De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 13 juni pagina 2

13 juni 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

i tv «n DE iMSTERDAMMERWEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1668 bij de verkiezingen van 1905 vragen aan de kandidaten ging stellen om te weten, hoe zij over de uitsluiting der vrouw dachten, bleek het, dat enige Liberale-Unie-mannen als vanzelf sprekend aan mannen en vrou wen dezelfde eisen wilden stellen om kiezer te zijn, terwijl anderen eenvoudig niet antwoordden of antwoorden gaven, waaruit men kon opmaken, dat zij de vrouwen als aparte wezens, buiten het volk staande, beschouwden. In Februari 1908 werd het voor de party nodig zich duidelik uit te spreken over de uitbreiding van het kies recht, men moest toch weten, wat men aan elkaar had; en toen kwam de uitspraak, dat het kiesrecht toekwam aan: alle vrou welij ke ongehuwde Nederlanders, die inge zetenen zijn en den leeftijd van 25 jaren hèjben bereikt, voor zoover zij niet door de "Wet van het stemrecht zy a uitgesloten.'' Dgze zonderlinge regeling, die de vrouw door huwelik ongeschikt verklaart om ?invloed te oefenen op de wetten, welke het welzijn der gemeenschap dei volks raken, .werd toen op verschillende gronden bepleit. ..Tegenstanders uit andere partijen meen den, dat hierin een middel lag om meer vrouwen uit de bezittende dan uit de niet-bezittende klassen tot kiezaressen te maken; en anderen lachten om deze grappige wijze van hooghouden van het prestige van het hoofd der echtvereni ging" ofte wel heer der schepping." Wij, leden der Vereniging voor Vrouwenkiesrecht, dachten, dat de L. U. zich wel bedenken eou en die dwaze uitzon lering wel zou '?schrappen, eer de nieuwe verkiezingen in het hnd kwamen. Maar wij zagen ons be drogen, want dit jaar heeft de L. U. op haar jaarvergadering in Febr. wederom bevestigd, dat zij de huisvrouw en moeder in Nederland ongeschikt vindt om de be langen der gemeenschap mede te helpen behartigen. De L. U. is dus in dit opzicht sedert 1995 achteruit gegaan; toen toch waren een paar harer leden genoegzaam ?voorstanders van vrouwenkiesrecht om door de Vereniging voor Vr.kiesr. aan de kiezers in die kwaliteit te worden aanbevolen, en tans is het Verkiezingsprogram der Unie tege* het kiesrecht der meeste vrouwen. ? Wat te zeggen van de Nationaal Histoiese partü, die op niets zo zeer gesteld schijnt, als op vergroting van de macht der kroon en wegneming der ministeriële verantwoordelikheid ? De heer baron v. Vredenburch zegt, dat in den boezem der partij het vrouwenkiesrecht niet door ieder een absoluut verwerpelijk wordt geacht," ea eindigt met de woorden: Wy zeggen dus in dit opzicht niet nooit," maar nog ?niet.'' Welnu, mogelik zal men in de Ne derlandse politiek wel eenmaal met de me ning dier remmende party rekening moeten houlen, maar stellig nog niet;'' daarvoor staat haar gering ledental borg. Aan de rechtse zelfkant van het linkse veld vinden wij naast de Nationaal-historiese part\j de Vrjj- liberalen, wier program in de bekende Hollandia-uitgave lang op zich heeft laten wachten. Uit haar openbare ver gaderingen weten wij wel, dat zij het wojrJje manlik" uit art. 80 der Grondwet wil schrappen; maar daarnaast wil zij, evenals hare nationaalhistoriese geestver wanten, nog heel wat-meer overhoophalen «n in hoofdzaak de macht der Eerste Kamer versterken, wat getuige o.a. Zweden voor het' vrouwenkiesrecht weinig goeds belooft. De uitingen, van de officiële woordvoorders dezer partij bevestigen die ge rechtigde vreze. De heren Earuebeek en Kpëll verklaarden onlangs te Utrecht, dat zij geen bezwaar hebben tegen het weg nemen uit de grondwet van het beletsel tegen vrouwenkiesrecht, doch dit wil echter nog niet zeggen, dat zij zouden medewerken om aan de vrouwen het kiesrecht te geven. Eerst moest hun blijken, dat de meerderheid der vrouwen dat wenst. Het eigenaardige van dit argument ook door de heer Smissaert gebruikt, nevens 'een beroep op een speech van een feministe, die enkel aandringt om de vrouw eerst politiek pp te voeden, voorbijziende, dat het stembiljet hei politieke opvoedingsmiddel is bestaat hierin, dat de Heren best kunnen weten, hoe in Nederland ruim 6500 vrouwen zich georganiseerd hebben in de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Die Heren mochten dat getal wel eens met het ledental hunner partij KRAAMVROUW DOOR MINCA VER3TER?BOSCH REITZ. Dien ochtend was zy' vry van koorts wakker geworden; ze had even om zich heen liggen kijken, indolent, met loomen blik vanonder de zware, van moeheid en zwakte donkere agleden uit. Ze had de wieg zien staan waarin haar pasgeboren kind lag;'t tafeltje met kommen, flesschen, doeken en al de vele dingen die haar nog zoo bekend waren van haar vorige bevallingen. Op de kachel zingerde een ketel water, en de damp puffelde met kleine dikke schokjes nit den tuit, bewasemend de groote italiaansche gravure boven den schoorsteen, waarvan dan telkens de voorstelling de Opwekking van Lazarus", als een visioen opdook en verdween... opdook en verdween. Haar blik vond een rustpunt op die telkens verdwenen, dan weer klaar-duidelijke manne?fl^uur in 't lange geplooi van 't Bijbelsch gewaad; zy- bleef er naar liggen kijken, onverschillig, zonder aandacht voor 't onder werp der compositie, toch geboeid door 't regelmatig herhaalde verschijnen en ver dwijnen van die strakke gestalte in den nevel. Toen kwam, onhoorbaar op haar canvassloffen, de pleegzuster weer binnen; met geruiachloos, omzichtig beweeg ordende zij de kraamkamer, en de lijdende vrouw op 't bed volgde met haar loomen blik, haar stilbezig gedoe. 't Was heel stil in de kamer, geen enkele klank dan de zachte kind-geluidjes van den slapenden zuigeling, 't zingeren van den waterketel en 't omzichtig geschuifel van de bezige pleegznster. Toen vroeg de vrouw: zuster... komen de kinderen van daag niet boven?" Niet dadelijk gaf de verpleegster ant woord, Langzaam ontplooiend een doek, bedekte zg daarmede eenkom metsublimaat-oplossing, talmend nog, om 't antwoord te verschuiven. vergelijken, en bedenken, hoe onder de drang dier vrouwen-organisatie de invloed rijkste politieke partijen zich tans omtrent het vrouwenkiesrecht moeten uitspreken. Zonderling zou het zijn, wanneer men in het Vrij liberale kamp die drang niet zag of voelde. Even Oostindies doof was men ook tegenover de Engelse voorstandsters van vrouwenkiesrecht, die eerst krachtdadig bedroegen om de beloftenschennende libe ralen te helpen verkiezen, terwijl zij later haar eis zagen negeren. Men zag hen niet meer, men had ze in geen zes jaar meer nodig. Ea na de suffragettes" zich genood zaakt zien met enig rumoer de attentie op zich te vestigen, nu zegt men met farizees gebaar foei"! Gelukkig, dat in ons land de politici getoond hebben de vrouwen niet tot der gelijk optreden te willen nopen. Liat ons hopen, dat alle partijen zo verstandig zijn. Onder de Vrij Liberalen kunnen wij gelukkig ook pp enkelen wijzen, die de veranderde positie der vrouw in de hedendaagsche maatschappij ten volle begrijpen; wij noemen slechts mr. S. van Houten, die stellig grote verdienste heeft op het gebied van de ontvoogding en vrijmaking der vrouw. Tevens konstateren wij met genoe gen, dat verscheiden Vrij-liberalen gunstig geantwoord hebben op de vragen omtrent de invoering van het stemrecht voor de vrouw aan de kandidaten gesteld door de Mannenbond voor Vrouwenkiesrecht. E'd a m,2 Junie '09. MARTINA G. KRAMERS. liiiuiiiiiiiiiiiMiMiimiMtiiiimitiiiiiiiiiiiliiii minimin mi Inziet in ie Hoofistai. Ik vraag mg af, of een voordracht over rhythmische gymnastiek wel thuis behoort onder bovengenoemde rubriek. Ontegenzeggelijk speelt de plastiek hier een grootere rol dan de musiek, maar daar de methode, door Jaques Dalcroze zoo vernuftig uitgedacht, een be langrijk onderdeel vormt bij het onderwijs in de muziek, mag de belangrijke avond van Woensdag 9 deier, toen de Zwitsereche componist en paedagoog hier in den Hollandschen Schouwburg, zelf zijn methode kwam demonstreeren, gerust onder dit hoofd besproken worden. Welk een belangrijke factor de rhythmus uitmaakt in de muziek, behoefc niet nader te worden aangetoond. Wel masj er echter eens op gewezen worden hoe vaak er ge zondigd wordt tegen de eischen van den rhythmus, niet slechts door dilettanten van meer of mindere ontwikkeling, maar ook door musici, van wie men zults niet zou verwachten. Hoe vaak hoort mm, vooral in langzame tem pi, de maatdealen nie^ geheel uithouden? Hoe dikwijls wordt er tekort gedaan aan de rusten? Ik zwijg nu nog van dat fijnere gevoel voor rhythmus dat getuigt van een by zonder muzikale in telligentie en dat steeds zoo'n buitengewoon weldadijten indruk maakt. Een feit is het dat, e renais het gehoor, het rbythmische gevoel het best en het gemakkelijkst ontwikkeld wordt ia de prilste jeugd van het kind. A priori moet men dm elke poging, die ten doel heeft de aandacht te vestigen op de ontwikkeling van de rhythmiek ten zeerste toejuichen. Dalcroze is hier geen onbekende. Reeds vroeger heeft hy hier zgne kinderliederen doen uitvoeren en deze zijn reeds lang ge meengoed geworden van de zingende jeugd, vooral nadat er een Hollandsche bewerking van is verschenen. Hoewel nu Dalcroze hier eigenlijk meer op den voorgrond is getreden als componist van kinderliederen, mag er toch ook op gewezen worden dat hij eveneens bekend is als componist van opera's, van een Festival Vaudoig en van een viool-concert, hetwelk door Marteau veel is gespeeld. Dalcroze begon op zeer sympathieke wüze, in een gemoedelijke causerie er op te wyzea dat hem de tyd ontbroken had om Hollandsen Maar weer klonk de moewe, gevolleerde stem: waarom komen zij niet zuster.... ik verlang zoo naar ze;... gisteren zag ik ze ook al niet..." De verpleegster ging langzaam naar't bed, maakte 't nachthemd van de vrouw los en stak zacht den koortsthermometer in de oksel. De vrouw klemde de arm stijf tegen 't lijf, gewend reeds aan 't dagelij k < temperaturen" al van vóór haar bevalling. Hunkerend keek zij met da zwart gecerneerde oogen naar de verpleegster op, bedelend om 't antwoord waarnaar zij verlangde; maar de zuster bleef peinzend staan, overleggend wat zij zou durven beloven. Toen kwam met kalm-zachte klank van haar lippen: U moet hél, hél veel rust hebben... 't is pas de vierde dag na uw bevalling... en u hebt veel bloed verloren..." Ja, ja," viel de zieke haar in de rede, maar 't zou me juist meer rust geven als ik de kleintjes even mocht zien;... van morgen hoorde ik ze op den gang loopen tot vlak voor de deur hier... n draaide onbeholpen aan de deurknop... Toen is er iemand gauw komen loopen en heeft ze weg gehaald... ik hoorde ze tegenstribbelen ... klein Hanneke riep: [?manaiie, mammie"; toen. hoorde ik haar stemmetje hoe langer hoe verder weg... eindelijk niets meer... En toch bleef ik luisteren om te weten of ze zich hadden laten troosten... of ze weer vroolyk waren ... Arme kleine dingen, ze vertrouwen zoo op mammie, ze verwachten altijd alles van mij, en nu worden zy van mij weggehouden... De oogen van de zieke vrouw schitterden glazig van opgewelde tranen, en diepe plooien van zenuwachtigheid trokken van de neus vleugels naar de trillende mondhoeken. Aandachtig bleef de pleegjuster haar observeeren. Toen klonk weer haar rustige, klare stem: U moét kalm zyn... kijk eens, u weet dat de kinderen in goede handen zij n; u hebt oude getrouwe gedienstigen die uitstekend voor ze zorgen... en uw man en mij nog bovendien om toezicht te houden dat ze in niets te kort komen ..." Onwillig keerde de zieke 't hoofd af. Ik spreek niet van de gedienstigen... de te leeren zoodat hy' zijne conference in het Fransch moest houden. Natuurlijk betoogde hy het groote nut van rhythmiek. Rhythmiek is de taal waardoor het lichaam muziek voelt. Een inwendige e-notie moet het geheele lichaam doen vibreeren. Doch het rhythme is en bly'ft liet middel om te komen tot de kunst. Met «en zestal lè'es, jonge dames gekleed in een soepel gymnastiek-costuum, werd een aantal oefeningen uitgevoerd, die getuigden van groot vernuft en practischen zin. Met gracieuse benegingen schreden de jonge dames over het tooneel, achtereen volgens weergevende in pas en gebaar de halve noten, de noten mat stip ea de heele noten. Dalcroze speelde op den vleugel uitmuntend stukkeu door hem gecomponeerd of geïm proviseerd en waarbij het tempo rubato" rijkelijk door hem aangewend, den leerlingen de gelegenheid aanbood hare bewegingen te vertragen of te versnellen. Achtereenvolgens kwamen oefeningen aan de beurt van dubbele en afwisselende rbythmen, syncopen, expressieve rbythmen, enz. Zeer trok de aandacht de oefeningen waarbij het hoofd op en neer bewogen wordt, terwy'1 de armen oneven bewegingen uitvoerden. Evenzeer verrassend waren de plotselinge stagnaties in de beweging, waarbij de leer lingen twee, drie of vier noten moesten uittellen om dan daarna de beweging te hervatten. Het contrepoint plastique" is mede zeer ingenieus uitgedacht. De leerlingen maken dan gebaren wanneer de muziek rustpunten aangeeft. Voor mij was een der belangrijkste oefe ningen die, waarbij met de voeten werd weer gegeven de rhythmiek van de piano-bascant en met de handen den rhythmus der melodie. Aan het slot van het eerste deel werden eenige spelen, o. a. het vlinderspel en het bloemenplukken vertoond. Dit alles mocht men beschouwen als een geleidelijken overgang tot hetgeen ons in het tweede deel te genieten werd gegeven. Vier jonge dames gaven ons een plastische voorstelling van de Invitation a la Danse". Weber's muziek werd zeer schoon door Delcroze op het klavier uitgevoerd. Vervolgens kregen wij te zien een Pas de style" ont leend aan voorstellingen op Grieksche vazen. Dan kwam een Scherzo, een wals van Chopin (solovoordrachteni en een wals van Strauss door de vier jonge dames gedanst. Het publiek dat den schouwburg geheel vulde was zoo enthausiast dat het den onbe scheiden wensch uitte naar een herhaling van hst laatste stui. De heer Dalcroze was hoffelijk genoeg aan dezen onbescheiden wensch toe te geven. Inderdaad was de geheele séance een onbe twist su;ces voor Dalcrose; want iedereen zal zeker veel genoten hebben. De Zwitsersche meester is er ten volle in geslaagd aan te to >nen dat door zijne methode voortreffelijke.,., danseressen worden ge kweekt. Deze laatste zinsnede bevat voor mij echter een teleurstelling. Ik meen Ie door Datcroze zelf te worden overtuigd dat zijne methode ons musiciennes zoi opleveren, die op het gebied van de rhythmiek werkelijk de aristo cratie intellectualle" zouden vertegenwoor digen. In plaats daarvan werden wy overtuigd dat Dalcroze met zy n methode de dansschool van Isadora Duncan op zyde streeft. Ik schat de resultaten van Dalcroze's vin ding niet te laag. Integendeel, het komt my' voor dat de jeugdige leerlingen veel kunnen profiteeren. Maar ik had verwacht dat Dal croze's methode van nu af als een onmisbaar element in de muzikale ontwikkeling onzer jeugd een plaats zou gaan innemen. Dien indruk heb ik niet gekregen. Het komt mij voor dat Dalcroze's methode meer be lang heeft voor de danskunst Maar een buitengewoon leerrijke en genot volle avond was het buiten kijf. AST. AVERKAMP. Vaderschap, een snaaksche roman, door JOB STEIJXEN. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitg. Mij. Wie ziehzelven overwint, is sterker, dan die een stad inneemt." Indien deze aloude kinderen loopen telkens naar de deur hier, als ze maar even kans zien om te ontglippen . . . zouden ze dat doen als ze mij niet misten ? . . . ze verlangen naar mij en ze begrijpen niet waarom ik ze alleen laat." Ze weten toch dat er 'n nieuw zusje is gekomen, en dat u ziek bent?... Wat weten zulke kleintjes nog van ziek zijn af?... ik was al zoolang ziek vóór mijn bevalling ... en tóch was ik altijd by hen . . . verzorgde ze dag en nacht . . ." En nu bent u uitgeput . . . uitgeput van bloedverlies en van vermoeidheid . . . aan uw man en uw kinderen bent u nu verplicht rust te nemen, wil 't weer mogelijk worden dat u weer voor ze zult kunnen zorgen zooals vroeger ... Ik spreek in ernst met u ... u hebt een zeer zware verlossing gehad . . ." Ik voel mij nu gosd, zuster . . . heuach waar... ik ben al weer beter dan gisteren ... Laat mij de kleint es even zien van middag . . . even maar . . . dan zien ze zelf, dat ik te bed lig en niet bij ze kan zijn ... dan kan ik ze ook zelf zeggen dat ik nu moet rusten . . . en veel slapen. . . om weer hun oude mammie te worden en voor ze te kunnen zorgen." De doodzwakke vrouw snikte zenuwachtig, in ziekelijk meelijden met zichzelf en haar kinderen. De zuster nam den thermometer uit de oksel, bekeek hem aandachtig, klopte toen zwijgend de kwik neer. Kijk eens, ik zal u toestaan wat ik kan... u gaat nu nog een paar uur slapen , . . echt slapen... niet stii wakker liggen denken... ik neem de baby mee naar een andere kamer, dat 't hier volmaakt rustig kan blijven... en als u u dan werkelijk goei voelt en koortsvry' bent, dan mogen de kleintjes vijf minuten bij u komen . . " O, o, o," prevelde zij alleen, maar met zoo'n vol-warme blijdschap in haar omiloorsden stem, dat de verpleegster, zelf wat ontroerd, de hand op haar schouder legde en nog eens vermaande tot kalmte en rust. En al maar met dien stil-blijen lach op 't vermagerde gezicht, bleef zij liggen kijken naar 't kalm bezig-zijn van de zuater die nu met een der dienstmeisjes de wieg met den jonggeborene uit de kamer bracht. Ze had alles in z'.ch opgenomen... 't zorgzaam toe spreuk waarheid berot, verdien ik langzamer hand de reputatie van een wereld-veroveraar; want dan heb ik waarlijk al heel wat steden (en daaronder zeer versterkte) ingenomen. En nog dagelijks win il zware belegeringen. Ook dit Vaderschap is om zoo te zeggen: een nieuwe veste, die ik bedwongen" heb, want... ik heb dit boek werkelijk ten einde toe gelesen! Ik heb zelf-overwinningen behaald, die minder moeite kostten. Op bldz. 98 er zijn er 174 begon ik te wanhopen. Ik heb volhard e ?enwel in het stre ven zonder beloond te worden: het resultaat is gering en bestaat alleen indirectelijk uit den roem der zelf overwinning, stille geheime roem, die my trouwens in deze tijden van bewuste en uiterste bescheidenheid des te waardiger toeschijnt. Deze roman snaaksch" te noemen, is waarlijk boud gesproken. Bovendien zyn dergelijke reclame-achtige te koop-looperijen met je geestigheid niet... geestig ja zelfs niet fijn en bovendien gevaarlijk. Want om de laatste kwalificatie temotiveeren nu is de verwachting hoog gespannen, en wanneer dan de terugslag komt, valt die immer on vermijdelijk op den stemming-maker, in casn: den schrijver. Het lezen van dit boek was mij een kwelling des geestes en een toets voor m'n geduld en m'n volharding. Laat mp dit met een vergelijking mogen verduidelijken: Ga hebt weieens in een tingeltangel of te w^l café-chantant geseten, luisterend naar een zoogenaamde komiek. De man is mei veel ophef ik schreef by'na: poenige ophef, maar dit zou een pleonasme geweest zijn in het programma aangekondigd. En nu staat hij daar zijn uiterste best te doen om grappig te wezen: hij trekt vreeselijk rare en nare gezichten, zegt de woorden, waar 't op aan komt dik onderstreept (of cursief zoo ge wilt), slaat te dikwijls een kuiten-flikker en lacht telkens uitbundig... in zijn eentje. Of wel: hij spreekt en gesticuleert zeer geüffecteerd, zet overdreven fijntjes de puntjes op de i, en wacht af en toe even met een kwazi-leuk gezicht, als om het pu bliek tij i en gelegen. heid te geven in geschater en applaus los te barsten. Maar... maar... de zaal" blijft dood-kalm, akelig, ijsig, moordendkalm. Toch gaat de man door op dezelfde wy'se. Dergelijke ervaringen bebooren tot mijn onaangenaamste en pijnlijkste. Ge hebt mede lijden mes dien armsn stakker daar op het podium, die toch zoo z'n besïdoet en toch ook leven moet", ea ge zijc tegelijkertijd nijdig om het menschverlagend en onteerend schouwspel, dat u te gen:eten (?) gegeven wordt. Ga voelt een sterke neiging om weg ta loopen, maar ge doet 't niet, ooi den man niet nog meer te kwetsen; en ook ... 't kon nog eens verkeeren. Maar Job Steynen ge hebt natuurlijk allang begrepen, dat hij de komiek was verkeert helaas niet; en ge gaat met hetzelfde wonderlijk-gemengde ge voel van erzer- en droefe-nis naar huis en probeert die lamme zoet-zure snaak voorin uw mond te analyseeren, om vervolgens een dergelijken maatschappelyken misstand te verklaren, te recht te zetten in uw verwon derd brein, waar immers alles sluiten moet als een bus. Zoo heb ook ik getracht deze nieuwe ma nifestatie te verklaren van Job Steynen, dien men eer een verschy'nsel-komiek, dan een komiek-verschijnsel zou kunnen noemen. (Endien ik af en toe eens guitig uit den hoek schiet, dank ik dit Job's snaaksche roman, die zoozeer aanstekelijk en stekelig op mij gewerkt heeft; en mochten mijn grapjes niet immer van superieure kwaliteit zyn, dan gelieve men dit feit eveneens op rekening van zijn boek te schrijven: van wege de on-edele occulatie). Job Steynen zoo heb ik geredeneerd wou dan ook wel eens grappig zijn. Och hemel, ik pleeg geen onbescheidenheid, 't is immers toch algemeen bekend: die ernstige moderne romans... daar beeft het publiek allang meer dan zyn bekomst van. Ze worden niet meer gekocht, (laat staan gelezen), de uitgevers worden van puren weeromstuit heel heel ern stig als een schrijver met serieuzen lilerairen arbeid bij hen komt. Zulke gezichten, en uög zülkere zuchten; zenuwachtiggeschokker der schouders (als wilden ze er hun ooren mee dicht stoppen stout beeld, nietwaar? voor de vlei-taal des auteurs) en woorden spelden van de wieggordijnen, 't gecadenceerde loopen van de twee stille vrouwen vóór en achter'de wieg, grijpend met voor zichtig gebaar en wat gekromden rug 't Mozes-korfje waar zacht in te krijten begon 't heel jonge wicht. En al harder was 't gaan huilen onder dat ongewone beweeg door de kamer, en zij voe'.de opeen? weer de snerpende pijn in haar hoofd, 't brandende steken in haar oogkassen dat haar telkens overviel bij 't hoeren van schelle ge'.niden, of 't zien van fel licht. Ze sloot de oogen en een rimpel van pijn en vermoeidheid groefde zich boven den scherp geteekenden neus. Toen hoorde zij zacht de kamerdeur sluiten, en 't krijten van 't kind klonk nog maar gedempt als van heel ver tot haar door. Nog luisterde zij naar die vier voorzichtige schuifelvoeten over 't linoleum, toen hoorde zij niets meer, alleen 'c piepknarsend opengaan van een deur aan 't andere eind van den gang, en weer 't langzaam, dreinend geluid van 't voorzichtig sluiten... Nog een poos lag zy zoo stil, onbeweeglijk 't zwakke lichaam., half gesloten met de zwaar-zwarte oogleden, de matte oogen die staarden. Toen kwam als een lichtscbijn over haar moewe trekken nog eenmaal de blijdsciap gloren over wat haar te wachten stond: de kinderen die komen mocbten, die zij zien zou en spreken, en streelen en zoenen... O, o, o," prevelde zij nog eens, zacht kreunend van onderdrukte opwinding. Zoo sliep ze in. Maar opeens was zij wakker geschrikt. Sissend en gloeiend als een vuurwerk was een beest op haar bed gesprongen... 'n aap of 'n eekhoorn ... of 'n kat... ze kon 't zoo gauw niet onderscheiden. 't Had op de koperen ornamenten van haar Engelsen bed gezeten ... 't Was er woest opgesprongen omgeven van sissend, fel licht dat 't zelf uitstraalde ... Toen was 't opeens weer verdwenen ook ... waar 't zoo gauw gebleven was ... In haar angst bad zij de handen voor haar gezicht gehouden ... in dat oogenblik was 't beest van sympathie. Als 't heel erg wordt: een blik in die gewichtige, nooit-liegende kantoorboekem, boeken als grafzerken of steenen tafelen. Maar het eind i?, dat het manuscript niet in andere handen overgaat met als onvermijdelijk gevolg: verbitterd gepieker of piekerend ge-bitter van den literaat, hoe dan wél aan geld te komen. Heele zinnen van den mee-voelenden uitgever dreunen met verwonderlijk-juiste wanhoops-intonatie nog na in zyn hoofd: 't Is allemaal te zw-a-a-r, meneer. Veel te zw a-a-r. Dat wil het publiek niet. Luchtig, luchtig ... L:chte lektuur ... humor, geest, meneer.. Heyermans, Falkland, dat willen de menschen. Als ze 's avonds moe van kantoor thuiskomen, willen ze een boek als ontspanning lezen, ze willen geamu seerd worden... Ja, zeker zeker, ik ben 't volkomen met u eens dat 't van een literair standpunt bezien minderwaardig is, dat lite ratuur om zichzelf recht van bestaan heeft. Maar tjaaa... doe daar nou maar is watan. Och heere, we hebben al zooveel leergeld betaald." Luchtig, humor, geest, Falkland, Camera Obscura, v. Maurik... 't Tolt allemaal door het zware hoofd des letterkundigen... Hy zal 't toch eens probeeren... Hy maakt een begin, 's Jonge, wat valt dat mee, 't gaat vanzelf, je schrijft maar raak, of je een brief schrijft, een grappigen brief aan een bloedverwant of kennis in Indië. 't Gaat zóó gemaklij k, dat hij meent een nieuw (en rykl) gebied in zich ontdekt te hebben. Jammer eigenlijk, dat dit niet vroeger gebeurd is. Waren die vorige romans maar eerder-geketst. Eigenlyk begrijpt-ie die smaak van het publiek best. Ah, de woorden, de ideeën flappen eruit, bij voelt zoo'n drang, dat hij er buitensporig, weelderig van wordt. Hij heeft weieens van grotesk gehoord. Juist: 't kan niet mal ge noeg zijn, 't moet maar niet zoo gewoon dwaas of grappig wezen. Nou die toch eenmaal bezig H zal-die 'm eens goed raken ook l Grotesk: dat is eigenlijk zijn richting l Ha, een nieuw ontdekt genie in de hollandsche literatuur 't werd tijd, 't was noodig, 't werd een duffe boel. Zijn naam en zyn for tuin ... tje zyn gemaakt. En zóó gemaklyk... ... Maar awai, die akelige doodsche stilte in de zaal. De komiek wacht nog even met zijn kwasieat-leukst gesicht hij meende toch zoo stelling, dat... Hé, werd daar niet geklapt?... Nee, 't is een half-beschonken student, die hard met den stok op z'n tafeltje slaat en luid, te luid, een nieuw glas bier bestelt: om al die flauwe kul gauw naar beneète spoelen". De komiek buigt nog om zich een houding te geven, maar spoedt zich dan naar achteren" met den dood in het hart: hij weet dat zyn engagement niet ver nieuwd zal worden. Armzalige dwaas l Vertoon je nooit meer in dit emplooi op de] planken! Zyn figuur zou tragisch gaweest zijn, ware hij niet zoo zeer van eigen voortreffelijkheid o 'ertnigd, en hadde hij niet zulke onverdraaglykpedante airs (lees de korte inhoudsopgaven van en boven de hoofdstukken) aangenomen. Hoe?... U hadt een charge willen leve ren?" Uitstekend, meneer. Maar een charge is meer dan alleen het verkrachten van ver houdingen en het neerpennen van allerlei onwaarschijnlijk- ea onmogelijkheden. Een charge heeft, moet alty'd hebben: een diepe ren zin, om genietbaar en dan zeer geniet baar te zyn. U heeft het doel voorbij geschoten. In uw verhaal is alles te grof, te plomp ook de stijl , te dik er op gelegd, te opzettelijk. Dergelijke geestigheden moeten heel fijn zijn, en kunnen dan de buitengewoon-belangry'ke uiting zijn van een verhoogd en ... verdiept levensinzicht. Nu is uw snaaksche" roman niet veer meer dan een aanmatigend waardeloos prul. Het voorafgaande met citaten te staven is niet gemakkelyk, wijl de tekst zoo hol, zoo egaal van nietsigheid is, dat men er by'na nergens vat op krijgt. Toch wil ik u eenige proefjes niet onthouden: (Bldz. 37). Anna, zijn vrouw, had bij hun huwelijk eenige duizenden guldens in het huishouden als bedrijfskapitaal kunnen geven, en Jacobus was hier buitengewoon erkentelijk voor, wat hij niet naliet herhaaldelijk te be tuigen; bij eiken maaltijd, bij iedere betaalde kwitantie, bij elke sigaar, die hij aanstak, zag hy' haar uitermate vriendelijk aan, en zei: Dank je, Anna." Daar deze, als hij haar ten zeker ergens anders been gegaan... Maar 't kon toch niet uit de kamer zyn ... Ze vaa steenkond en lag te klappartanden... zeker van den schrik, want 'r hoofd was zoo warm, gloeiend ... gloeiend ... 't Was of er 'n vuur in brandde... Nu lag zy met wijd open oogen de kamer rond te kijken waar 't beest gebleven kon zyn. D:i;ir tegen den muur was 'n schaduw .. . dat kon van 'm zyn... na stil opletten om te kijken of ie bewoog ... God, wat mal... 't werd net een vrouwekop... of 'n page met zoo'n recht mutsje op, hoe heet 't ook weer... 't was 'n Italiaansche dracht... kom hoe heet 't nu ook weer... zoo'n onnoozele naam waar ze nu niet op kon komen... Maar ze móét 't weten; d'r hersenen sliepen, daarom kon ze niet denken, 't was of ze als | lood in haar hoofd lagen. Maar ze zou d'r adem inhouden en d'r ooren stijfdicht... en d'r oogen ook, dan ging 't bonzen in d'r hoofd... bonzen alfaof 't daar heelemaal uit elkaar zou springen ... en dan zouden d'r hersens wel weer wakker worden... En, op elkaar plettend de vale lippen, als zogen de bloedlooze vellen zich aan elkaar vast, rimpel plooiend 't bleeke vleeech boven den neuswprtel, look zij de veilig bruine oogleden ' die hol in te zinken schenen in de donkerte van de diepe oogkassen. Toen stak zy, echerp-puntig met de twee lange magere wijsvingers, 't kleine oorlapje in de opening van 't oor, afsluitend zóó, de buitenste gehoorgang. En met heel de inspanning van haar koortsziek willen, lag zy daar, inhoudend den adem, onderdrukkend met bovenmenschelyke kracht, den drang naar lucht; vaal rood gingen de wangen zich kleuren, en 't klamme zweet beparelde haar neustop en voorhoofd. Toen hijgde zij 't opeens uit, tot stikkens toe benauwd. Neen, 't gaf niets... ze wist niets en 'r hersenen bleven als doode ballast in haar hoofd. Haar oogen zochten weer 't scbaduwspel op den muur ... nu leek 't weer wat anders ... neen, toch niet... weer een vrouwekop, maar met groote dotten haar over de ooren, en bloemen.., kyk... 't beweegt, en de oogen kijken 'r aan .,. Carmen ... Carmen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl