De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 30 mei pagina 3

30 mei 1909 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho.' 1S66. DE A M S T E R D A M M E R W E EK B L AD VÓÓR NEDERLAND. beid en soberheid. Men kreeg den indruk dat al zyn wenken werden opgevolgd Een woord van hulde aan het adres van den heer Ant. H. ierie, die alles zoo goed beeft voor bereid, mag niet acbtaiwege blowen. Ondankbaar soa het zjjn, niet met lof de prachtige piMiob«g»leMling van mejuflrouw Marie Landréte vermelden^ Vooral in de Schipbreuk was zjf -voortreffelijk. AST. AVEBKAMP. Freöeric Mistral, ?, L Mireio par FBEDEBIC MISTIUL, texte provenral et traduction frano,; Paris, Alph. Lemerre. "^Vat 'n moeite doen we niet allen om Homerus in het oorspronkelijk te verstaan. De Grieksche taal leeren en dan het Home risch dialect. Wel wordt de moeite dan beloond dat zullen toch wel enkelen met me eens zijn -van de velen, o zoo velen, die deze moeite, moeien doen: van de weinigen die- bet uit zich zelf doen, spreek ik nu niet eens wel wordt de moeite dan, be loond als men het zoover heeft gebracht dat men Ilias, en Odyssee kan lezen. Maar zou men niet verwonderd zijn, als mea vernam dat er nu ook een Homerus Jeeft ? En waar? In Frankrijk. Men hoeft dus ma.»r Frauseh te lesren en dat kennen de maesten onzer toch wel meer of min ?? en .dan cea dialect daarvan:. het Proven» (jaalsch. Dan kan men daarin do dichtwer ken; lezen van een nu nog levenden Homerusi Het ia Frederic Mistral. Geen twaalf steden strijden om de eer van zijne geboorte. Men weet precies zijne geboorteplaats. Het is Maillaae,. in het ariond. der Bouches, du Rhone. Hij woont er nog, op zijns vaders hoeve, te midden van zijn geliefd volk, welks taal hij van een patok tot een rijke,, algemeen erkende taal heeft gemaakt. Ja, ik had meermalen zijn naam ter loops gehoord of gelezen, maar had nooit kennis gemaakt met zijn werk. Nu is het mij toe gezonden uit Parijs, zyn gedicht Mireio, omdat nu in dit voorjaar het vijftig jarig herdenkingsfeest van zijn verschijning wordt gevierd. Vijftig jaar geleden werd ^het gedicht uitgegeven; werd het bekend téParijs; kwam het in handen van Lamartine. Zoodra had deze er geen keo&ia mee gemaakt of hij. was vol bewondering, V(5l geestdrift er voor. Maar laat ik liever wat van het ge dicht zelf medcdeelen. 'Man stelt zich zo» iets altijd véskeerd voor, ten minsten ik, voor ik er kennis mee htfb gemaakt. Men deukt dat het iets is, wur men niet in kan komen, dat ons vreemd zal blijven. Maar hier vo9r eerst d» taal. Het is geen Fransch, het is geen Italiaaaetb. Maar als, men even dooi de inleiding op de hoogte is gebracht van déuitspraak alle klinkers hebben hun volle waarde, zonder neus-klank: dus en e» emp is gelijk het hollandsch en en emp; cis altijd gelijk ts, j altijd gelijk dz en g ook vóór e en i gelijk dz dan voelt men er zich dadelak in thuis. Het heeft iets vertrouwelijke, opens, boersch. Het heeft da volle zware klanken, eigen aan alle boerentaal; maar tegelvjk het weidsche en tretache, forsche, dat eenigszins zweemt naar het Spaansch; en er klinkt iets in van dan troubadour, die met luit of eenig ander sjaarenspeeltuig de» soms zwaren- ea sotas IttsktigCTyaltyd ge-n»! rgen, altijd kknkpijien g-Mg* der strofen r&ytfeswerfc i Strofen zgn, het van- z»vea regels elk, altei rijmend meestal met slepend,. maar opfe wel een enkele keer met staand rijm; va» die zeven regels zijn er vijf korte met vSjpr jamben elk en twee lange met zes jüiiben elk; en van die- rijf fcorte v-armen tif*e een paar nwt n rijm-ktowfc, drie een test» met weer ten rijm-klank, terwijl de t we* lange, samen met n:eigen r^jm-klank détrits omvatten en de laatste van de twee lange regels de strofe afsluit. Wanneer men nu weet dat chato (tzato) meisje beteekent en de o in hetProvenjaalscb. als slotletter van het vrouwelijk de plaats inneemt van de a van alle andere latijnsche talen en dat escoulan leerling is, zal men toch wel de vo!gende,de begin-strofe kuncen verstaan. La Crau is de eigenlijke landstreek van Mistral, ook de plaats van de handeling van het gedicht. Canto une chato di Proverfi, Dins Ha amour de B* jou 'enjo, A travès de la Crau, versla mar, dins li Ma, ?Umble eecaioun den grand Quraero, Jeu la vole Bsqiii. Coume ro Een q.u'uBO ctato de la terro, En foro de la Ctau se n'ea gaire paria. II. Leerling van Homerus ? Ja. Ook van Virgilius. Maar niet alleen hun leerling, hij is ook hun verwant. Kent hij de oude dich ters? Ja, zeker.. Frederic Mistral heeft ge studeerd, waarin weet ik niet, maar hij is aan de Universiteit geweest van Aix. Men kan toch wel de oude dichters bestudeeren, ze liefhebben vooral, zijn leven lang ze voelen als een groot, een dierbaar en ver trouwd stuk van de wereld zonder daardoor schade te loopen aan zijne oorspronkelijkheid. Hoeveel hield ook niet Gezelle van de ouden, hij die naar Verriest's getuigenis met zijn leerlingen Homerus las op zoo'n manier dat hij in een paar weken hen Homerus deed höoren, deed zien, deed voelen. En toch is Gezelle de dichter van den Vlaamschen volksaard, gelijk Mistral het i's van den Provengaalschen. Behalve dat verblijf aan de Universiteit en een verblijf van slecht» enkele weken te Parijs, waar hij de hulde ontving der geletterde wereld onder het tweede keizer rijk, heeft Mistral steeds geleefd en leeft hij nu nog in zijn eigen land. Daar onder de zwarte cypressen van Provence leest hij de Odyssee, daar schrijft hij. Wanneer vader zyn jongen zocht, hem voor het een of ander werk wou hebben, dan zei moeder altijd ook als ze het niet geheel zeker wist : Frederic schrijft" en vader liet Frederie rustig zitten waar hij was, schrijvend.,. ja en lezende, maar toch vooral denk ik droomend, de lucht inademend van zijn land, den geur ruikend van zijn zoden, van zijn geboomte, van zijn akkers en weiden, d» wolken bestudeerend en het licht op het gebergte en vooral beluisterend de eigen spraak van zyn volk. m. Wat is dat toch voor een genot, voor een levens-behoefte de gansche wereld, de din gen om zich heen te hooien, noemen in zya eigen taal ? En omdat het zijn eigenlijk levenswerk is aan deze behoefte te voldoen, geloof ik dat Mistral nog meer de verwant is van Vurgiliiis dan van Homerus. Ik heb Mireio nog niet in haar geheel gelezen, maar ik wild» niet wachten met mijn landgenooten er wat van te verhalen totdat de datum van dit herdenkingsfeest voorbij zou zijn. Maar. dit zie ik er reeds zeker in dat de liefdesgeschiedenis van Mireio voor den dichter eigenlijk de aanleiding is om zijn geheele land met het leven en bedrijf der bewoners, met zijn geheele natuur, zijn bergen en zijn vee, rivieren en zijn zijdewormen te doen leven in zijn taal, gelijk Virgilius dat doet met Italiëia zijn Georgica". Met de Georgiea mag weldegelijk dit werk vergeleken worden. Ik geloof dan ook dat de beste manier om den lezer eenige idee van dit gedicht te geven is het vergelijken met Georgiea en Odyssee. Het is waarlijk niet de aanhef alleen waarin de dichter zich leerling van Hpmeius noemt, het is de overvloedige rijkdom, waarmee het- geheele gedicht is behandeld, die ons ook tot de vergelijking met Homerus- het recht geeft. IV. Wat ook het kritisch onderzoek moge hebben vastgesteld indien ten minsten vast stellen en niet altijd nieuwe twijfelin gen te opperen is wat die wetenschap beoogt over de tegenstrijdigheid van de deelen onderling: de Odyssee is en blijft een geheel, welks samenstelling, van de ge heele indeeling tot de kleinste onderdeelen toe, bepaald wordt door de handeling, door het verband der feiten. Vooral de tweed* helft, de terugkeer van Odusseus in zijn huis, de herkenning met de zijnen, de vastberaden, onversaagde, listig-aan-: gelegde strijd met d« vrijers: het is een drama, dat men eigenlijk nooit anders dan in zijn geheel moest lezen. Het lezen van de onderdeelen afzonderlijk ontneemt het bloeiende en spannende, doet een wezenlijken factor van de innerlijke waarde van de voorstelling vervallen. Deze strenge noodzakelijkheid der feiten, dat innig verband ontbreekt wel eenigszins aan Mireio. Ik kan het gerust erkennen: er blijft genoeg schoons van te zeggen. Laten we als voorbeeld den vierden zang nemen. Mireio is de dochter van den rijken Bamon, den Meester van den Mas of hoeve der Lotuaboomen. Vincent is de zoon van een armen mandenmaker Ambroise. De twee jongelieden worden bij een toevallige ont moeting op elkander verliefd. Do ouders van het meisje keuren een huwelijk van de twee gelieven niet goed. Het mei*je doet in haar wanhoop een bedevaart" naar Marseille, ter heilige stede, waar zij hulp hoopt te vinden bij de heili gen ; zij vindt er echter door uitputting en vermoeienis den dood. E venzoo Vincent die haar is gaan zoeken. Dit is het dor geraamte waaromheen de welige wasdom der twaalf zangen is gegroeid. In den vierden zang wordt verhaald hoe, terwijl Mireio reeds geheel voor haar eigen gevoel aan Vincent toebehoort, drie jonge mannen vormelijk aanzoek komen doen om hare hand'. Hier ontplooit zich Mistral's volla kracht in haar grootsten rijkdom maar daarvan straks. Op het verschil met d» Odyssee wil ik hier de aandacht vesti gen. Jtte komst van die drie pretendenten hangt in de lucht, zij wordt niet n of Meerdere tooneelen met innerlijk verband. Zij komen de een na den ander: de her komst, de persoonlijkheid van elk wordt beschreven, hun aanzoek en het antwoord van het meisje aan elk, wordt verteld. En daarmee is het uit. V. Maar ondanks dat gemis aan eigenlijk dramatisch karakter, welk een rijkdom, welk een volheid juist in dez«n vierden zang. De drie vrijers, ze geven den dichter de gelegenheid om het krachtig volk der Provenealen in drie van zijn voornaamste bedrijven te laten zien in dat van den Her der, den Paarden-hoeder, den Temmer van stieren. Van den herder wordt verteld, hoe hij eiken zomer de hitte ontvlucht met zijne kudden op de hoogten der Alpen, maar bij het komen van da koude ze weer terug brengt in de weiden van Provence : hoe in een wolk van stof de heele kudde zich voort beweegt; voorop de belhamels, dan de moeder-schapen, met langgerekt geblaat antwoordend op het geblaat der jongen, dan door elkander krioelend, de jonge lam metjes en het achterst de oudere ei; inva liden. Hij komt en wordt afgewezen. Na hem de paarden-temmer. Hij is thuis op de Camargue, het delta-land van den Ehóne, dat zich van Arles tot aan da zee uitstrekt. Hier zijn do wilde paarden, ongetemd en ontembaar. Toch höoren zij bij twaalftallen toe aan bepaalde eigenaren, die ze over het gemaaide graan heen jagen, om het door hun trappelen te dorsenen. Tot anderen dienst leeren zij zich niet. S3hande over u," zegt Mistrael: o menschelijk geslacht I die merries van de Oaruargue, nooit zag iemand ze zich onderwerpen, noch aan de scherpe spoor, die hun den tlank openrijt, noch aan de hand, die ze liefkoost. Was hun door een list wel eens de halster omgedaan dan heb ik zo wel in ballingschap zien gaan ver van hun ziltige weiden maar toch op 'n dag, niet een grimmigen en vluggen sprong, zich zien ontdoen van hun berijder en in galop twintig mijlen moeraa-land zien verslinden, mot de neusgaten in den wind, en terug gekeerd in de vlakte, waar ze werden geboren, na tien jaren van slavernij, de vrije zilt-lucht der zee weer zien inademen. Want van dat wilde ras is het element de zee; van den wagen van Neptunug zoer zeker ontvlucht, is het nog bespat met schuim; en wanneer de zee stormt en toornig wordt, en de ankertouwen der schepsn breken, dan hin niken de hengsten der Camargue van geluk." Ik zal de laatste regel in het oorspronke lijke geven; wie daarin het hinniken en brieschen der hengsten niet hjort, voor welke taal zou die dan wél ooren hebben ?" Li grignoun de Camargo endihon de bonur." ? Het laatst de stieren-temmer. Dat deltaland van Camargue draagt niet enkel wilde paarden, ook wilde rnmreren. Een feest-dag is het voor geheel Provence, wanneer ten aanachouwe van het ^rerzamelde volk, de jonge beesten n een. wijden kring worden gejaagd om met een gloeiend ijzer het merk van hun eigenaar te ontvangen. Honderd man te paard volvoeren deze jacht. Ourrias, de vrijer van Mirejo, is er een van. Hij stijgt van het paard om een weerbarstigrund het merk op te drukken. Het dier reemt hem op de horens, hij komt er levend af, doch draagt er voor goed een lidteeken van, een groef tusschen de wenkbrauwen, als een bliksem, die de wolk doorklieft. Ook hij komt en doet aanzoek: ook hij wordt zeer hoffelijk door het .meisje afge wezen. VI. Gezelle en Mistral: beiden doen ze ons een landaard kennen, die zoo nou men donken eeuwen en eeuwen door, onver anderd, onontaard onder alle er op wer kende invloeden is blijven bestaan, maar die toch eerst in de negentiende eeuw weer zich zelf is bewust geworden, eerst in de negentiende eeuw zijn dichter heeft gekre gen, van wien hij zijn taal weer kon leeren. En in de beide nationaliteiten is het Chris tendom blijven leven, niet als iets van buiten aangeleerd», maar als iets dat geheel n is geworden met het innigste wezen van die beide volken, n ook met hun zien, met hun meeleven in de natuur. Tochbehooren beide dichters niet tot de ongeletterden en ongeleerden. Beiden hebben van de klas sieke dichters geleerd de zuivere lijn, den soberen stijl; maar het sentiment is van beiden hun eigendom: dat van hun volk, hun godsdienst en hun persoonlijkheid. Hil v., 25 April '09. Dr. H. J. BOEKEX. istetöke literatuur, by de kritiek op boeken van christelijke" auteurs, weldadig zal kunnen werken. Christelijke literatuur", heer Coenen, is een contradictio in terminis". VAK DEK ZEB. Den Heere frans Coeiun. Rteds naar aanleiding esner vroegere boekbeoordeling van uw zeer zeker oordeelknndigen geest (ik doel hier op uw bespreking van my'n roman: Godsonteering) had ik het voornemen, een luttel woord met u te wisselen over de beteekenis van het optieden der christen-auteurs, maar uw laatste oordeel velling over deze zaak, bij de bespreking van Anema's' boek in dit weekblad geeft mij een geschikter gelegenheid. V w conclusie over de liteiaire waardy der besproken werken laat ik daarbij natuurlijk onaangetocbten, naar uw meening over christelijke literatuur" l^jkt mij vrucht van dermate verkeerde voorstellingen, dat het daartegenover ook vcor breederen kring wenschelijk is, een juister beeld te ontwerpen. Waartoe ik mij thans z«t. Wanneer nut alleen door u over christelijke werken uit den laatston tijd ge sproken wordt, dan tiefo allereerst een hin derlijke verwisseling van de woorden chris telijk" en calvinistisch" soms ook van chrietelyt" en, anti-revo.lutionair", die op niet-calvinisti-Kïhe ea niet-antirevolutionaire auteurs uit christelyken kring ten zeer onaangeDamen indruk maken. Dïaze verwisseling van woorden geeft allereerst blijk van een niet wel- enderscheiden. Wijl dit gebrek aan juist ondeiEcheidingsvermogen veelal voor komt in de tiet- christelijke kringen, heb ik naar de oorzaak van dit verschijnsel gezocht. En meen nu, deze verwarring op rekening te moeten btellen van dechristeiijke-coalitiepolitiek der laatste jaren, die bij meerdere onzuiverheid ook deze heeft gebracht, dat de juiste uitdrukking der christelijke opvattingen theologisch wordt gevonden ia het calvinisme en politiek in de anti-revolntionaire begin selen. Iemand van uw literair-critische praestatie blijft evenwel dit verkeerd onderscheidings vermogen, hoe ook gewekt, als fout aange rekend. Wil men wezenlijk zich een juist oordeel vormen over een beweging, die zich o. a. uit in Ons Tijdschrift", dan behoort men zich goed rekenschap te geven van de in deze beweging werkende factoren. De weinige auteurs, die een ouderlingen band vinden in Ons Tydschiift" hebben (evenals dit tijlschrift zelve) nooit de pre tentie gevoerd, een eigen tunst-riehting aan te geven in de literatuur van onzen tyd. Het individualisme uit de tachtiger school hebben ook zij aangenomen als het leidend beginsel in hun kunst-uitingen. Zij hebben daarin gezien de zeer gewenschte reactie op de valsche rhetoriek van vóór '80, en evenals de tachtigers gevoeld, dat zy pogen moesten, de schoonheidsontroering, door hun begenadigd gemoed ondergaan, in proza en conceptie te beelden voor anderen. Hun bizondere levens beschouwing, de christelijke" niet de cal vinistische", dreef hen tot elkaar, maar een waarlijk nieuw kunst-element brachten zy niet. Vandaar dat, literair gesproken, hun boeken zoo weinig verschillen van andere boeken uit dezen tijd, al is, dieper geschouwd, wel degelijk een essentieel verschil waarneembaar, Maar dit verschil zit niet in hun bizondere kunstopvatting die zou willen trachten naar een verzoening tusschen geloof en kunst, zooals u ten onrechte meent. Al nemen zij natuurlijk aan, dat de oorsprong der kunst is uit (Jod, zij nemen daarbij tevens aan, dat de kunst om zichzelve moet worden gediend, in welk dienen dan tegelijk ook weer ligt een dienen van God, Die ook de Schepper is der kunst. Deze opvatting is nog weer een andere dan die van ,,1'art pour Dieu" omdat ze, precies als die met de tachtigerschool, alle kunst met tendentieuze bedoeling, verfoeit. In dit verband ii het niet overbodig, nog eens te wijzen op de levensbeschouwing van den auteur, die ook do irwerkt in zijn kunst uitingen. Verschijnselen in het levensgebeuren, gezien door een christen en een nietchristen, reageeren verschillend ook op hun kuosteuaar-zijn, al geldt ?oor beiden, dat ieder object aanleiding geven kan tot schoonheids| ontroering. | in den eersten jaargang van Ons Tijd| schrift" heef'c Bibkmann o. a. aangetoond uit de werken der tachtigers ea hun volgers, de pantheïstische opvattingen hunner au:eura, en u zuit met mij toch da laatste zijn, om te beweren, dat zij opzettelijk hun pantheïstische levensopvattingen in hun kunstproducten hebben gebracht. Zoo willen de christen auteurs evenmin bun christelijke levensbe schouwing opzettelijk doen licaten uit hun werk, al is het natuurlijk waar, dat die daarin kan worden nagespeurd. Deze levensbeschouwing is het dus, die de christen-auteurs büeenhoudt in Ons Tijd schrift", niet een aparte kunstopvatting, zoo als meestal ten onrechte wordt verondersteld. Ik vlei my, met deze vluchtige opmerkin gen wat helderheid te hebben gebracht, die * * Het ig jammer, nu de heer Daan .van der Zee er zich toch toe zette ons in te lichten, dat hij niet besluiten kon ineens hélemaal duidelijk te z\jn. Nu blijft er ?eel on- verlicht» over. Wy vernemen, zeker met belangstelling, lat de jongere schrijvers van Ons Tijdschrift'1 wel christelijk, maar niet calvinistisch zijn. Ofschoon Anema, dien men altyd voor een zeer voornamen man onder hen aanzag, toch ongetwijfeld wel calvinistisch ie.. Wij verne men, maar nu niet zeer verzwakte belang stelling, dat die jongeren nooit de pretentie hebben gevoerd, een. eigen kunst-nchiing aan te geven in de literatuur van onzen tijd." O zoo . . . zeggen wij, blijkbaar teleurgesteld, maar wat beduidt dan eigenlijk hun doen ? Alleen hun christelijke levensbeschouwing dreef hen tot elkaar. Vandaar dat literair gesproken hun boeken zoo weinig verschillen van andere boeken uit dezen tijd ..." Ja, dat beb ik ook al eens gedaait en dat leek mij nu ju st de puzzie, Wat heeft men aan een christelijke Ie TOBEbe cbouwing", wat doet men er mee, wat beteekfnt ze, als men ten slofte gewoon realistische, zelfs naturalistische werken, genre 'riO, schrijft? Als men zijn christelijk geloof niet met zijn kunst tracht te verzoenen, maar voortgaat boeketn. te schrijven op panthe sti-chen grondslag (om nu voor 't gemak die qualiücaiie maar eens te aanvaarden), wat heeft het publiek dan met uw geloof te maken en waarom vereenigt gij u dan in een apart kunst- tijdschrift? Dit laatste vooral gebaat zonderling en niet geheel logisch. Het is of eenige enthousiasten een biljartclub oprichten, omdat... zij zoozeer op hen gelen verzot zijn, en dan den buitenstander kwalijk nemen, als hij zich vergist in 'c mo tief van hun vereenigingl Het lijkt my waarlijk een nogal naïeve opvatting die de heer v. d. Zee hier geeft en het is, dunkt mij, de vraag of zijn confraters haar zullen bijval len. Waren er dan geen andere tijdschriften? is men geneigd (e vragen. Ea welk exelasivisme en particularisme, ofte kliekjesgeegt dreef u tot vereenigen, als dan toch uw religie van geen directen invloed op uw kunst mocht wezen, welke im Grossen wnd, Ganzen, dezelfde bleef als die uw voorgangers maakten ? Zoodat . . . de puzzle nu alleen v erplaatst is. Wij weten thans iat gij niets bijzonders te beweren hebt want uw godsdienst, als zij niet essentieel in uw werk blijkt, gaat ons zoomin aan als de kleur van uw das maar waarom hebt ge dan een eigen tijdschrift? Of is misschien dat juist uw bijzmderheidl Of is 't enkel een onderneming van uw uitgever voor den christelijken lezer"? _ F. C. BeMten. EE HEC.--CIIE SHAEESPE.AHE. Eerst heette bij Shakespeare toen Baco van Verulam, en nu Roger Manners of Eutland (1576?Juni 1612). Ten minste dit heweert, in een artikel van de Grandn Rtvue (l i Mei 1909), de Belgische Kamerafgevaardigde Célestin Demblon, een zóó groot S. -vereerder, dat hij zelf als Hamltt hetft willen optreden; over dit onderwerp kondigt hij ook een boek aan met de bewijzen voor zyn theorie, en deelt ons in een noot mede, dat een Duitsche geleerde, onafhankelijk van hem, tot dezelfde conclusie is gekomen. Hoe hij er toe kwam? Door een mededeeling van Sidney Lee in the Nineteenth Century and A f ter van 1906, waarin hy opgaf hoe S. 44 gouden shillings kreeg van Francis, den broeder en executeur van Butland, voor half-ambtelijke diecsfen '. Die mededeeling bracht hem tot snuffelen en zie hier wat hij vond over dien Rutland, dien de Dict. of Naliorial Brograph;/ in anderhal ve kolom afdoet. Rutlard werd op 'c kasteel Bel 'oir in Leicester geboren, studeerde te Cambridge, gaf, jong nog, Venus and Adonis, Sïing, over Parijs en Zwitserland, naar Italiëwaar hij 18 maanden bleef en Padua, Venetiëen Veroca bezocht (men lette op die drie plaateen . ';, werd advocaat op 22-jarigen leef tijd (löys). nam ala militair deel aan veld tochten, huwde Elisabetb, dochter van Philip Sidney, werd intendant van 't bosch van Sherwoo i (schreef A Hidfummernight's Dream en As you lik e i t), zwoer met Essex samen tegen E isabeth i sporen in Richard II en Julius CVsar) werd van 't schavot gered en schreef den eersten Hamlet (1603). Als gezant in Denemarken werkte hij zijn Hamlet om (1614), en maakte voor den nieu wen koning Jacobus zijn Schot'che drama'a Macleth en King L°ar. Daarna werd h\j intendant van Birkwood Pare, van Grantham en Warfield en schreef in die omgeving Cymbeline en A Winter' s Tale ; kort vóór zijn dood schreef hij nog The Tempest als herin nering aan zijn verblijf op de Azoren. De tegenstrijdigheden tusschen S's leven en persoonlijkheid en zijn werken worden aldus verklaard ; we hebben hier te doen met een groot heer, een politicus, die rechts wetenschap, marinezaken en den oorlog kent, die valken hield vandaar de vele woorden aan de valkerij in S, , kortom, de heer Dernblon kan triomfantelijk zeggen (p. 143): Ainsi tout s'explique ! Laten we 't voor hem hopen. LECTUUR VOOR VOLKMÜBLIOTIIEKBN. De Verein zur Verbreitung gnter volkstümlicher Schriften" te Berly'n, heeft voor ruim eenjaar een prijsvraag uitgeschreven voor een lijst van boeken, geschikt voor volks- en huisbibliotheken. Uit een groot aantal ingekomen ant woorden heeft de daartoe benoemde com missie van beoordeeling thans eeae keuae gedaan en de verschillende pryzen toegekend. De bekroonde opgaven zullen binnenkort worden uitgegeven. VERVALSCHING VAN DOCUSIEKTEN om trent Romeinsche beeldhouwers in de middel eeuwen door een jong Italiaansch kunsthistoricus, is door een van zijne, buiten vergelijk betere collega's aan het middaglicht gebracht. Reeds waren buitenlandene kunst historici van naam erin gevlogen en had eene Italiaansche dame een dissertatie op de, met groote kunstvaardigheid verva'schte be wijsstukken gebouwd. Tegen de degelijke studie nu in Italië, ook in archieven, gemaakt, is zilk bedrog niet beatand. Aan dr. Giaeomo de Nicola, een veelbelovend leerling uit da school van Venturi, komt lof toe voor dd bedachtzame wijze, waarop bij den bedrieger ontmaskerd heeft. *TOT DIRECTEUR VAX DE. NIEUWE ViTIKAAXscns riNACOTiiEEK zal benoemd worden Cauenay M, die het L. Avondmaal van Leonardo da Vinei gerestaureerd hetft. Men zegt dat hij eerlang de TranefUnratie, van Rafaefl, de paar! van de Vatjkaausche verzameling, onder handen zal moeten nemen. Het standaardwerk over de nieuwgeordende verzameling is in voorbereiding. De reorgauisator dr. d'Achiatdi heefc daarvoor de opdracht gekregen. Qnctertussehen zal de bekende fotografische firma Afldergon voor Pierpoat Morgan alle schilderwerken in het Vatikaan in buiten gewoon groot formaat opnemen. Ook i's een groot, rijk geïllustreerd boek met al. 4e motaiken der paustlljke pareizen. in Rome in bemerking. Daarin komt o. a. het enorme mozaïek met gladiatoren uit de themen van Caracalla, thans als vloer in een zaal van het Lateraan /paleis, voor. Een afzonderlijke stellaadje was gebouwd om het van behoorleken loodrecüten afstand te kan nen opnemen. imiiiiMiiuiiminiiitim c/ücia 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau 4.rti", aldaar. C. H. YA.N DER VELDEN, Fa. 6,1. KALYEBSTEA1T153-155, Arnstfrdam. Tel 2045. BmOOpl nfpl riTiniPD Boulevard AnsDlliSSrJr UlCl illlpti. pach 52-54. Kamtrs incl. ver!., ver w. en bediening vanaf fr. 3.?Beat gerenommeerd restaurant a la. carte. Pension vanaf fr. 9.?. Lift. Uolland&che Directie Piano-, Orgel- en Jloziekhandel Meyroos es ialshoven, ARNHEM. KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIAWS in Koop en in Huur. REPAEEÊREN STEMMEN RUILEN. NEDEHLAND5CHE INDUSTRIE DER NATUUR WOLLEN ONDERGOEDÊREN Verkrijgbaar bij: KIRSCH & Cie., Hofl., Leidscheplein. ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg. H. MEYER, Hofl., Koning^plein. Mag. KEIZERSHOF, NLenwendijk. C. NIEUWENKAMP KOTTING -en ZOON, Galerij 29. Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-Maatschappij EIGEN HULP, Batavia. Verdere adressen onzer contractanten ver strek ion gaarne VALTON & ZONEN, A'dam. ITY" met DUlVLOr'-toancien. Het RIJWIEL voor U, A. DRUKKER & Co., Rokin 126. Stokpaardjes "'. 'V'V..'.'~V.".?-'?'.'-.''j.%:'?'-'^-f--.(.'i 'ï-''*1*- : j^=_ JBERGIV1ANN & C9 j^V^ c_jr_ RADEBEUL-DRESDEN maakt uw huid zuiver, en zat:nt met jeugdig insscne rose, verblindendschoone teint, Verdrijft zomers p roeten, puisten enz en a,'e vemere h uiden rein heden. Verkrijgbaar A 50 cent per Stuk bij fipothekers, drogisten, en coitfeura.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl