Historisch Archief 1877-1940
No. 1668
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De meest geschikte
is
PROF, DR.
NORMAAL ONDERBOED
Telefoon No. 5629.
llirillMIIIHIIIIMIIIIIIIIIMIMiniltMIIIiniMIIMIIIIIIIIIIIMNIMIIIIIHIIIIIIIIHIIIIMHnilllMIIIIIIIIIHMIIIIIinilllllMIIMIIIHMIIIIiniMllllinilll HIIIIMMIII IMIIIII||1||IIIIIIUIMIIIH l IMIMH1111111111111111 tlllllll111111111111111111111
(Fabrikaat W. B E N «E R S O H N E, Slultgart.)
MllltHIIIINIllMIMIIIMIIIIIIIIIMIIflIIMUnilllUmillMIII
DAMEjS.
Hoofddepöt te
Amsterdam
LF.DeuschleBenger,
Kalverstraat 157,
?l «l
Jeanne Mami,
'In een tijd, waarin iedereen schrijft, waarin
bet bijna als een gebrek aan opvoeding geldt,
Biet óf te schilderen, óf te schrijven, óf te
beeldhouwen, daar staat Jeanne Marni alleen,
zich v»n zoovele andere kunstenaressen'"
onderscheidend, zooals een mooi Grieksch
beeld te midden van nagietaels. liet ver
schil met de vele romancières", die
Frankrjjk ons oplevert, is des te grooter, doordat
er bij leze artisle geen zweempje te ontdek
ken valt van slecht begrepen emancipatie,
noch in baar werken, noch in haar woorden,
noch in haar uiterlijk: Jeanne Marni is vóór
«lies vronw.
En in haar eerste werken was deze
schrqfster alteen vrouw, d. w. zeggen men voelt er
wel h«t talent in, dat zich gaat ontwikkelen,
maar dit vertoont zich nog slechts van die
S$de, die de vronw kenmerkt: in het weer
geven van détails. Het mannelijk element,
dat het gehei-1 tot een rol maak t harmonische
httiitdnQkking moet maten, ontbreekt
de compositie is zwak. Aldus bijvoor*
beeld in een van haar eerste boeken amour
covpable" zijn de schetsen, die pas op het
tweede plan komen, vol -van veelbelovend
talent, doch het sombere drama (de vrouw
?verliefd op haar biechtvader, uit wanhoop hem
en zichzelf vergiftigend) schijnt nog te
?waar te ry'n voorde kracht vau de schrijfster.
Bet feit, dat de priester, een der
hoofdpersonnages, pas in de tweede helft van het boek
verschijnt, is ontegenzeggelijk een font inde
compositie.
lllllilllllillllllllllllllllllllllllilllllMIIIIIIIHIlllllllllllllllllllllllllllllMIIIII
UIT DE NATUUR.
Voor donkere stadstuintjes.
Aan allen, die
een donker en
vochtig
stadstnintjebezitten,
raad ik aan:
plant varens;
aan ieder die
zich eiken zo
mer ergert, dat
zijn seringen en
rozeboompjes
groote bladeren
en lange loten
maken, maar
nooit een bloem
doen zien, zeg
ik, spit den boel
om en zet er
wilde
boschplanten voor in
de plaats; aan
elkeen die jaar
op jaar in den
heifst zijn
grasranden op raad
selachtige wijze
ziet verdwijnen,
kan ik aanbe
velen : leg mos
banden o-n de
perken.diegaan
nooit dood.
Al leen als ge'B
morgens vroeg
veel en vaak
hontduiven en
merels op den
grond ziet, hebt
ge gelegenheid
a boos te maken
over de
heb"elijkheid van
deze vogels, om
nw mooie aan
eensluitende
mospolletjes,
die zoo heerlijk
?spgroen glan
zen, netjes om
te keeren en
midden op het
grintpad te slee
pen ; de merels
halen er de
wormen onder
uit; wat de BloemstengelvanHeksenkruid;
hou t duiven er onderaan de haakvruchten.
voor belang bij (111. van In het Bosch". Uitg.
hebben, den W. Versluyg.)
boel zoo te
ruïneeren, dat weet ik nog altijd niet.
Maar weldra daarop is het talent rijp ge
worden, de fouten en zwakheden zijn ver
dwenen en Jeanne Marni vertoont zich in
al haar kracht en légance. En het zijn vooral
de samenspraken, waarin züuitmunt. De
boeken, die ze toen schreef f n die plots haar
naam bekend maikten door geheel Frankrijk
(en er buiten! 11) zijn eene verzameling
van wat mme Jane Misme zoo terecht noemt:
des nouvelles dialoguées". Want Jeanne Marni
is niet niet alleen schrijfster, ze is
tegelijkertj'd teekenaar en chirurgijn l
Teekenaar l In een samenspraak van drie,
vier pagina's schetst ze u de personen, hun
verleden, hun karakter, hun uiterlijk, het
motief dat hen samenbrengt of doet spreken..
En als het gesprek eindigt, dan is dit slechts
in letterlijken zin: Ge ziet geen ge irukte
woorden meer in het boek, maar het weinige
dat er stond was zóó natuurlijk geschreven,
heeft u zoodanig doen indringen in de zielen
de stemming der personen, dit de lezer zelf
het gesprek zon kunnen voortzetten en onwil
lekeurig meeleeft in de toekomst van de
personen die het talent van madame Marni
een oogenblik handelend doet optreden l
Maar ze is ook chirurgijn l been geheime
beweegreden van het mengehelijk hart is haar
onbekend gebleven, ze heeft een volmaakte
kennis van de anatomie der ziel. En wat haar
het meest interesseert, kan het anders? is
het hart der vrouw.
Jeanne Marni behoort niet tot wat we de
jongeren" noemen, ze is op en top een vrouw
van het vorige geslacht, en zelf* zou het ma
niet verwonderen als het woord feminisme"
haar een weinig antipathiek is, om het
earicatunr, dat men er veelal ran maakt. En toch
is er wellicht in Frankrijk niet iemand, die
meer feministe is, dan juist deze schrijfster.
De vrouw is, vooral in de litteratnnr, lang
miskend ge worden l Overal vindt men haar
beschreven als zwak, praatziek, ijdel, dom,
enz. enz., zelden trachtte een achrrj ver bewon
dering op te wekken voor ha ir heldhaftigheid
of edelmoedigheid. Jeanne Marni heeft de
vrouw in Frankrijk gerehabiliteerd en dit door
middel van de wapens, die zoo weinigen kun
nen hanteeren: eene absolute waarheidsliefde
en eene verstandige, nauwkeurige observatie!
Ze ontleedt de vrouwelijke ziel, zooals een
dokter zou handelen met het lichaam in eene
operatiezaal en geeft dan zonder vooroordeel
verslag van al de verschijnselen der ziekte!
Het geheele werk van Jeanne Marni betreft
de liefde.., Vronw in /den meest hoogen graad,
blijft z^Htet hardnekkigheid de onderwerpen
mijden, waarin het hart niet betrokken is. En
toch spreekt ze bijna nooit op directe wijze
over de liefde, doch zij peilt er de diepte en
de ellende van, zij toont den man en de vronw
als vijanden op dat terrein, waar juist de
mee»te harmonie zou moeten heersenen. Niet
alleen telt ze de woadtm van die twee tegen
standers, maar tegelijkertijd verschijnt daar
tusschen hen beiden, beschenen door een
helder licht, het eeuwige s acbtofier: het kind.
Doch de figuur van de vrouw domineert
altijd dat smartelijk trio. Want volgens de
IIIHIIimilllllllHllllllllimitllMIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIMIHIMIIIMIIIIIIIII
Maar wat de bjfCfiplaruen eu vooral de
varens betreft, daarvan zult ge in elk geval
veel genoegen beleven; al vyfoen jaar lang
houd ik een perkje van drie vierkanten meter
vol boschplantrn en nooit hebben r.e het
bloeien gestaakt; dicht opeen, at» in een echte
romantisch mooie bo^criwildercis ontluiken
er in April d- wilde gele slt-u elbloenen,
blanwenioodloDgektUid.en lila helm bloemen,
en ook de merkwaardige gulden boterbloem
tneechen de bofctianemon-n. Ia Mei als de
helmkruiden al omler tiet opschietend blad
verdwenen zijn, beginnen d n geheimzinnige
witte trechters van de gevlekte aron>-kelken
zich te ontrollen en fcbuiien half weg onder
de fortche driehoekige f-chiUien ; *-en prach
tige bladversierin* vormt het Chti«t< flelkinM;
fijn en sterk; er boven n t zweeft een tropj
bloemen, dat vau witte kant neweven schijnt.
Nu in Juni komen uroote witte
bo-chklokken in bloei en morg-n of o?eriuo>gen ontlui
ken op hun eter.gein, die t oven alles uitsteken,
de terra-cotta krullelKs en de gele monniks
kappen.
Prooeer het eens met deze zonen van de
donkere wildernis, vóór t>e, teleurgesteld door
verlies van tijd, geld en mot i e, in arren
moede uw tnir tje voor kippenhok gaat in
richten ; heupch, ais er door gebrek aan zon
nelicht en luchtBtioorjoing geen gras en geen
rozen kunnen aarden, grorien er toch ook
geen kippeneieren; ^een grooter ergernis dan
een kippenhok zonder zon.
En meen nu niet, dat die wilde planten
op zoo'n armzalig lapje grond, dat door on
vers'and nog met een hoogen iep belast is,
een kwijnend bestaan lijden, gelijk een ge
kooid bosch logeltje in een achterkamer. Ik
kan u verzekeren, dat mijn aronskelken en
sleutelbloemen er nog steeds op vooruit gaan,
zoowel wat het blad als de
bloemontwikkeling betreft; ja tot myn eigen verwondering
staan ze beter dan op hun eigen geboorte
grond, ze groeien als kool en toch mest ik
ze niet en verplant ik ze nooit; of misschien
komt het juist daardoor. Wel krijgen ze water
al» het niet regenen wil, veel water, 's mor
gens en zoo nooiig 's avonds nog eens.
Al die schaduwplanten kunt ge wel in een
groote bloemkweekerjj bestellen, en de
kans is dan vrij groot, dat ze evengoed voort
willen als zuiver wilde exemplaren; want ook
de bandelaar zal ze in den regel in de
schaduw gekweekt hebben. Toch zou ik
liever,voor alle zekerheid,echte boschkinderen
er voor kiezen. Niet omdat ge die niet be
hoeft te betalen; ocb de moeite en de kosten
van vervoer zijn dikwijls meer dan het schijntje,
dat een kweeker er voorvraagt. Er is e
venwel aan dit zelf zoeken en overplanten een
groot voordeel ver bonden.Ge zult onder vinden,
dat uw belangstelling voor zulke plantjes veel
grooter is dan voor gekochte exemplaren.Want
ge weet, waar elk afzonderlijk van daan komt en
hoe ge met zorg en moeite het uitgraven en
schrijfster is zij het, die het meeste lijdt. De
titel van de allerlaatsten roman van Jeanne
Marni zou men kunnen zetten boven de ge
heele verzameling van haar werken : Lijden".
Overal toont ze ons het lijden in al zijn
echakeeringen en nuancen en legt het voor
ons bloot zelfs daar waar bet zich trachtte
te verbergen in de meest veilige
schnilhoeken van het menschelüfc. en vooral van
het vrouwelijke hart. De: 'titels zelf vanhaar
dialogues geven baar streven aan. De meest
bekende hiervan zijn: Comment ellee f e
donnent", Comment ellet tuut Idefunt" Let
Enfants qu'elles ent" en vooral die snoer van
parelen, die te samen den titel dragen van
Ctllet qu'on ignore".
Jeanne Marni woont sinds eenige jaren te
Cannes, waarvan zy zelf zoo mooi zegt : L'air
chargéd'un parfum derosesavaitlasaveur d'un
fruit". Dicht beschaduwde laner, vol palmen,
mimosa en mandarijnen, leiden naar de
veranda en den hoofdingang van de villa
Marni, waarvan men een prachtig uitzicht
heeft over de "stad en over de Middelandsche
Zee. Madame Marni heeft hare betrekkelijke
eenzaamheid lief en elk jaar, wanneer ze weer
gedurende een maand terug komt in Parijs, is
het vol verlangen van spoedig terug te keeren
naar het zonnige Zuiden, dat ze ons over
haar leven daarginds spreekt. Haar stem is
melodieus, zacht, haar oogen bruin met een
goudglans er in, haar loop, haar gebaren, alles
ongedwongen en vol gratie en niettegen
staande ze de vijftig voorbij >s> maK men
altijd nog spreken van eene mooie en elegante
verschijning, die immer frisch en jong schijnt,
terwijl toch haar kapsel gelijk is aan dat van
een harer heldinnen, waarvan ze zegt: z
scheen als getooid met appel-bloesem", om
niet het afgezaagde sneeuwwit te gebruiken.
De. indruk, dien men bij haar krijgt, is
klaarheid, harmonie en orde, terwijl haar
geliefkoosde kleur voor meubels, tapijten en
ook voor baar kleeding het blauwgrijs is, in
al zijn nuances. Hoe gaarne tooit ze zich met
kant, fijn en van waarde, zooals haar werk !
Niettegenstaande haar velen arbeid, ver
zuimt Jeanne Marni niet haar plichten, die
haar hoedanigheid als vrouw van de wereld,
haar oplegt. Zeer vroeg opstaande, geeft ze
den gansenen morgen aan den arbeid, terwijl
de rest van den dag aan bezoeken n wan
delingen gewijd is.
HOOVBN.
lllllllllMIIIHIIlllMIIIIIIIMIMIIIIIIIIItllllimiltimilllMIIMMII
Toiletten van Mevrouw A'tquith. Brochure
van D. Hoont, protest tegen
vrouwenkieirectit. : ?'
De echtgenoote van-den Engelschen Prime
minister Asquith, heeft zich door een
groote onhandighei i, de tijdelijke woede en
verontwaardiging op den ijdelen hals gehaald
van een aantal Engeleche first rate
ladytailors en modisten.
Mevrouw Asquith is een bedrijvige vrouw;
overbrengen hebt volbracht; ge herinnert u de
genoegens van den tocht naar de groeip'aatp,
en ge kent bij ondervinding de omstandig
heden van gron isoort en standplaats en ook
het gezelschap waarin ze van nature behooren.
Zoo'n perkje wordt een natuurlijke eenheid,
geen bizarre en daardoor voor kenners hinder
Ijjke vereenigiag of opeenhooping van schaduw
en lichtplanten; van wezens,die niet bij elkaar
passen en een verschillende grond en stand
plaats verlangen. Daar komt nog bij, dat ge
bij het inzamelen, wilt ge slagen, geen oude,
groote en diepwortelende planten zult kiezen;
maar liefst jonge, kleine exemplaren. Ge
biedt ze, noodig of. niet, in het begin wat
zorg en bescherming tegen de verdrukking
en zoo gaat ge er van zelf van houden; het
zijn uw planten, uw pleegkinderen; zegaanu
ter harte; als ge van planten houdt ten minste.
Wat zoo'n stukje natuur uit het eigen land
vóór heeft op een kunstperkje, is in de eerste
plaats, dat ge niet elk jaar op nieuw behoeft
te koopen of tegen den winter de boel niet hebt
uit te graven en in een kelder tegen
winterkoude te beschermen.Bovendien is er veel meer
aan op te merken voor een plantenvriend
Ge krijgt zaden en kiemplanten, wat bij ge
kweekte planten niet 'aak het geval is. Het
jonge goed laat ge in het begin vry opschieten,
dat kiest zijn eigen plekje; waar het het liefst
wil staan; en zoo volgt ge een heel
plantenleven, dat altijd belangwekkend blijft.
Een volgenden keer zal ik u wel eens ver
tellen, waarop ge daarbij te letten hebt; laat
mij u nu maar eerst overhalen, een begin te
maken met zoo'n natuurtuintje. Langs de
randperken en tegen de schutting waar haast
in het geheel geen zonlicht komt, zet ge,
zooals ik zeide, wilde varens. Twee soorten
vooral gedijen uitmuntend in tuintjes op
veengrond: mannetjesvarens en stekelvaren;
wijfjes varen willen ook wel, maar die zijn
wat teer en tegen valwinden niet zoo goed
bestand; ook koningsvarens schieten in het
eerst goed op, maar ze houden het alleen uit
als ge heel lossen grond hebt, liefst met mos,
doorwerkt; het is juist een kwaal van onze
tuintjes dat de grond zoo samen pakt; en dat
kan een koningsvaren niet dulden. Al die
dingen leert ge door doen wel uit u zelf, en
dat is eigenlijk het ware; een beetje voor
lichting evenwel op jarenlange ervaring ge
grond, kan allicht van nut zijn.
Kunt ge het gedaan krijgen, beleg dan in
het eerste jaar het geheele schaduwdeel van
uw tuin met mos, niet met veenmos, maar
met plakken en pollen van verschillende
soorten boschmos. Dat bevat in het najaar een
menigte zaden en ontkiemende bosch planten
en een deel er van, dat tegen schaduw en
vocht gewapend is, komt in het voorjaar
ongevraagd op; laat dat vooraal staan, het
bereidt u allerlei aangename verrassingen.
Op enkele plekken, niet of dunnetjes door
mos gedekt, zaait ge nu nog het een en ander
bedrijvig in haar mondaine leven; schitterend
op wedrennen en sportterrein ; zich wel eens
wagend op 't glibberig pad der politiek.
Men" beweert, dat mevrouw Aequith's
invloed merkbaar was, bij de tegenwoordige
kabinets-formatie door den minister-president
bewerkt. Mocht dit zoo wezen, dan is me
vrouw Asquith niet déeerste vrouw, en, zal
zij .ook niet. de laatste zijn, die politieke
emoties en beroeringen met haren
keer-enmeester deelt.
Mevrouw Campbell-Bannermann was een
typisch bescheiden, rustige, ingetogen vrouw.
Toch is 't een feit, dat
Campbell-Bannermann groote waarde hechtte aan baar
inzichten, en bevindingen, in de zwoele, steeds
van onheilen zwangere, politieke atmosfeer;
en, dat hij menig rustig advies aan haar
bezadigde scherpzinnigheid te danken had.
Allicht leende hij zijner gemalin een even
willig oor, als Ie roi Soleil" aan zijn ziels
vriendin, madame de Maintenon.
Die madame de Maintenon was een
slimmert: Lodewijk XIV stond er dikwijls op,
dat zütegenwoordig zou zijn, wanneer hij
beraadslaagde met ministers en gezanten.
Mevrouw de Maintenon stribbelde dan voor
de leus een beetje tegen; opperde: dat politiek
geen vrouwenwerk was, maar, ging toch
rnstigjes in een makkelijken stoel zitten,
wanneer Lodewijk XIV staatszaken behan
delde. Met geen woord mengde zij zich in de
gesprekken; zij keek niet op of om; was
schijnbaar een-en-al aandacht voor hetklosje
en de draden, glijdend door haar blanke
vingeren, voor haar frivolité"-arbeid.
Wanneer de bezoekers verdwenen waren,
vroeg de koning: Wat dunkt u, mevrouw?
welk besluit zou u in deze nemen?"
Madame de Maintenon, ijverig
frivoliteerend", antwoordde: O, majesteit, dat moet
u weten, dat zijn uw zaken... ik zon zóó .
handelen, maar ik ben maar een vronw, en
u is Frankrijk's koning, die best weet, hoe
te doen ..."
Opperste vrouwen-slimheid l In 9 van de 10
gevallen, deed Ie roi Soleil" wat hem was
ingeblazen, door het bescheiden wezen, dat
maar" een vrouw was.
O! die politiek I men geraakt altijd op z\j ?
en kronkelpaden!
Re venons a nos moutons: de toiletten van
de echtgenoote van England's prime minister;
van baar, die een flater heeft gemaakt,
zooals de Maintenon met haar omzichtig beleid
en schranaeren kop, het nooit had kunnen
doen.
Mevrouw Asquith heeft in haar schitte
rende huizinge in Downing Street, willens
en wetens een reuzen-reclame gemaakt voor
den Parijschen grand couturier Poiret.
Mevrouw Asquith noodigde een groot aantal
dames, men" beweert 200 (twee honderd)
behoorend tot England's Society"?toonge rende
kringen, ten haren huize, op een
afternoontea." Een namiddag-thee is een dood-gewoon
ding. Tweehonderd dames, 't is geen kleinig
heid; doch, mevrouw Asquith heeft genoeg
personeel om alles voor zulk een receptie te
uit en beplant ge met een paar wortelstokken.
Heel best, al te goed soms, komt bet groote
en kleine springzaad op in onze vochtige
groote-stadstuiatjes; die mooie en buiten
gewoon belangwekkende planten, zorgen in
het vervolg zelf wel, dat ge er niet weer zonder
zit en alle kennissen er van kunt voorzien.
In dit opzicht worden de springzaden, voor
ons doel, alleen overtroffen door het
heksenkruid; dat kan ook in dit opzicht duvelsgoed
genoemd worden, zoo brutaal kruipt het
o'eral door en overheen; als ge het zijn wil
laat, bewijst het u, dat een dikke grintlaag
in een natuurtuin eigenlijk niet thuis behoort:
hu begraaft langzaam en zeker de keitjes
onder zijn mooi. groen blad, waarboven hij
dan triumfantelijk zijn fijne witte met rose
bloempjes opsteekt.
Over n zaak echter, inderdaad een
bezwaartje, zult ge moeten heenstappen.
Bewonderaars van uw tuinierskunst zult
ge voorloopig maar heel weinig aantreffen;
onder de mannen van het vak uitteraard al
heel zelden. Meer dan u misschien lief is,
krijgt ge van buren en buisgenooten een
minachtend woord te genieten; wilde rommel,
beredderen, en, menschen genoeg, om te zor
gen voor de noodige toast," sandwiches,"
gebakjes en bonbons.
Maar, aan zulke groote tea's is tegen
woordig een divertissement verbonden. Er
wordt door artisten gemusiceerd, komedie
gespeeld, voordrachten gehouden.
Ditmaal was de clou" van mevrouw
Aequith's bijeenkomst, het exposeeren van
haar gloed-nieuwe, Franeche toiletten. Een
belangstelling l een bewonderen! en bestel-.
lingen doen aan den toilet-kunstenaar! ca
n'erj finissait pas.
Neen l het eindigde niet; want, mevrouw
Asqnith's vanity fair" heeft een staartje,
een voor Asquith vervelend staartje; aan
zijn adres'in Downiig Street, regent het
brieven en telegrammen van verbolgen,
Engelsche leveranciers.
Neen, maar! wat zal D. Hant, schrijver
van het betoog tegen vrouwenkiesrecht (Een
betoog tegen de toekenning van het stem
biljet aan de vrouw) in zijn vuistje lachen,
wanneer hu het citaat leest van A. de Hoottiz,
ontnomen aan het April-nnmmer van het
Medisch Weekblad: In Finland bezitten de
vrouwen het kiesrecht: 17 vrouwen zitten
er in het Parlement. Aan den andere kant
lijdt de vrouwelijke psyche onder de politieke
opwindingen, waarvoor zjj nu eenmaal niet
geschapen schijnt.
Onni Granholm, een Finse h geleerde, heeft
gevonden, dat de psychoses bij het vrouwelijk
geslacht sinds invoering van het nieuwe
kiesrecht aldaar belangrijk zijn toegenomen;
in de kleine stad Nnrmes bijvoorbeeld telde
men onder 12000 inwoners in 1900 slechts
29 krankzinnige vrouwen, in 1907 echter
67. HU ziet den verderen loop der dingen
tegemoet nut eene bezorgdheid, welke zich
condenseert tot den alarmkreet: de vrouwen
beweging brengt het menschdom nog in het
krankzinnigengesticht l" "
Oef! 't is om van te sidderen! Zei ik 'k
n niet ? Is dit citaat geen koren op Hans'
mallemolentjè? Hans' molentje draait met
een snelheid, dat 't groen-en-geel voor de
oogen wordt.
Dood en verdelging blaast hij met véh
mentie tegen vrouwenkiesrecht, zóó
vrouwelijk-heftig-hartstochtelijk, dat, men zich met
schemerblik van dronken duizeligheid in den
mallemolen waant....
Hans, snakkend naar adem, laat den klas
sieken mopjeszanger Speenhoff even aan 't
woord; Om klem feterenftanzijn argumen
tatie, roept Hans: Speenhoff zegt terecht:
't Zijn geen mannen,'t zijn geen vrouwen,
't Is geen vleesch en 't is geen visoh,
Wie met zoo'n model gaat trouwen,
Trouwt met z'n.beg-afenis." "
Overtuigend!
CAPRICE.
vnilnishoek, onkrnidzaaier, dat zijn zoo wat de
zacht zinnig ste,die ik my herinner. Nu is inder
daad zoo iets onooglijk althans in heteerst,voor
iemand die aan haringsla en figuurtaartjes met
veel geljjkhooge en gelijkbloeiende roodeen
witte planten gewfconis.Zoo iets neemt een ver
standig mensch aan een ander op dit punt on ver
standig mensch natuurlijk niet kwalijk, en ge
gaat stil uw gang. Ten slotte gaan ook de hef
tigste verachters wel iets voelen voor bet geen
ge wilt en bereikt; oog krijgen voor het mooie
in de natuur, is ook iets dat geleerd wil zijn.
Indien ge op deze manier nw tuintje be
plant, al is het dan maar voor de donkere
helft, zorgt ge meteen, zonder er iets voor
te doen, voor een natuurlijke aanvulling. Er
komen in de uitgestoken pollen en met het
mos een aantal diertjes binnen de schutting,
die anders verre blijven. Allerlei klein goed
dat ge in een fuchsia-geranium- begoniatuiutje
niet belieft en dat daar niet noodig is ook.
Bij uw tuin behooren ze. Van vele planten
immers leven de bijbehoorende commensaals,
vlinders, kevers, wespen, vliegen dicht inde
buurt, in de aarde rondom de wortels of in
het mos van de naaste omgeviig.
Misschien zult ge die
diertjes nuttig noemen
voor de planten, mis
schien volgens de oude
en verkeerde gewoonte
schadelijk, omdat het
insecten zijn; doodt of
verwijder er voorloopig
niets van; ge zult dan
eens goed leeren inzien,
dat er in de vrije natuur
van nut of schade geen
sprake is; alleen bij
cultuur heeft dit zin;
zoo zult ge in den regel
veel minder laet van
bladlnizen bebnen en
mooie vlinders, die ge
anders nooit in uw tuin
zoudt zien, komen nu
op hun wilde bloemen af.
Allerlei wonderlijke
dingen znlt ge hieruij
opmerken; zoo had ik
nog nooit, vóór ik mijn
aronskelken uit het wild
had overgebracht, een
bepaald soort kleine
vliegjes in rnjjn tuintje
gezien en merkwaardig
genoeg, nog nooit vóór
en nooit na, ook alleen
tijdens den bloei, heb
ik ze tot nu toe opge
merkt. Maar dat zijn al
van die bijzonderheden
waarover ik het later
Bloeitop van Hekeenkruid op halve grootte.'(Ill/uit'?In[het Bosch") zou hebben.
van Heimans en Thijsee. ;E. HEIMANS.