Historisch Archief 1877-1940
I*. 1668
DE AMSTEÉDAMHEB
A°. 1909,
WEEKBLAD VOOE NEDEELAND
OzxcLer redLa.cti<
berat een bQfoagseL
3wfr. IEL IF. L. W
Uitgever»: VAK HOLKEMA & WABENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt Tenekerd evereenkonutig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
JMT 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65
Veer IndiB por jaar, bfl vooruitbetaling, , mail 10.
NnmnMn aan de Kiosken verkrijgbaar »
Zondag 13 Juni.
AdYertentiën yan 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
. 0.30
.0.40
INHOUD:
VAN VEBEE EN VAN NABIJ: Zedelijkheid
ia geen speelgoed l Bewaren van effecten
waarvoor de aansprakelijkheid op het Bjjk
betast, door E. van Qendt Onze politieke
partijen en het vronwen-kietrecht, II, door
MartinaG.Kramers.?FEUILLETON: Kraam
vrouw, door Minca Verster-Bosch-Reitz.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. Averkamp Vader
schap, een snaaksche roman, door Job Steynen,
beoord. door J. Everts. De nieuwe fase,
door A. J. Resink. Dr. F. Pijper, Geschie
denis der Boete en Biecht in de christelijke
Kerk, beoord. door A. Klaver. Prenten van
J. Jordaan: Het debat van prof. mr. G. A.
van Hamel en mr. P. J. Troelstra op 8 Juni.
Berichten. VOOR DAMES: Jeanne Marni,
met portret, door Van Hooven. Allerlei,
door Caprice. UIT DE N AT O UK, door
E. Heimane. Het muziekleven in Neder
land, door D. F. Scheurleer, met af b., beoord.
door J. H. Rössing. Vogels, door Jacob
Israël de Haan. Tentoonstelling van
AmBterdameche handvlijt, in het Stedelijk Mu
seum, door R. W. P. de Vries Jr. Een
?warme luchtlaag in de hooge atmospherieche
?treken. De Lindeboom, door Johanna
Diepenhorst. FINA.NCIEELE EN
OECOKOMISCHE KRONIEK, door v. d. S.
Brieven van Oom Jodocus, XLVI.
DAMBUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER
TENTIËN.
UÏHIIII iiiiiiilll mi
Zedelpheid is geen speelgoed!
De kip is nu dan toch even geschrok
ken van hetgeen ze heeft gebroed uit het
clericale ei....
De kip Handelsblad is in de memo
rabele voorjaarsdagen van 1908 gaan zitten
op het clericale ei Censuur, en ach het
malle eendje, dat nu uit den gebroken
dop is weggewaggeld, wekt bij de ver
wonderde pseudo-moeder het bekende ge
voel van onbehagen....
Een beetje laat. Een beetje droevig.
Maar een beetje grappig ook wel.
*
Men leze het relaas van wat er ge
beurd is, in het Handelsblad zelf. In 't
nummer van 5 Juni, van dit liberale
hoofdblad vond men 't verhaal op de
eereplaats onder Kunst en Wetenschap
pen." Wy geven het hier, omdat het
voor den op 's levens ironie belusten lezer
van 't begin tot het eind onderhoudend
is, in zijn geheelen omvang weer:
Een der dagen van de vorige week
is een in de Leidschestraat alhier dienst
doend agent van politie het magazijn
binnengetreden van den Deenachen
kunsthandel" en heeft den winkelhouder
medegedeeld dat hij genoodzaakt zou
zijn proces-verbaal op te maken, indien
eenige in de uitstalling staande beeldjes
niet werden verwijderd. Die beeldjes
konden naar zjjn oordeel aanstoot geven
en jengdbedervend z\jn.
Bevreesd voor politiebemoeiing en inbe
slagneming der aangewezen kunstvoorwer
pen, heeft de winkelhouder, een vreem
deling, aan den last van den agent voldaan
en het er verder bij gelaten.
Van iemand die, eerst kort in het land,
met Nederlandsche opvattingen minder
goed bekend is, kan worden begrepen dat
hij om alle moeilijkheden te ontgaan een
last als deze opvolgt, al ware 't
wenscbelijker geweest dat de Deeneche kunsthan
delaar zich bij een hoogeren politie-beambte
had vervoegd om nadere toelichting.
De beeldjes in kwestie zijn naar onze
opvatting niet in 't minst aanstootelijk.
Het zal niemand invallen den Deensche
Kunsthandel", die ons doet kennismaken
met de voortbrengselen van Kopenhaagsche
kunst en kunstnijverheid, van pornogra
fische neigingen en perverse bedoelingen
te verdenken. De vier door den jjverigen
politieman aangewezen beeldjes zijn
nagietsels in gebrand terracotta van' Fransche
bronejes en Oud-Qrieksche statuetjes: het
zijn mannelijke en vrouwelijke naaktfiguren
waaraan niets is verhuld, doch die door
edele lijnen en zuiverheid van voorstelling
elk denkbeeld van andere dan
kunstoogmerken buitensluiten.
Loopt dan nu door de jongste aanvul
lingen der Politieverordening de kunst
gevaar? Volgt de Amsterdamsche politie
haar oostelijke naburen na; die met een
Lex Heinze in de hand geen gelegenheid
verzuimen om zich belachelijk te maken?
Eeaigszins ongerust op dit punt, omdat
wüniet konden aannemen dat de lagere
politiebeambte op eigen gelegenheid had
gehandeld, hebben wij ons gewend tot den
Hoofdcommissaris van politie, den heer
Hordijk, om diens opvatting te leeren
kennen.
Het ongelooflijke bleek waar, de agent
was opgetreden op eigen verantwoordelijk
heid. Daartoe geven het Wetb. van Strafv.
en de Alg. Politieverord. hem de bevoegd
heid. Aan die bevoegdheid, zeide ons de
Hoofdcommissaris, valt niet te raken. Doch
zijne, des heeren Hordjjks, opvatting was
dat de nieuwe bepalingen in de Politie
verordening zoodanig dienen te worden
toegepast, dat de ware kunst niet wordt
geschaad. Wat ware kunst" is, big/teen
persoonlijke opvatting, doch geruststellend
is alvast de verzekering dat in een o. i.
niet twijfelachtig geval als dit, de met
proces-verbaal dreigende agent geen steun
vindt büzyn chefs. Op welke wyze hem
dat voelbaar zal worden gemaakt, daar
over wenschte men ons geen mededeelingen
te doen.
Wij hebben steeds gezegd dat voor de
bruikbaarheid van deze wet alles afhangt
van het oordeel en het beleid van hen
die de wet moeten uitvoeren.
Dat n politieagent zelfs al mocht
het waar zy'n dat in de Leidschestraat de
beste gestationeerd worden blijkt dat
beleid te missen, behoeft ons nog niet aan
een dwaze toepassing van de wet te doen
gelooven, daar boven den politieagent nog
hoogere politie-antoriteiten, het openbaar
ministerie en de rechter, hebben te
oordeelen.
Intnsschen, voor de autoriteit, met de
uitvoering der nieuwe bepalingen belast,
ligt hier een niet gemakkelijke taak. C'est
Ie premier pas qui coüte. Van voorbeelden
stellen houden wij niet, maa- dat het
gansche politiecorps deugdelijk wete hoe
de chef over de jongste toepassing der
zedeiykheidsvoorschriften denkt, echijnt
ons meer dan noodzakelijk.
Men verzadige voorzichtig een groote
badspons met water of andere vloeistof.
Daarna drukke men er zachtjes op. Heel,
heel zachtjes om te beginnen, en plotse
ling steviger. Het water kan dan niet
beter uit alle sponsgaten te voorschijn
schieten dan de angst zich een uitweg
zoekt uit alle poriën van dit artikel.
De Angst veroorzaakt gewoonlijk eene
heel bizondere, eene overvloedige en zeer
dramatische zielsbeweging. Wij willen
niet overdreven diepzinnig over dit on
derwerp gaan philosofeeren en er b.v. de dra
maturgen van alle tijden nu maar buiten
laten, om voor 't oogenblik alleen te zeg
gen, dat een redacteur in angst, gelijk
met respect een kat in de benauwenis,
tot zeer veel en velerlei in staat is, en
het zoekt in ... zeer veel en velerlei.
ledere alinea van het aangehaalde stuk
geeft gelegenheid dit toe te lichten.
Die Deen in de Leidschestraat is om
te beginnen schoone vondst: een
vreemdeling." Hij is een vreemdeling,...
omdat daaruit voor zeer eenvoudige zie
len een gedeelte van de catastrophe is
te verklaren! Een vreemde Deen zijnde,
kende hij de Nederlandsche opvattingen"
immers niet en gehoorzaamde dus aan
den politie-agent
Alsof het iets veranderde aan de kern
van de quaestie, of een kunstkooper de
beeldjes naar binnen haalt dan wel opge
schreven" wordt, en alsof er in 't onderha
vig geval ook voor een niet-vreemdeling
eenige reden hoegenaamd was een proces
verbaal volkomen onschadelijk te achten!
Maar het mooist zijn nog die Neder
landsche opvattingen." In 's Hemels naam
welke opvattingen, is men geneigd te
vragen. Soms de echt Nederlandsche
opvatting om maling" te hebben aan
den agent van politie? Of de opvatting
het niet zoo nauw te nemen" en vooral
niet overdreven preutsch te zijn, maar
liberaal-preutsch ? Zijn ze 't geen van
beide ? Maar wat schiet er dan wel over ?
Bedoelt het Handelsblad soms, dat de
rechters en politie-commissarissen in
Nederland van nature bedrevener zijn
in het onderscheiden van exquise" kunst
en pornographie, dan de rechters en
politie-commissarissen van over de grens ?
Men kan van nationalen trots ook een
ietsjen te veel hebben. Maar dit nu ter
zijde. Waar haalt het Handelsblad ineens
het recht vandaan, den armen politie
agent van de Leidschestraat met de
Kunst" om de ooren te geven? Waar
staat in art. 55**** van de Politiever
ordening, het artikel waarmee het Hbl.
zoo bljj was,... dat de kunst vrij uit
gaat?? Er wordt daar gewag gemaakt
van de afbeeldingen, die geschikt zijn
de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen,
er wordt van de kunst niet gerept, en
't komt ons, in 't voorbijgaan gezegd,
voor, dat, van het standpunt van het
Hbl. zelf, een gewone, brave agent vél
beter de voorstellingen uitpikt, die de
bedoelde prikkelende werking, met of
zonder kunst," voortbrengen, dan psy
chisch soms wat... oudere en verstoktere
journalisten en commissarissen....
De Nederlandsche opvattingen"... Is
dat nu de reddingsboei, waaraan het
liberale" Handelsblad, in de clericale
wateren half verdronken, zich vastklemt ?!
Neen, niet eens! Die reddingsboei is,
met alle achting, de heer Hordijk, hoofd
commissaris van politie.
Men heeft het hierboven gelezen:
Doch zijne, des heeren Hordjjks, op
vatting was dat de nieuwe bepalingen
in de politieverordening zoodanig dienen
te worden toegepast, dat de ware kunst
niet wordt geschaad.
Ziezoo, verzuchten wij, nu zijn we,
den Hemel en Hordijk zij dank, gered!
(en het figuur van 't Handelsblad is het
óók!!), zoolang tenminste... deze
heer Hordijk hoofdcommissaris blijft van
Amsterdam... en voorzooverre hij de
ware" (!) kunst zal weten te onderschei
den. ...!!
Nu ja, maar we zijn dan toch
voorlóópig gered!"
Gered van wat?
Van het kwaad, dat de politie-censuur
op het punt stond te brouwen, na nog
heelemaal geen goed te hebben verricht ?
Kleurt ter eere van dit gered-zijn, na
de eerste verbleeking van schrik, die
dat binnentreden van den politie-agent
in een tcunstwinkel bij u veroorzaakte,
een blos wederom uw wangen ? Is
dat nu de winste van de enorme enquête,
van de breedvoerige debatten in den
Raad, gesteund door al maar artikels van
het Amsterdamsche liberale" hoofdblad,
en van die gansene campagne:
dat wij, Amsterdammers, van u, Handels
blad, geluk wen schen mogen ontvangen,
omdat VOORALSNOG onze hoofdcommis
saris geen neiging toont de Duitsche
politie-mannen na te volgen? die het
zijn nota bene uw eigen woorden
met de Lex Heinze ie de hand geen
gelegenheid verzuimen om zich" (en hun
natie!) belachelijk te maken"....??
Is dat nu alle winst: dat we nog
niet belachelijk zijn ?
Een andere winst hebt ge niet ge
noemd en heeft tot nu toe ook niemand
kunnen ontdekken.
Men ziet het tooneel: Het Handelsblad
in weemoedige overpeinzing van het
oogenblik af, dat de nieuwe Politie
verordening in werking trad, en vele
malen het leekedichtje prevelend:
TusEchen clericale Weemoed en liberale
Hope,
Vliedt ons leven benauwd voorbij ...
Waakzaam, waakzaam wachten w
Tot de heer Hordijk het raadsel ontknoope
Wat de Politieverordening zy."
* *
*
Wij zeiden, dat de angst een mensch
tot veel kan brengen. Wij moeten thans,
tot ons leedwezen, den vinger leggen op
eenige zinsneden in het aangehaalde
artikel, waar die angst, naar ons toe
schijnt, opwellingen veroorzaakt heeft,
die men niet onder de edelste rekenen
kan.
Den lezer hebben ze wel reeds getroffen.
Het Handelsblad neemt nl. een hou
ding aan (sterker aullen wij het maar
niet zeggen) tegen den agent, die den
eerste stap" gedaan heeft.
Die eerste stap heeft, gelijk men weet,
niet de goedkeuring gevonden van den
heer Hordijk. En nu zegt het Hbl.:
Op welke wijze hem (den agent) dat
voelbaar zal worden gemaakt, daarover
wenschte men ons geen mededeelingen te
doen.
Heeft het Hbl. den hoofdcommissaris
daar dan over gesproken ?! Men zou
zeggen, dat hier, zooal geen aanwakkeren
tot voelbaar maken" op de huid van
den agent, toch liets als een (volmaakt
ongerechtvaardigde en) niet zeer mooie
tevredenheid doorbreekt over een op
strenge wijze wraken van 't gedrag van
dezen politiebeambte....
Iets verder volgt dan:
Van voorbeelden stellen houden wy' niet,
maar dat het gansche politiecorps deugdelijk
wete hoe de chef over de jongste toepassing
der zedelykheidsvoorschriften denkt, echijnt
ons meer dan noodzakelijk.
Voelbaar maken'' en voorbeelden
stellen" (waar men nota bene niet van
houdt"... nu ja!)... wat zijn dat voor
weifelachtige en halfwassen bedreigin
gen ? Zou het onschuldigerwijze slechts
gebrek aan vaardigheid in het redigeeren
zijn, die die woorden in dat verband
zette ? of is het want dit laatste kan
ten opzichtte van het geciteerde artikel
moeilijk worden gedacht oak iets
anders, iets psychologisch zér
verklaarbaars, is het de angst voor eigen gevaar,
de zucht naar eigen lijfsbehoud, de be
nauwde poging aan het malle figuur te
ontkomen, dat haar voorspeld is (en voor
speld blijft!), die het Handelsblad tot het
opstellen van deze insinueerende zinnen
dreef?
Wij zeggen niet, dat ze desbewust zijn
neergeschreven. Wjj gelooven, in ernst,
gaarne het tegendeel. Maar het is onze
plicht op dit artikel, te dempnstreeren
nu het hierop zoo duidelijk voor den
nauwlettenden lezer te doen is , hoe
de eerste schijnsels van het berouw aan
wezig zijn, die duiden op het inzien van een
begane zonde ... hoe de vrees (met haar
nasleep van kwaad) hier het overtuigend
bewijs levert van een onrustig gemoed,van
een onrustig Liberaal geweten..., onrustig
omdat het zichzelf in zake eecsuur vier
kant heeft verloochend
Daar moesten wij den vinger op leggen.
En ons dunkt dat het symptoom, waarop
wij wezen, alleszins overtuigend is.
* *
Het Handelsblad zou zich vergissen,
als het meende, dat wij een soort tijger
genoegen hebben gesmaakt bij het
constateeren van haar eerste wankelingen.
Neen, wij gunnen van harte het blad
het beste in de beproevingen, die haar
in de komende tijden wachten.
Ieder begaat wel eens een foutje (het
is waar, dat 't foutje van het Hbl. een
taaie natuur gehad heeft!) en hij be
hoeft dan alleen te dulden dat het leven,
dat maakt dat alles rech kom", met
glundere goedmoedigheid om hem lacht.
De schrijver van het aangehaalde arti
keltje, als hij 's avonds over de bloem
potten op zijn kozijn, naar de wolkjes
kijkt, die aan den hemel drijven, ziet
dan zeker wel eens een zacht gelaat in
die wolken geheeld ? Is het hem dan
niet, als hij zelf gemakkelijk ligt te rusten
in zijn fauteuil, of daarboven de sereene
Ironie met de trekken van een
menschlievend wijsgeer in de wolkenranden haar
vormen vindt ? Zijn het niot de fijne
trekken o zeker, die zijn het van
een Renan, die boven een donkere wolken
buik zachtjes glanzen,i met priesterlijke
bewustheid ?
Zoo is 't! De redacteur van het
Handelsblad, in zijn armstoel, verschikt
eens wat... Renan ziet hem aan... De
kleine olifanten-oogjes van den
menschenkenner-philosoof dringen den redacteur
hun blikken te diep naar binnen
De wijsgeer zwijgt....
Willen wij zijn zwijgen vertalen?
Staat de goede Schim daarboven en
staat de redactie van het Alg. Hbl. het
ons toe ?
Het moet iets zijn uit de oude mythen,
waar Renan zoo van hield.
De hemelgod. niet tevreden over de
wezens, die hij had geschapen, schonk
't bestaan aan de Vrouw. Dat scheen
iets goeds en iets lieflijks. Zij had alle
gaven, en daarom noemde men haar
Pandora. Maar met haar kwam 't leed
over de menschen....
Er bevond zich namelijk onder de
hoede van 't menschengeslacht een groote
toegedekte ketel, waar de godheid met
zorg alle kwalen in had geborgen. En
van dien ketel onvoorzichtig, onna
denkend, vrouwelijk lichtvaardig! nam
Pandora het deksel af.... Toen vlogen
de spooksels van 't kwaad (waaronder
gewis een politieman, die^zich met kunst
bemoeit) in alle richtingen
Maar voor onze onvoorzichtige pers
zuster, 't Hbl., is een zoete troost in de
mythe bewaard: Op den bodem van 't
ijzeren vat bleef .... de Hope liggen!
* ?*
*
Och, och, hoe aangenaam men ook wil
spreken over begane zonden, het
geval moet den zondaar toch stroef zitten
in de keel. Het Handelsblad heeft te
ontij een clericaal spelletje met
de^zedelijkheid gespeeld, en gerust het
is met de zedelijkheid als met de liefde
zooals de Musset zegt ze zijn
OEKX SPEELGOED!
Bewaren van effecten waarvoor
de aansprakelijkheid op
het Kg'k rust.
Er bestaat verschil van opvatting omtrent
de wyze van bewaring der effecten van het
pensioenfonds voor weduwen en weezen
van burgerlijke ambtenaren, tusschen de
Algemeene Rekenkamer en den Minister
van Financiën.
Op grond van de groote toeneming sedert
de inwerkingtreding der Wet van 29 Juni
1899 (Staatsblad No. 149) van het bedrag
der fondsen, vroeg de Algemeene Eeken
kamer den Minister van Financiën op wie
voor deze belangrijke waarden, die in de
millioenen loopen, de aansprakelijkheid
rustte. Was het op het Eijk, was het dan
niet zoo vroeg zij wenschelijk de
Nederlandsche Bank, krachtens de bestaande
wettelijke bepalingen, te belasten met de
bewaring. Zoowel het bestuur van het fonds
als de Minister bleken van meening, dat
de aansprakelijkheid voor de waarden van
het fonds op het Rijk rust, doch dat, nu
eenmaal de bewaring van die waarden was
geregeld en daarvoor in het gebouw van
het fonds een brandkelder was gemaakt,
en er geen voldoende reden bestond tot
overbrenging van de waarden bij de Neder
landsche Bank.
De Kamer meende na dit antwoord voor
alsnog niet verder op de overbrenging te
moeten aandringen, maar toch den Minister
te moeten doen opmerken, dat bij bewaring
bij de Bank het risico coor den Staat kleiner
zou zijn, daar alsdan, naar mocht worden
ondersteld, een eventueel tekort ten volle zou
worden vergoed, waaromtrent minder zeker
heid bestond lij bewaring elders. Maar in
elk geval achtte de kamer, voor zooveel
zulks nog niet was geschied, regeling van
de verantwoordelijkheid voor de bewaring
en de controle daarop noodig en beval zij te
dien opzichte eenige punten aan 's Ministers
overweging aan.
De Minister ging niet over tot het in
bewaring geven van de waarden bij de
Nederlandsche Bank, doch lokte een Konink
lijk Besluit uit waarbij werd vastgesteld
eene regeling voor de bewaring der effecten
van het Weduwen- en Weezen-fonds op
zoodanigen voet, dat de effecten door den direc
teur van het fonds niet uit de bergplaats
kunnen verwijderd worden dan met mede
werking van een der commissarissen van
het fonds, daartoe door de vergaderingvan
commissarissen, telkens voor den tijd van
n jaar, aan te wijzen. Voorts heeft ten
minste eenmaal 's j aars een inspectie van de
aanwezige waarden plaats door een der com
missarissen, bijgestaan door een hoofdambte
naar van het Departement yan Financiën.
Het blijkt alzoo overtuigend, dat er
omtrent de zekerheid van opbewaring van
bedoelde effecten leemten bestonden en dat
de Minister van Financiën nog steeds niet
die voorzorgen geeft genomen, welke het
Rijk het zekerst voor schade vrijwaren.
Ons dunkt, dat het de plicht van de Volks
vertegenwoordiging is, hier in te grijpen.
E. YAN GEXDT.
Onze politieke partijen en het
Vrouwenkiesrecht.
IL
Wanneer wij nu de wandeling door het
politieke veld voortzetten in linkse richting,
dan ontmoeten wij daar aan de grens van
het gebied de Sociaal-Demokratiese Arbei
derspartij en de onlangs daarvan afge
scheiden Sociaal-Demokratiese partij. In
beider program, uamelik dat der internatio
nale sociaal-demokratie, en in de resoluties
aangenomen op verschillende S. D. inter
nationale kongressen, in 1904 te Amsterdam
en in 1908 te Stuttgart, neemt het vrou
wenkiesrecht een belangrijke plaats in. Wel
tonen zich desondanks de S. D. partijen in
de verschillende landen behalve in Enge
land en Noorwegen zeer bevreesd voor een
kiesrecht van vrouwen, dat slechts een groep
en niet alle vrouwen omvatten zal; maar
wij kunnen toch met voldoening
konstateren, dat hier te lande het Stuttgartse
besluit door de S. D. A. P. uitgevoerd is,
in zooverre als die partij tans in haar
wensen ten opzichte van grondwetsher
ziening en kiesrechtuitbreiding dezelfle
eisen stelt voor vrouwen als voor mannen
en algemeen kiesrecht voor beide seksen
tegelijkertijd vraagt. Wel wordt door de
Nederlandse Sociaal-Demokraten de Ver
eniging voor Vrouwenkiesrecht meestal met
wantrouwen bejegend, omdat zij partijloos
is, maar het stemrecht der vrouw wordt
als een rechtvaardige eis beschouwd, ten
minste waar de zaak niet uit gewoonte
door de propagandisten verzwegen wordt.
Daartegen nu moeten de vrouwen zelf
waken.
Nu naderen wij een paar partijen, dia
niet door de vrouwen aan vroegere beloften
herinnerd kunnen worden, aangezien zij
nooit veel beloofd hebben en ook nog niet
lang een programma bezitten; dat zijn de
Unie Liberalen en de Vrije Liberalen.
Onder hen zijn grote individuele verschillen
ten opzichte van sympathie of antipathie
voor vrouwenkiesrecht. In zijn brochure
over de Liberale Unie vertelt de heer A.
Roodhuyzen, hoe de vroegere, nog onver
deelde Liberale partij er veel op tegen had
een politiek programma te ontwerpen, uit
vrees door iedere uitgesproken verklaring
vaa beginselen van links of rechts leden
te verliezen, en hoe de Liberale Unie er
eindelik in 1896 toe kwam een Hervormings
program en het volgend jaar een
Urgentieprogram te leveren. Op geen van beide
komt iets van vrouwenkiesrecht voor,
ofschoon men wel een zoo ruim mogelijke
uitbreiding van het kiesrecht" verlangde
en vele leden grondwetsherziening daartoe
noodig oordeelden. Dat het grootste aantal
der inwoners des lands, nl. de vrouwen door
art. 80 der grondwet zijn uitgesloten van het
Staatsburgerschap, dat maakte op deze poli
tici toen veel minder indruk,dan de uitsluiting
van de helft der mannen. In 1903, toen de
Vrijzinnig-demokraten en de
Sociaal-demokraten voor den dag gekomen waren met
grondwetsherzieningsvoorstellen, die stem
recht voor de vrouw eisten, toen k wam ook
een rapport van de L. U. verkondigen, dat
algemeen kiesrecht regel moest zijn en uitzon
deringen daarop gemotiveerd moesten wezen.
Toen de Vereniging van Vrouwenkiesrecht