Historisch Archief 1877-1940
Ho.' 1S66.
DE A M S T E R D A M M E R W E EK B L AD VÓÓR NEDERLAND.
beid en soberheid. Men kreeg den indruk
dat al zyn wenken werden opgevolgd Een
woord van hulde aan het adres van den heer
Ant. H. ierie, die alles zoo goed beeft voor
bereid, mag niet acbtaiwege blowen.
Ondankbaar soa het zjjn, niet met lof de
prachtige piMiob«g»leMling van mejuflrouw
Marie Landréte vermelden^ Vooral in de
Schipbreuk was zjf -voortreffelijk.
AST. AVEBKAMP.
Freöeric Mistral,
?, L
Mireio par FBEDEBIC MISTIUL, texte
provenral et traduction frano,; Paris,
Alph. Lemerre.
"^Vat 'n moeite doen we niet allen om
Homerus in het oorspronkelijk te verstaan.
De Grieksche taal leeren en dan het Home
risch dialect. Wel wordt de moeite dan
beloond dat zullen toch wel enkelen met
me eens zijn -van de velen, o zoo velen, die
deze moeite, moeien doen: van de weinigen
die- bet uit zich zelf doen, spreek ik nu
niet eens wel wordt de moeite dan, be
loond als men het zoover heeft gebracht
dat men Ilias, en Odyssee kan lezen.
Maar zou men niet verwonderd zijn, als
mea vernam dat er nu ook een Homerus
Jeeft ? En waar? In Frankrijk. Men hoeft dus
ma.»r Frauseh te lesren en dat kennen de
maesten onzer toch wel meer of min ??
en .dan cea dialect daarvan:. het Proven»
(jaalsch. Dan kan men daarin do dichtwer
ken; lezen van een nu nog levenden
Homerusi Het ia Frederic Mistral. Geen twaalf
steden strijden om de eer van zijne geboorte.
Men weet precies zijne geboorteplaats. Het
is Maillaae,. in het ariond. der Bouches, du
Rhone. Hij woont er nog, op zijns vaders
hoeve, te midden van zijn geliefd volk,
welks taal hij van een patok tot een rijke,,
algemeen erkende taal heeft gemaakt.
Ja, ik had meermalen zijn naam ter loops
gehoord of gelezen, maar had nooit kennis
gemaakt met zijn werk. Nu is het mij toe
gezonden uit Parijs, zyn gedicht Mireio,
omdat nu in dit voorjaar het vijftig
jarig herdenkingsfeest van zijn verschijning
wordt gevierd.
Vijftig jaar geleden werd ^het gedicht
uitgegeven; werd het bekend téParijs;
kwam het in handen van Lamartine. Zoodra
had deze er geen keo&ia mee gemaakt of
hij. was vol bewondering, V(5l geestdrift er
voor. Maar laat ik liever wat van het ge
dicht zelf medcdeelen.
'Man stelt zich zo» iets altijd véskeerd
voor, ten minsten ik, voor ik er kennis mee
htfb gemaakt. Men deukt dat het iets is,
wur men niet in kan komen, dat ons
vreemd zal blijven. Maar hier vo9r eerst
d» taal. Het is geen Fransch, het is geen
Italiaaaetb. Maar als, men even dooi de
inleiding op de hoogte is gebracht van
déuitspraak alle klinkers hebben hun
volle waarde, zonder neus-klank: dus en
e» emp is gelijk het hollandsch en en emp;
cis altijd gelijk ts, j altijd gelijk dz en g
ook vóór e en i gelijk dz dan voelt men
er zich dadelak in thuis. Het heeft iets
vertrouwelijke, opens, boersch. Het heeft
da volle zware klanken, eigen aan alle
boerentaal; maar tegelvjk het weidsche en
tretache, forsche, dat eenigszins zweemt
naar het Spaansch; en er klinkt iets in van
dan troubadour, die met luit of eenig ander
sjaarenspeeltuig de» soms zwaren- ea sotas
IttsktigCTyaltyd ge-n»! rgen, altijd kknkpijien
g-Mg* der strofen r&ytfeswerfc
i Strofen zgn, het van- z»vea regels elk,
altei rijmend meestal met slepend,. maar
opfe wel een enkele keer met staand rijm;
va» die zeven regels zijn er vijf korte met
vSjpr jamben elk en twee lange met zes
jüiiben elk; en van die- rijf fcorte v-armen
tif*e een paar nwt n rijm-ktowfc, drie een
test» met weer ten rijm-klank, terwijl de
t we* lange, samen met n:eigen r^jm-klank
détrits omvatten en de laatste van de twee
lange regels de strofe afsluit.
Wanneer men nu weet dat chato (tzato)
meisje beteekent en de o in hetProvenjaalscb.
als slotletter van het vrouwelijk de plaats
inneemt van de a van alle andere latijnsche
talen en dat escoulan leerling is, zal men
toch wel de vo!gende,de begin-strofe kuncen
verstaan. La Crau is de eigenlijke landstreek
van Mistral, ook de plaats van de handeling
van het gedicht.
Canto une chato di Proverfi,
Dins Ha amour de B* jou 'enjo,
A travès de la Crau, versla mar, dins li Ma,
?Umble eecaioun den grand Quraero,
Jeu la vole Bsqiii. Coume ro
Een q.u'uBO ctato de la terro,
En foro de la Ctau se n'ea gaire paria.
II.
Leerling van Homerus ? Ja. Ook van
Virgilius. Maar niet alleen hun leerling, hij
is ook hun verwant. Kent hij de oude dich
ters? Ja, zeker.. Frederic Mistral heeft ge
studeerd, waarin weet ik niet, maar hij is
aan de Universiteit geweest van Aix. Men
kan toch wel de oude dichters bestudeeren,
ze liefhebben vooral, zijn leven lang ze
voelen als een groot, een dierbaar en ver
trouwd stuk van de wereld zonder daardoor
schade te loopen aan zijne oorspronkelijkheid.
Hoeveel hield ook niet Gezelle van de ouden,
hij die naar Verriest's getuigenis met zijn
leerlingen Homerus las op zoo'n manier dat
hij in een paar weken hen Homerus deed
höoren, deed zien, deed voelen. En toch is
Gezelle de dichter van den Vlaamschen
volksaard, gelijk Mistral het i's van den
Provengaalschen.
Behalve dat verblijf aan de Universiteit
en een verblijf van slecht» enkele weken
te Parijs, waar hij de hulde ontving der
geletterde wereld onder het tweede keizer
rijk, heeft Mistral steeds geleefd en leeft
hij nu nog in zijn eigen land. Daar onder de
zwarte cypressen van Provence leest hij de
Odyssee, daar schrijft hij. Wanneer vader
zyn jongen zocht, hem voor het een of ander
werk wou hebben, dan zei moeder altijd
ook als ze het niet geheel zeker wist :
Frederic schrijft" en vader liet Frederie
rustig zitten waar hij was, schrijvend.,.
ja en lezende, maar toch vooral denk ik
droomend, de lucht inademend van zijn
land, den geur ruikend van zijn zoden, van
zijn geboomte, van zijn akkers en weiden,
d» wolken bestudeerend en het licht op het
gebergte en vooral beluisterend de eigen
spraak van zyn volk.
m.
Wat is dat toch voor een genot, voor een
levens-behoefte de gansche wereld, de din
gen om zich heen te hooien, noemen in zya
eigen taal ?
En omdat het zijn eigenlijk levenswerk
is aan deze behoefte te voldoen, geloof ik
dat Mistral nog meer de verwant is van
Vurgiliiis dan van Homerus. Ik heb Mireio
nog niet in haar geheel gelezen, maar ik
wild» niet wachten met mijn landgenooten
er wat van te verhalen totdat de datum
van dit herdenkingsfeest voorbij zou zijn.
Maar. dit zie ik er reeds zeker in dat de
liefdesgeschiedenis van Mireio voor den
dichter eigenlijk de aanleiding is om zijn
geheele land met het leven en bedrijf der
bewoners, met zijn geheele natuur, zijn
bergen en zijn vee, rivieren en zijn
zijdewormen te doen leven in zijn taal, gelijk
Virgilius dat doet met Italiëia zijn
Georgica". Met de Georgiea mag weldegelijk
dit werk vergeleken worden.
Ik geloof dan ook dat de beste manier
om den lezer eenige idee van dit gedicht
te geven is het vergelijken met Georgiea
en Odyssee. Het is waarlijk niet de aanhef
alleen waarin de dichter zich leerling van
Hpmeius noemt, het is de overvloedige
rijkdom, waarmee het- geheele gedicht is
behandeld, die ons ook tot de vergelijking
met Homerus- het recht geeft.
IV.
Wat ook het kritisch onderzoek moge
hebben vastgesteld indien ten minsten
vast stellen en niet altijd nieuwe twijfelin
gen te opperen is wat die wetenschap
beoogt over de tegenstrijdigheid van de
deelen onderling: de Odyssee is en blijft
een geheel, welks samenstelling, van de ge
heele indeeling tot de kleinste onderdeelen
toe, bepaald wordt door de handeling,
door het verband der feiten. Vooral de
tweed* helft, de terugkeer van Odusseus
in zijn huis, de herkenning met de zijnen,
de vastberaden, onversaagde, listig-aan-:
gelegde strijd met d« vrijers: het is een
drama, dat men eigenlijk nooit anders dan
in zijn geheel moest lezen. Het lezen van
de onderdeelen afzonderlijk ontneemt het
bloeiende en spannende, doet een wezenlijken
factor van de innerlijke waarde van de
voorstelling vervallen.
Deze strenge noodzakelijkheid der feiten,
dat innig verband ontbreekt wel eenigszins
aan Mireio. Ik kan het gerust erkennen: er
blijft genoeg schoons van te zeggen.
Laten we als voorbeeld den vierden zang
nemen.
Mireio is de dochter van den rijken
Bamon, den Meester van den Mas of hoeve
der Lotuaboomen. Vincent is de zoon van
een armen mandenmaker Ambroise. De twee
jongelieden worden bij een toevallige ont
moeting op elkander verliefd. Do ouders
van het meisje keuren een huwelijk van
de twee gelieven niet goed.
Het mei*je doet in haar wanhoop een
bedevaart" naar Marseille, ter heilige stede,
waar zij hulp hoopt te vinden bij de heili
gen ; zij vindt er echter door uitputting en
vermoeienis den dood. E venzoo Vincent
die haar is gaan zoeken.
Dit is het dor geraamte waaromheen de
welige wasdom der twaalf zangen is gegroeid.
In den vierden zang wordt verhaald hoe,
terwijl Mireio reeds geheel voor haar eigen
gevoel aan Vincent toebehoort, drie jonge
mannen vormelijk aanzoek komen doen om
hare hand'. Hier ontplooit zich Mistral's
volla kracht in haar grootsten rijkdom
maar daarvan straks. Op het verschil met
d» Odyssee wil ik hier de aandacht vesti
gen. Jtte komst van die drie pretendenten
hangt in de lucht, zij wordt niet n of
Meerdere tooneelen met innerlijk verband.
Zij komen de een na den ander: de her
komst, de persoonlijkheid van elk wordt
beschreven, hun aanzoek en het antwoord
van het meisje aan elk, wordt verteld.
En daarmee is het uit.
V.
Maar ondanks dat gemis aan eigenlijk
dramatisch karakter, welk een rijkdom,
welk een volheid juist in dez«n vierden
zang. De drie vrijers, ze geven den dichter
de gelegenheid om het krachtig volk der
Provenealen in drie van zijn voornaamste
bedrijven te laten zien in dat van den Her
der, den Paarden-hoeder, den Temmer van
stieren.
Van den herder wordt verteld, hoe hij
eiken zomer de hitte ontvlucht met zijne
kudden op de hoogten der Alpen, maar bij
het komen van da koude ze weer terug
brengt in de weiden van Provence : hoe in
een wolk van stof de heele kudde zich voort
beweegt; voorop de belhamels, dan de
moeder-schapen, met langgerekt geblaat
antwoordend op het geblaat der jongen,
dan door elkander krioelend, de jonge lam
metjes en het achterst de oudere ei; inva
liden. Hij komt en wordt afgewezen.
Na hem de paarden-temmer. Hij is thuis
op de Camargue, het delta-land van den
Ehóne, dat zich van Arles tot aan da zee
uitstrekt. Hier zijn do wilde paarden,
ongetemd en ontembaar. Toch höoren zij bij
twaalftallen toe aan bepaalde eigenaren,
die ze over het gemaaide graan heen jagen,
om het door hun trappelen te dorsenen.
Tot anderen dienst leeren zij zich niet.
S3hande over u," zegt Mistrael: o
menschelijk geslacht I die merries van de
Oaruargue, nooit zag iemand ze zich onderwerpen,
noch aan de scherpe spoor, die hun den
tlank openrijt, noch aan de hand, die ze
liefkoost. Was hun door een list wel eens
de halster omgedaan dan heb ik zo wel in
ballingschap zien gaan ver van hun ziltige
weiden maar toch op 'n dag, niet een
grimmigen en vluggen sprong, zich zien
ontdoen van hun berijder en in galop twintig
mijlen moeraa-land zien verslinden, mot de
neusgaten in den wind, en terug gekeerd
in de vlakte, waar ze werden geboren, na
tien jaren van slavernij, de vrije zilt-lucht
der zee weer zien inademen. Want van dat
wilde ras is het element de zee; van den
wagen van Neptunug zoer zeker ontvlucht,
is het nog bespat met schuim; en wanneer
de zee stormt en toornig wordt, en de
ankertouwen der schepsn breken, dan hin
niken de hengsten der Camargue van geluk."
Ik zal de laatste regel in het oorspronke
lijke geven; wie daarin het hinniken en
brieschen der hengsten niet hjort, voor
welke taal zou die dan wél ooren hebben ?"
Li grignoun de Camargo endihon de
bonur." ?
Het laatst de stieren-temmer. Dat
deltaland van Camargue draagt niet enkel wilde
paarden, ook wilde rnmreren. Een feest-dag
is het voor geheel Provence, wanneer ten
aanachouwe van het ^rerzamelde volk, de
jonge beesten n een. wijden kring worden
gejaagd om met een gloeiend ijzer het merk
van hun eigenaar te ontvangen. Honderd
man te paard volvoeren deze jacht. Ourrias,
de vrijer van Mirejo, is er een van. Hij
stijgt van het paard om een
weerbarstigrund het merk op te drukken. Het
dier reemt hem op de horens, hij komt
er levend af, doch draagt er voor goed
een lidteeken van, een groef tusschen
de wenkbrauwen, als een bliksem, die de
wolk doorklieft.
Ook hij komt en doet aanzoek: ook hij
wordt zeer hoffelijk door het .meisje afge
wezen.
VI.
Gezelle en Mistral: beiden doen ze ons
een landaard kennen, die zoo nou men
donken eeuwen en eeuwen door, onver
anderd, onontaard onder alle er op wer
kende invloeden is blijven bestaan, maar
die toch eerst in de negentiende eeuw weer
zich zelf is bewust geworden, eerst in de
negentiende eeuw zijn dichter heeft gekre
gen, van wien hij zijn taal weer kon leeren.
En in de beide nationaliteiten is het Chris
tendom blijven leven, niet als iets van buiten
aangeleerd», maar als iets dat geheel n is
geworden met het innigste wezen van die
beide volken, n ook met hun zien, met
hun meeleven in de natuur. Tochbehooren
beide dichters niet tot de ongeletterden en
ongeleerden. Beiden hebben van de klas
sieke dichters geleerd de zuivere lijn, den
soberen stijl; maar het sentiment is van
beiden hun eigendom: dat van hun volk, hun
godsdienst en hun persoonlijkheid.
Hil v., 25 April '09. Dr. H. J. BOEKEX.
istetöke literatuur,
by de kritiek op boeken van christelijke"
auteurs, weldadig zal kunnen werken.
Christelijke literatuur", heer Coenen, is
een contradictio in terminis".
VAK DEK ZEB.
Den Heere frans Coeiun.
Rteds naar aanleiding esner vroegere
boekbeoordeling van uw zeer zeker
oordeelknndigen geest (ik doel hier op uw bespreking
van my'n roman: Godsonteering) had ik het
voornemen, een luttel woord met u te wisselen
over de beteekenis van het optieden der
christen-auteurs, maar uw laatste oordeel
velling over deze zaak, bij de bespreking van
Anema's' boek in dit weekblad geeft mij een
geschikter gelegenheid.
V w conclusie over de liteiaire waardy der
besproken werken laat ik daarbij natuurlijk
onaangetocbten, naar uw meening over
christelijke literatuur" l^jkt mij vrucht van
dermate verkeerde voorstellingen, dat het
daartegenover ook vcor breederen kring
wenschelijk is, een juister beeld te ontwerpen.
Waartoe ik mij thans z«t.
Wanneer nut alleen door u over
christelijke werken uit den laatston tijd ge
sproken wordt, dan tiefo allereerst een hin
derlijke verwisseling van de woorden chris
telijk" en calvinistisch" soms ook van
chrietelyt" en, anti-revo.lutionair", die op
niet-calvinisti-Kïhe ea niet-antirevolutionaire
auteurs uit christelyken kring ten zeer
onaangeDamen indruk maken. Dïaze verwisseling
van woorden geeft allereerst blijk van een
niet wel- enderscheiden. Wijl dit gebrek aan
juist ondeiEcheidingsvermogen veelal voor
komt in de tiet- christelijke kringen, heb ik
naar de oorzaak van dit verschijnsel gezocht.
En meen nu, deze verwarring op rekening
te moeten btellen van
dechristeiijke-coalitiepolitiek der laatste jaren, die bij meerdere
onzuiverheid ook deze heeft gebracht, dat de
juiste uitdrukking der christelijke opvattingen
theologisch wordt gevonden ia het calvinisme
en politiek in de anti-revolntionaire begin
selen.
Iemand van uw literair-critische praestatie
blijft evenwel dit verkeerd onderscheidings
vermogen, hoe ook gewekt, als fout aange
rekend. Wil men wezenlijk zich een juist
oordeel vormen over een beweging, die zich
o. a. uit in Ons Tijdschrift", dan behoort
men zich goed rekenschap te geven van de
in deze beweging werkende factoren.
De weinige auteurs, die een ouderlingen
band vinden in Ons Tydschiift" hebben
(evenals dit tijlschrift zelve) nooit de pre
tentie gevoerd, een eigen tunst-riehting aan
te geven in de literatuur van onzen tyd. Het
individualisme uit de tachtiger school hebben
ook zij aangenomen als het leidend beginsel
in hun kunst-uitingen. Zij hebben daarin
gezien de zeer gewenschte reactie op de
valsche rhetoriek van vóór '80, en evenals de
tachtigers gevoeld, dat zy pogen moesten, de
schoonheidsontroering, door hun begenadigd
gemoed ondergaan, in proza en conceptie te
beelden voor anderen. Hun bizondere levens
beschouwing, de christelijke" niet de cal
vinistische", dreef hen tot elkaar, maar een
waarlijk nieuw kunst-element brachten zy niet.
Vandaar dat, literair gesproken, hun boeken
zoo weinig verschillen van andere boeken
uit dezen tijd, al is, dieper geschouwd, wel
degelijk een essentieel verschil waarneembaar,
Maar dit verschil zit niet in hun bizondere
kunstopvatting die zou willen trachten naar
een verzoening tusschen geloof en kunst,
zooals u ten onrechte meent.
Al nemen zij natuurlijk aan, dat de oorsprong
der kunst is uit (Jod, zij nemen daarbij tevens
aan, dat de kunst om zichzelve moet worden
gediend, in welk dienen dan tegelijk ook weer
ligt een dienen van God, Die ook de Schepper
is der kunst. Deze opvatting is nog weer een
andere dan die van ,,1'art pour Dieu" omdat
ze, precies als die met de tachtigerschool, alle
kunst met tendentieuze bedoeling, verfoeit.
In dit verband ii het niet overbodig, nog
eens te wijzen op de levensbeschouwing van
den auteur, die ook do irwerkt in zijn kunst
uitingen. Verschijnselen in het
levensgebeuren, gezien door een christen en een
nietchristen, reageeren verschillend ook op hun
kuosteuaar-zijn, al geldt ?oor beiden, dat ieder
object aanleiding geven kan tot
schoonheids| ontroering.
| in den eersten jaargang van Ons
Tijd| schrift" heef'c Bibkmann o. a. aangetoond
uit de werken der tachtigers ea hun volgers,
de pantheïstische opvattingen hunner au:eura,
en u zuit met mij toch da laatste zijn, om te
beweren, dat zij opzettelijk hun pantheïstische
levensopvattingen in hun kunstproducten
hebben gebracht. Zoo willen de christen
auteurs evenmin bun christelijke levensbe
schouwing opzettelijk doen licaten uit hun
werk, al is het natuurlijk waar, dat die daarin
kan worden nagespeurd.
Deze levensbeschouwing is het dus, die de
christen-auteurs büeenhoudt in Ons Tijd
schrift", niet een aparte kunstopvatting, zoo
als meestal ten onrechte wordt verondersteld.
Ik vlei my, met deze vluchtige opmerkin
gen wat helderheid te hebben gebracht, die
* *
Het ig jammer, nu de heer Daan .van der
Zee er zich toch toe zette ons in te lichten,
dat hij niet besluiten kon ineens hélemaal
duidelijk te z\jn. Nu blijft er ?eel on- verlicht»
over.
Wy vernemen, zeker met belangstelling,
lat de jongere schrijvers van Ons Tijdschrift'1
wel christelijk, maar niet calvinistisch zijn.
Ofschoon Anema, dien men altyd voor een
zeer voornamen man onder hen aanzag, toch
ongetwijfeld wel calvinistisch ie.. Wij verne
men, maar nu niet zeer verzwakte belang
stelling, dat die jongeren nooit de pretentie
hebben gevoerd, een. eigen kunst-nchiing aan
te geven in de literatuur van onzen tijd."
O zoo . . . zeggen wij, blijkbaar teleurgesteld,
maar wat beduidt dan eigenlijk hun doen ?
Alleen hun christelijke levensbeschouwing
dreef hen tot elkaar. Vandaar dat literair
gesproken hun boeken zoo weinig verschillen
van andere boeken uit dezen tijd ..."
Ja, dat beb ik ook al eens gedaait en dat
leek mij nu ju st de puzzie,
Wat heeft men aan een christelijke Ie
TOBEbe cbouwing", wat doet men er mee, wat
beteekfnt ze, als men ten slofte gewoon
realistische, zelfs naturalistische werken, genre
'riO, schrijft? Als men zijn christelijk geloof
niet met zijn kunst tracht te verzoenen, maar
voortgaat boeketn. te schrijven op panthe
sti-chen grondslag (om nu voor 't gemak die
qualiücaiie maar eens te aanvaarden), wat
heeft het publiek dan met uw geloof te
maken en waarom vereenigt gij u dan in een
apart kunst- tijdschrift? Dit laatste vooral
gebaat zonderling en niet geheel logisch.
Het is of eenige enthousiasten een
biljartclub oprichten, omdat... zij zoozeer op hen
gelen verzot zijn, en dan den buitenstander
kwalijk nemen, als hij zich vergist in 'c mo
tief van hun vereenigingl Het lijkt my
waarlijk een nogal naïeve opvatting die de
heer v. d. Zee hier geeft en het is, dunkt mij,
de vraag of zijn confraters haar zullen bijval
len. Waren er dan geen andere tijdschriften?
is men geneigd (e vragen. Ea welk
exelasivisme en particularisme, ofte kliekjesgeegt
dreef u tot vereenigen, als dan toch uw
religie van geen directen invloed op uw
kunst mocht wezen, welke im Grossen wnd,
Ganzen, dezelfde bleef als die uw voorgangers
maakten ?
Zoodat . . . de puzzle nu alleen v erplaatst is.
Wij weten thans iat gij niets bijzonders te
beweren hebt want uw godsdienst, als zij
niet essentieel in uw werk blijkt, gaat ons
zoomin aan als de kleur van uw das maar
waarom hebt ge dan een eigen tijdschrift?
Of is misschien dat juist uw bijzmderheidl
Of is 't enkel een onderneming van uw
uitgever voor den christelijken lezer"?
_ F. C.
BeMten.
EE HEC.--CIIE SHAEESPE.AHE. Eerst heette bij
Shakespeare toen Baco van Verulam, en nu
Roger Manners of Eutland (1576?Juni 1612).
Ten minste dit heweert, in een artikel van
de Grandn Rtvue (l i Mei 1909), de Belgische
Kamerafgevaardigde Célestin Demblon, een
zóó groot S. -vereerder, dat hij zelf als Hamltt
hetft willen optreden; over dit onderwerp
kondigt hij ook een boek aan met de bewijzen
voor zyn theorie, en deelt ons in een noot
mede, dat een Duitsche geleerde, onafhankelijk
van hem, tot dezelfde conclusie is gekomen.
Hoe hij er toe kwam? Door een
mededeeling van Sidney Lee in the Nineteenth
Century and A f ter van 1906, waarin hy opgaf
hoe S. 44 gouden shillings kreeg van Francis,
den broeder en executeur van Butland, voor
half-ambtelijke diecsfen '. Die mededeeling
bracht hem tot snuffelen en zie hier wat hij
vond over dien Rutland, dien de Dict. of
Naliorial Brograph;/ in anderhal ve kolom afdoet.
Rutlard werd op 'c kasteel Bel 'oir in
Leicester geboren, studeerde te Cambridge,
gaf, jong nog, Venus and Adonis, Sïing, over
Parijs en Zwitserland, naar Italiëwaar hij
18 maanden bleef en Padua, Venetiëen
Veroca bezocht (men lette op die drie
plaateen . ';, werd advocaat op 22-jarigen leef
tijd (löys). nam ala militair deel aan veld
tochten, huwde Elisabetb, dochter van Philip
Sidney, werd intendant van 't bosch van
Sherwoo i (schreef A Hidfummernight's Dream
en As you lik e i t), zwoer met Essex samen
tegen E isabeth i sporen in Richard II en
Julius CVsar) werd van 't schavot gered en
schreef den eersten Hamlet (1603).
Als gezant in Denemarken werkte hij zijn
Hamlet om (1614), en maakte voor den nieu
wen koning Jacobus zijn Schot'che drama'a
Macleth en King L°ar. Daarna werd h\j
intendant van Birkwood Pare, van Grantham
en Warfield en schreef in die omgeving
Cymbeline en A Winter' s Tale ; kort vóór zijn
dood schreef hij nog The Tempest als herin
nering aan zijn verblijf op de Azoren.
De tegenstrijdigheden tusschen S's leven
en persoonlijkheid en zijn werken worden
aldus verklaard ; we hebben hier te doen
met een groot heer, een politicus, die rechts
wetenschap, marinezaken en den oorlog kent,
die valken hield vandaar de vele woorden
aan de valkerij in S, , kortom, de heer
Dernblon kan triomfantelijk zeggen (p. 143):
Ainsi tout s'explique !
Laten we 't voor hem hopen.
LECTUUR VOOR VOLKMÜBLIOTIIEKBN. De
Verein zur Verbreitung gnter volkstümlicher
Schriften" te Berly'n, heeft voor ruim eenjaar
een prijsvraag uitgeschreven voor een lijst van
boeken, geschikt voor volks- en
huisbibliotheken. Uit een groot aantal ingekomen ant
woorden heeft de daartoe benoemde com
missie van beoordeeling thans eeae keuae
gedaan en de verschillende pryzen toegekend.
De bekroonde opgaven zullen binnenkort
worden uitgegeven.
VERVALSCHING VAN DOCUSIEKTEN om
trent Romeinsche beeldhouwers in de middel
eeuwen door een jong Italiaansch
kunsthistoricus, is door een van zijne, buiten
vergelijk betere collega's aan het middaglicht
gebracht. Reeds waren buitenlandene kunst
historici van naam erin gevlogen en had
eene Italiaansche dame een dissertatie op de,
met groote kunstvaardigheid verva'schte be
wijsstukken gebouwd. Tegen de degelijke
studie nu in Italië, ook in archieven, gemaakt,
is zilk bedrog niet beatand. Aan dr. Giaeomo
de Nicola, een veelbelovend leerling uit da
school van Venturi, komt lof toe voor dd
bedachtzame wijze, waarop bij den bedrieger
ontmaskerd heeft.
*TOT DIRECTEUR VAX DE. NIEUWE
ViTIKAAXscns riNACOTiiEEK zal benoemd worden
Cauenay M, die het L. Avondmaal van Leonardo
da Vinei gerestaureerd hetft. Men zegt dat
hij eerlang de TranefUnratie, van Rafaefl, de
paar! van de Vatjkaausche verzameling, onder
handen zal moeten nemen.
Het standaardwerk over de
nieuwgeordende verzameling is in voorbereiding. De
reorgauisator dr. d'Achiatdi heefc daarvoor
de opdracht gekregen.
Qnctertussehen zal de bekende fotografische
firma Afldergon voor Pierpoat Morgan alle
schilderwerken in het Vatikaan in buiten
gewoon groot formaat opnemen.
Ook i's een groot, rijk geïllustreerd boek
met al. 4e motaiken der paustlljke pareizen.
in Rome in bemerking. Daarin komt o. a.
het enorme mozaïek met gladiatoren uit de
themen van Caracalla, thans als vloer in
een zaal van het Lateraan /paleis, voor. Een
afzonderlijke stellaadje was gebouwd om het
van behoorleken loodrecüten afstand te kan
nen opnemen.
imiiiiMiiuiiminiiitim
c/ücia
40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau 4.rti",
aldaar.
C. H. YA.N DER VELDEN, Fa. 6,1.
KALYEBSTEA1T153-155, Arnstfrdam. Tel 2045.
BmOOpl nfpl riTiniPD Boulevard
AnsDlliSSrJr UlCl illlpti. pach 52-54.
Kamtrs incl. ver!., ver w. en bediening vanaf
fr. 3.?Beat gerenommeerd restaurant a la.
carte. Pension vanaf fr. 9.?. Lift.
Uolland&che
Directie
Piano-, Orgel- en Jloziekhandel
Meyroos es ialshoven,
ARNHEM. KONINGSPLEIN.
VLEUGELS en PIAWS
in Koop en in Huur.
REPAEEÊREN STEMMEN RUILEN.
NEDEHLAND5CHE INDUSTRIE DER
NATUUR WOLLEN ONDERGOEDÊREN
Verkrijgbaar bij:
KIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein.
ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg.
H. MEYER, Hofl., Koning^plein.
Mag. KEIZERSHOF, NLenwendijk.
C. NIEUWENKAMP KOTTING -en ZOON,
Galerij 29.
Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavia.
Winkel-Maatschappij EIGEN HULP, Batavia.
Verdere adressen onzer contractanten ver
strek ion gaarne
VALTON & ZONEN, A'dam.
ITY"
met DUlVLOr'-toancien.
Het RIJWIEL voor U,
A. DRUKKER & Co., Rokin 126.
Stokpaardjes
"'. 'V'V..'.'~V.".?-'?'.'-.''j.%:'?'-'^-f--.(.'i 'ï-''*1*- :
j^=_ JBERGIV1ANN & C9 j^V^
c_jr_ RADEBEUL-DRESDEN
maakt uw huid zuiver, en zat:nt met jeugdig insscne rose, verblindendschoone teint,
Verdrijft zomers p roeten, puisten enz en a,'e vemere h uiden rein heden. Verkrijgbaar
A 50 cent per Stuk bij fipothekers, drogisten, en coitfeura.