Historisch Archief 1877-1940
2'
,
DE 'AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR tf E D JRL AN D.
ZedeTgkheid.
R o-t ter dam, 20 Juli 1909.
Aan de Eedactie ran iet Weekblad
De Amstendamtaer,
Geachte Eedactie!
f- Mag ik, naar aanleiding van uwe artikelen,
«Zedelijkheid is geen speelgoed," even op
het volgende wijzen?
In d* onmiddellijke nabijheid van den
IGaftnanhan kunsthandel bevindt zich het
paleis, waar Vrouwe Justitia" haar zetel
Heeft gevestigd. Voor dat gebouw wordt
«om het publiek gelegenheid -gegeven ken
nis te nemen van lectuur, zóó onzedelijk,
dat de in beslag genomen boeken, er bij
vergeleken, waarschijnlijk wel door iedereen
tot de zeer onschadelijke zullen worden
gerekend.
Omstreeks Pasehen passeerde ik daar
lederen dag, en 'k was toen in de
gelegen? beid op 'te merken, hoe telkens memohen
V-van neer verschillenden leeftijd stonden ie
genieten" van de «aawkeurige cwisahrjjring
; w«n 4e ifeiteB, waarvoor de veroardeeling
Vegens het bedrij yen van onredelijke
ihanjdelingeo bad plaat» .gehad.
Nu zal men mg ioeyeegera, dat de wet
'eeflïwmdig ia bepaalde gestalten het
aan< nlafckeui vam zoo'n vonnis ?eüoht, maar,
waar aaa den eeuw kant zoo angrónaLlig
mor de openbare zedelijkheid wét ge
waakt, daar dient men toch aan den
andeMn kart te eorgen, dat dergelijke de
zm«ripkheid prifckefeade leetwnr met ven
jastieele is^de gemeen goed voor Jan en
?'aUsman wordt.
Met dank voor de plaatsing,
Uw <ï<w.,
BB.
Be ftfks-bestrfldlng
In het midden VKB M»imaand viel, als
«en fölie Hachtwret, v*n uit het Ministerie
' van Laoébfra-vr, Nïj verheid en Handel 4e
lesohrtie da* 4e maatregel tot beperking
v«n de tuberculose «ader bet rundvee door
onteigening van Rijkswege vafl iet
fee«aHtte vee, vaa af l Juni j.l. zou worden
iagekrampen ?uitbuitend tot bet vee van
' vwfokktre.
>? Wie jey'n -dat ?
' ? ? Veefè/kkers vyn-die landbouwers die
hoofd«eakffrèjk deer ?eigen aanfok hun koppel
ownpieet hmtden."
*? Zee luidt de toelichting van den Minister.
"Wie zijn dat niet?
" ' Volgens den Minister : # zij die handel
4rrjwB i» wrakke, fcwynend zteke dieres ;
? i >dw geweasn zeehandel drijven; c die
; inélkerfl vereen igd met veehanflel drijven ;
; 4 die fokkerij «n -roehandel hebben ; e die
'? «tfflwteni«fiTetwflid«rgHit«efoneD; f
laad' bouwers die ** -ree «eiken, die gekeel ef
gedéeltèlyk «door voortd arenden aankoop in
' de feebaefte aan melkvee voorzien en die
MUiitiiiHiimimiiuii
IIIUIIIHIIllllimill
£6n Ifóg jraftr strenge tucht
Uit hit Engelsch, *an ISABKL MACKAY.
I.
't Kleine mevrou w1 je Cromleigh bleef aarze
lend staan, de hand aan de knop van de deur.
' Zal je dan vooral aan 't hoeetdrankje
' denken, JeanaeT'
Hare schoonzuster keek op,
:.,' Ja," antwoordde ze kortaf.
En... en zul je 't om de twee uur ingeven?"
.?Ik hoop, dat je me nog in staat acht om
" ij» aanwijzingen op 't flescbje te kunnen
Jezen, Mary l"
O ja, ik vergat, dat 't er op stond. Maar
"de dokter zei, dat 't er zoo erg op aankwam...1"
Ze hield op, want tante Jeanne werd «ebsel
' ingenomen door 't terecht trekken van Pip's
boezelaar.
Zoo hél erg op aankwam," herhaalde ze
bedeesd, maar wanhopig.
Tante Jeanne stond op. Kindlief," zei ze
.kalm, waarvoor houd je me toch?"
O, natuuilij k, 't komt allemaal best terecht l
Kom" voegde ze er met moeielijk geveinsde
vreoljjkheid bij dan zal ik nu maar gaan.
' Dag schat j ep, kus moeder maar eens lekker.
Dag Pip, dag snoes, dag Ada l... o Jeannel"
Wat is er, Mary?"1
Ik zou niet zoo zenuwachtig over dat
drankje zijn, als Pip niet zoo'n aanleg had
voor croup. Verleden winter had hy driemaal
een aanval, ik ben er zoo bang voor. Croup
is zoo iets afschuwelijks..."
Zeker Mary" nog geduldig maar
denk aan je trein."
Ja, ik weet 't wel, ik moet gaan. Dag
f dotjesl Och, 't zou me niet zoo veel kunnen
eehelen Jeanne, als... als je maar aan kin
deren gewend waart..." Ze hield verlegen
op, maar hare schoonzuster glimlachte enkel.
O, zoo'n supérieure glimlach. Kleine mevrouw
Gromleigh ging haastig verder: ,.ik meen
niet, dat je niet weet, hoe je met hen om
moet gaan, alleen, dat je er niet aan gewend
bent. En cronp openbaart zich zoo plotseling.
De eerste verschijnselen..."
Mary je zult bepaald je trein missen.
Ik wou toch, dat je een beetje geloof hadt
in my'n gezond verstand. Een mensch hoeft
toch niet getrouwd te zyn om dat te hebben,
zou ik meenen. Zie ik er uit als iemand, die
een hoestdrankje zal vergeten?"
N... nee."
Nu en als Pip croup mocht krijgen, dan
ken ik de eerste verschijnselen even goed
als ju."
Ja natuurlek, dat weet ik wel. 't Is zoo'n
aparte, schorre blaf-hoest, wat koorts, onge
durigheid ..."
Ben je n bepaald van plan om te laat
." te komen, Mary?,'
O lieve hemel neen. Dag snoezen, pak
moeder nog eens. En vooral heel lief «jjn
tegen tante Jeanne. En alles doen wat taatetje
.zegt, ia 't niet Ada?"
Moeder, ik geloof heusch ook, dat ik de
trein hoor," zei Ada.
O hemel ja. Dag allemaal dan. Ada, zul
je tante herinneren aan Pip's middagslaapje?
Dag moeder's eigen Pippie l En trek hem dan
vooral de schoentjes uit..."
(S De deur viel eindelijk dicht en tante Jeanne
slaakte een diepe zucht van verlichting.
~ Wat scheelt er aan 7" vroeg Ada nieuws
gierig.
JU pijn ?" vroeg Pip, zal Pip jou afzoenen?"
Se kalveren \relke geboren worflen, ge
woonlijk onmiddellijk of na gemest te zijn
van de hand doen; g landbouwers die 't
vee melken, zonder eigen fokkerjj: en h
veehouders die gestadig van vee wisselen
door aan- en verkoop, ook al worden b
hen herhaalde malen kalveren geboren.
Door ,de Direot.e van den Landbouw is
aan alle -veeartsen in Nederlani een missive
gezpnden, waarin voorgeschreven wordt dat
er geene runderen ter overneming wegens
tuberculose .mogen aangeboden worden, in
dien er geen verklaring van een geëxami
neerd veearts bijgevoegd is, con sta toerende
dat inderdaad verschijnselen van tubercu
lose aanwezig zyn. Daarna behooren de
veeartsen te onderzoeken of eender boven
staande -bezwaren aanweeig ZIJD, en zoo j a,
niet tot opzending der aanvrage over te
gaan. Zoowel het eerste als het tweede
onderzoek geschiedt op korten van den
aanvrager.
De veearts heeft het du* ra de hand te
bepalen wien hij voor veefekker ioudt «n
wien niet. Wat doet nu deze ambtenaar,
die gewoonlijk zeer ambulant is en dus
weinig gevoelt -voor deinapluizing der juiste
definitie van 't begrip VeEfokfcer?" Hij
«laat formulier A op, toem door de Directie
?van den Laftdbouw toegeeenden, overleeft
de iiitBluUaagen vervat onder de letters a
tot a met A, zucht eens diep, omdat -hij
dan nog niet veel wijzer is, en ontdekt
ten slotte onder de toelichtingen der 8
uitsluitingen -drie ,ow««f «n vet gedrukte
regeltjes luidende: wijl slechts fokkerijen
voor de overneming ran vee ia aanmerking
komen, moet er rekenschap mede gehouden
worden, dat als fo.kkerkjes alteen zulke
bedrijven gelden, die .hoofdzakelijk door
?eigen aanfekking hun koppel compleet
boude*."
Ziezeo, verzucht hij. aan die bepaling
hei) ik houvast. Ik ov<erw«eg du» of de
aanvrager, al heeft hij van een mijner col
lega's de Ferkiariitg dat «r tu-oereuUwe
geo»B»rateerd is, vel vssfokker i». Welk
antwoord zal hy zichzelf daarop geven ?
Wel Been, zal lig. oordeel&D, die man is een
gewone hoer en geen veeiakker- Want onder
?veefokker wordt in de wandeling verstaan
hy die als zoodanig inz'n omgeving bekend
staat door hei bezit van urtueaseude run
deren, -waarvan tij de kalveren opfokt,
o-mdat zij hooger waarde bezitten dan de
slager er voor geveakan. Ln zuit seen vee
stapel wordt Woilksht eens «en jonge stier
iagekochi om te sterke tkm il ieteett te voor
komen, maar overigens houdt men heteigen
vee in hooge «ere. Zelfs ten aanzien der
groote veehouders zal hij, hoewel ook deze
landbouwers hoofdzakelijk door eigen aantak
bun koppel compleet houden, op het woord
T&efokfeer «tuiten en in twijfel blijven of
z>jj nu wal eigenlijk veefokkers heeten
aiogen. Wad doet hij BÜ? Hij raadpleegt den
diitricta-veearts eea door het Rijk aan
gesteld en gesalarieerd ambtenaar die
vermoedelijk ?wel weer deor een bizondere
instructie van de Directie van Landbouw
iiunnttiuiinintitiMiiiiniiiitiiiiiMiiiiii
miiiiiiiiiiritiiiiiiiinmiMiMt
Tante Jeanne sloeg h ;t aanbod met gepaste
betuigingen van dankbaar heid af 't Was
jammer, dat zulks jonge .kinderen zoo op
alles letten. Het waa een bewijs, datd«
oudersn er van tenminste al boei weinig
zelfbeheerecbLog hadden. Waarecïiy'nljjk Blond
Mary die kleuters toe on in al kare klekie
kwaaltjes te deelen. Ze ging misschien wel
naar hea toe om troost, als ze eens hoofdpijn
bad, of zich niet lekker voelde. Maiy was
altijd een zacht, eanhankt-lijk eehepselije ge
weest, volstrekt geen menfeh om een waardige
mosder te worden, 't Was net iets voor .haar
om hen het ae oogenhlik overdreven te
liefkozen en hen even daarna erg te straffen,
als ze van hare toegevendheid misbruik
maakten. Vreemd toch, dat zulke weinig
beteekanende schepseltjes altijd trouwden
en... en in staat werden .gerekend om k
nderen op te voelen.
Pip heeft een kraal in de mond l" zei
Ada in eens.
Tante Jeanne keerde zich langzaam om.
Kinderen, die aan hare zorg waren toever
trouwd, mochten nooit verschrikt gemaakt
warden. Om naar Pip toe te vliegen, hem zacht
op zyn ru^je te kloppen hoeweleen natuur
lijke opwelling zou het kind immers
verschrikt maken en hem de kraal doen
doorslikken.
Als Pip een kraal in zyn mond heeft," zei
ze kalm, dan moet hij hem er uitnemen.',
Mei kraal in de mond", verklaarde Pip
braaf.
Dan heb je hem doorgeslikt l" zei Ada.
Pip knikte vriendelijk: opgeëet," deelde
hij hen mede.
Denk je, dat dit werkely k waar is ?" vroeg
tante Jeanne ontsteld.
J», dat doet hij altijd, als moeder er niet
gauw genoeg by is en hem op de rug klopt,
tot de kraal er uit valt".
Dat is een heel verkeerde manier. Zulk
haastig naar hem toe vliegen, maakt juist,
dat hij hem nog eerder in zal slikken".
Nu heeft hij 't toch ook gedaan", zei Ada
practisch.
Wat voor soort van kraal was 't?"
Een gewone kraal, een blauwe."
Tante Jeanne bespiegelde, wat schadelijker
zou zijn: een blauwe of een witte kraal. Daar
ze echter niets wist van de mogelijke gevolgen
van een witte, kon ze tot geen resultaat
komen. Eu was nu in elk geval niets meer
aan te doen.
Laat u de docter halen?" vroeg Ada beleefd.
Neen, zeker niet!" Tante Jeanne's hoog
geprezen gezond verstand k wam weer boven.
Als kleine jongens " ze keek atreng naar
Pip kralen eten, moeten ze zelf de gevol
gen maar dragen."
Mij dragen?" vroeg Pip en wees op zichzelf
met zijn mollig vingertje.
Ada lachte. Is hij niet schattig? Kom eens
bij zus, lieve doddige Pippie. Hij zal heelemaal
geen leelijke gevolgen hebben, als hij krak n
eet, hoor! 't Is ook tyd voor 't drankje," voegde
ze er büen keek tante Jeanne verwijtend aan.
Dit was onuitstaanbaar. Het leek wel, alsof
tante Jeanne onachtzaam zou zyn, t ei wij l ze
juist de laatste vijf minuten voortdurend
naar de klok had gezien. In elk geval, Ada
was veel te wijs voor zoo'n jong kind en Mary
zette dat zeker aan. Ze was er net een vrouwtje
naar om op hare kinderen te steunen.'t Werd
tijd dat Ada eens op haar plaats werd gezet.
Tante Jeanne ging kalm door met 't ophangen
van hoe len en mantels en 't uitzoeken van
schoenen en kousen.
Ada werd onrustig. Zal Pip het lekkere
drankje zoet innemen ?" was de zachte wenk.
Nee ... niet lekker ... naar l"
gesterkt zal zün geworden in z'n gewettigd
vermoeden dat de Eegeering bezuinigen
wil. Want deze beperking kan geen ander
doel hebben! Wat Kgt «u ia de IJJB? Dat
hij statistieken zal aanleggen van het aan
tal runderen voor en nè, de ministeriëele
resolutie wegens tuberculose ter onteigening
voorgedragen, dat bij, beseffende het ver
langen der regeering om ernstig op die
uitgaven te bezuinigen, geneigd zal zijn
zooveel mogelijk onteigeningen te vermijden.
In dien geest zullen de informatiën zijn
door hem aan de veeartsen gegeven en te
geven.
De kwieken en de gezaghebbenden onder
de veehouders maar hoe weinigen zijn
er zoo! zullen voor zich en hunne om
geving de gevolgen dezer beperkende ont
eigeningsbepaling kunnen vermijden. Maar
de gewone veehouders, de zand- en keuter
boeren worden de dupe, de koud- slachters
juichen en de niet-bemiddelde stedelingen
sullen weer in vael ruimere mate dan
thans het vleesch van runderen lijdende of
verdacht te lijdan aan tuberculose, te «ten
Zeer zeker is dit het meest klemmende
volksbelang waarmedeJiet ministerieel besluit
in sgranten strijd is. Maar ook de
veehandel moet op den duur ernstig benadeeld
worden door deee alleroDeelukkigste
be«niindgiBg. Want voor de omringende
Staten is zy het .officieel ewijs dat <de
tuberculose zoo algemeen heerseht, onder ons
rundvee dat de bestrijding van
regeeringswege nagenoeg opgegeven is geworden.
Om den schijn te -redden heeft men alleen
bepalingen gewijzigd en het besluit zelf
niet ingetrokken. Maar met zulk een
strukvogeltaktóek verlakt men natuurlijk de
yeeleisöheodfl ea scherp- toeziende agrariërs
in het buitenland niet.
Tot nog toe werd door mg niet opgemerkt
dat de aandacht der
Landbouwmaatschappijen en Boeren bon den op dezen terugtred
te,gen het belang van den landbouw door
de Eegeering ondernomen, gevallen is.
Bevreemden doet dit mQ zeer. Want indien
bezuiniging voorzit, zal zjj leiden tot zeer
bekrompen uitlegging der circulaire in het
algemeen, tot bevoorrechting van de hooger
Ftaanden in dse landbouwkringen, tot ge
voelige inperking van den eoo noodigen
strijd tegen deae verderfelijke, voor mensch
en dier zoo gevaarlijke ziekte, tot doelloo ze
verspilling van het tot l Juni j.l. besteede
geld ter bestrijding der voortwoekering van
de tuberculose onder het rundvee.
Heeft ook onze regeering de
dreadnoughtkoorts orjder de leden en zoekt zij naar
middelen tot dekking van die dure ambitie ?
Almelo, 9-6-'09.
FR. SNEL.
iiitiiiiimiiimiiiiiiiiiiimiimuimiiiimiiiiiiimiiiiiiiimMiiiiiiiiiiiiiiiii
Ada keek hem aan met een verwijtende
blik. Beelemaal ni«t naar, hoor! lekk«rl"
hifildoe voL Lekker hoest drankje moet Pippie
beter maken. Zal Pip 't voor zus doen?"
Ada," viel tante Jeanne in. Wil ja, als
't je blieft, 't kind aan my overlaten ? Natuur
lijk zal Pip zijn. drankje innemen. Drankjes
zyn nooit lekker, maar ze zijn noodig, als
kinderen ziek zijn. Hier Pip, kom en hap
't op, dan ben je een groote jongen."
Maar de groote jongen" bleef stokstijf
staan en weigerde om te komen.
Kom hier, direct J" zei tante Jeanne streng.
Het kind staarde haar aan.
Hoor je me, Pip?"
Ja waarschijnlijk, want hij kwam heel lang
zaam aanstappen.
Hap dan !"?? stroef.
Het kindermondje ging open. Een geblaas,
.een verslikken, een wit boezelaartje vol
bruine vlekken, meer vlekken op 't karpet
en een groote, heel donkerbruine vlek op
tante Jeanne's onberispelijke das. Dit alles
en een onschuldig kindergezichtje haar
nog steeds aanstarend.
O wat stout I" hijgde tante Jeanne. Wat
vreeselijk vreeselyk stout l"
Dat doet hij altijd," zei Ada vol be
langstelling.
Waarom zei je dat dan niet?"
Ada opende haar mondje al om te ant
woorden, maar ze deed 't weer dicht. Ze was
een verstandig kind en voelde dat zwijgen
het veiligst was.
Tante Jeanne goot opnieuw weer een lepel
vol. Hare hand beefde.
Ophappen en dat wel dadelijk."
O, tante Jeanne. Hij zal 't weer doen.
Moeier belooft hem altijd iets lekkers, als
hu zoet inneemt."
En dat zal ik niet doen, Pip, neem dadelyk
dit drankje in. Ada je staat in't licht."
Zoo gauw mogelijk ging Ada ergens anders
staan, waar ze beter verstopt was en van
achter tante Jeanne's rokken kirde ze zacht
tegen Pip. Daarna hield ze hem met een
vlugge beweging een pepermuntje voor, wit
en aanlokkelijk.
Hap!" zei tante Jeanne.
Pip, met begeerige oogen naar het
pepermuntje, lachte en hapte de lepel leeg.
Zie je wel!" zei tante Jeanne. Hare b
aosheid was totaal verdwenen door het verwar
mende gevoel, dat ze een overwinning had
behaald, Ze vervolgde vriendelijk: jemoogt
wel eens aan je moeder vertellen, Ada, hoe
ver men 't brengt met doorzetten. Een kind
als Pip moest nooit gedreigd, of omgekocht,
of geslagen worden. Dat beleeiigt hem, 't
vormt slappe karakters.. ." toen begreep ze
dat hare theoriën minder geschikt waren voor
kinderen en ze brak af.
Je mag de illustraties wel eens bezien
Ada, als je er zin in hebt. Heb je achoone
handen? En ik hoop toch niet, dat je de
slechte gewoonte hebt om aan je vingers te
likken, als je een blad omslaat? Pip, jij moogt
met 't kleine poesje spelen maar hem niet
aan de staart trekken, hooil Ik heb een paar
brie7en te schrijven."
Tante Jeanne ging, tevreden gestemd,
zitten. Wat een ophef maken menschen toch
over 't omgaan met kindere. En toch is 't zoo
eenvoudig: een beetje flinkheid, een beetje
overredingskracht, wat zelfbeheersching, en
klaar is 't.
Toevallig schreef ze net aan de moeder van
een vijftal en ze was van oordeel, dat 't zijn
nut kon hebben, hare bevindingen eens mede
te deelen.
Ze schreef:
Ik heb de kinderen van Jacob roor een
iitëTan M Kunsttent!,
(Slot.)
Er schijnt wil ik maar zeggen iets ver
anderd in de verhouding van verstand, gevoel
en verbeelding, waarbij de -kunst zeer nauw
betrokken is. En al die kunstrichtingen",
die elkaar heden ten dage met snelheid op
volgen, bet eekenen voornamelijk de zwakheid
van ons kunstgevoel. De latere richting bemerkt
duidelijk waar de vorige te kort schiet en
tracht dit te verbeteren door vooral te
willen zijn wat gene niet was, baar eigen
eenzijdigheid en ontoereikendheid in andere
opzichten niet bemerkend, die dan weer door
een nieuwe lichting aangewezen worden. En
zoo gaat het voort, in veal te veel gepraat
ovtr de kunst, drein vroeger dagen meer van
zelf sprekend" scheen, als iets dat natuurlijk
Wjj den mensch behoorde -en niet veel betoog
behoefde. Niet minder toch dan vin andere
menschelijie vermogens geldt van h«t kunst
gevoel, dat -het 'begint te verzwakken op 't
zalfde «ogenblik dat men liet opmerken en
ontleden gaat.
Sedert de Renaissance ging allengs de be
schaving niet meer door de zinnen, maar
door het verstand. In plaats van het aan
schouwelijke en hoorbare der knust, die in
leidden tot de religie, kwam op den duur het
boek dat zich allereerst tot het verstand richtte
en inleidde tot een geheel nieuw-e wereld van
aardsche kennis1. En godsdienst enkunstzelven
werden meer begripssaak, aldus in spontane
teit en vanzelf- heid" verzwak ken d. Kunst, van
religie voortaan vrijwel ges eheiden, zwiert langs
allerlei, soms .neer buitensporige, paden af
in haar verschillende uitingen, eindigde vaak
in enkel zinsbekoring, die ook wel tot
zinnelijke bekoring war d, en als essentieel, nood
zakelijk deel vaa het gewone leven had zij
opgehouden t^ bestaan. De latere geslachten
kenden haar alleen als een verfraaiing van
het bestaan en de weg ter beschaving leidde
niet, als vroeger, onvermijdelijk door haar
heen Ier aanbidding Gods.
Maar toch waren de tradities en het eigen
gevoels- en verbeeldingsleven nog wel "oo eterk
in de 18e eeuw dat zich die beschaafden geen
leven zonder kunst denken k inden en hadden
zelfs vers' and en redeneering de opdracht nooit
onsmaakvol te zij u. Het kunstvoeten was
alzoo wel verzwakt, maar het uitte zich toch
overal m een levensstijl van het kleine en
dagelijkache interieur, kleeling, omgang,
manieren en zoo bleef de kunst nog altijd
een deel van het leven, zij 't ook niet meer
bestand-deel.
Sinds de opkomst der democratie schijnen
iimmmiMiiiimiiiiiiiitNiiimiiiiiiiiitimiiilllMmiiiiimimiiiMimimii
week bij me te logeeren. Men kan zich
moeielijk liever kindera denken. Zs aarden
beide naar onze familie, maar ze zijn erg
bedorven. Mary heeft geen begrip van op
voeden. Ze is nerveus en een goele moeder
moest geen zenuwen hebben.
Ik heb al opgemerkt, dat ze de slechte
gewoonte heeft om Pip het kleintje
met lekkernijen om te koopen, als hij zijn
drankje moet innemen. Anders zon 't zeker
iedere twee uur een scène geven. Maar ik
heb daar gauw een stokje voor gestoken.
Ik zei enkel: hap op l maar op zóó'n
manier," dat b/ühet dadelijk deed en, zelfs
nog lachte. Een kind moet de zachte dwang
van vriende ijke autoriteit voelen.
Het schijnen vlugge kindeis te zijn.
Jacob was als kind ook zoo ongehoord
schrander.
Ze blijven een week hij me, omdat Mary
naar hare moeder moest, die ernst g ziek ig.
Haar heele familie is zwak. Ze was akelig
zenuwachtig bij 't afscheid, ze was heusch
bezorgd, dat ik Pip's drankje, of zyn
middagslaapje zou vergeten en ze vervolgde me
compleet met uitleggingen over het begin
van croup. Alsof ik zelf niet herhaaldelijk
croup had gehad, toen ik op dien leeftijd
was l Maar Mary's zenuwen . . ."
Tante Jeannel"
Ja Ada."
Pip ligt op -de grond te slapen, 't Is al
een half uur over den gewonen tijd. Hy zal
kou vatten, bij ligt in de tocht."
Tante Jeamie trachtte met waardigheid op
te staan, maar 't gelukte haar niet volkomen.
Zonder dat ze 't wist, was ze eerder op de
been, dan ze wel geweascht had.
Xiemand heeft nog ooit kou gevat door een
beetje tocht," merkte ze kalm op.
Als de menschen maar niet zoo bang waren
voor frissche lucht, zouden er heel wat minder
verkoudheden voorkomen. Wordt hij uitge
kleed, als hij 'j middags gaat slapen?" Meen,
u hoeft alleen zijn jurkje maar los te maken,
zijn Echoentjes uit te trekken en hem warm
toe te dekken."
Tante Jeanne glimlachte. Ze nam de sla
pende Pip op en lei hem voorzichtig op het
bed. Ze trok hem zacht de schoentjes uiten
knoopte zijn jurkje los. Toen liet ze de
gordijnen zakken en deed een laken over
hem heen.
't Is d waashei i een kind zoo warm toe te
dekken," beweerde ze tegen Ada, die hier
tegen opkwam, te veel warmte maakt een
gezond kind wakker."
Maar hy is nu juist wakker geworden,"
zei Ada. Als u 't gordyn laat zakken, moet u
hem in slaap zingen, dat zal u zien."
Het half wakkere kind strekte slaperig
zijn armpjes uit.
Zingen l" gebood hij tevreden.
Zeker niet," zei tante Jeanne, Pip moet
dadelyk gaan slapen Groote jongen worden
niet meer in slaap gezongen."
Maar toen ze zijn lipjes verdacht zag trillen :
poesje mag bij je in bed, als je zoet bent."
Ze dacht hem hiermee tevreden gesteld te
hebben, maar dat was volstrekt niet zoo.
Poesje krabt," zei Pip en hu hield zijn armpje
op, waar een lange donker-roode streep op zat.
Ik wou wel eens weten, wat hij met 't
poesje heeft uitgevoerd," zei Ada bespiegelend.
Hij zal heuseh niet in slaap vallen, als u niet
zingt, tante en als hy niet geslapen heeft, is
er niets met hem aan te vangen."
Kent u geen wiegeliedjes?"
Neen".
Moeder kent zulke beeldige. Kan u dan
geen gezang zingen?'
Ik kan het wel, maar ik ben volstrekt niet
ook deze traSities verf wenen. Onte bescha
ving komt uit de politiek en fle couranten
«n met kunst zouden, we heel niets te maken,
hebben, als er niet die sterke heugenis bleef
aan het feesdhavingjeiement, dat zij eenmaal
geweest is.
En ala er nog niet, bij velen inderdaad,
resten van kunstgevoel waren overgebleven.
Ontelbare menschen bezitten immers de een
musicaliteit, de ander klenrgevoel, een derde
wat zin voor poësie, bijna allen van de z.g.
beschaafden tenminste een schijntje natuur
sentiment. Dat blijkt alles tezamen vrij veel,
als men er zoo tegen aankij kt... maar heel
weinig, indien men zich indenkt in wat het
geweest moet zy'n. Vooral daarom weinig,
wijl al deze verspreide gevoelens volkomen
los naast elkander staan. Wie voor schilder
kunst gevoelt, heeft meest geen «in voor
muziek en de musicale wil gewoonlijk niets
van kleur en lijn weten en beiden staan zij
meest onverschillig tegenover de literatuur.
Maar van dieper beduidenis is nog, dat
hun kunstgevoel voor die bezitters in geen
het minste verband met hun gewone leven
etaat, geen andere beteekenis heeft dan
biet koekje toe na -de afceïrge levertraan van
hun dagelijkache taak. Zeïfc zullen zij ge
zegde levertraan kordater blijven flikken,
naarmate ze soberder zijn in 't gebruik dier
koekjes. Het teekent, dankt mij,wel het sterkst
de zwakking van liet aasthetisch gevoel,
dat men ook niet meer verlangt, het in
eenig verband 'met het dagelijkaeh doen en
denken te zien «taan, dat men bet nuttigt"
als een lekkernij of ean glaasje voor de
toonbank... en zijas weegs gaat.
Dit hangt weer samen met de wijdver
breide onverschilligheid betreff§nde die
letzten Dingen". Welk verband met het leven
zon de koost ook moeten vormen, waarheen
wijzen, voor menschen wien de uiterste
vragen van ons bestaan volkomen kond laten,
of, beter gezegd: in wier ptactische bollen
zulke vragen bijna nooit opkomen? Zoo
mogelijk eenig zinnelijk of verstandelijk wel
behagen te verschaffen, blijft dan als eenige
taak voor de kunst en den kunstenaar over,
en zelfs dat lukt niet altijd, waar zelf
analyse -en versteende nuchterheid vaak alle
spontaan ontroeren verhinderen.
Het duidt niet bepaald op de hoogheid
van dezen tijd, dat zich de groote menigte
der beschaafden zoo luttel bekommert
om de beteeienis en waarde van het leven
en het zelf" daarin.
Want het is niet, omdat men leven op zich
zelf zoo heerlijk vindt en in 't genot des
oogenbliks -opgaat zoo mag het tijdens de
Eenaissance geweest zijn doch wijl een
tegenover gevoel en verbeelding onevenredig
ontwikkeld verstand het leven ontluisterd en
v er-nuchter d heeft en ons voor een geheele
wereld van aandoeningen onvatbaar gemaakt.
Geheel ons vlakke en veilige bestaan) j e is
eigenlyk'een benauwd en vervelend kringetje
van materialiteit en indien wij ons nog niet
doodelijk vervelen, komt dat vooral van het
harde werken dat de meesten moeten doen voor
hun brood terwijl voor de anderen
hetgeldiiiiHiimiiiiitiiiHmiiiiHiiitiniMiiiiiiiiiiititiimHiiiiimiiiiimiiimtMiii
van plan het te doen. Pip moet leeren om
zonder zingen in slaap te vallen."
Hartbrekende snikten uit het bed en «en
kreet van Ada: stil maar Pippie, niet schreien
schat l Ada zal zingea..."
Ada wil je het kind wel eens aan mij
overlaten ?" Toen plotseling wat zachter,
omdat het snikken in gillen dreigde over te
gaan. Pip, als je dadelijk stil bent, dan
mag je zuster vandaag nog voor je zingen,
maar morgen moet je beslist allén gaan
slapen, heb je dat begrepen?"
Pip stemde vrool$k toe. Voor hem bestond
er geen morgen". Als er vandaag maar ge
beurde wat hij wilde, dan was hij tevreden;
het vage morgen" liet hem koud.
Tante Jeanne wijdde zich weer aan hare
correspondentie. Uit de aangrenzende kamer
drong Ada's schel kinderstemmetje tot haar
door:
En over de weide, daar blonk er de zon
Di-di-del-doe-doa, di- di- del-doe- don,
Daar blonk er de zon zoo blijde,
Daar blonk er de zon zoo blijde...
Woorden en melodie waren beide nieuw
voor tante Jeanne en ze ontstemden haar
eenigszins. Veel t« druk en te opwindend.
De oude liedjes waren veel rustiger. Hoe
was dat wiegeliedje ook weer, dat hare moeder
altijd voor hen zong op de maat van 't
wiegen? O ja, nu wist ze 't we«r en ze
begon het oude, oude liedje te neuriën:
't Ia zeven uur, mijn bedje wacht,
'k Zeg alle vrienden goeden nacht:
Nacht vader, moeder, nog een kus,
Tot morgen lieve broer en zas."
Er hoorde nog een couplet bij, maar ze
kon het eerst niet bedenken. Door het neuriën
van de melodie schoten haar langzamerhand
ook de woorden weer te binnen en zelfs de
klank van haar moeders stem:
Wat lig ik zacht, wat lig ii warm,
Hoe menig kindje, ziek en arm
Ligt niet als ik, och Heer, dat schaap,
Getf het als mij, ook warmte en slaap !"
Ze verbeeldde zich de zachte, heldere
altstem weer te hooren. Misschien zou ze 't
toch nog wel eens voor Pip zingen. Voor
hem zou 't nieuw zyn, Mary zong natuurlijk
nooit anders dan die nieuwerwetsche drukke
liedjes.
Het zingen in de slaapkamer hield
opTante Jeanne ging op de teenen naar de
deur en keek om 't beekje. Ze sliepen beide
met tranen op de oogleden. Waar hadden ze
in 's hemelsnaam om geschreid?
De bespiedster voelde zich een beetje
schuldig. Misschien was de kamer toch wat
kil. Zd nam een veeren dekbedje en spreidde
het zorgvuldig uit over de slapende kinderen.
Haar gezond verstand" kwam wel weer in
opstani, maar ze deed het toch.
Zs schreef nu rustig haar brief af, maar
voelde zich toch verplicht er, tot gerust
stelling van haar geweten, nog bij te voegen:
A.da en Pip zijn beide in slaap gevallen.
Wat een zegen toch, dat het ouderwetsche
wiegen is afgeschaft, 't Was zulk verwennen
en zoo slecht voor de hersentjes. In den
tegenwoordigen tijd legt men ze maar ge woon
boven op het bed, 't is een veel betere manier.
Een koele, bijna koude kamer, weinig dek en
stilte, dat is het, wat een kind noodig heeft.
Ik houd er riet van om kinders in slaap te
zingen."
ED toch neuriede .ze onbewust:
Wat lig ik zacht, wat lig ik warm
Hoe menig kindje, ziek en arm..."
En een lang verdwenen wieg schommelde
daarbij heen en weer cp een lang vergeten
vloer.
(Slot volgt.)