De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 13 juni pagina 5

13 juni 1909 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1668 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De meest geschikte is PROF, DR. NORMAAL ONDERBOED Telefoon No. 5629. llirillMIIIHIIIIMIIIIIIIIIMIMiniltMIIIiniMIIMIIIIIIIIIIIMNIMIIIIIHIIIIIIIIHIIIIMHnilllMIIIIIIIIIHMIIIIIinilllllMIIMIIIHMIIIIiniMllllinilll HIIIIMMIII IMIIIII||1||IIIIIIUIMIIIH l IMIMH1111111111111111 tlllllll111111111111111111111 (Fabrikaat W. B E N «E R S O H N E, Slultgart.) MllltHIIIINIllMIMIIIMIIIIIIIIIMIIflIIMUnilllUmillMIII DAMEjS. Hoofddepöt te Amsterdam LF.DeuschleBenger, Kalverstraat 157, ?l «l Jeanne Mami, 'In een tijd, waarin iedereen schrijft, waarin bet bijna als een gebrek aan opvoeding geldt, Biet óf te schilderen, óf te schrijven, óf te beeldhouwen, daar staat Jeanne Marni alleen, zich v»n zoovele andere kunstenaressen'" onderscheidend, zooals een mooi Grieksch beeld te midden van nagietaels. liet ver schil met de vele romancières", die Frankrjjk ons oplevert, is des te grooter, doordat er bij leze artisle geen zweempje te ontdek ken valt van slecht begrepen emancipatie, noch in baar werken, noch in haar woorden, noch in haar uiterlijk: Jeanne Marni is vóór «lies vronw. En in haar eerste werken was deze schrqfster alteen vrouw, d. w. zeggen men voelt er wel h«t talent in, dat zich gaat ontwikkelen, maar dit vertoont zich nog slechts van die S$de, die de vronw kenmerkt: in het weer geven van détails. Het mannelijk element, dat het gehei-1 tot een rol maak t harmonische httiitdnQkking moet maten, ontbreekt de compositie is zwak. Aldus bijvoor* beeld in een van haar eerste boeken amour covpable" zijn de schetsen, die pas op het tweede plan komen, vol -van veelbelovend talent, doch het sombere drama (de vrouw ?verliefd op haar biechtvader, uit wanhoop hem en zichzelf vergiftigend) schijnt nog te ?waar te ry'n voorde kracht vau de schrijfster. Bet feit, dat de priester, een der hoofdpersonnages, pas in de tweede helft van het boek verschijnt, is ontegenzeggelijk een font inde compositie. lllllilllllillllllllllllllllllllllllilllllMIIIIIIIHIlllllllllllllllllllllllllllllMIIIII UIT DE NATUUR. Voor donkere stadstuintjes. Aan allen, die een donker en vochtig stadstnintjebezitten, raad ik aan: plant varens; aan ieder die zich eiken zo mer ergert, dat zijn seringen en rozeboompjes groote bladeren en lange loten maken, maar nooit een bloem doen zien, zeg ik, spit den boel om en zet er wilde boschplanten voor in de plaats; aan elkeen die jaar op jaar in den heifst zijn grasranden op raad selachtige wijze ziet verdwijnen, kan ik aanbe velen : leg mos banden o-n de perken.diegaan nooit dood. Al leen als ge'B morgens vroeg veel en vaak hontduiven en merels op den grond ziet, hebt ge gelegenheid a boos te maken over de heb"elijkheid van deze vogels, om nw mooie aan eensluitende mospolletjes, die zoo heerlijk ?spgroen glan zen, netjes om te keeren en midden op het grintpad te slee pen ; de merels halen er de wormen onder uit; wat de BloemstengelvanHeksenkruid; hou t duiven er onderaan de haakvruchten. voor belang bij (111. van In het Bosch". Uitg. hebben, den W. Versluyg.) boel zoo te ruïneeren, dat weet ik nog altijd niet. Maar weldra daarop is het talent rijp ge worden, de fouten en zwakheden zijn ver dwenen en Jeanne Marni vertoont zich in al haar kracht en légance. En het zijn vooral de samenspraken, waarin züuitmunt. De boeken, die ze toen schreef f n die plots haar naam bekend maikten door geheel Frankrijk (en er buiten! 11) zijn eene verzameling van wat mme Jane Misme zoo terecht noemt: des nouvelles dialoguées". Want Jeanne Marni is niet niet alleen schrijfster, ze is tegelijkertj'd teekenaar en chirurgijn l Teekenaar l In een samenspraak van drie, vier pagina's schetst ze u de personen, hun verleden, hun karakter, hun uiterlijk, het motief dat hen samenbrengt of doet spreken.. En als het gesprek eindigt, dan is dit slechts in letterlijken zin: Ge ziet geen ge irukte woorden meer in het boek, maar het weinige dat er stond was zóó natuurlijk geschreven, heeft u zoodanig doen indringen in de zielen de stemming der personen, dit de lezer zelf het gesprek zon kunnen voortzetten en onwil lekeurig meeleeft in de toekomst van de personen die het talent van madame Marni een oogenblik handelend doet optreden l Maar ze is ook chirurgijn l been geheime beweegreden van het mengehelijk hart is haar onbekend gebleven, ze heeft een volmaakte kennis van de anatomie der ziel. En wat haar het meest interesseert, kan het anders? is het hart der vrouw. Jeanne Marni behoort niet tot wat we de jongeren" noemen, ze is op en top een vrouw van het vorige geslacht, en zelf* zou het ma niet verwonderen als het woord feminisme" haar een weinig antipathiek is, om het earicatunr, dat men er veelal ran maakt. En toch is er wellicht in Frankrijk niet iemand, die meer feministe is, dan juist deze schrijfster. De vrouw is, vooral in de litteratnnr, lang miskend ge worden l Overal vindt men haar beschreven als zwak, praatziek, ijdel, dom, enz. enz., zelden trachtte een achrrj ver bewon dering op te wekken voor ha ir heldhaftigheid of edelmoedigheid. Jeanne Marni heeft de vrouw in Frankrijk gerehabiliteerd en dit door middel van de wapens, die zoo weinigen kun nen hanteeren: eene absolute waarheidsliefde en eene verstandige, nauwkeurige observatie! Ze ontleedt de vrouwelijke ziel, zooals een dokter zou handelen met het lichaam in eene operatiezaal en geeft dan zonder vooroordeel verslag van al de verschijnselen der ziekte! Het geheele werk van Jeanne Marni betreft de liefde.., Vronw in /den meest hoogen graad, blijft z^Htet hardnekkigheid de onderwerpen mijden, waarin het hart niet betrokken is. En toch spreekt ze bijna nooit op directe wijze over de liefde, doch zij peilt er de diepte en de ellende van, zij toont den man en de vronw als vijanden op dat terrein, waar juist de mee»te harmonie zou moeten heersenen. Niet alleen telt ze de woadtm van die twee tegen standers, maar tegelijkertijd verschijnt daar tusschen hen beiden, beschenen door een helder licht, het eeuwige s acbtofier: het kind. Doch de figuur van de vrouw domineert altijd dat smartelijk trio. Want volgens de IIIHIIimilllllllHllllllllimitllMIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIMIHIMIIIMIIIIIIIII Maar wat de bjfCfiplaruen eu vooral de varens betreft, daarvan zult ge in elk geval veel genoegen beleven; al vyfoen jaar lang houd ik een perkje van drie vierkanten meter vol boschplantrn en nooit hebben r.e het bloeien gestaakt; dicht opeen, at» in een echte romantisch mooie bo^criwildercis ontluiken er in April d- wilde gele slt-u elbloenen, blanwenioodloDgektUid.en lila helm bloemen, en ook de merkwaardige gulden boterbloem tneechen de bofctianemon-n. Ia Mei als de helmkruiden al omler tiet opschietend blad verdwenen zijn, beginnen d n geheimzinnige witte trechters van de gevlekte aron>-kelken zich te ontrollen en fcbuiien half weg onder de fortche driehoekige f-chiUien ; *-en prach tige bladversierin* vormt het Chti«t< flelkinM; fijn en sterk; er boven n t zweeft een tropj bloemen, dat vau witte kant neweven schijnt. Nu in Juni komen uroote witte bo-chklokken in bloei en morg-n of o?eriuo>gen ontlui ken op hun eter.gein, die t oven alles uitsteken, de terra-cotta krullelKs en de gele monniks kappen. Prooeer het eens met deze zonen van de donkere wildernis, vóór t>e, teleurgesteld door verlies van tijd, geld en mot i e, in arren moede uw tnir tje voor kippenhok gaat in richten ; heupch, ais er door gebrek aan zon nelicht en luchtBtioorjoing geen gras en geen rozen kunnen aarden, grorien er toch ook geen kippeneieren; ^een grooter ergernis dan een kippenhok zonder zon. En meen nu niet, dat die wilde planten op zoo'n armzalig lapje grond, dat door on vers'and nog met een hoogen iep belast is, een kwijnend bestaan lijden, gelijk een ge kooid bosch logeltje in een achterkamer. Ik kan u verzekeren, dat mijn aronskelken en sleutelbloemen er nog steeds op vooruit gaan, zoowel wat het blad als de bloemontwikkeling betreft; ja tot myn eigen verwondering staan ze beter dan op hun eigen geboorte grond, ze groeien als kool en toch mest ik ze niet en verplant ik ze nooit; of misschien komt het juist daardoor. Wel krijgen ze water al» het niet regenen wil, veel water, 's mor gens en zoo nooiig 's avonds nog eens. Al die schaduwplanten kunt ge wel in een groote bloemkweekerjj bestellen, en de kans is dan vrij groot, dat ze evengoed voort willen als zuiver wilde exemplaren; want ook de bandelaar zal ze in den regel in de schaduw gekweekt hebben. Toch zou ik liever,voor alle zekerheid,echte boschkinderen er voor kiezen. Niet omdat ge die niet be hoeft te betalen; ocb de moeite en de kosten van vervoer zijn dikwijls meer dan het schijntje, dat een kweeker er voorvraagt. Er is e venwel aan dit zelf zoeken en overplanten een groot voordeel ver bonden.Ge zult onder vinden, dat uw belangstelling voor zulke plantjes veel grooter is dan voor gekochte exemplaren.Want ge weet, waar elk afzonderlijk van daan komt en hoe ge met zorg en moeite het uitgraven en schrijfster is zij het, die het meeste lijdt. De titel van de allerlaatsten roman van Jeanne Marni zou men kunnen zetten boven de ge heele verzameling van haar werken : Lijden". Overal toont ze ons het lijden in al zijn echakeeringen en nuancen en legt het voor ons bloot zelfs daar waar bet zich trachtte te verbergen in de meest veilige schnilhoeken van het menschelüfc. en vooral van het vrouwelijke hart. De: 'titels zelf vanhaar dialogues geven baar streven aan. De meest bekende hiervan zijn: Comment ellee f e donnent", Comment ellet tuut Idefunt" Let Enfants qu'elles ent" en vooral die snoer van parelen, die te samen den titel dragen van Ctllet qu'on ignore". Jeanne Marni woont sinds eenige jaren te Cannes, waarvan zy zelf zoo mooi zegt : L'air chargéd'un parfum derosesavaitlasaveur d'un fruit". Dicht beschaduwde laner, vol palmen, mimosa en mandarijnen, leiden naar de veranda en den hoofdingang van de villa Marni, waarvan men een prachtig uitzicht heeft over de "stad en over de Middelandsche Zee. Madame Marni heeft hare betrekkelijke eenzaamheid lief en elk jaar, wanneer ze weer gedurende een maand terug komt in Parijs, is het vol verlangen van spoedig terug te keeren naar het zonnige Zuiden, dat ze ons over haar leven daarginds spreekt. Haar stem is melodieus, zacht, haar oogen bruin met een goudglans er in, haar loop, haar gebaren, alles ongedwongen en vol gratie en niettegen staande ze de vijftig voorbij >s> maK men altijd nog spreken van eene mooie en elegante verschijning, die immer frisch en jong schijnt, terwijl toch haar kapsel gelijk is aan dat van een harer heldinnen, waarvan ze zegt: z scheen als getooid met appel-bloesem", om niet het afgezaagde sneeuwwit te gebruiken. De. indruk, dien men bij haar krijgt, is klaarheid, harmonie en orde, terwijl haar geliefkoosde kleur voor meubels, tapijten en ook voor baar kleeding het blauwgrijs is, in al zijn nuances. Hoe gaarne tooit ze zich met kant, fijn en van waarde, zooals haar werk ! Niettegenstaande haar velen arbeid, ver zuimt Jeanne Marni niet haar plichten, die haar hoedanigheid als vrouw van de wereld, haar oplegt. Zeer vroeg opstaande, geeft ze den gansenen morgen aan den arbeid, terwijl de rest van den dag aan bezoeken n wan delingen gewijd is. HOOVBN. lllllllllMIIIHIIlllMIIIIIIIMIMIIIIIIIIItllllimiltimilllMIIMMII Toiletten van Mevrouw A'tquith. Brochure van D. Hoont, protest tegen vrouwenkieirectit. : ?' De echtgenoote van-den Engelschen Prime minister Asquith, heeft zich door een groote onhandighei i, de tijdelijke woede en verontwaardiging op den ijdelen hals gehaald van een aantal Engeleche first rate ladytailors en modisten. Mevrouw Asquith is een bedrijvige vrouw; overbrengen hebt volbracht; ge herinnert u de genoegens van den tocht naar de groeip'aatp, en ge kent bij ondervinding de omstandig heden van gron isoort en standplaats en ook het gezelschap waarin ze van nature behooren. Zoo'n perkje wordt een natuurlijke eenheid, geen bizarre en daardoor voor kenners hinder Ijjke vereenigiag of opeenhooping van schaduw en lichtplanten; van wezens,die niet bij elkaar passen en een verschillende grond en stand plaats verlangen. Daar komt nog bij, dat ge bij het inzamelen, wilt ge slagen, geen oude, groote en diepwortelende planten zult kiezen; maar liefst jonge, kleine exemplaren. Ge biedt ze, noodig of. niet, in het begin wat zorg en bescherming tegen de verdrukking en zoo gaat ge er van zelf van houden; het zijn uw planten, uw pleegkinderen; zegaanu ter harte; als ge van planten houdt ten minste. Wat zoo'n stukje natuur uit het eigen land vóór heeft op een kunstperkje, is in de eerste plaats, dat ge niet elk jaar op nieuw behoeft te koopen of tegen den winter de boel niet hebt uit te graven en in een kelder tegen winterkoude te beschermen.Bovendien is er veel meer aan op te merken voor een plantenvriend Ge krijgt zaden en kiemplanten, wat bij ge kweekte planten niet 'aak het geval is. Het jonge goed laat ge in het begin vry opschieten, dat kiest zijn eigen plekje; waar het het liefst wil staan; en zoo volgt ge een heel plantenleven, dat altijd belangwekkend blijft. Een volgenden keer zal ik u wel eens ver tellen, waarop ge daarbij te letten hebt; laat mij u nu maar eerst overhalen, een begin te maken met zoo'n natuurtuintje. Langs de randperken en tegen de schutting waar haast in het geheel geen zonlicht komt, zet ge, zooals ik zeide, wilde varens. Twee soorten vooral gedijen uitmuntend in tuintjes op veengrond: mannetjesvarens en stekelvaren; wijfjes varen willen ook wel, maar die zijn wat teer en tegen valwinden niet zoo goed bestand; ook koningsvarens schieten in het eerst goed op, maar ze houden het alleen uit als ge heel lossen grond hebt, liefst met mos, doorwerkt; het is juist een kwaal van onze tuintjes dat de grond zoo samen pakt; en dat kan een koningsvaren niet dulden. Al die dingen leert ge door doen wel uit u zelf, en dat is eigenlijk het ware; een beetje voor lichting evenwel op jarenlange ervaring ge grond, kan allicht van nut zijn. Kunt ge het gedaan krijgen, beleg dan in het eerste jaar het geheele schaduwdeel van uw tuin met mos, niet met veenmos, maar met plakken en pollen van verschillende soorten boschmos. Dat bevat in het najaar een menigte zaden en ontkiemende bosch planten en een deel er van, dat tegen schaduw en vocht gewapend is, komt in het voorjaar ongevraagd op; laat dat vooraal staan, het bereidt u allerlei aangename verrassingen. Op enkele plekken, niet of dunnetjes door mos gedekt, zaait ge nu nog het een en ander bedrijvig in haar mondaine leven; schitterend op wedrennen en sportterrein ; zich wel eens wagend op 't glibberig pad der politiek. Men" beweert, dat mevrouw Aequith's invloed merkbaar was, bij de tegenwoordige kabinets-formatie door den minister-president bewerkt. Mocht dit zoo wezen, dan is me vrouw Asquith niet déeerste vrouw, en, zal zij .ook niet. de laatste zijn, die politieke emoties en beroeringen met haren keer-enmeester deelt. Mevrouw Campbell-Bannermann was een typisch bescheiden, rustige, ingetogen vrouw. Toch is 't een feit, dat Campbell-Bannermann groote waarde hechtte aan baar inzichten, en bevindingen, in de zwoele, steeds van onheilen zwangere, politieke atmosfeer; en, dat hij menig rustig advies aan haar bezadigde scherpzinnigheid te danken had. Allicht leende hij zijner gemalin een even willig oor, als Ie roi Soleil" aan zijn ziels vriendin, madame de Maintenon. Die madame de Maintenon was een slimmert: Lodewijk XIV stond er dikwijls op, dat zütegenwoordig zou zijn, wanneer hij beraadslaagde met ministers en gezanten. Mevrouw de Maintenon stribbelde dan voor de leus een beetje tegen; opperde: dat politiek geen vrouwenwerk was, maar, ging toch rnstigjes in een makkelijken stoel zitten, wanneer Lodewijk XIV staatszaken behan delde. Met geen woord mengde zij zich in de gesprekken; zij keek niet op of om; was schijnbaar een-en-al aandacht voor hetklosje en de draden, glijdend door haar blanke vingeren, voor haar frivolité"-arbeid. Wanneer de bezoekers verdwenen waren, vroeg de koning: Wat dunkt u, mevrouw? welk besluit zou u in deze nemen?" Madame de Maintenon, ijverig frivoliteerend", antwoordde: O, majesteit, dat moet u weten, dat zijn uw zaken... ik zon zóó . handelen, maar ik ben maar een vronw, en u is Frankrijk's koning, die best weet, hoe te doen ..." Opperste vrouwen-slimheid l In 9 van de 10 gevallen, deed Ie roi Soleil" wat hem was ingeblazen, door het bescheiden wezen, dat maar" een vrouw was. O! die politiek I men geraakt altijd op z\j ? en kronkelpaden! Re venons a nos moutons: de toiletten van de echtgenoote van England's prime minister; van baar, die een flater heeft gemaakt, zooals de Maintenon met haar omzichtig beleid en schranaeren kop, het nooit had kunnen doen. Mevrouw Asquith heeft in haar schitte rende huizinge in Downing Street, willens en wetens een reuzen-reclame gemaakt voor den Parijschen grand couturier Poiret. Mevrouw Asquith noodigde een groot aantal dames, men" beweert 200 (twee honderd) behoorend tot England's Society"?toonge rende kringen, ten haren huize, op een afternoontea." Een namiddag-thee is een dood-gewoon ding. Tweehonderd dames, 't is geen kleinig heid; doch, mevrouw Asquith heeft genoeg personeel om alles voor zulk een receptie te uit en beplant ge met een paar wortelstokken. Heel best, al te goed soms, komt bet groote en kleine springzaad op in onze vochtige groote-stadstuiatjes; die mooie en buiten gewoon belangwekkende planten, zorgen in het vervolg zelf wel, dat ge er niet weer zonder zit en alle kennissen er van kunt voorzien. In dit opzicht worden de springzaden, voor ons doel, alleen overtroffen door het heksenkruid; dat kan ook in dit opzicht duvelsgoed genoemd worden, zoo brutaal kruipt het o'eral door en overheen; als ge het zijn wil laat, bewijst het u, dat een dikke grintlaag in een natuurtuin eigenlijk niet thuis behoort: hu begraaft langzaam en zeker de keitjes onder zijn mooi. groen blad, waarboven hij dan triumfantelijk zijn fijne witte met rose bloempjes opsteekt. Over n zaak echter, inderdaad een bezwaartje, zult ge moeten heenstappen. Bewonderaars van uw tuinierskunst zult ge voorloopig maar heel weinig aantreffen; onder de mannen van het vak uitteraard al heel zelden. Meer dan u misschien lief is, krijgt ge van buren en buisgenooten een minachtend woord te genieten; wilde rommel, beredderen, en, menschen genoeg, om te zor gen voor de noodige toast," sandwiches," gebakjes en bonbons. Maar, aan zulke groote tea's is tegen woordig een divertissement verbonden. Er wordt door artisten gemusiceerd, komedie gespeeld, voordrachten gehouden. Ditmaal was de clou" van mevrouw Aequith's bijeenkomst, het exposeeren van haar gloed-nieuwe, Franeche toiletten. Een belangstelling l een bewonderen! en bestel-. lingen doen aan den toilet-kunstenaar! ca n'erj finissait pas. Neen l het eindigde niet; want, mevrouw Asqnith's vanity fair" heeft een staartje, een voor Asquith vervelend staartje; aan zijn adres'in Downiig Street, regent het brieven en telegrammen van verbolgen, Engelsche leveranciers. Neen, maar! wat zal D. Hant, schrijver van het betoog tegen vrouwenkiesrecht (Een betoog tegen de toekenning van het stem biljet aan de vrouw) in zijn vuistje lachen, wanneer hu het citaat leest van A. de Hoottiz, ontnomen aan het April-nnmmer van het Medisch Weekblad: In Finland bezitten de vrouwen het kiesrecht: 17 vrouwen zitten er in het Parlement. Aan den andere kant lijdt de vrouwelijke psyche onder de politieke opwindingen, waarvoor zjj nu eenmaal niet geschapen schijnt. Onni Granholm, een Finse h geleerde, heeft gevonden, dat de psychoses bij het vrouwelijk geslacht sinds invoering van het nieuwe kiesrecht aldaar belangrijk zijn toegenomen; in de kleine stad Nnrmes bijvoorbeeld telde men onder 12000 inwoners in 1900 slechts 29 krankzinnige vrouwen, in 1907 echter 67. HU ziet den verderen loop der dingen tegemoet nut eene bezorgdheid, welke zich condenseert tot den alarmkreet: de vrouwen beweging brengt het menschdom nog in het krankzinnigengesticht l" " Oef! 't is om van te sidderen! Zei ik 'k n niet ? Is dit citaat geen koren op Hans' mallemolentjè? Hans' molentje draait met een snelheid, dat 't groen-en-geel voor de oogen wordt. Dood en verdelging blaast hij met véh mentie tegen vrouwenkiesrecht, zóó vrouwelijk-heftig-hartstochtelijk, dat, men zich met schemerblik van dronken duizeligheid in den mallemolen waant.... Hans, snakkend naar adem, laat den klas sieken mopjeszanger Speenhoff even aan 't woord; Om klem feterenftanzijn argumen tatie, roept Hans: Speenhoff zegt terecht: 't Zijn geen mannen,'t zijn geen vrouwen, 't Is geen vleesch en 't is geen visoh, Wie met zoo'n model gaat trouwen, Trouwt met z'n.beg-afenis." " Overtuigend! CAPRICE. vnilnishoek, onkrnidzaaier, dat zijn zoo wat de zacht zinnig ste,die ik my herinner. Nu is inder daad zoo iets onooglijk althans in heteerst,voor iemand die aan haringsla en figuurtaartjes met veel geljjkhooge en gelijkbloeiende roodeen witte planten gewfconis.Zoo iets neemt een ver standig mensch aan een ander op dit punt on ver standig mensch natuurlijk niet kwalijk, en ge gaat stil uw gang. Ten slotte gaan ook de hef tigste verachters wel iets voelen voor bet geen ge wilt en bereikt; oog krijgen voor het mooie in de natuur, is ook iets dat geleerd wil zijn. Indien ge op deze manier nw tuintje be plant, al is het dan maar voor de donkere helft, zorgt ge meteen, zonder er iets voor te doen, voor een natuurlijke aanvulling. Er komen in de uitgestoken pollen en met het mos een aantal diertjes binnen de schutting, die anders verre blijven. Allerlei klein goed dat ge in een fuchsia-geranium- begoniatuiutje niet belieft en dat daar niet noodig is ook. Bij uw tuin behooren ze. Van vele planten immers leven de bijbehoorende commensaals, vlinders, kevers, wespen, vliegen dicht inde buurt, in de aarde rondom de wortels of in het mos van de naaste omgeviig. Misschien zult ge die diertjes nuttig noemen voor de planten, mis schien volgens de oude en verkeerde gewoonte schadelijk, omdat het insecten zijn; doodt of verwijder er voorloopig niets van; ge zult dan eens goed leeren inzien, dat er in de vrije natuur van nut of schade geen sprake is; alleen bij cultuur heeft dit zin; zoo zult ge in den regel veel minder laet van bladlnizen bebnen en mooie vlinders, die ge anders nooit in uw tuin zoudt zien, komen nu op hun wilde bloemen af. Allerlei wonderlijke dingen znlt ge hieruij opmerken; zoo had ik nog nooit, vóór ik mijn aronskelken uit het wild had overgebracht, een bepaald soort kleine vliegjes in rnjjn tuintje gezien en merkwaardig genoeg, nog nooit vóór en nooit na, ook alleen tijdens den bloei, heb ik ze tot nu toe opge merkt. Maar dat zijn al van die bijzonderheden waarover ik het later Bloeitop van Hekeenkruid op halve grootte.'(Ill/uit'?In[het Bosch") zou hebben. van Heimans en Thijsee. ;E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl