De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 6 juni pagina 2

6 juni 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1667 !4 4 ^ !-f naai pnnt van ontevredenheid de aandacht te vestigen, waarvan ieder rich gemakkelijk kan overtuigen daar het den dienst der stnurlieden betreft ia de Nederlandsche havens. Wettelijk is^ de zeeman, das ook de stuurman van zijn dienstverbintenis ontslagen ala het schip- teruggekeerd is en hy is afgemonsterd. De vaste lijnen hebben echter sinds lang in gezien dat het in hun voordeel is een vast corps stuurlieden te kweeken, en honden daarom ook binnenslands de officieren in dienst, waarbij stilzwijgend de conditie geldt dat de gage dezelfde is) als op reis. Voeding wordt hier echter als regel niet verstrekt en ?wordt hiervoor eea- vergoeding gegeven van ? l a ? 1,50 per dag. Het schip ia binnens lands dan ook als woanplaats weinig geschikt, daar gewoonlijk voor- reparatie en schoon maak alles overhoop ligt en soms zelfs geen drink- of" wdsch water 'verkrijgbaar is. Wan neer dus hier den sttmrlieden, na afloop der gewone dagwerkzaamheden, verlof werd ge geven aan land te gaan, was hier de zaak in 't reine. Helaas, ook hier dwingt het nachtwerken in de lading weer de officieren ook 'snachta aan boord te bujven, en waar dit niet plaats heeft, is het toch voocgeschreven dat des nachts, minstens n der stuurlieden aan boord moet bly van, selft al wordt nergens gewerkt. Dat dit voor menschen, die reeds soo weinig hnn vrijheid genieten een harde maatregel is, ligt voor de hand, temeer waar reien hunner getrouwd en huisvader zijn. Ook de Zondagjwachten zij a een bron van ergernis. Is het te verwonderen, dat velen de risico wagen wegens plichtsverzuim zwaar geitraft of ontslagen te worden en indien de kans schoon is het schip aan zijn lot over laten? O. L zon met een geringe floantieele opoffering der reederijen hierin voorzien kannen worden door het aanstellen van wakers, met den veiligheidsdienst aan boord bekend, waardoor deze inhumane, ja vaak immoreele oor reeën tot het verleden zonden behooren. Dat door den drukken dienst en zulke in stellingen de verloven binnenslands veel te wenschen overlaten, is te begrijpen, en legio sgn de voorbeelden dat stun r lieden, zelfs bq onze beste reederijen, met l of 2 dagen ver lof werden afgescheept na een reis van 4 maanden en langer, ja zelfs dat verlof niet werd gegeven. Als men bedenkt, dat gedu rende de reis Zon- en feestdagen een onge kende weelde zgn, is het dan te veel gezegd dat de stuurman geëxploiteerd wordt op ergerlijke wijze en dat het familieleven voor hem is buitengesloten? Veel zonden w j' nog kunnen schry ren over deje en andere misstanden in het stnurmansrak, doch het voorgaande is voldoende om aan te toonen waar de reden ligt, dat zoovelen, na eenige j are a dienst, andere betrek kingen zoeken en, als dit niet lukt, met tegenzin en haat vervuld hunne plichten doen. Gelukkig ZQU er lichtpunten, die ons doen hopen dat hierin verbetering aanbreekt. De werkgevers beginnen in te ziea dat althans iets voor da omkeren moet gedaan worden, reeds hebben eenige readerjjen, waaronder de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, vele miss ;anden verbeterd, da eerste misschien nog wankelende stappen in de richting van een nieuwe wetgeving op scheep vaartge bied zgn gedaan en de aandacht van het publiek is op den zeeman gevestigd. Vooral dit laatste stemt tot blijdschap, want slechts de publieke meening zal hier een algeineene en duurzame verbetering ia 't leven kunnen roepen. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiHiiiiiiui TANGENS. iiiiiiiiiiiiiiiHiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiii Sociale, De «rots Sclioolmter. De volksschool heeft onder haar troepje altijd zwarte schapen, kinderen, die de sporen dragen van verwaarloozing van de eerste regelen der hygiëne. De onderwijzer merkt se op, en doet zijn best. Dat helpt wel, maar vaak is zijn optreden in deze gevallen slechts dillettantisme. Meer heil is hier te verwachten van het werk der ervaren pleegzuster." Zoo dacht men in Charlottenburg, en daarom heeft men daar een schoolzuster aangesteld. Haar taak bestaat in: a. het verleenen van bijstand aan den arts bij de behandeling van lijdende school kinderen, b. het doen van huisbezoek bij die leer lingen, welke in het oogloopend onrain zijn, of de kenteekenen dragen van onvoldoende voeding, STORIES WI OOM DA.HIËL DOOB THEODOOK. IV. 't Is verkeerd om aan spoken te gelooven," zei oom Danie op 'n avond, nadat we ons allen (hij zelf niet 't minst) hadden vermaakt met allerlei spookgeschiedenissen te vertellen. Maar n ding is zeker er gebeuren wonderlike dingen op de wereld, waar 'n mens geen begrip van heeft. Jullie moeten nu niet langer over die dingen praten. Ik wil je nog net n itorie vertellen, die werkelik gebeurd is, en dan mag niemand meer over spoken of geesten praten." Dit beloofden we plechtig, en oom Danie begon: In 't jaar '65 toen ik nog veldkornet van Mooirivier was, kwam mijn buurman Hans van Rensbarg me eens vertellen dat er op zijn plaats 's nachts telkens vreemde dingen gebeurden, 't Was dan net of 'n zwaargebouwde man langzaam kwam aanstappen van de schapekraal af en de voordeur wijd opengooide zodat de muur er van kraakte... maar wie er by stond, zag nooit iets. Ik vroeg hem waar dat geheimzinnige wezen dan verder heen ging. Recht door de gang naar de grote slaapkamer, zei hy; en daar klopte het tegen de muur altijd drie keer zuchtte en verdween met kreunend gebrom door 't raam. Nu wou Hans dat ik enige nachten zou komen waken met 'n paar sterke kerels; dan zou hij zijn oude kaffer Geelbooi er by laten bly'ven die kon bovennatuurlike dingen zien. Wel, ik moet zeggen dat ik er weinig lust in had. Vooreerst geloofde ik weinig van de storie. Ik kende Hans; hij c, het onderrichten der ouders in de eerste beginselen der gezondheidsleer. Wanneer de ouders hun kinderen niet naar den dokter geleiden kunnen, doet de schoolzuster het. ZÜgeeft ook voorlichting bjj het kpopen van brillen, breukbanden, verbandmiddelen enz. Maar bovenal wijst ze de ouders op het groote nut van reinheid op het lichaam, en het heil vau frissehe lucht in slaap- en woonvertrekken. En dat is hoog noodig. "Want het is ongeloofelijk, hoeveel vooroordeelen de arbeidende bevolking heeft tegen open ramen in andere seizoenen dan de zomer, en tegen koude wasschingen. Vele menschen hebben een afkeer van het uit en inwendig gebruik van koud water. Die afkeer moet eerat overwonnen worden.. Vooroordeelen spruiten voort uit onkunde, en onkunde over wint men door onderrichting, en dat is de taak der school. De volwassenen bereiken echter de school niet, maar nu zendt de school de zuster tot hen. Die eerste schoolzuster kan nog niet veel doen, maar als er straks een armee uittrekt, dan zal de veldtocht zegenrijke overwin ningen- behalen, Dan zal er veel kinderlijden verzacht worden. Vervuiling en chronische honger zullen in hun oorzaken onderzocht worden. Zij kunnen uit nooddruft voortkomen, en dan moet de school ze (voor 't oogenblik) overgeven aan de i hilaotropie. Zij kunnen ook ge vol? zijo van verwaarloozing, van kindermishandeling. Dan zal vermaning der hoogstaande en reeds om haar kleed geachte zuster invloed ten goede uitoefenen. Zoo ongeveer en onder meer schrijft een inzender van de Tagliche Rundschau. EQ veel van wat hy zegt over de onkunde omtrent de allereerste voorschriften der hygiëne, is het niet van toep»ssing ook op onze arbeidersbevolking? Ook onze volks school draagt er de sporen van. Zoodatook, hier de motieven aanwezig zijn, die kunnen leiden tot het aanstellen van sehoolzustera. Mocht die eerste schoolzuster daarom in Charlottenburg in ons land weldra ambtszuiters tellen! Amsterdam. W. VAN DER WEYDE. niiiiiiiiiniiiiiiitiiHiiiiliiiiiiiimiiiiiniiiiiimiiiiiiMiiiMuiiiiiMiiiMMi P. L. TAK. Herdrukken uit De Kroniek. Verzameld door J. W. ALBKRDA en H. E. VAN GELDER. Met een inleiding van F. M. WIBAUT een bibliographie, prenten en portretten. Uitgevers-Maatschappü?/a Wakker & Co., Rotter dam 1909. Als een welkome en vriendelijke herinne ring aan Tak is dit boek in deze lentedagen gekomen tot ons, die het met erkentelijkheid voor de samenstellers ontvingen. Er schijnt veel werk aan besteed. De bibliographie aan het slot is geen taak, die in een achter middag even wwdt afgedaan. En toch is hiermede het onontbeerlijk materiaal gegeven voor den man, die Tats merkwaardige persoinly'kheid ten voeten uit zou willen portretteereu. Want deze pretentie heeft dit boek geens zins. Gelijk de heer Wibant zegt in zijn helder-geleidely'ke en gedocumenteerde inlei ding: Zoo wil deze bundel niet vooral en niet in de eerste plaats zijn een verzameling van stukk-n goed proza, van voortreffelijke journalistiek. Doch een gedachtenis aan den schrijver: een poging voor die hem missen om iets van zijn persoonlijkheid te doen voortleven, iets van de bekoring te behouden, die uitging van zijn werk." Iets van zyn persoonlijkheid," heet het hier bescheidenlijk, maar voor wie Tak ge kend heeft en rustig zoo een paar uur in dezen bundel heeft zitten bladeren, komt de gansche stevige figuur nit dit levendig proza naar voren en hij beseft hoe nu eerst, met dit boek, voldaan werd aan een waarachtige behoefte, voorzien in een gebrek, dat hin derlijk gevoeld werd als men Tak herdacht en het betreuren moest, dat de j ournalistiek maar z>o kort leven mag. Want tweeërlei is in dit werk van waarde. Een gansche reeks dazer artikelen is van blij venden aard om den vorm, maar zeer zeker ook om den inhoud, die uitgaande van eenig tydely'k onderwerp of belang echter tot de meer algemeene en durende zich verIIIIMIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIMnil had altijd iets vreemds gezien of ondervonden. Ik herinnerde mij b.v. nog goed dat hy' eens midden in de nacht bons 't raam van myn slaapkamer inschepte en binnenkwam. EQ op. mijn vraag wat er te doen was, vertelde hy dat* een grote baviaan met twee brandende fakkels hem achterna zat. 't Dier was zelfs op z^jn paard gesprongen en had de fakkels vlak naast Hans z'n oor gehouden en had gelachen dat 't over de vlakte heen schaterde. Maar toen ik met hem meeging om te zien wat er was, konden we niets vinden dan zyn paard dat rustig stond te grazen in myn tuin. 't Zweet droop 't arme di«r van z'n lichaam. Dat was van schrik, zei Hans. Maar ik merkte op dat mijn goede buurman z'n adem niet presiea rook als van 'n baby die pas z'n fles heeft leeggedronken; en dat z'n benen niet regelmatig gingen als van 'n Schotsche Hooglander. Daarom zei ik weinig, maar liet hem in onze buitenkamer slapen, en zyn paard op stal zetten. De volgende morgen wist hij helemaal niet hoe hij daar gekomen was. Toen Hans mij dus kwam vertellen van de wonderlike dingen die er op zyn plaats voorvielen, had ik weinig lust om er veel drukte van te maken. Ik probeerde om hem die dwaze dingen uit 't hoofd te praten; maar by' ging toen aan iedereen vertellen dat de *veldkornet toeh vrachtig 'n als te vrat kerel" was die zou ook niet veel doen als er eens oorlog kwam enz. Dus dacht ik: Kom, ik zal hem z|jn zin maar geven. Ik vroeg dus twee van mijn by wouers, l) om met mij die nacht op wacht te gaan. De ene was 'n Ier, sterk als een olifant en vlug als een mannetjestijger. Hij had eens op myn plaats een wilde stier bij de horens gepakt en.de nek omgedraaid 1) Een by'woner" woont op en bebouwt een gedeelte van een anders boerderij voor een deel (gewoonlik de helft) van de opbrengst, maar heeft geen recht op grond of huis. heffen mocht en aldus nog lang geldigheid zal hebben. En dan is er, als gezegd, die persoonlijkheid van dan schrijver zelf, waarover maar een enkel artikel directe! ijk spreekt en waarvan zij echter alle onwillekeurig spreken, zoo duidelijk dat wy' Tak voor ons zien, gelyk hy' zoo rustig zitten kon met de corrigeerpen in de ban i en soms waarlyk zyn stem meenen te hooren. Inderdaad, otn zyn arbeid zoowel als om zyn wijde menschelijkheid verdiende deze journalist langer te leven in de herinnering der menschen, dan het vluchtige, y'le gebeuren waarvan hij schreef, want zijn geest was meerder dan deze en ging hen alty'd in ruim begrip en bezonnenheid te boven. Indien ooit de j ournalistiek behoefte mocht hebben aan rechtvaardiging voor haar vele dwaasheden en wandaden aan de menechheid begaan en 't kon zijn dat een later, veel wijzer geslacht haar allerminst een zegen achtte dan zal zy' kunnen heen wijzen naar figuren ala Tak, om wat die in haar dienst hebben volbracht. Waarlyk, zóó journalist te zyn lykt scioon en goed, een begeer en swaarde, een menschwaardige taak en ook dien anderen scherpzinnigen en hooghartigen journalist herdenkend, die zoo pas te dezer plaatse gehuldigd werd, - voelt men neiging voor beiden, De Koo en Tak, het hoofd te buigen in de nederige erkenning dat er toch eigenlijk geen minder waardige ar beid bestaat, maar slechts minderwaardige geesten en ten slotte alles aankomt op talent, toewijdingen hoogieid van karakter. Al bladerend in den bundel en hier en daar lezend zoo'n artikel, dat sarkastisch of geestig of gemoedelijk is of alle drie tegelyk, maar altijd helder-logisch en beheerscht ge schreven blijkt, krijgt men den indruk dat Tak wel een zeer fortuinlijk, door het lot begunstigd man is geweest. Niet enkel omdat hy zoo bij uitstek geschikt was, voor hetgeen hij verkoos te zijn: een publicist, een beoor deelaar van het dagely'ksch leven, maar vooral omdat hu het op dtie wijze kon zyn. Zoo menige journalist is niet anders dan de nederige dienaar, eigenlijk de schunnige knecht van een stomp en lichtzinnig publiek. De banale nieuwsgierigheidjes, de verknoeide vieze pasaietjes te prikkelen, ydelheidjes te vleien, nare koffiehuisaardigheden te verkoopen om aan een eoort vrooly'kheid en zekeren lust tot sneeren" en omlaag-balen te voldoen, ziedaar de dagelyksche veredelende bezigheid van talryke journalisten in dienst van die zonderlinge Koningin der Aarde, die soms verbijsteren! op heel iets anders gelijkt. Maar Tak was niet een van dezen. De omstandigheden en niet weinig ook zijn eigen karakter, hebben voor hem de ideale zijde van het vak bewaard, en zoo werd hij allengs meer tot hetgeen in de dagen der onnooiele jeugd menigeen zich wel voorstelde dat eigenlyk een advocaat moest zijn. Weduwen en Weezen te verdedigen, het recht voor te staan, bezield en bezielend tegen onrecht en boosheid... konien wij ons aanlokkeuder taak, edeler roeping denken en namen wij ons niet allen voor (in da jaren dat de aureool om het hoofd des Koetsiers of des Politieagents verdwenen was) minstens zulk een 'machtig welsprekend en edeldenkend man te worden? Later bemerkt men dan, dat in de Rechtzaal zulk een ideaal maar zelden gevonden wordt, ook al omdat in het gewone leven minder vaak Goed en Eer der Weezen aangetast, als wel over een lekke goot gekrakeeld wordt. Maar zoover het beeld van zulk een advo caat niet heelemaal een waan i», en de Ridder zonder Vrees of Blaam, de Verdediger der Onschuld, nog voortleeft in onze overigens voor zulke romantische tooneelfiguren weinig vatbare samenleving, vindt men hem by de journalisten van Taks en De Koo's geaard heid, en het lijkt wél benijdbaar wat zij doen. Te mogen scbry' ven naar en uit zy n o ver tuigi ng, dade!y'k te kunnen toegeven aan de opwel lingen van toorn, meely, droefheid en eerbied, zonder dwang of hindering of lagere over wegingen, zich te mogen uiten inderdaad naar de geest getuigt, wat zou er meer bevredigend en gelukkiger, voor anderen heilzamer en voor den eigen geest hygi nischer" kunnen zyn I Mits, natuurlijk, er talent aanwezig zy, hetgeen in dit verband zeggen wil: helder verstandelijk inzicht geest en gemoed", en taalvermogen. En tweede mits.' op den duur ten minste, men weet te spreken uit naam van velen, van een groep of van een party'. Anders vergaat de stem in de leege ruimte en wordt ook het beste zaad te ver geefs gestrooid. Wat anders werkte als bezie ling in het zich gedragen voelen door bijval dat ik 't zag. En by was voor niets bang. Toen ik hem vertelde van 't spook by buur man Hans, grinnikte hij. Ja hij was 'n snaakse kerel: eigenlik lachen deed hy nooit, maar als er iets heel grappigs gebeurde dan ging zijn mond tot aan zyn oren open en dan maakte hij 'n wonderlik geluid alsof hij slechte wiskey dronk. Hem nam ik mee, en dan nog 'n bywoner die uit de Kaap gekomen was, oo t 'u etevige kerel. Alle drie hadden we ons geweer by' ons, en een goede kierie. 't Was zo ongeveer negen uur toen we by' Hans kwamen, die met Geelbooi ons op de stoep zat te wachten. We rookten en dronken koffie en vertelden elkaar etories tot zowat twaalf uur. Toen hoorden we beweging in de scbaapskraal. Tegelijkertijd begonnen al de zenuwen van Geelbooi op hol te gaan. Hy sloeg met armen en benen, en maakte hese geluiden alsof hem de keel werd toegekne pen. Weg baas!" riep hy' weg b»ag hy' kom l" Jullie zullen denken dat ik maar 'n grapje vertel dat nooit gebeurd is, maar ik zweer je dat alles wat ik nu zeg woord voor woord waar is, zo waar als de by'bel. Van de schapekraal naderde langzaam maar met vaste etap een man van ongewone grootte. Ze zeg gen dat Goliath de grootste man is geweest. Nu als die nog groter moet geweest zyn dan deze, dan bewonder ik David nog meer. De klipmuur om de tuin voor 't huis was zo hoog dat ik er net over kon kijken; maar deze nachtwandelaar stak er meer dan half boven uit. Zwaar en fors was zijn hele bouw, en een lange grijze baard hing filadderend over zijn borst. By' iedere stap die hy deed, dreunde de grond, en zijn ogen verlichtten alles om hem heen als twee flambouwen. Ik ben niet gauw bang, en Mike nog minder zoals ik je al zei... maar man, onze knieën stootten elkaar allemaal aan op de stoep. Niemand van ons sprak een woord terwylde reuzeverschy'ning zonder enige notitie van en geestdriftige genegenheid, wordt tot bitter heid en enkel sarcasme met afwisselingen van zelfminachting en overdreven hoogmoed. Multatuli is het voorbeeld geweest van een Eenzame, die langzamerhand zichzelf ver teert in verbittering en wantrouwen. En onuitgesproken heeft men het kunnen lezen in vele toegenegen en bewonderende artikelen over De Koo, dat ook deze man in 't laatst van zyn leven onder de vereen zaming geleden heeft. Aan Tak echter is ook dit bespaard gebleven en niet minder daarom mag hij, dunkt me, een gelukkig man genoemd worden. Hij heeft altijd mozen schryven tot en uit naam van velen. En die velen het is al meer opgemerkt waren niet bepaald hét volk", noch eigenlijk zyn socialistische partijgenooten, maar de breede scharen, van halfslachtigen" in de burgerkringen, de meemaar niet geheel gevoelenden, de geettverwanten, de talloos velen, die zwijgen en zich verbijten, uit zachtzinnigheid en afkeer van heftige handeling, niet weinigen ook ter wille van hun naam, hun familie, hunpositie. Er zyn een menigte van die stille ge roeiers en denkers in het land. Zij kunnen niet veel anders dan nog dikwijls anoniem sten.nen met geld de partij der revolutionairen en by de stembus eene kleine maar soms innig genoten wraak nemen. Van die allen is Tak de stem geweest. Voor hen sprak hij het verlossende woord, het woord dat bevrijdde van de beklemming en vernedering alleen en machteloos te staan. En menige heftig geschreven brief uit de beste" kringen zou hebben kunnen getuigen, hoe hy hnn geloof en hun dankbaren eerbied bezat. Die plaats van Tak is nog aliyd onbezet, want deze menachen zyn mistrouwend en dikwyls fyngevoelig. Zy behooren ook te zeer tot de heerschende klasse", om niet in alle gevallen dezer betrekkelijk goed recht te erkennen. Met een socialisme tont pur is bij hen niets aan te vangen. Men moet het algemeener, idealer standpunt opzoeken om hen te bevredigen en geest met goede manieren paren, wil men hun vertrouwen winnen. Ea weinigen vermogen dit, zoo rustig en geestig te schrijven met dien sterken onderstroom van bezieling en felle emotie.... Taks artikelen, nu niet meer verenkeld en van elkaar, maar alle tegelyk onder de oogen krygend, leert men beseffan, hoezeer hij een richter van zijn tijd in dit land m iet geweest zyn, omdat hy immers zoozeer de geliefde eigenschappen van zyn landgenooten bezat: de kalmte en de bezonnen overweging, gemoedelyke spot, maar soms raak sarcasme, gevoeligheid en ruimte van oordeel. En daarenboven wat hier eigenly'k minder gemeen en geliefd is een wyde menscbelykheid van meevoelen voor anderen en een door de rede getemperden inaigen gemoedsdrang naar een beter, gelukkiger Ie ven voor de millioenen, die men het proletariaat noemt. FRANS COENEN. JAN WALCII. Een jaar van liefde, verzen. Amsterdam. W. Verslnijs 1908. De heer Jan Walch heeft een mooi, fijn boekje in 't licht gezonden, onder bovenstaanden titel, mooi van indeeling, en fy'n' van geluid. Als ik den heer Walch met een vogel zo a vergelyken, zoude ik hem een leeuwerik willen noemen. Je bent het teere lentelicht, myn lief, dat in den schemer van de jonge Maart zweeft in de lucht.... al die e-klanken klinken als tonen van zilver. Edele gratie en bevallige zwier kenmerken het fyn-geziene beeld dat leeit in schoonheid. Zoo byvoorbeeld dit van Maria: Er licht een fijne schijn als zegen op de gulden versiering van Haar voet.. . Onwillekeurig moest ik denken aan den Hollandschen dichter G. A. Bredero. Vroegh in den dageraet, de schoone gaat ont binden, Den gouden blonden tros, citroenich van colenr, Gezeten in de lacht, recht buyten d'achter deur, Daer groene wyngaert loof oyt louwen muer beminde. By Walch vinden wy: Mei is de lichte maand van blye bloemenhulde, en van de zoete Maagd Maria, die zoo zacht boven haar stil altaar in teeder peinzen lacbt 'wijl zon het scheemrig schip met nieuwa lente vulde. Bij beige dichters dezelfde ingehouden kracht, dezelfde rake observatie, dezelfde liefde voor het fijn-waargenomene. Bredero zwaarder, als levend in een ruiger tijd, Walch lichter en zenuw fijner, maar beiden echt en eerly'k en treffend door 't woord vol gratie en zwier en prettig-aandoende vastheid. De heer Walch behoort tot die gelukkigen die in aanraking zyn gekomen, met een verheerly'kt wezen, haar glorie doet hem leven een leven vol wonderen, en dit volzalige ge beuren roept in hem de mooiste dingen wakker. Deemoedig-bly erkent hy dit en daze waar achtige nederigheid zal hem in staat stellen al maar meer te geven. My'u God l wat maatloos heil gaaft gij mij in't beminnen van dit wondere kind. Ach verzen, die wat praat van Hare aanminnigheid, hoe weinig ia de schy'n die schemert in myn zang by haar verheven zyn. Zulk een liefde doet alle leed verbleeken herinneringen wijken: Weg nu, herinneringen van naren nacht I O, 't hérlyk leeffestjjn! Nu zal 'k de dichter van de liefde isyn... Door al zijn verzen zingt zyn vereering voor de Verhevene die hy vond, en 't doet weldadig aan in een tyd als de onze te kunnen spreken over een dergelijke vereering, 't be wijst dat het mengchelyk hart nog klopt voor 't schoone, dat dankbaarheid en pieteit ons nog kunnen stemmen tot een vroom geluk. Als alles stil is geworden om ons heen en wy ons leven willen geven voor een ander dan voelen wy' wat de kinderen van het Licht verbindt. Geen wonder is het dat de dichter van Een jaar van Liefde", Petrarca aanroept, Francesca, wiens stem hy in den nacht verllltlllllinlIlllmMimlIllltlMllllllllillMIIIIHHHIHIHIIIIIIIIHIIIMHIIIIIIIII oflitlaww* 40 cents per regel. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen by het bouwburaau Ir t i", aldaar. C. H. VAN DER VELDEN, Fa. 6. M. BOSCB, Hofjuw. KALYERSTRAiT 158-155, Amsterdam. Tel 2045. Bpnoopl ntol Fmniro Boulevard A n sDillöaöi ? lui lllll|lllD. p ach 52-54. Kamers incl. verl., verw. en bediening vanaf ? fr. 3.?Best gerenommeerd restaurant a la carte. Pension vanaf fr. 9.?. Lift. Hollandiche Directievan Proörö. Eenige Fabrikanten rW.BengerSöhne Sïuttgar Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr.157 E. F. DEÜSCHLE-BENGEE. U NITY met UNLOF'-banden. Het RIJWIEL voor U. A. DRUKKER & Co., Rokin 126. Koopt UITSLUITEND BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONYERVALSCHT product. Holerliamlel ZUID L A RE N", REGULIERSGRACHT 27. TELEFOON 8935. ons te nemen regelrecht naar de voordeur liep en die zonder enige moeite opengooide. Bons, bons! dreunde zyn stap in de gang in de richting van de grote slaapkamer. Eerst toen ik zyn ogen niet meer kon zien, kwam ik weer tot mezelf. Ik greep myn geweer, stuurde Mike en buurman Hans naar de andere kant van 't huis om een oogje te houden op 't slaapkamerraam, en ging zelf met Charley (dat was de andere bywoner) achter de reus aan naar binnen. Daar stond hy nog in de slaapkamer, maar nu niet alleen meer. Op zyn arm had hij een klein jongetje van ongeveer 6 jaar dat zyn gekruld kopje heel vertrousvelik tegen zijn schouder had gelegd. De gry'zaard klopte weer tegen de muur, wachtte enige minuten op antwoord, schudde het hoofd en ging verder in de richting van 't raam. Ik kan't me ver beeld hebben maar ik meende hem duidelik te horen zeggen: nog niet mijn kind!" en zuchtend verliet hij door 't raam de ka mer. Toen ik naar buiten ging, stonden tot mijn verwondering Mike en Hana nog altijd in geapannen verwachting naar 't raam te turen. Ze hadden nog niets naar buiten zien komen, zeiden ze. Zoals Hans ons verzekerde, was dit de eerste maal dat de verschijning door iemand was gezien. 'Hy was dikwelg, en door meer dan n persoon, geboord; doch tot van avond was hij altijd onzichtbaar gebleven. Na dien tyd hebben verscheidene mensen 't gezien, en onveranderlik op dezelfde wijze. 't Heeft lang geduurd voordat ontdekt werd wat 't was, en waarom 't kwam. Maar toen Hans van Rensburg stierf, werd zij u huis verkocht en afgebroken, 't Was al een heel oud huis, tenminste een deel er van. Ver scheidene nieuwe kamers waren er later aan gebouwd. Maar bij 't afbreken werd in de muur, op de plek waar de geest altijd kwam aankloppen, een klein loden kistje gevonden en daarin een brief. De brief was in 't Frans geschreven en 't duurde lang voordat we iemand nadden gevonden die 't lezen kon. Maar eindelik gelukte het toch. 't Bleek ean brief te zyn van een zekere meneer Duval, die in 1712 uit de Kaap gevlucht was en hier alleen had gewoond tussen kaffers en wilde dieren. Hy had zeker wat op z'n geweten waarom hy liever van magistraten en die soort mensen wegbleef. Nu in dit briefje beschreef hy kort hoe hy van 1712 tot 1727 daar geleefd had en ook wat er gedaan moest worden met schatten die hij in de ou' kolonie had achtergelaten en die hy bier in zijn tuin bad verborgen, 't Schijnt dat er 'n kleinkind van hem leefde met name Gert Lablanche, aan wie hy' al zijn rijkdom vermaakte. Wat in de Kaap door de oude Duval verborgen werd, moet er nog alty'd ergens bij Fransche Hoek in de grond liggen. We hebben 't zelfs met de hulp van de nauwkeurige beschrijving in de brief niet kunnen vinden. Maar in de tuin hebben we toen die grote klomp goud en diamanten gevonden presies op de plek die in de brief was aangegeven. De regering heeft er 25 pCt. van genomen voor kosten van onderzoek enz. En de rest is gekomen aan de Lablansen die in Ermelo en Wakkerstroom wonen, 't Schy'nt dat die nog afstammen van Gert Lablanche. 1) De oude geest is nooit weer op die plek of in de buurt gezien. Ik denk dat hij tot rust kwam toen de brief gevonden was. Zoals ik jullie zo vaak heb gezegd, ik geloof niet aan spoken, maar er zyn veel dingen tussen hemel en aarde die 'n mens nooit zal begrijpen. Ga jullie nu maar gauw slapen, en ik zeg je dat ik nu later nooit weer spook-stories van jullie wil horen. De jonge mensen praten tegenwoordig veel te veel... nou ja ik ga nou slapen ... nacht karels, nacht myn kind!" 1) De familie Lablans is inderdaad door een oud geschrift van een van hun voorouders in 't bezit van begraven schatten gekomen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl