De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 6 juni pagina 5

6 juni 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER/WEEKBLAD VOOR N KDERLAN D. , 5 DAMEjg. &$.'1&K !;$ >- i , 3*?jr C ' f T' *'?_''_._ Jossphine Butler. W<gbereidtiert, door JOHANNA NABBR. (Bömelingk en Co.,'Groningen.) Een boek van geestdrift, maar gesteld in den goberen sty'1, 'en met den eenvond en de zelfbeheerBching van den geschiedschrijver. Een mooi boek, waarvan velen zeker de beko? ring en de opwekkende kracht zullen voelen. Levendig treden zij uit deze bladzijden naar voren, de vier merkwaardige figuren, welke Johanna Naber tot het Nederlandsche publiek heeft willen brengen. En iets van den sterken invloed, die uitging van die werksters op het arbeidsveld van mededoogen en gerechtigheid, voelt men nog na onder het leien dezer levensverhalen. Florence Nightingale is, bij het groote publiek, de meest bekende persoonlijkheid onder deze ^wegbereidsters". Iedereen weet dat «3 in den Krim-oorlog aan duizenden jedding bracht. Maar de b ij zonderheden van kaar jrèrk zy'n toch betrekkelijk weinig be-' kend, en het is: ze« treffend haar gade te sj«ao{ zooals de schryfater baar ons schildert, daarbij steunend op tal van documenten en particuliere brieven. Bq oogenbtikken heeft men; de gewaarwording dat deze groote liefdeznster ds moeder der moderne zie kenverpleging mirakels heeft gedaan, wonderlijker dan die, waarvan men in oude legenden leest. Op een avond vond miss Nightingale in de courant een beschrijving van eten grnwelrjken nood, die daar heerschte onder de gewonde soldaten in de Krim. Geen voedsel, geea ligging, geen dekking, geen medicg'nen... De hospitalen, holen vol be smetting ea onreinheid, waar den strijders erger en zekerder dood wachtte dan op het i iiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii UIT DB NAflUUlj Kleuren en Vormen. II. Een van de eerste natuuronderzoekers die indertijd wezen op de beteekenia van de kleuren in den strijd om het bestaan der dieren, was de Ameri kaan Bates. Hij is het ook, die rnimicry-theorie heeft ingevoerd, die in de laatste jaren zooveel strijd heelt uit gelokt. Wat h\j en Darwin, die in lijn Ontstaan der Soorten" Bates aanhaalt, onder mimicry verstaan, is evenwel een begrip van veel beperkter om vang dan wij er tegen woordig aan geven. Bates bedoelde er oorspronke lijk alleen het verschijn sel mede, dat sommige dieren, vooral vlinders, oppervlakkig bekeken in kleur en vorm zeer veel op andere gelijken en wel steeds zoo, dat een ongewapende soort vorm en kleur aanneemt van een andere soort, die door vergif, een wapen of door een onaangename geur of smaak, goed be schermd is. Zyn ontdekking deed hij in Zuid-Amerika, in het gebied van de Orinoco, waar hu vlinders verzamelde. Hij de ge schoolde vlinderkenner werd herhaaldelyk ge fopt door vlinders, die zich bij andere, welke in groote vluchten voorkwamen, hadden aange sloten, en die by nader onderzoek tot een geheel andere familie bleken fe behoor en. Nadat hij door toavAl de eerste vondst had gedaan, ging hjj van het verschijnsel studie maken, en het gelukte hem een tiental van zulke nabootsende soorten te ontdekken. Steeds koos de nabsotser een exemplaar van een tamelijk zeldzame soort, terwijl de nage bootste soort in zeer groot aantal voor kwam. Het omgekeerde, dat een talrijke soort een zeldzame nabootst werd tot nu toe niet- opgemerkt. Dit veelvuldig voorkomen gaf al reden tot de onderstelling, dat de gewone soort op een ? slagveld. Terstond, onder den heftigen aan drang harer ontferming, schrijft Florence Nightingale aan den minister, dat zy- zich beschikbaar stelt om naar het Oosten als verpleegster te vertrekken. Deze brief kruist met een schrijven van den minister, die hare gave kennende, haar vraagt de leiding op zich te willen nemen van een zending ziekenverzorgsters. Hetzelfde courantenverslag had hem hiertoe doen besluiten. Zes, dagen later vertrok miss Nightingale met ?8 zorg vuldig door haar uitgekozen verpleegsters, en met een groote voorraad geneesmiddelen, ver sterkend voedsel, verbanden, die zij opbaar eigen kosten meenam, daar zij twijfelde en hoezeer terecht aan de optimistische ver zekeringen van het ministerie, dat zy dat alles bij haar aankomst in Scutari in over vloed zon vinden. Zeg weken na hare ontecheping, ondanks de tegenwerking in het begin der militaire autoriteiten, hunne moedeloosheid bij een schijnbaar zoo hopelooze yerwaarlooziiig, en hun wantrouwen tegen de inmenging eener vrouw, had zy' het hospitaal van Scutari, waar 5000 gewonden in déwreedste ellende en verdierlijking lagen te sterven, herschapen in een oord van vrede, waar verzachting en nieuwe hoop te vinden waren. Met duidelijkheid schetst mejuflrouw Naber deze geheele wonderbare episode, en als een geur van blijde liefde en kracht komt n tegen uit deze bladzijden. De andere figuren, welke dit boek ons nader brengt, zijn niet minder belangrijk. Elisabeth Fry zien wy' in haar werk voor de gevangenen, wier lot zich, vóór haar, niemand had aangetrokken, en die aan een verwildering waren overgegeven, waarvan of andere wyze gewapend en daardoor goed beschermd zou wezen; hetgeen bij onderzoek ook werkelijk het geval bleek te zijn; meestal hadden zij een voor vogels of reptielen wal gelijke smaak. Bovendien trof Bates op zijn tochten telkens andere nabootsers aan, uit verschillende vlindergeslachten, die een en dezelfde pakje droegen, namelijk van n Spookdieren of Wandelende takken uit Zuid-Europa. Vier stuks. der algemeen voorkomende goed beschermde soorten. Het aantal gevallen werd te groot, om aan toeval te blijven denken; maar een verklaring van het treffend verschijnsel was moeilijk te gever. Voor de hand lag aan te nemen, dat de zeldzame soort op deze wijze, dus door oneetbare soorten na te bootsen, voor geheele uitroeiing bewaard was gebleven. Dat zwakke gemaskerden het kleed gingen dragen van een gewapende in den stry'd, kon echter voor de eersten alleen van nut zy'n, als zij leefden of nog beter zich mengden te midden van de zwermen van onaantastbaren; wat dan ook het geval was. Het lag evenwel al in Priscilla [Bright Mac Laren. v men z'ch nu slechts met moeite een denkbeeld kan maken. Josephine Butler zien wy- haar strijd beginnen, eerst aarzelend, bijna onwil lig, dan moedig en onoverwinnelijk tegen het bittere onrecht der dubbele moraal. Pmcilla Bright zien we als vertrouwde medearbeidster van sommige der edelsten en besten, die Engeland omtrent het midden der vorige eeuw onder zijn zonen heeft geteld." Johanna Naber heeft hare studie over deze vier mooie levens: Wegbereidsters" ge naamd. En in dezen titel ligt ontegenzegge lijk een waarheid. In haas voorwoord zegt zij: Want het streven (dezer vrouwen) naar leniging van maatschappelijke nooden leidde tot een streven naar bestrijding der maat schappelijke misstanden,'die de oorzaak dier maatschappelijke nooden ign; en dientenge volge tot een streven oiq jnvlpe<l te verkrij gen op de wetgeving, als ^be t groote middel om die maatschappe^ke|M8Btanden te kun nen tegengaan v Door 3ïe oWfervinding geleerd héft de vrouw leer'en spien, dat zy', ter wille van zoo velen, die fan ikar afhankelijk zijn, die hare hulp behoeven, niet onver schillig mag zijn voor hare politieke mach teloosheid als-vrouw .,. Dit verloop van zaken is internationaal. Zoo gis g het ten onzent, zoo ging hét elders ook. Maar misschien is deze ontwikkelingsgang toch nergens zoo duidelijk aan te toonen als in de geschiedenis van Engeland, in de geschiedenis der vier En» gelsche vrouwen, waaraan de volgende bladzij den zyn gewyd7"MVéren<ï'voor eesF verbeterd gevangeniswezen, voor vakopleiding, voor een heid van zedewet, voor het vredesbeginsel, stuitten zy altijd en altijd op nieuw op haar gebrek aan direkteninvloedopde wetgeving, Florence Nightingale. de lijn van het Darwinistisch denken van dien tyd, verder te gaan en ook een verklaring te zoeken voor het ontstaan van een dergelijke maskerade. Waarom", vraagt Darwin, heeft de natuur zich tot dergelijk comediespel ver laagd, waardoor haar onderzoekers in de war worden gebracht?" Eerst geelt hij toe, dat Bates ongetwijfeld de juiste verklaring heeft gevonden. Deze vlinderkenner onderzocht het geslacht dat de meeste nabootsende vlinders oplevert en stelde vast dat dit geslacht (Leptali») sterk varieert in kleur en vorm; een soort er van evenwel mimeert in zoo sterke mate de veel voorkomende gewapende soort (Ithomia), dat er eenige oefening toe vereischt wordt om de gemaskerde te midden van de andere te kunnen onderscheiden; en deze mimeerende vorm is steeds minder zeld zaam dan de overige vormen. In een andere streek vond Bates twee of drie vormen van een zelfde nabootsende vlindereoort, waarvan er ook maar eene zoo sterk mimeert, dat hij, Bates, zelf herhaaldelijk gefopt werd. Op grond van deze door hemzelf onder zochte feiten besloot Bates tot de onderstelling: De nabootsende vlinders behooren tot variëerende soorten; er ontstond ook een variëteit, die toevallig eenigszins geleek op een andere veelvuldige vlindersoort uit dezelfde streek;, door de gelijkenis ? met een goed gedijende en weinig vervolgde soort is deze aan de vernieling door vogels en insecten ontkomen, en bleef beter bewaard dan de andere vari teiten ; de individuen, die de minste gelijkenis hadden, werden in elke generatie telkens uitgeroeid, en die welke een grootere gelijkenis vertoonden, bleven voor de voortplanting bewaard." Zoo ontstond, volgens deze theorie, een steeds sterkere gelijkenis, die leidde tot de verrassende overeenkomst tusschen twee ver schillende dieren. Dit was een aannemelijke verklaring en, gely'k Darwin het uitdrukt, een uitstekend voorbeeld van het beginsel der natuurlijke teelkeus." Maar Darwin heeft zelf later al gewezen op een moeilijkheid; hij achtte alleen uiterst geringe voor ons oog niet of nauwelijks merkbare wijzigingen mogelijk, die zich lang zaam van geslacht op geslacht voorplantten en zich zoo geleidelijk versterkten. Verschillen nu twee diersoorten zeer sterk in vorm en kleur, dan is het noodig aan te nemen, dat by het begin van de gelijkenisvorming de eene soort langzamerhand eerst nog op andere beschermde soorten is gaan gelijken, om zelf te kunnen bly'ven bestaan. Maar voor diersoorten die reeds tamelijk op elkaar geleken, zou het-nog-meer-gaan-^elijken, indien daar voordeel in lag bij den strijd om het bestaan op de genoemde wijze en nog op andere manier verklaard kunnen worden. waarbij deze zaken worden geregeld; en alzoo bereidden zy, zonder het zei ven oorspronkelijk te willen of te wenschen, mede den weg waarlangs het groote beginsel van gelijkstel ling van man en vrouw voor wet en zeden ingang vinden ken." Voor allen, die de waarde van dit beginsel hebben erkend, kan het niet anders dan boeiend zijn een dieperen blik te slaan op het leven hunner stoutmoedig en geduldige baanbereidsters, en eenige uren lang in ge meenschap te blijven met deze zeer Goeden, met Jobanna Naber als middelaarster, zal, denk ik, voor velen een verrijking zyn/ Parijs. C. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Standbeeld voor madame de Stael. Dienstbodenkwestie. Mevrouw de Staël, de bekende Fransche romancière (17fi6?1817} dochter vanïecker bankier te Genèvé, tot tweemaal toe minister van finantiën van Lodewyk XVI, schrijfster ven Corinne", Delphine", VAUetnagne" en andere werken, zal baar .standbeeld te Parij i krijgen. Aan een beeldhouwster, me vrouw Joséde Charmoy, echtgenoote van den beeldhouwer de Cbarmoy, van wiens band het monument gewijd aan de nagedachtenis van den dichter Charles Baudelaire, op 't kerkhof Montparnasse te zien is, werd de taak opgedragen het standbeeld te maken voor de beroemde en tijdens haar leven zoo gevierde madame de Staël. Mevrouw de Charmoy modelleerde madame de Staël in zittende houding, het gedecolleteerde Empire-kleed Nu zy'n er evenwel talrijke mimicry-verschynselen bekend geworden, waar zelfs dieren van verschillende orden elkaar na bootsen, b.v. van vliegen, vlinders en kevers djftflp angeldragende bijen en wespen gelijken, ÓÓK zoo sterk dat de entomologen zelf zich by het vangen kunnen vergissen. Hier wordt de verklaring van het ontstaan der gelij kenis als een geval van natuurlijke teeltkeus veellastiger. Er bly'ft dan niet veel anders over dan aan te nemen, dat er by een veranderlijke diersoort door mutatie, zonder overgang, tallooze ver schillende ondersoorten ontstaan kunnen en dat" er, onder deze vele, ook enkele kunnen zyn, die gelijkenis vertoonen met een andere reeds bestaande goed beschermde soort in dezelfde streek. De gelijkende of mimeerende soort heeft dan daardoor wat voor in den struggle for life, en bly'ft bestaan, terwy'l andere, met minder gunstige kansen, te niet gaan. Er blijft natuurlijk de mogelijkheid, dat bijvoorbeeld onze zeldzame vlinders met wespenvleugels en wespenkleuren op het lijf geheel en al zonder inwerking of invloed van werkelyke wespen zoo geworden zy'n, als ze nu zijn; dat de oorzaak van hun wespen-imitatie geheel toevallig is, of althans geheel onafhankelijk was van het bestaan van wespen. Dit neemt evenwel demogelijk heid niet weg, dat, nu ze er zijn, deze merk waardige vlinders toch van de gelijkenis profiteeren, doordat ze leven in n streek met de wespen, die door hun angel beschermd zy'n en door hun geel of rood met zwart gekenteekend zyn cis gevaarlijke stekers. Hetzelfde geldt voor dieren uit andere groepen, die nabootsingskleuren en vormen vertoonen; zooals verscheidene amphibiën en reptielen. Ja, in een enkel geval ook voor planten. Zoo kan ieder opmerken, dat dik wijls de witte doove-netel profiteert van zy'n gelijkenis met de zoo goed gewapende brand netel; waar beide bijeen groeien en soms ook als de weerlooze doove-netel alleen staat, wordt hij gemeden door grazende dieren en door kinderen, die eens met het onaange name vocht van de brandnetels hebben kennis gemaakt; evengoed als de bruine kikvorsch in den regel gemeden wordt door een hond, die eens een pad heeft willen doodbijten. Tegen deze tamme mimicry zal wel weinig bezwaar ingebracht worden door de tegen standers. Dit alles evenwel is slechts mimicry in engere beteekenis. Gewoonlijk wordt er ook toe gebracht, wat door kleur of vorm, ook soms door houding of beweging, in meerdere of minder mate beschermd is tegen overval of ontdekking door belagers of prooidieren. Hierbij laten de meeste leerboeken de theo rieën over het ontstaan van het verschijnsierlyk golvend om de beenen. Een lyvig ge opend boekdeel op de linkerknie van de aanbidster van het echoone, van de vrouw, die gaarne doceerde, en gaarne boeide. Madame de Staël heeft heel wat moeite gedaan om de genegenheid te winnen van onze landgeuoote Belle de Zvylen (jonkvrouwe van Tnyll van Serooskerken, vanZnylen)de bekende briefschrijfster, die, na haar huwelijk met den armen, Zwitserschen edelman d Charrière, zich een letterkundigen naam maakte met baar: Caliste", Lettres Neutcbateloiges", Lettres de Lausanne", Lettres trouvées dans la neige" e. a. Belle de Zuylen bleef ongevoelig voor; madame de Staëls loftuitingen, die Caliste'' driemaal las en hemelhoog prees; atüg en ontoegankelijk voor de Staëls toeschiete lijkheid. Hier geldt niet het oude Cherchez la femme" maar wel degelijk Cherchez l'homme" en dat was de schrij vér van Adolpbe, de vreemsoortige, geniale Benjamin Constant, Belle de Zoylen koesterde een ziekelijke veréering en vriendschap voor Benjamin Constant. Het smartte haar, toen zy', die veel ouder was dan Benjamin Constant, gevoelde dat hy haar begon te verwaarloozen, al zyn geestdrift en aanhankelijkheid neerleggend aan de voeten van madame de Stael,,stra lend in 't zenith van jeugd en schrijverstalent. Krachtig van trots is 't gezegde van Goethe's moeder,toen zy aan de auteur vanCorinne zichzelve voorstelde: Jesuislamèrede Goethe". Beter aanbevelingsbrief was voor Wolfgang's moeder, die haar zoon afgodisch lief had, niet denkbaar. Zie vervolg op pag. 12. sel voor wat zy zijn, en nemen eenvoudig aan, dat het bestaat. Te bewijzen voor een bepaald geval, dat een dier profijt heeft van zijn kleur of vorm bij het zoeken van voed sel of by het besluipen van de prooi, is al weer zeer moeilijk; dikwijls is het voordeel meer dan twijfelachtig, soms weer duidelijk voor ieder. Bijwijlen kry'gt het betoog eenige kracht van bewijs door tegenstelling. By voorbeeld in het geval van de kleur der vogeleieren. Tan zeer veel vogels, die in open en ondiepe nesten, en niet in holle boomen of rotsspleten broeden, zyn de eieren gekleurd, gestippeld, gevlekt, zoo dat ze niet sterk afsteken tegen de wanden van het nest; en ook dit nest zelf is dikwijls van materiaal gemaakt,, dat met de boomschors in kleur overeenstemt, o. a. van korstmos. By holenbroeders : uilen, meezen by voorbeeld zijn de eieren in verreweg de meeste gevallen wit of nauwelijks gevlekt; daar staat tegenover dat de eieren in grondnesten van de kievit, tureluur, leeuwrik e. d. buitengewoon goed door de kleur met den groen-bruin-grauwen bodem overeenkomen; hoe minder werk er daarbij van het nest wordt gemaakt, hoe beter schutkleur. Het spreekt van zelf, dat er uitzonderingen op dezen regel zyn te vinden; ge noemt zelf al dadelijk een houtduif; die maakt in het bosch zyn nest open en bloot en legt er twee zuiver witte eieren in. Dus een tegenbewy's voor de beteekenis van de eierkleuren ? Volstrekt niet; de duiven zijn van huis uit holenbroeder?, de kleine houtdnif doet het nog in holle boomen of konijnenholen; en ook de buitengewoon slordige nestbouw van de hontduif, die toch niet op rekening van een bewustzijn van kracht of overmacht kan gesteld worden, is een herinnering aan het bouwen in afgesloten ruimten, in rotsspleten of holle boomen. Zoo geeft alles wat op dit onderwerp be trekking heeft, steeds te denken en te rede neeren ; hét zou jammer zijn als het laatste woord er over al gezegd was. Een nadeel voor de wetenschap is het stellig niet, als wij voorloopig aan de beteekenis of de doelmatig heid van kleur en vorm blij ven gelooven; want juist doordat men steeds maar bewijzen zoekt om ongeloovigen te overtuigen, wordt er voortdurend meer op de levenswijze van planten en dieren gelet, en komen er feiten te boek, die anders onbekend waren gebleven; deze te controleeren, te rangschikken en er de finale conclusies uit te trekken, blijft ten slotte toch aan de natuuronderzoekers van professie overgelaten. E.-HEIMAXS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl