De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 30 mei pagina 1

30 mei 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

?V 1666 DE AMSTERDAMMER A°. 1909. WEEKBLAD VOOE NEDERLAND OzxcLer redactie bcrat een bQyoegseL . EC. i3. L. uitgeven: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, mj vooruitbetaling, ..... . . mail , 10. Nummer» aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/» Zondag 30 Mei. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 .0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Wind. stilte (Varia). De heer De Eoo als tooneelscbrjjrer, door F. van der Goes. Onze politieke partyen en het vrouwenkies recht, door Martina G. Kramers. Geen reden voor schrik. Wat te doen aan de gebrekkige Bijbelkennis bij onze leerlingen?, door dr. N. J. Singels. FEUILLETON: Storiee van Oom Daniël, III, door Theodoor. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofd?tad, door Ant. Averkamp. Fréderic Mistral, door dr. H. J. Boeken. Christelijke literatuur, door Daan v. d. Zee en F. Coenen. Berichten. VOOR DAMES: Allerlei, door Caprice. Prinses Jnliara naar opname van H. M. de Koningin?De titel prins (prinses) Tan Oranje-NasBan, door mr. R. Fiuin. UIT DE NATUUR, door E. Heimana, Joseph Haydn, met afb., door Ant, Averkamp. Portret van piof. dr. M. J. de Goeje, fGeorges Meredith, door L. Simons. Ten toonstelling Co Breman en Willy Sloyterin den Larenechen Kunsthandel, door W. Steenhofl. FINANCIEELE EN OECO KOMI SCHE KR05IEK, door V. d. M. en V. d. S. Brieven van Oom Jodocus, XLIV. DAMBUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. Windstilte. VARIA. Aan het scheepje onzer Nederlandsche politiek hangen de zeilen slap van de ra, en zóó loom en bewegingloos is de lucht, dat met de haven van de verkiezingen yoor den boeg wij schepelingen niet kunnen gelooven er werkelijk ooit te zullen belanden. Windstilte op het water. De Nederlandsche Maagd h gaapt, en de reizigers roeren met de wandelstok in het wier, dat ronddrijft, of zij kibbelen zachtjes, of domineeren. 't Is een zonderlinge toestand. Ze geeft geen houding! Vooral niet aan idealisten! * * Het een i ge, waar men als man van de wereld lust in heeft, is een praatje over de verschansing en voor de vaak. De N. B. Ct. babbelt vier artikels vol en doet op een snoezige manier het Cen trum caramboleeren met de Tijd, en om en om. Het Handelsblad van haar kant polemiseert tegen de antithese, gelijkelijk gruwend van de antithese en de polemiek. (Zij polemiseert niet, al polemiseerende. Zij vecht niet, maar zij krabt alleen"). En zoo zoekt ieder een passe-temps, een amusement. Laat ons op onze beurt een duit in 't zakje doen en een kout beginnen met een gewis eerwaarden schrijver in het dagblad de Tijd. Deze hoofdartikelt, naar aanleiding van een, wat den betoogtrant betreft, aangenaam stuk van Dr. Kuyper, over den gruwel van het feminisme." Men savoureere deze honingzoete taal: Geen overmoediger radicaal dan de radi cale feminist, die, het diepgaand verschil tnsschen het mannelijk en vrouwelijk type willende nitwisschen of voorbyziend, aan«tuurt op de gelijkheid tnsschen man en vrouw. De zucht tot nivelleering, welke den modernen menech in bat bloed schijnt te uitten, heeft al heel wat do ar geboorte, stand en historie ontstane en gewettigde ongelijk heden geëffend, maar aan den feminist was het voorbehouden, om zich te vergrepen aan het fondamenteele onderscheid, dat de Schepper zelf bij den oorsprong van het meuschelyk geslacht en in het wezen van de menschelijke natuur onveranderlijk heeft vastgelegd. De mensch dacht zich nog al eens klein en nietig. Vooral de radicaal, die gelijk men weet in de anthropoïde apen verre neven begroet. Maar de deskundige auteur in De Tijd blaast hem (als de alang weleer Era deed ?) de zoete weten schap in 't oor, dat hij in staat is zich te vergrijpen" aan niets minder dan het fondamenteele onderscheid, dat de Schep per zelf in het wezen van de mensche lijke natuur onveranderlijk heeft vastgei?~j» j "yY^ -^el, dit is toch zeker niet mis, dat een zwak schepsel, een radi cale feminist", zoomaar zichzelf kan be schouwen als van nige beteekenis, hoe Sering dan ook, in verband met de fonamenteele" dingen des zijns! En dit op het secure gezag van De Tijd! Niet dat het den radicaal" lukken zal die Heelal-revolutie te weeg te bren gen. Dat niet! Luister inaar: Het schijnt hem evenwel geweldig te spijten, dat hjj in de tweeslachtigheid van het menschelgke type geen grondige ver andering kan brengen en om zich op de halstarrige, onverzettelijke natuur te wre ken O! dus die radicale feminist" zou wel graag, maar hu k au niet daar zit hem de kneep opheffen het verschil tusschen man en vrouw!! Tusschen twee zedige haakjes zij het gezegd: wie zou het ooit hebben geloofd, dat de radicalen", die, slecht als ze zijn, immers nooit hun steun geven aan verordeningen tegen de open bare en niet-openbare onzedelijkheid, dat die zedenbedor ven mannen vurig wenschen te doen ophouden de tweeslachtigheid van het menschelijke type"! Ja, dat ze hiervoor zelfs een verwoeden strijd voeren met de brave... halstarrige, onverzette lijke natuur"! Welk een razernij (dementia feministica acuta) bij die arme radicalen! Cervantes' held vocht nog enkel tegen molens, de radicale feminist" tegen de heele Natuur (tota Natura) en wat in zeker opzicht nog meer overmoed veronderstelt, tegen de vrouwelijke natuur"! En dat terwijl de verdwaasden weten... Luister alweer: Dat een man geen vrouw en een vrouw geen man is, kan zalfs de verivoedste feminist niet loochenen. Nietwaar ? dat kunnen ze niet loochenen. Hier heeft de eerwaarde schrijver... ja wij moeten er toch een vraag van maken heeft hij heusch zoo heel erg gelijk ? Is er niet een oogenblik, b.v. in de journalistiek, dat men spreekt zeer onheusch overigens van :... dit of dat artikel is het gepraat van een... nu ja het hooge woord moet eruit... van een ... oude dame ? om niet nog onheuscher te worden! En is er dan veel onderscheid tusschen die... oude dame en dien journalist ? Kan men dus wel zoo zeker en in 't algemeen zeggen, dat een man geen vrouw is" ? Ten allen tijde ? * * * De Vrijzinnig-Democraten hebben onze politieke pleizierboot vooral op een rare wijze bevoordeeld. Inplaats dat ze, als de roze engeltjes die ze zijn, al de wind uit hun longen blazen om het scheepje in gang te zetten, zitten ze, met hun beentjes buiten boord, in controversen verdiept. Bovendien wat de een nog doet maakt de ander ongedaan. Eerst roeiden er een paar met eenigen ijver in de goede richting van de pensioenen voor den ouden dag. Toen kwam prof. Treub en pagaaide achterwaarts of ons leven er van afhing. En zoo liggen we idyllisch stil.De zwierige meeuwen vliegen als vroolijke witte domineesdassen om ons heen... Niets is aangenamer, zooals reeds de Schoolmeester getuigde, dan vredig heid op de baren I Toen zijn de Vrijzinnig-Democraten gaan vergaderen. Zij hebben zich, om niet te veel vooruit en niet te veel ach teruit te streven, midden in het ruim ge nesteld : En aldaar beklonken: dat onder de onzen, terzake van de punten, die dezen stembusstrijd beheerschen, volmaakte eensgezindheid heerscht. Allen zonder onderscheid zien in, dat ten aanzien van hetgeen voorshands bereikbaar is, geen verschil van opinie bestaat; dat de tegen stelling staatspen&ioen of Duitsche dwangverzekering, die onze vijanden ons gaarne willen opdringen om ons te verdeelen, valsch is; dat zy', die men gaarne wilde scheiden, schouder aan schouder staan...." ....om verder niets te doen! Pais en vree, zooals men ziet. "W ant dat schouder aan schouder" beteekent in het licht der gebeurtenissen natuurlijk niet: de mannetjes naast elkaar, maar met de ruggen tégen elkaar geschouderd, aldus een eenheid vormend als de steenen oorlogsgod Janus, de barre Heer, die vlijtig naar twee zijden keek zonder van zijn piédestal te komen. * * * En de S. D. P. ? Ze had zoo alle rechten voor zich, hoezeer dan ook niet alle kansen. Nu heeft ze een strijdprogram, haar zwaard twaalf uitgebreide artikels, waar geen end aan komt een zwaar zwaard, dat als het aan ons scheepje, op de manier van de zwaarden aan schuiten en bommen,gehangenwordt,ook niet geëigend is om ons verder te brengen! Een wapen, onhandzaam ... Mozes gaf tien geboden van ieder n regel. De S. D. P. twaalf van ieder tien. Wijnkoop kon men net zoo goed de deuren van Handwerkers vriendenkring" in zijn knuistjes leggen, om er mee te vechten, als dit centenarenzware strüdprogram! Dat komt er van als men zoo'n hekel heeft aan de diplomatie" l * * * En zoo varen wij dan zonder vooruit te gaan. We kijken in het water naar de goudgeschubte cijfer-vischjes van prof. Treub, en verheugen ons er over, dat Nederland rijk en'welvarend genoeg is om tijden van sociale wind-stilstand te kunnen verdragen. Wij schepelingen heb ben het goed genoeg! De menschen aan den wal, die hulp derven, schreeuwen niet zóó hard dat de mandolines aan boord hun onwelluidende kreten niet overstemmen. Wordt daar honger geleden door oude stakkers ? Zijn er daar heusch broodeloos en rechteloos? Waarom leefden die rakkers ook zonder particulier initiatief! Indien ze in hun jonge jaren kapitaal hadden gevormd" zou hun toestand niet zoo zijn! Welaan dan, een lustig liedje. Wij liggen stil. Dus moet er maar wat ge fiedeld. Fiedeldij, fideldom, wat malen ze erom! De heer De Koo als tooneelschrjjver. (Een persoonlijke herinnering). Ondergeteekende werkte destijds nog voor een andere rubriek in dit Weekblad, tooneelrecensies schrijvende uit Den Haag. De voorstelling van DeKandidatuur van Bommel, nieuw en oorspronkelijk blijspel, zonder auteursnaam aangekondigd, mocht natuurlijk niet worden voorbijgegaan. Na de première in den Haagschen schouw burg ontving de redakteur van de Amster dammer bericht van zijn korrespondenr, die hem eenige indrukken meedeelde en zijn voornemen het stuk te behandelen, hetzij na een tweede opvoering, hetzij na ver schijning van den gedrukten tekst. Maar hoe verrast was hij toen de heer De Koo hem antwoordde metde streng vertrouwelijke onthulling van het geheim wie Dr. Juris" was! een geheim dat de schrijver overigens strikt had weten te bewaren. Waarom? vraagt men misschien. Wab kan de reden zijn geweest dat hij in't begin voor ongeveer niemand heeft willen weten de schrijver te zijn? Ten eerste, gelooven we, heeft de heer de Koo willen afwachten hoe zijn stuk zou worden opgenomen. Het ligt voor de hand dat hij had blijven zwijgen als het succes middelmatig was geweest. Een min of meer mislukte poging in een voor hem nieuwe richting, heeft de man, die toen reeds vyfentwintig jaar voor het publiek werkte, niet op zijn naam willen hebben. Maar bovendien: toen de Kandidatuur" zoo uit muntend werd ontvangen, genoot de Koo van de sensatie die het geheimhouden van den schrijversnaam maakte, haast evenveel als van het sukces zijner eersteling zelf. Het scheen hem een tweede en minstens even goed geslaagde klucht: overvloedig en eenstemmig geprezen te worden in dezelfde pers die zijn werk van andere soort, bij gebrek aan betere argumenten, zoo veel mogelijk placht te negeeren. Men moet niet vergeten dat de overwinning onder zijn leiding behaald door de radikale middenstandsaktie en burgerlijke demokratie, een toen niet meer te betwisten overwinning, publicistisch gesproken, behaald was ge worden op de groote liberale kouranten, in de eerste plaats op Handelsblad en Nieuwe Rotterdammer. Aan hunne roeping getrouw hebben redakteuren en korrespondenten van deze bladen het nepotisme en de oligarchie, in welker handen het lot van de opbloeiende hoofdstad lag toen de .Koo, nu ruim dertig jaar geleden, in de Amsterdammer den strijd begon, met groote hardnekkigheid tegen hem verdedigd. Het was werkelijk een kamp van groote openbare belangen tegen het partikulier belang dat de liberale pers, als naar gewoonte, het partikulier initiatief noemde. De korte en koele stukjes naar aanleiding van zijn doodsbericht onlangs in diezelfde bladen verschenen, leggen van hetgeen de Koo heeft gedaan en heeft ge tracht te doen, een yoor zijn nagedachtenis hoogst eervolle getuigenis af. Gevierd is van die zij De Koo enkel geworden toen hij optrad met een geleenden naam. * * * De stemming van den auteur, wiens ge noegen wel is waar door eenige voor hem teleurstellende gebreken in de oproering versmald was geworden, is misschien het beste bewaard gebleven in den volgenden brief aan Ondergeteekende, dateerende van 16 of 17 Maart 1898. Strikt en nog eens strikt geheim vertel ik u dat de Candidatuur van Bommel door mij geschreven is. Geen mensch weet dit en mag dit vooreerst weten, want ik wil de lui nu eens bij den neus hebben en precies vernemen wat de heeren critici er van maken. Tot dusver ging dat allerschoonst. De N. R. Ct. heeft een fijnen geest in mij ont dekt, humor van goeden huize, hooge qualiteiten enz. Het Handelsblad e venzoo. Het Nieuws niet minder en F. Coenen Jr. van de Haarlemmer meent dat nu het wonder geschied is en een echte blijspeldichter is geboren. Gisteravond zag ik zelf voor het eerst mijn gewrocht en van nacht had ik zoo wat het gevoel alsof ik vergif had inge nomen. .. God, god wat maken die acteurs er wel van! Schalze heeft zich de rol die veel meer nadenken vereischt dan hy schijnt te be grijpen, zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt en speelt wel aardig maar het beeld dat ik zelf van Van Bommel mij vormde, lijkt er maar weinig op. Chr. Poolman is uitstekend en houdt zich aan den tekst. Schulze speelt daarmee alsof hij 't stuk zelf geschreven had en er mee mag leven naar zijn vrijmachtig welbehagen. En die Clous! die moet typeeren een advocaat a la wijlen Catz. Welsprekend, orateur, pozeur, die als reddende engel zijn publiek overdondert en hij heeft daar van evenveel als een zwavelstok van een wandelstok! Hij bederft het heele derde bedrijf. Enfin dat is nu zoo erg niet; ik geef het ding uit en dan kunnen de lui lezen wat ze gezien hebben. Zonder mij er in gekend te hebben maken ze van 't slot, de serenade etc. een pan zonder spel, laten de dialoog maar weg, etc. etc. Maar nog eens: XIEJUSD mag weten wat ik je schreef. Zelfs H. niet, daar ik zelf als vriend hem wil inlichten, zoodra dat kan." * * * Een andere verkiezingsgrap herinneren we ons van den heer De Koo, waarbij ook wel zijn vroolijke en scherpe pen te pas is gekomen, maar die toch voor geen anderen schouwburg bestemd was dan voor dien van de werkelijke politiek. Wij bedoelen het voorgevallene op 24 Maart 1894 in Amsterdam. Toen de radi kale kiesvereeniging van dien naam des avonds vergaderen zou om kandidaten te stellen voor de Tweede Kamer, na de ont binding gevolgd op de verwerping van het kies wetont werp- Ta k. Vergaderen zou, zeggen we, omdat de klucht reeds was opgezet of aangevangen voor de bijeenkomst begon. Dien zelfden namiddag, immers, had de luimige boofdredakteur van het orgaan der Partij een artikel doen verschijnen waarin een drietal personen werden aanbevolen, blijkbaar niet slechts zonder goedvinden, maar zelfs zonder voorkennis van het bestuur, nog minder van de leden Men verbeelde zich de gezichten van zoowel leden als bestuurders, toen zij, de Amsterdammer in de hand, in het vergader lokaal verschenen wijl hun het werk van den avond, zoo niet de eenige dan toch verreweg de voornaamste bemoeiing der kiesvereeniging uit de hand genomen was: uit de hand genomen op een manier niet anders te herstellen dan door het ver loochenen van de journalistieke leiding der partij, bij de opening van een allerbelang rijkste kampagne het komieke eft'ekt van welke situatie zeker door geen van de ge schreven tooneelen in een der komedies van de Koo is overtroffen! F. v. D. G. Onze politieke partgen en het Vrouwenkiesrecht. i. De kleuren van onze politieke partyen vormen een volledige regenboog, van het rood der frygiese muts tot het purper der hoge prelaten toe. De nuanceringen zijn vaak fijn en de overgangen ongevoelig; strepen zijn er ook te bespeuren, evenals in het zonnespektrum. Het aantal der kleuren, nl. het aantal der partijprogramma's, ons beloofd en reeds bijna alle gegeven door de Holtandiadrnkkerij, bedraagt negen, en daarbij komt dan nog het jongste, dat van de nieuwe S. D. P.- Tien verschillende nuances dus; en nu loont het wel de moeite na te gaan, hoe die staan bij het wit der vlag, waarop met gouden letters Vrouwenkiesrecht" staat ge schreven. Dat de vrouwen mee kiezen en mee regeren zullen, is iets nieuws en ongehoords; dat moet wel met revoluties en omwentelingen samengaan, denkt menig ouderwets soliede mens. Wie echter de geschiedenis eens nagaat, die bemerkt van die samenhang niet bijster veel. In 1793, het heftigste jaar der Franse revolutie, ontzegde de Nationale Konventie de vrouwen alle recht op het staatsburger schap en burger Chaumette sloot zijn rede voering met de woorden: De plaats, waar de Hoge Begeering beraadslaagt, moet ont zegd worden aan wezens, die de natnur ge weld aandoen". Het Haag zonderling schynen, maar een dergelijke uitspraak konden wij in de allerjongste ty'd vernemen van niemand minder dan Z. H. de Paus, toen hij na de heiligverklaring van Jeanne d'Are nodig oordeelde der vrouwen overmoed wat te breidelen. En meent niet, dat men ook niet uit geheel andere richting hetzelfde horen kan. Laatst zeide de heer Austen Chamherlain op een vergadering in Queen's Hall: Ik zeg maar: Een man is een man en een vrouw is een vrouw; de natuur heeft ze ver schillend gemaakt; daar kan geen Parlement wat aan doen". En voor die uiting werd bij door het publiek uitbundig geprezen; hij was toch maar net als z'n vader een man uit n stuk, die voor z'n overtuiging durfde opkomen! De Nationale Konventie, de Heilige Vader en die onverschrokken Chatnberlain, het is een geduchte falanx, waar de moderne man nen tegen moeten optrekken. Maar een zonderlinge kombinatie toch ook. Mannen van de meest uiteenlopende richting zyn het op dit stnk eens: de natuur ver biedt de vron w mee te spreken bij het maken der wetten, die de maatschappij van mannen en mouwen regelen en waaraan mannen en vrouwen hebben te gehoorzamen. My°dunkt, een on bevooroordeelde moet daarnit wel op naken, dat deze zo stellig uitgesproken oveituiging niet een uitvloeisel is van de zeer verschil lende wereldbeschouwing en staalkundige of godsdienstige mening der verkondigers, maar veeleer haar grond vindt in een onbewust, onberedeneerd gevoel van sekse-egoïsme en angst voor verlies van sekse-overwicht, een ,,eurvival" uit de tyd, toen spierkracht boven denkkracht ging. Geen redenering zal ons in staat stellen deze soort van tegenstand te overwinnen; sterker zullen daartoe op den duur de veranderde produktiewyze en de veranderde ekonomiese omstandigheden van man en vrouw blyken te zijn. Die bewering van verzet tegen de natuur" en de min of meer heftige tegenkanting, die het vrouwenkiesrecht in sommige kringen ondervindt, vertoont zich in elk der politieke partyen. In ieder der tien kampen hebben wij voor- en tegenstanders. Als mens onder gaat ieder aanhanger ener party de invloed van opvoeding en omgeving, die hem met de tijdstroom meedrijft of daar tegenin doet gaan. Nu by ons te lande echter de uitbrei ding van het kiesrecht en grondwetsherzie ning aan de orde zy'n, nu moet iedere politieke partij in haar" programma stelling nemen tegenover de eis van vrouwenkiesrecht. Het wordt dan ook wel in de programma'j ver meld, maar w\j weten het wel, program» punten hebben alleen dan bindende kracht, wanneer een groep reeds met het stemrecht gewapende kiezers de doorzetting ervan eist. Bij bet beschouwen der verschillende par tyen beginnen wij met degene, die het meest belooft, d.i. ds Vryzinnig-Demokratiese. Art. l harer beginselverklaring luidt: 1. De Vry'zinnig-Democratische Bond streeft naar ontwikkeling van onzen constitutioneel-parlementairen regeerings?orm in democratischen zin en te dien einde naar algemeen kiesrecht voor de vertegenwoor digende lichamen en naar gelijkstelling, ook wat de verkiesbaarheid tot lid dier licaamen betreft, van mannen en vrouwen," en mr. Marcbant zegt in de uiteenzetting van het V.-D. program in de Hollandia-serie 7, blz. 15: Allereerst is van dit beginsel het uitvloeisel, dat de vrijzinn'g-detnocraat heeft te stryden voor de erkenning, in wet en praktyk, van de vrouw als volwaardige burgeres. Dit belet evenwel de heer D. Hans, de spreker, die in Maart te Rotterdam de verkiezingskampanje als V.-D. opende, niet een onbenullige brochure te schrijven ttgen de toekenning van het stembiljet aan de vrouw. En," zegt by, wjj meenen toch in alle oprechtheid goed vry'zinnig-democraat te kunnen zijn, zelfs al zy'n we tegen vrouwen kiesrecht." Nu vraagt men zich toch af, wat voor waarde hecht deze partij aan haar Beginsel verklaring ? Op blz. 27 t. a. p. schrijft de heer Mar cbant : Niemand is ?erantwoordelyk rooi het optreden van wie niet tot zy'n eigen organisatie behoort". Is daar niet" soms een drukfout? Het is ook algemeen bekend, dat de Vrij zinnig-demokraten op een ander punt van hun in overleg met het Werkliedenverbon i opgemaakt stembusprogram lang niet een stemmig denken, en dat hun meningen over staatspensionering zeer uiteenlopen. De heer Marchant (olz. 29) vindt het juist goed, dat nu door het vrij bly'ven op dit punt de zaak van het algemeen kiesrecht niet is vermengd en vertroebeld door die van bet staatspen sioen". Ware dit zo, dan zou men recht hebben stevig volhouden en grote eenstem migheid op het stnk van het kiesrecht te verwachten. Maar er zy'n natuurlik ook leden van de V. D. B. die. het toelaten van af wijkende meningen op het ene punt als een vrijbrief voor meningsverschil op het andere beschouwen. Voor ons vrouwen echter, die nog geen deel mogen nemen aan de verkiezingen, zeggen de mooiste Beginselverklaringen", Werkprograms" en zelfs Stembusprograms" al waren ook alle kandidaten der party eenstemmig in hun beloften lang niet zoveel, als de feitelike verdediging van de rechten der vrouw in Kamer en Gemeente raad, en daartoe zy'n verscheiden V. D. ik noem slechts de heren Ketelaar en Lim burg steeds op hun post. Ik kan de be spreking van de houding dier party dan ook niet eindigen zonder een woord van dank in dit opzicht. MARTINA G. KBAMBKS. Geen reden voor schrik. Van den heer "W. Kerremans, journalist en medewerker aan de Goesche Courant, ontvingen wy een protest, waarvan wij hier het essentieele gedeelte laten volgen. In het aanloopje op mr. Tak in uw vorig artikel (?De beschrijver van een fail lieten boedel") zegt ge met een beminne lijke openhartigheid, dat als iemand er slag van heeft om een vooze zaak met een schijn van vroolijkheid en goed recht te bespreken, zoo handig waar en onwaar dooreen weet te mengen, dat er nog wel eenige naleven inloopen en hjj ook hopelooze zaakjes kon verdedigen dat voor zoo iemand in de journalistiek een bedje ge spreid is. Dit wordt zoo bedaard en met zoo'n onmiskenbare bezonken overtuiging

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl