. het toelaten van af
wijkende meningen op het ene punt als een
vrijbrief voor meningsverschil op het andere
beschouwen.
Voor ons vrouwen echter, die nog geen
deel mogen nemen aan de verkiezingen,
zeggen de mooiste Beginselverklaringen",
Werkprograms" en zelfs Stembusprograms"
al waren ook alle kandidaten der party
eenstemmig in hun beloften lang niet
zoveel, als de feitelike verdediging van de
rechten der vrouw in Kamer en Gemeente
raad, en daartoe zy'n verscheiden V. D.
ik noem slechts de heren Ketelaar en Lim
burg steeds op hun post. Ik kan de be
spreking van de houding dier party dan ook
niet eindigen zonder een woord van dank in
dit opzicht.
MARTINA G. KBAMBKS.
Geen reden voor schrik.
Van den heer "W. Kerremans, journalist
en medewerker aan de Goesche Courant,
ontvingen wy een protest, waarvan wij
hier het essentieele gedeelte laten volgen.
In het aanloopje op mr. Tak in uw
vorig artikel (?De beschrijver van een fail
lieten boedel") zegt ge met een beminne
lijke openhartigheid, dat als iemand er
slag van heeft om een vooze zaak met een
schijn van vroolijkheid en goed recht te
bespreken, zoo handig waar en onwaar
dooreen weet te mengen, dat er nog wel
eenige naleven inloopen en hjj ook hopelooze
zaakjes kon verdedigen dat voor zoo
iemand in de journalistiek een bedje ge
spreid is. Dit wordt zoo bedaard en met
zoo'n onmiskenbare bezonken overtuiging