De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 20 juni pagina 1

20 juni 1909 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1669 DE AMSTERDAMMER m... i *£ A9. 1909. WEEKBLAD VOOB NEDEBLAND OzxcLer redactie brrat een IMx. IS. F. L. 'W l hiSSIEETGv Uitgvran: YAH HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt ven«k«rd evereenkonutig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). p«r 8 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.66 f «w bufil p«r jaar, bfl vooruitbetaling, . mafl , 10. Numm«n aan de Kiosken Yerkrfebaar , 0.121/» Zondag 20 Juni. Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel . /0.25 . . 0.30 . .0.40 INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Gevolg trekkingen, L Zedelijkheid is geen speel goed, U. Onze politieke partyen en bet Vrouwenkiesrecht, III, doof Martina G. Kramers. FEUILLETON: De eerste bruidsEchonw, naar Achmed Hikmer. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. De verzwakking van het kunstgevoel, door Frans Coenen. Onjuiste voorstellingen, door G. van Elring, met Naschrilt van Carel Scharten. Schopenhaner, V, (slot), door mr. J. A. Levy. Berichten. VOOR DAMES: Wettelijke zorg voor kinderen in Scandinavië, door A. V. Allerlei, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimang. Naar aan leiding van de Nederlandsche Tentoonstelling van Huisindustrie, I, door mr. dr. N. W. Posthumus Portret van J. de Koo, naar het hautielief van Pier Pander, (herplaatsing). Ternauwernood over de Schilderjj-Tentoonatellirg van E. Benard, door R. N. Roland Holst. FINA.NCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door V. d. M. en V. d. S. Posttoestanden, door Y. en X. DAMR BR1EK. SCHAAKSPEL. AD VER. TENTIEN. ?IMHIIIIIIIIIIII In Gevolgtrekkingen. l. Wij .zagen etn der liberalt werJcen met tranen in de oogen de billetten voor een der dagbladen Je#n."(Haagsch e correspondentie in Het Volk" van 13 Juni). 1905 kreeg de Coalitie de meer derheid in 't land maar* niet in de de Kamer. Bij evenredige vertegenwoor diging, waarvan ieder de invoering om biÏjjkheidsgronden nabij moet wenschen, had zij ook daar de meerderheid gehad. Thans heeft zij een veel grooter meer derheid dan toen bij de stembus gewon nen en waarschijnlijk zal zij nu in het parlement een paar zetels meer in nemen, dan een naar percentage van stemmen opgemaakte berekening haar toekennen zou. Intusschen, het zij dan met een clericaal afgevaardigde meer of minder, wij hebben en houden, dit is gebleken in een Rechtsch regime datgene, wat de meerderheid van 't stemmend Nederland ons sedert jaren gunt. Of wij die gunst op prijs stellen is zeker een andere zaak. * * * Het zou kunnen verwonderen, dat een zoo groote uitbreiding van het kiezers korps, als de kieswet-van Houten ten gevolge heeft gehad, de voor de vrijzin nige burgerpartijen weinig bemoedigende resultaten geeft, die wij in denlaatstentijd en ook thans gezien hebben. Nauwelijks had immers genoemde kieswet in Neder land goed doorgewerkt, of voor de oud liberalen, de mannen van Van Houtens richting, begon de langzame maar zekere val, die tot de ruïne van deze verkiezing gevoerd heeft. En zelfs voor de meer meegaande elementen, de latere, zoo ge smade allemanskiesrechters" als Borgesius en Treub, gaf vergrooting van het kiezerskorps en de uitbreiding van de politieke belangstelling niet dien schot in hun partij, dien zeker zijzelf, en waar schijnlijk ook de vader van de kieswet, hebben verwacht. Het liberalisme schijnt geen staatkun dige leer, welke de brédere volkslagen bevredigen, of tenminste bekoren kan.... Deze wenden zich deels tot de socia listen, de voor het dadelijke leven meest eischenden, of tot de kerkelijken, die met den Hemel tooveren. Toch zou het liberalisme niet zóó droevig figuur in Nederland hebben geslagen, indien de burgerij, die van het libera lisme de draagster is, had weten, en had wenschen te volgen een krachtig-eensgezinde en vrijgevige politiek. Maar daar hapert het juist. Hier ligt net de knoop. die onontwarbaar zal blijken. In matters of politics The fault of the Dutch Is giving too little.... Werkelijk óók in politics"! Déheer Borgesius kwam niet beloften, die hij wellicht geloofde nooit te zullen kunnen vervullen, indien de zweep van de meer radicale elementen zijn troepen niet dwong. Hier was dus de taak der vrij zinnig- democraten duidelijk aangewezen: zij moesten het langzame liberalisme zijn belofte herinneren, en met de socialisten samen, gelijk men een man doet die be sluiteloos is maar die zyn woord eenmaal gaf, dat liberalisme flink tusschen zich in houden, het de mogelijkheid van ont vlieden absoluut benemen en gezamenlijk met de drie partijen een overwinning behalen, die zóó alleen mogelijk was. Neen! Terwijl de liberale massa maar half graag marcheerde, begon bovendien de leider van de iets strijdvaardiger groep en dat op het laatste oogenbïik! den ander te ontwapenen! Toen Lohman met Kuyper alle veeten vergat, toen de heele pers van Rechts bij gedempte muziek de troepen in slagorde hielp zetten, kwamen de cijfers van den heer Treub en kwam zijn wraking van Borgesius' politiek, die nota bene hetzelfde beloofde te brengen als hij wilde, maar die het Seld wilde halen, niet uit de beurzen er Nederlanders doch uit hun gezamenlijken schatkist (ono ver komenlij k ver sch ij!) En zoo ging een leger zonder vaandel, want voor de groote massa zonder leuze, bovendien in den krijg met op elkander beeohadigde wapens, verdeeld, verward, tot spot gewis van de staatslieden ter Rechterzijde. Deze verdeeldheid was des te erger, des te minder vergeeflijk, omdat ieder kon weten wij herhalen het dat de gewoonlijk liberaal-stemmende bur gerij, door de hervormingen" der laatste tien jaren een weinig in haar conserva tieve hart geschokt, gemakkelijk geneigd kon wezen haar liberalisme aan de wilgen te hangen en terwille van wat econo mische ... rust den clericaal te stemmen. Zeer veel schijnt dit dan ook te zijn geschied. De Gelderlander constateerde het reeds met welgevallen, niet beden kend wellicht hoe open en bloot het er de behoudzucht van de kerkelijke Coalitie mee ten toon stelde. Men stemde rechts uit reactie, omdat het weinige dat er in de laatste jaren gebeurd was, en het geringste is de behoudende kleurlooze middenstof" te veel, van liberalen kant kwam. Men stemde rechts uit sympathie voor den vroolijken liberalen" Heemskerk. Men stemde rechts (het wordt zooveel beweerd, dat men het moet gelooven) uit Oranje-liefde. Men stemde rechts, omdat het ministerie, dat reeds gereed zat achter de groene tafel, en waarvan de leden niet eens de moeite hadden genomen zich voor het kamerlidmaatschap candidaat te stellen, zoo zeker waren zij van de overwinning! omdat dat ministerie zelve rechts was.... Onder zoete hypnose! Een en ander was te voorzien ge deeltelijk tenminste. En toch maakte men de linksche troe pen nog schichtig op het laatste moment en werd er schots en scheef gemarcheerd inplaats van recht op het doel! Is er wel droeviger verkiezingstactiek te boeken in de analen van het libera lisme ? * * De val is dan ook groot geweest. Zoo als de heer Troelstra terecht beweerd heeft, is zelfs Enschedéeen liberaal echec. De val is zóó groot geweest, dat ook diegenen onder de liberalen", die in hun hart of openlijk (N. Ct.l) een over winning der Rechterzijde wenschten, ge schrokken zijn van het resultaat. Ja waarlijk: die openlijk een overwinning der Rechterzijde ivenschten! t Is er wel droever symptoom van staatkundige degeneratie denkbaar dan dit? Is een partijleven, dat dergelijke uitingen kalmpjes opneemt, niet tot in het bin nenste aangetast? Er zullen harde dingen moeten ge beuren, harde nootjes zijn gekraakt, harde ondervindingen zijn opgedaan, eer wederom een opleving van het liberalisme ons wacht! Eenzame liberaal, die met tranen in uw oogen de bulletins hebt gelezen van de laatste verkiezing gij neemt de verhoudingen aan van een symbool! Zedelijkheid is geen speelgoed! II. In het Handelsblad van 18 Juni, ochtendblad, komt het volgende stukje voor: Naar wy vernemen, is de politie gedu rende de laatste weken bij herhaling opgetreden tegen verkoopers van boek werken op het Amstel veld en de Nieuwmarkt, wier te koop geboden waar, naar de meening van de surveilleerende politie-beambten, geschikt was om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen. Verschillende boekwerken werden bij zulke gelegenheden met beslag belegd en medegenomen naar het politie-bureau. Daarbij bevonden zich De Schoonheid der Vrouw" van dr. Stratz, werken van anatomischen aard en modelstudies. Telkens echter zqn de in beslag genomen boeken weer teruggebracht. Processenverbaal zijn niet gevolgd, zoodat de hoo gere autoriteiten het ook hier gelijk in het geval met de beeldjes in den DeenEchen Kunsthandel oneens bleken met de opvatting van de mindere beambten. Het is waar in deze zaak ook veel van de opvatting der politie-agenten blijkt af te hangen niet van belang ontbloot te vermelden, dat een der agenten, ander maal een in beslag genomen boekwerk moetende terugbrengen, tot den boekverkooper zeide: Nou verd... ik het langer, 'k laat alles liggen en neem niets meer me !" Uit dit bericht blijken twee dingen: Ten eerste, dat agenten van politie in de meeste gevallen niet de geschikte per-, sonen zullen zijn om het nieuwe artikel 61 der Algemeene Politieverordening toe te passen; dat zal beter aan andere, hoogere ambtenaren kunnen worden toevertrouwd. Ten tweede, dat er tot nu toe geen reden is voor de vrees, dat de politie in deze te streng zal optreden. De hoogere politie autoriteiten weten blijkbaar wel het zedekwetsende van het niet aanstootelyke te onderscheiden. Trouwens, wie die vrees heeft gekoesterd vergat, dat de beslissing ten slotte bij den Nederlandschen rechter berust. Wie die vrees heeft gekoesterd" zijn blijkbaar wij. Het te Amsterdam ver schijnend blad", dat ons nogmaals zijn blijdschap betuigt met den kunstzin der hoogere politie-autoriteiten, is heelemaal gerust op de artistieke oordeelsbevoegdheid van de heeren rechters.... Hoe ze aan die gerustheid kom^-is ieder een raadsel. Maar ze heeft'hsi^f nu eenmaal. Wij bewonderen het zij zonder ironie gezegd en wij hebben behoefte het te zeggen de kordaatheid waarmee het Hbl. den stroom van nuttelooze politie-malligheden, die zij zelve deed ontspringen, het hoofd biedt. Er zit iets werkelijk nobels in, zij het ook meteen afglans van Don Quichotte's heerlijkheid. Wij hopen, dat de stroom nu ophoudt, dat het artikel 61 in de vergetelheid raakt, en dat daarmee aan de hemelstormende maar onverstandige campagne een stille begrafenis wordt bereid.... Onze politieke partyen en het Vrouwenkiesrecht. ui. Zetten wij nu na ons bezoek aan het linkse veld onze tocht voort naar het rechtse, dan wordt ons oog, door het sterke licht der vrijheidszon een weinig verblind, terstond weldadig aangedaan door meer beschaduwde denkbeelden; men spreekt zich ter rechterzijde namelik of in 't ge heel niet uit over de bestaande of toe komstige politieke rositie der vrouw in onze maatschappij, of doet men zulks al, dan geschiedt het zeer gevolleerd" en voorzichtig. De Ropmsch- Katholieke Staatspartij be noemde in Mei 1906 een kommissie van 5 heren, die de opdracht ontving een rap port omtrent het kiesrechtvraagstuk uit te brengen. Dit deed zij in Oktober 1907, maar de meningen harer leden warem zeer verdeeld. Een minderheid verklaarde zich vóór algemeen kiesrecht, zich daarbij gron dende op deze uitspraak van niemand min der dan de doctor Angelicus, de H. Thomas van Aquino, in zijn Summa Theologica: Voor een goede regeling van het stadsof staatsbestuur is in acht te nemen, dat allen op enigerlei wijze deel moeten heb ben aan de regering: hierdoor toch wordt de vrede onder het volk bewaard, en allen zyn gesteld op zulk een regeling en houden ze in stand." Eén der kommissieleden was ook van mening, dat die vrede" het vrou wenkiesrecht eiste, immers," zegt hij, vele vrouwen leven, werken en verkeren zelf standig in de maatschappij; zij behoren dus rechtstreeks medezeggenschap te hebben in het maatschappeïik beheer, en der halve in het staatsbestuur." Intussen de in September 1908 gehouden vergadering van de Algem. Bond van R. K. kiesver enigingen, verklaarde zich noch voor alge meen-, noch voor vrouwenkiesrecht, doch verkoos het organies kiesrecht. Tans zegt dr. Hoffman in zijn uiteenzetting van het B. K. program in de Hollandia-serie blz. 30, dat het program der katholieke staatspartij moet zijn eensluidend in de hoogere chris telijke beginselen." Eensluidend met wat? met wie ? De schrijver zegt het ons niet, maar wij zouden het waarschijnlijk niet te vergeefs vragen bij de schepper der antitheseleuze. Verder hebben wij met dr. Hoffman's brochure als onze getrouwe Bacdeker in de hand de Roomse hoek van het veld afge reisd, maar daar niet veel schoons gevonden : geheel onvruchtbaar land. Wie weet of men zich, als de tijd daar is, niet verplicht zal zien deze heidegrond in Christas te Vernieuwen" en die tot een vruchtbare roggeakker te herscheppen: er bestaan toch al Kathpliek-Demokraten, die het moeilike ontginningswerk ter hand zullen moeten nemen. Het program der Antirevolutionaire partij zegt, dat de Grondwet geen onveranderlijk document, geen wet van Meden en Perzen is. Zij kan op wettige wijze naar vaststaande bepalingen worden gewijzigd" (blz. 6). Nu, dat belooft ten minste iets voor kiesrechtuitbreiding, zou men denken, en mogelik ook voor de erkenning der vrouw als staatsburgeres. Vooral als men er art. 4 en art. 11 van het program der A.-E. partij bij leest, die verkondigen, dat alle burgers op voet van gelijkheid behandeld moeten worden en dat de Staten-Generaal het volk niet slechts in naam behoren te vertegenwoordigen. Daarentegen verklaart de heer Brummelkamp op blz. 20: Dat het Vrouwenkiesrecht, zooals men dat bij de partijen aan de linkerzijde drijft, bij de antirevolutionaire paitij af keuring vindt, is ook genoegzaam bekend." "Wat mogen wij nu van deze staatspartij verwachten ? Dat blijft de groote vraag. Sprekende over het gezinshoofdenkiesrecht, vroeger huismanskiesrecht genoemd, heeft,de Grote Leider ten minste nooit gezegd, dat daarvan de vrouwen zouden worden uitgesloten. Zwijgen over onze eis is hier meestal troef en in de kiezersvergaderingen worden wij gewoonlik niet toegelaten, zodat wij ook die gelegen heid missen om een uitspraak uit te lokken. Staalman's Christen-demokratiese partij, waarvan de enige gestelde kandidaat Staalman is, wier beginselverklaring pp 24 April 1905 werd vastgesteld onder presidium van Staalman, wier program ook nu weer is beschreven door Staalman, zegt te streven naar een organies kiesstelsel met kiesrecht voor hoofden van gezinnen en voor hen, die principieel daarmee zijn gelijk te stellen, zonder onderscheid van mannen en vrouwen. Van de Christelijk-historische partij is meermalen een spreker opgetreden ter be spreking van zijn beginselen in vrouwen verenigingen als de Nat. Vrouwenraad en sommige afdelirgen der Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Steeds geschiedde dat in welwillenden zin, en indien mr. Verkouteren, jhr. de Geer e a. zich al niet ter stond voor vrouwenkiesrecht verklaarden, dan lieten zij toch doorschemeren, dat zij er niet voor altijd tegen waren. Mogelik moet men het historiese" karakter der partij hierin zien, dat zij rekening wenst te houden met historiese ontwikkeling, zie art. 6 van het program der partij van 1903: Hoe meer de politieke ontwikkeling des volks toeneemt, hoe meer het kiesrecht tot samenstelling van politieke en administra tieve colleges kan worden uitgebreid. Bij de toekenning van het kiesrecht en de in richting van het kiesstelsel behoort er voor gewaakt te worden, dat niet eenig deel der maatschappij door een ander deel worde overheerscht." Een duidelike uiting van afkeuring van het Onderdrukken van de ene groep inwoners door de andere vinden wij ook in art. 19 van het in 1908 opgemaakte Program der Christ. Hist. Unie: Ten aanzien van de regeling der maatschappelijke verhoudingen worde door den wetgever voortdurend reke ning gehouden met den groei van het sociale leven. Daarbij sta de gelijkgerechtigdheid van allen, onverschillig in welken oeconomischen toestand zij zich bevinden, op den voorgrond." Uit deze beginselen laat zich licht ver klaren, dat de heren mr. van Lennep, Snoeck Henkemans en mr. Verkouteren in gunstige zin hebben geantwoord op de vragen door de Mannenbond voor Vrou wenkiesrecht aan de kandidaten voor de 2e Kamer gesteld. De tijd zal leren, wat de Nederlandse vrouwen van de Christ. Hist. partij te hopen hebben. * * * Uit dit overzicht ziet men, hoe het taaie, moeizame werk der Nederlandse vrouwen reeds met een niet te onderschatten sukses bekroond is. De eerste pioniersters werden uitgelachen en in woord en beeld bespot; men kent het karikatuurtype van de kiesrechtvrouw: een ontevreden lelik gezicht (uit dépit omdat zij niet getrouwd is), mager en knokkig of overvloedig ongelijkmatig bevleesd, in een slordige, te korte hobbezak van een reform japon gestoken, een verregend, buitenmodels hoedje op, borstelig, kortgeknipt stekelhaar en een paar te grote, grove, dikbezoolde schoenen. Maar die tijd is voorbij, men heeft ondervonden, dat een grote schare van kloeke, intelligente, politiek bewuste vrou wen uit alle klassen, de room van het Nederlands intellekt, zich aaneengesloten heeft, en dat er een krachtig bewustzijn in het ganse land ontwaakt is, dat het ont houden recht opeist. Onder den drang daarvan hebben de politieke partijen het vraagstuk, dat de meesten harer leden individueel niet sym pathiek is de mannen staan begrijpelikerwijze hun seksevoorrechten niet gaarne af onder de ogen moeten zien. Van links tot rechts ziet men het dreigend spook der nieuwe scharen van vrouwelike kiezers, en noodgedrongen buigt men zich stijfjesnaar deze zich zelf nodende gasten, evenals een gastheer in zijn salons iemand zuurzoet grimlachend toeknikt, die hij nu eenmaal moet ontvangen, maar die hem au fond niet welkom is. Onder deze beleefdheid steekt evenveel zucht naar kiezersvangst als ware rechtvaardigheidszin, want iedere partij wil profiteeren van het toch eenmaal onvermüdehk komende aantal nieuwe kie zers. Zaken zijn nu eenmaal zaken; en zo goed als elkaar vinnig bestrijdende indu striëlen zich, zodra zij er hun voordeel in zien, in trust of kartel vriendschappelik tot wederzijds voordeel verenigen, evenzo goed zullen de politieke partijen de vrouwen, die zij vroeger bestreden, op het politiek toneel welkom heten ea ze in hun ontvangstsalons nu gaarne te gast noden om te samen de belangen van het Nederlandse volk te be spreken, daar zij morgen tot de gelijkge rechtigde deelnemers aan het politieke leven zullen behoren. R'd a m, Junie '09. MARTIN A G. KRAMERS. Inziet in de Hoofdstaf, De eerste sporen van een bewerking der Nibelungen-sage door Kichard Wagner, vinden wy in z\jne studie Die Wibelungen, Weltgeachichte aus der Sage", in den zomer van 1848 geschreven. Wagner heeft hier het resultaat zijner nasporingen betreffende het leve o en de figuur van Keizer Friedrich met den rooden baard, in verband gebracht met de Sage van de Nibelungen. Korten ty'd later verscheen het dramatisch gedicht Siegfried's Tod", de oorspronkelijke en oudste vorm van het werk, dat WÜin Götterdammeiung" als gerijpte vrucht bewonderen. Een vergelijking van Siegfried's Tod" met de vroegere gedichten Tannbauser" en Lohengrin" ligt voor de fcand. En dan valt reeds dadelijk de geniale gedachte te prijzen om de vier- en vijf voet ige jamben van de beide laatstgenoemde werken, te doen plaats maken voor het accentvers met zyn stafrym, waartoe het oude epos den dichter als het ware ,;anregte". Doch ook een vergelijking van Siegfried's Tod" mètv?Götterdümmerung" zal moeilijk kunnen uitblijven. Aan den bouw en de opzet van het dra matisch gedicht is niets veranderd, In beiden vindt men de Nornenscène, doch in de latere bewerking belangrijk uitgebreid. Het tweede gedeelte van het voorspel, Zu neuen Taten" is iroordelijk bijna hetzelfde. Ook de aanvang van de eerste acte in de Halle der Gibichungen". De scène tusschen Biünnhilde en Waltraute echter heeft in?GöUerdammerung" een groote wijziging onder gaar. Aanvankelijk liet Wagner alle Walküren naar BrunnhildeFelsen" komen. Men ziet aanstonds dat het optreden van Waltraute alleen een groote verbetering is. In de tweede acte is het begin, AlberichHagen in de latere bewerking zeer verkort. Het daarop volgende optreden van de mannen van Hagen en de ontmoeting van Br nnhilde en Siegfried zyn bijna gelijkluidend. Alleen valt het op, dat in de eerste bewer king biegfried's zwaaid niet Notnng" doch Balmung" heet en dat de eed op des Speeres Spitze" in Götterdammeiung" veel markanter geprononceerd is. In de oude bewerking vindt men aan het einde nog een scène, die Wagner later heeft geschrapt en waarin Siegfried en Gutrune trachten Brünnhilde en Gunther milder te stemmen. Thans wordt de tweede acte afgesloten met het vaorbijtrekken van Siegfried en Gutrune, door de bruilcftsgasten op schilden geheven. In de derde acte is het Rheint chtert er ze t h nagenoeg onveranderd gebleven; men vindt echter een belangrijke bekorting bg de woorden van Siegfried?Mein Schwert zerschwang einen Speer". Vroeger werd daar de dialoog tusschen de Rijndochters en Sieg fried voortgezet. Eveneens bekort is het verhaal van Sieg fried, na de Rheintöchterscene. Onveranderd gebleven is de episode van Siegfried's Tod; het slot van af Starke Schei te schichtet mir dort" is echter in Götterdümmerueg" geheel gewij zigd. De eerste lezing is lang niet zoo aan grijpend. Ook zijn daar de mannen en vrou wen nog aan het woord. Voorts is het op vallend dat diiar Alberich aan het slot roept: Mein Racher, Hagen mein Sohnl Rette den Ring I" terwijl in Götterdammerung Hagen zich in den stroom stort met den uitroep: Zuiück vom Ringe". Al deze wijzingen hebben echter de bedoe ling de kracht van het drama te verhoogen en het schilderachtige van den zin te verster ken. Bewonderenswaardig is het dat dit werk, in 1848 reeds geconcipieerd, dat hij eerst vijf en twintig jaren later gecomponeerd is gewor den, zonder dat er essentieele wijzigingen in behoefden aangebracht. En wat ligt er niet tusschen het ontstaan van Siegfried's Tod en de compositie van Göt terdammerung i Das Rheingold, die Walküre, Tristan, Meistersinger, Siegfried, behalve nog omvangrijke geschriften als Kunst und Revolution" Oper und Drama" enz. Niet onbelangrijk is het hier ook te ver melden, dat er in de tweede lezing van het gedicht eeaige zeer schoone verzen voorko men, die door Wagner niet gecomponeerd zijn. De meester geeft met de volgende woor den de reden hiervoor op: Dass diese Strophen, weil ihr Sinn in der Wirkung des

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl