De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 6 juni pagina 1

6 juni 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

, 1667 DE AMSTERDAMMEE A". 1909* WEEKBLAD VOOK NEDERLAND OxLcLer recLa.crt±« Uj-roagseL IF. L. W l hiSSUCTGK mtgeyen: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Eeizengraoht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud yan dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet yan 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). per 3 maanden . . . . . .' f 1.50, fr. p. post f 1.65 f eer bn&8 per jaar, bjj vooruitbetaling, . '. . . . . . mafl . 10. Nnmmen aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 6 Juni. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel /0.25 .0.30 .0.40 INHOUD: VAN VERBE EN VAN NABIJ: Gebrek aan initiatief, U, (Varia). De stryd tusschen commiezen en klerken, door X. Onwaar dige proporties, door F. T. d. G. Over de positie en Toornitzicbten onzer koopvaardjjofficieren, II, door Tangens. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De eerste schoolzuster, door W. Yan der Weyde. FEUIL LETON: Stories van Oom Daniël, IV. door Theodoor. KUN STEN LETTEREN: P. L. lak, Herdrukken uit de Kroniek!', beoprd. door .Frans Coenen. Jan Walen, Eenjaar van liefde, Verzen, beoord. door Joannes Beddingins. - Belichten. VOOE DAMES: Wegbereidsteri, door Joh. Naber, met alfb., beoord. door C. de Jong yan Beek en Donk. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATÖUB. door E. Heimans. De Boerhaaye-Kliniek op het Mnsenm-plein te Amsterdam, met af b., door dr. J.- Schrijver. Emile Michel, met portret, door dr. A. Bradius. Collectie Freyer. Palchri, den Haag, door Plasscbaert. Tentoonstelling St. Lncae, door C. Brands, met Naschrift, door W. Steenhoff. Schopenhaner, IV, door mr. J. A. Levy. Portretten van dr. Daniels en prof. dr. Theodor Wilhelm Engelman. Uit donkere gewesten van Zee land, (Ingez.), door B. J. Thejje, met Naschrift, door M. L. de Keyser Een vogel, door Jacob Israël de Haan. Huishondelpe Weten schap, het dienstmeisje wiskundig toe gelicht, met afb. De doofpot vin bet Damvlak, II, door P. J.,W. J. van den Burgh. FIN. EN OECON. KRONIEK, door V. d. M. en V. d. 8. Brieven van Oom Jodocus, XLV. DAMBUBBIEK. - SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. Gebrek aan initiatief. VAEIA II. De vroolijke tijd, waarin wij leven, is gewis alleen licht door gebrek aan zwaarte. HU schiet zoo snel voorbij de Raadsels van het Zijn en van het vrijzinnigdemocratisch program, louter omdat hij als een locomotief zonder wagons, aldoor rangeerend, over de rails vlucht: hij vervoert geen goederen en heeft geen doel. In het leven, zooals dat zich vertoont, geen zweem van een inhoudsvollen wil, van iets dat lijkt op een ruim initiatief. Koning Leopold, die weldra de meester werken, in vroeger dagen door kunsttatoneerders op zijn armen geprikt en voorstellende twee duiven trekkebekkende, aan den meestbiedende gaat verkoopen naar verluidt! , is slechts een hope-gevende uitzondering. Maar hij is de eenige. * * Zie eens den heer Emants. Hij is onder onze heden daagsche man den bij lange niet klein geacht, en sprak in het korte tijdsbestek van enkele dagen met een algemeen erkende autoriteit tegen gebrek aan inhoud in onze poëzie en overvloed van letters in onze spelling, en toch, en toch:... aanmerk zijn geheel niet doelbewuste, zijn doelloos-onbewuste ge drag in zake de opvoering (te Parijs) van een stuk van hem, waarin alle be drijven, die hij zelf geschreven had, waren weggelaten. Zooals duidelijk is was dit stuk van hem dus eigenlijk een stuk, dat niet van hem zelf was, maar op de vage belofte, dat het wat geadap teerd" zou worden aan het stuk, dat wél van hem was, en aan de opvattingen van het Parijsche publiek, die niet zijne opvattingen zijn, zond hij een som gelds (eindelijk iets heelemaal van hemzelf!) aan den tooneelondernemer, die zonder die som gelds het ont-Emantste stuk, hoe gek het er ook uitzag, niet wenschte te presenteeren. En dat deed de heer Emants, omdat hij voor geen geld, ten minste niet voor die som gelds,.... onwelwillend schijnen wilde jegens een dame, die hij ooit had ontmoet en die zich moeite had gegeven voor het doen opvoeren van zijn stuk.1' Zoo worden, zoo verworden wij Hol landers. ns heetten wij de Chineezen van Europa om onze winzucht, onze gladheid en ons initiatief. Thans past ons die naam nog alleen om onzemandarijnenwelwillendheid" en onze bovenmenscheIjjke courtoisie. Wij leven nog slechts in gebaren van geparfumeerde levens kunst. Wij gaan naar Parijs om op ome kosten in een sprake, die niet de onze is, door actrices, die, ach, niet de opze zijn, een stuk te zien spelen, dat niet van ons is maar wél onzen naam draagt en dat -doen wij uit vreeze dit ondermaansche te verlaten met de, zij het ook maar microscopisch te Anderscheiden vlek van n enkele onwelwillendheid". Inderdaad, Nederland leeft geen dddenleven meer, maar nog slechts een van vluchtige gratie... *** Kijk maar eens, nu de verkiezingen op til zijn. 't Is louter beleefdheid, die men rechts en links ziet. Yan actie geen de minste sprake. Actie zou kunnen kwetsen. Iniatief tot iets nemen zou de tegenpartij kannen benadeelen.... Men propageert zijn beginselen zoo geruchtloos mogelijk naar den aard van ware aristocraten. Gelijk de koster op pantoffels over de graven van zijn kerk loopt, zoo wandelt een Kuyper, een Borgesius, een Treub door de slapende vogelkooi yan 't kie zersvolk. Zij huldigen ook indien men liever wil de theorie der visschers: onder 't hengelen moet niet gesproken Maar dit is niét om de stomme viscbjes des te zekerder aan den haak te slaan! Dat ware een bewijs van onheusch initia tief! En wij, wellevende mandarijnen van het Weaten, hebben geen initiatief en zijn niet onheusch. Denk het u eens anders. Wat zou mét initiatief Holland er op het oogenblik levendiger kunnen uitzien! Iemand die zich Kuyper" noemde kon b.y. net doen of hij een jonge maagd wilde gaan schaken, en deze geschie denis volgens beproefde methode, bv. te Umuiden, doen mislukken, waarbij dan bleek, dat de jonge dame niemand anders was dan een kloeke dame, zich vermomd hebbend in het kleed van de Nederlandsohe Maagd in persoon.... Dit zou Amerikaansche" reclame zijn, duidelijk heenwijzend op een niet-uitsterven in ons van den ondernemingsgeest der slimme vade ren. Men kan ook een anderen weg be wandelen om de stemmers te stemmen". Men zou op den dag der groote ver kiezingen van wege de A. R. partij, of van wege de Katholieke, welke gewis niet arm is, aan alle liberalisten" van de districten, die dubieus zijn, yrijkaartjes kunnen verstrekken, persoonlijke natuur lijk, b.v. tot het passeeren van een genoegelijken dag vér van het district in quaestie. Een paar extra treinen, een café-chantant in de open lucht, eenige uitgedroogde krentebollen en een paar vaten chocola, die zeeschade hebben ge leden, (men moet zorgen, dat het voor die slechte liberalisten te laat is om terug te keeren), mér onkosten zou men niet behoeven te maken. En honderden ongewenschte elementen waren voor het duivelswerk der liberalistische kiezerij verloren! Er is nog zooveel meer, dat men ach, zou kunnen doen. Maar in Byzantijnsche rust en Chineesche beleefdheid liggen wij op Indiaansche manier aan de vredespijp te zuigen.... En we doen niets l De str|jd tusschen commiezen en klerken. Ons artikel over bovenstaand onder werp in het nummer van 9 Mei j.1. heeft een tweetal korte repliek j es uitgelokt. Wij hadden betoogd, dat het meer dan tijd is, om eens een finale opruiming te houden in de eindelooze serie kasten", die in den loop der jaren door middel van zoo. goed als Chineesche examens onder het personeel der posterijen en telegrafie zijn gekweekt; we hadden er verder op gewezen, dat men bij post- en telegrafie, zij het dan wellicht onbewust, den anti-democratischen kant opgaat. Het zijn deze beide punten, die tegen spraak hebben uitgelokt. Het eerste, de ondeugdelijkheid der personeels-organisatie betreffende, vindt een bestrijder in den heer Renier, die het is niet ondienstig dit op te merken is voorzitter van de vereeniging van com miezen der posterijen en telegrafie. De heer K. dan stelt tegenover onze meening die der administratie, welke oordeelt dat zij, als zijnde verantwoorde lijk voor een richtige uitvoering van de haar toevertrouwde belangen", noodig heeft naast een staf een corps van opper, hoofd en subalterne ambtenaren." Het zal duidelijk zijn, dat tegenover de door ons geleverde uiteenzetting van den toestand en het daarop gebaseerde betoog om onze stelling te bewijzen, een bloote vermelding van de meening der administratie" al heel weinig gewicht in de schaal legt. Want het is juist de ondeugdelijkheid dier meening, die wij beredeneerd hebben aangetoond. En dat nu de steen der wijzen gevon den zou zijn door het aantal commiezen geleidelijk in te krimpen, zooals, naar de heer Renier mededeelt, reeds geschiedt; dat daarmee aan den toestand, dien wij als abnormaal en ziek hebben gekwalifi ceerd, een eind zou worden gemaakt; dat ten slotte dit middel allén orde zou kunnen brengen in den baaierd, die te lang reeds bestaat we durven het met alle beslistheid tegenspreken. Reeds in 1894 heeft de heer Goeman Borgesius in een nota, bij het Voorloopig Verslag op de Staatsbegrooting voor het volgende jaar overgelegd, de regeering tewaarschuwd en er haar op gewezen, at zij op den verkeerden weg was in de wijze, waarop het personeel bij post en telegrafie sedert de reorganisatie van 1891 werd gerecruteerd. In de vakpers is na dien van verschil lende zijden door mannen met een goeden naam in de post-wereld de noodzakelijk heid van wijziging in de personeels organisatie betoogd en de richting aan gegeven, waarin gestuurd diende te worden. Doch, wat het dóór den heer Renier geleverde betoog wel in een zeer eigen aardig licht doet verschijnen, is het feit, dat ook de vereeniging, waarvan de heer R. voorzitter is, de noodzakelijkheid van zulk eene reorganisatie heeft erkend, zóó zelfs, dat zij een daartoe strekkend nieuw schema heeft ontworpen en na ampele bespreking op hare jongste vergaderingen heeft vastgesteld, voor zoover het althans in behandeling kon komen. Wordt nu ook door de Regeering, het zij dan onder den drang der volksver tegenwoordiging, de noodzakelijkheid erkend, om eens terdege schoon schip te houden; wordt de wenk van denNederlandschen post- en telegraaf bond (en yan ons), om daartoe te benoemen een kleine maar goed-samengestelde staats-com missie", waarin vooral bekwame bui tenstaanders een stem hebben" opge volgd, dan behoeft er geen vrees te be staan, dat, zooals de heer Renier zegt, niemand iets krijgt", maar hee^ft men kans te verwachten, dat ieder krijgt wat hem toekomt, en dat is juist dat, wat wij wenschen. Thans komen we tot het tweede, in den aanhef genoemde punt: de anti democratische richting". Door Y. wordt tegenover onze opinie gesteld het feit, dat men in de laatste jaren bepalingen heeft gemaakt, waardoor ieder, die wil, in de gelegenheid is, vooruit te komen". Welnu, tegenover de bewering van Y. stellen wij de meening van den heer Chevallier, tot voor eenige jaren direc teur van het postkantoor te Amsterdam, die in een schrijven aan het orgaan van den !Ned. post- en telegraafbond ver klaarde : Yoorts acht ik het mystificatie te zeggen, dat voor de klerken de toegang opengesteld is tot het adsp. commies examen, en het dus slechts aan hen ligt om daarvan te profiteeren, waar de kler ken zich voor dat examen, met al zijn ballast, bekwamen moeten in hun vrijen tijd, d.w.z. in den tijd, waarover zij buiten hunnen diensttijd beschikken kunnen". Opmerkelijk is het ook, dat de ballast, waarvan de heer Chevallier hierboven spreekt, het bewuste examen is opgelegd, juist op het oogenblik, dat de commiesrang, en daarmee de hoogere rangen, voor de klerken werd opengesteld. Hier kan hoogstens gesproken worden van een schijn-democratie. Zoo min men veeren plukt van een kikvorsch, zoo min kunnen waarlijk demo cratische maatregelen verwacht worden onder een regime, dat nog in 1905 een poging zij het dan een verijdelde poging gewaagd heeft, om de vakvereeniging op zij te zetten, door de besturen dier vereenigingen te verbieden, zich omtrent aangelegenheden, hare leden, zoowel collectief als individueel betref fende, te wenden tot den directeur-gene raal ...; een regime, dat gekoesterd en verzorgd wordt onder de auspiciën van let wel dezelfde hoofd-ambtenaren, die in 1891 de gelegenheid, voor zoover die toen nog voor klerken bestond om hooger op te komen, brutaalweg afsneden ...; een regime eindelijk, dat tegenover de nieuw voorgestelde wat-ruim-uitgevallen" com miezen-salarissen durft uit te keeren hongerloonen aan de daartoe expres ge schapen categorie der hulp-telegrafisten en dat door vrouwenarbeid de salarissen, der kleinere beambten zooveel als 't maar eenigszins mogelijk is drukt. Ja, men spreke ons vau democratie" in verband met het Hoofdbestuur der Posterijen! Die democratie ligt dan in elk geval nog in haar windsels, en een ont-popping zien wij nog niet! Onwaardige proporties. De redakteur van de afdeeling Letteren en Kunst" in de X. Rotterdamsche Ct. brengt onze opmerking over de berichtjes, waarmee de groote liberale pers het heengaan van den oud-hoofdredakteur van De Amster dammer aankondigde, tot tamelijk onwaar dige proporties terug. Alsof wij ons in de polemiek van elkaar onderling ophemelende en afbrekende belletristen hebben willen mengen, schrijft de heer De Meester dat de hulde" zooals hij zegt, eenstemmig aan de nagedachtenis van dezen zeer bekwamen ambtsbroeder gebracht" die tegenover meer dan n der jongere journalisten in de betrekking van ambacht s i'a f/er heeft gestaan dat diehulde ons niet voldoende" ia geweest. Wij hebben echter van hulde aan bekwaamheid en talent geschonken, van zuiver letter kundigen lof, niet willen spreken. Uit dat betrekkelijk ondergeschikte oogpunt kan, wat ons aangaat, aan den naam van den overledene volkomen recht zijn wederva ren. Wij kunnen dus de vraag van den heer De Meester, hoe wy over een tooneelstuk van De Koo, het blijspel Vier Ton, oordeelen, laten rusten. Dat men deze welgemaakte en eerlijke komedie tegelijk met een draak als Het Goudvischje wil noemen, is ons onbegrijpelijk. Met De Koo is niet slechts een geestig schrijver gestorven, wiens plaats door anderen aanstonds vervuld kan worden, maar een buitengewoon man, wiens woord een sterke factor is geweest in de openbare zaak. Yan de groote politieke figuur hebben de liberale kourantiers zich afgemaakt met korte en koele stukjes". Het is thans niet de tijd en hier niet de plaats om zijne politiek en zijne taktiek kritisch te be schouwen". Zoo schreef de heer de Meester onlangs in zijn rubriek en de'redakteuren hebben de nagedachtenis van De Koo aan die rubriek overgelaten: daar, met meer of minder praal, ter aarde besteld. Over hetgeen de politieke publicist is geweest, over den man die dertig jaar lang het Xederlandsche liberalisme, men mag niet zeggen: bestreden heeft als een vijand, maar als een strenge rechter als een scherprechter dikwijls heeft gekastijd, is gezwegen. Gezwegen of gesproken in een stroeve, dubbelzinnige, kleineerende taal. Hadden wij iets anders verwacht of ver langd? Zóó weinig, dat wij meenden te mogen verklaren in deze houding van de liberale pers de meest eervolle getuigenis te zien door De Koo bij zijn leven zich verdiend. F. v. D. G. De N. B. Ct. zegt nog, dat het vreemd aandoet in 't zelfde nummer van De Amster dammer, waarin de heer van der Goes de koelheid gispte van 't stukje, door de N. R. Ct. aan de Koo's nagedachtenis gewijd, een kort en koel" woord te vinden onder 't portret van den grooten kenner der Ara bische philologie Prof. de Goeje. Hierop moeten wij antwoorden, dat door 't uitblijven van een door ons gevraagd en verwacht deskundig in-memoriam, het be doelde bijschrift moest worden gemaakt op het oogenblik van het ter perse gaan der courant door onze redactie zelve, die zich op 't gebied der Arabische philologie tot haar leedwezen zonder autoriteit weet. Indien de journalistiek het vak" van onzen betreurden oud-hoofdredacteur voor de redactie van -de N. R. Ct. een even onbe kend terrein mocht zijn als de Arabische taalwetenschap hek is voor de redactie van dit Weekblad, geven wij onverwijld toe, dat de bovengenoemde parallel door de N. R. Ct. terecht werd getrokken. RED. Over de positie en vooruitzichten onzer koopvaardij- officieren. n. Na zal een leek, die deze diensttijden met verbazing verneemt, meenen dat de belooning hieraan wel geëvenredigd zal zyn. Niets is minder waar; extra-belooning voor extra diensten is nog steeds onbekend. Slechts gedurende den laatsten tijd hebben de Indische maatschappijen een regeling van overwerkbetaling ingesteld, hiertoe aangezocht door de vak vereeniging. Op de Nederlandsche l\jnen behoort echter de betaling van extra diensten nog tot de onvervulde wenschen. Dat door het betalen van stuurlieden voor nachtarbeid dit laatste zal verminderen is de vraag, doch een eiich van billijkheid is het zeker. De gevolgen van het vele nachtwerken aan- de luiken blijven niet uit, en het zou zeker leerzaam zy'n na te gaan tot hoevele gevallen van ziekte en ongelukken het reeds de aanleiding is geweest. Ons zy'n twee ge vallen bekend van ongevallen aan stuurlieden overkomen, nadat ze 36 uren gewerkt hadden; het laatste, met doodelijken afloop, gebeurde nog betrekkelijk kort geleden. Natuurlijk rekent men dit onder de rubriek o agevallen, doch zou een onbevooroordeelde enquête hier niet het verband hebbeu aangetoond tusschen dezen werktijd en het ongeval? Dat het dringend noodig is voor den wetgever om hier spoedig in te grijpen is zeker, want niej, alleen, dat deze overdreven langdurige werk tijden uit een oogpunt van humaniteit afkeuring verdienen, ook het algemeen be lang eigent, dat een schip niet aan de zorg van zulk een oververmoeid stuurman mag toe vertrouwd worden. Wy gelooven niet hier den toestand te donker te hebbeu gekleurd, integendeel; want hoewel het niet ontkend kan worden dat eenige werkgevers en vooral vele gezagvoerders humaner denken o rer den nachtarbeid dan vroeger, is het exploiteeren, ja wij durven gemat zeggen afbeulen, van stuurlieden op de Nederlaudsche schepen in vreemde havens nog regel. Wanneer men het voorgaande leest, rust yan zelf de vraag hoe het mogelijk is, dat in 1908 nog zulke toestanden getolereerd kunnen worden, zonder dat er een woord van protest tot de buitenwereld doordringt,. en hiermede komen wij vanzelf op een andere oorzaak van ontevredenheid en misstanden, n.l. de onzekerheid van positie der officieren pp de koopvaardijvloot. Bij de stoom vaart is het regel dat elke reederij een vast korpsofficieren heeft, en de promotie geschiedt als regel naar anciënniteit. Willekeurige bevordering komt, hoewel sporadisch, voor; wel het meest bij de kleinere reederijen, waar vaak finantieele invloeden b\j aanstelling of bevordering den doorslag geven. Om voor bevordering in aanmerking te komen, is het natuurlijk vereischt dat de stuurman blijken heeft gegeven van een onbesproken gedrag te zijn, ijverig en bekwaam, en gezien de groote verantwoordelijkheid van zijn betrek king is dit billijk. De beoordeeling van zijn geschiktheid geschiedt door de directie of inspecteurs in hoofdzaak op gezag van conduiterapporten, over hem uitgebracht door de gezagvoerders maar deze conduiterapporten zijn geheim. Op de nadeelen van. dit stelsel behoeven wüniet te wijzen, in vele betrekkingen is het reeds veroor deeld, en terecht. Een lichtpunt ie, dat opverzoek der Vereeniging \auNederlandsche Gezag voerders en Stuurlieden terKoopyaardy" eenige reeder yen, waaronder de Koninklijke Nederlandsehe Stoomboot Mij. en de Konink lijke Paketvaart Mij. met dit afkeurenswaardige steleel gebroken hebben. Toch gebeurt het nog al vaak dat stuurlieden om nietige redenen ontslagen worden, vaak najaren langen dienst, zonder in de gelegenheid te worden gesteld zich te verantwoorden. De ergste misstanden op dit punt vindt men zeker bij de algemeen» vracht vaart, waar vaak stuurlieden door den gezagvoerder zonder opgave van geldige redenen worden ontslagen, zonder dat de directie zich hier iets van aantrekt, of hetgeen ook gebeurt, dat de directie verklaart niet in staat te zijn in de quaestie te oordeelen, als zijnde niet op de hoogte van de finesses van het vak. Ook de positie der gezagvoerders staat bij deze reederijen soms even wankel. Het is een algemeen bekende feit, eenige jaren ge leden vertoond, dat een gezagvoerder ontsla gen werd nadat zijn stuurman een procuratiereis voor hem had gedaan, met de opmer king dat laatstgenoemd persoon beter de belangen der reederij behartigde, daar hij eenige tonnen meer lading had meegenomen. Of deze betere (?) behartiging van belangen ook de oorzaak kan zijn dat dezelfde persoon weinige maanden later met zijn schip en alle opvarenden gebleven is? Behalve ontslag door den werkgever, kan ook de laad van tucht" nog een gezagvoer der of stuurman het recht ontnemen verder in zijn rang te varen. Hooger beroep tegen de uitspraken is niet toegestaan, zoodat hetgeen wel eens van het spoorwegpersoneel wordt beweerd: met het eene been in het graf, met het andere in de gevangenis" met een kleine variant op de koopvaardij-offi cieren toepasselijk is: Elk klein verzuimol onoplettendheid kan hem het leven of de betrekking kosten." Een gewoonte, die de door ons beweerde onzekerheid van positie der gezagvoerders en stuurlieden op frappante wijze illustreert, is wel het uitbesteden van kapiteinsplaatsen voor het over zee brengen van baggermolens, sleepbooten en dergelijke vaartuigen. Terenssehynt het ons een bewijs dat van gebrek aan ge diplomeerde stuurlieden geen sprake kan zijn, Als men let op het gevaar aan dergelijke ondernemingen verbonden hetgeen niet denkbeeldig is, waar reeds vele dezer vaartuigen met man en muis bleven en de assurantie premie zeer hoog is zou het toch zeer verwonderlijk zijn, als bij gebrek aan gedi plomeerden, zich zo 3 vele lief hebbers opdeden dat er uitbesteding kan plaats hebben. Een andere klacht, welke nog al te vaak op den voorgrond treedt, is die over slecht verblijf en onvoldoende voeding, het laatste vooral weer by de algemeene vrachtvaart. Als men op sommige schepen de bekrompen verblijven (hutten) ziet, zonder eenig comfort, en bedenkt dat hier de stuurlieden een groot gedeelte huns Ie yens in moeten doorbrengen, het gemis aan badkamers en andere noodige zaken, dan beseft men eerst recht in hoe rele zaken zij achterstaan bij niet-varenden. Toch brengt het by den bouw van een schip slechts geringe kosten mee om deze verblijven iets ruimer te maken. Natuurlijk is men aan boord gebonden aan ruimte, maar wij meenen hier eerder aan sleur en onnadenkendheid dan wel aan moedwil te moeten gelooven. Wat nu de voeding betreft, durven wy gerust beweren dat die bij de groote reede rijen voldoende is, bij sommige zelfs over vloedig. Iets anders is het echter bij de algemeene vrachtvaart, waar de niet genoeg te veroordeelen usance bestaat de voeding aan den gezagvoerder uit te besteden. Dit bespaart natuurlijk de reederij administratie kosten, doch ieder, met de noodige menschenkennis, zal begrijpen dat dit tot grove mis bruiken aanleiding moet geven. Waar reeds aan land het inhumaan moet heeten het personeel in de maag te treffen, hoeveel te meer dan op zee, waar zelfs voor geld niets te koop is. Tevens geeft het door ons ge wraakte stelsel aanleiding tot verslapping van tucht, waarvan de voorbeelden voor het grijpen zijn. Het voorgaande toont o. i. duidelijk aan, dat hier n voor den wetgever n voor d» vakvereeniging een groot arbeidsveld open ligt. Toch wenschen wij nog op een cardi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl