De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1909 27 juni pagina 2

27 juni 1909 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2' , DE 'AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR tf E D JRL AN D. ZedeTgkheid. R o-t ter dam, 20 Juli 1909. Aan de Eedactie ran iet Weekblad De Amstendamtaer, Geachte Eedactie! f- Mag ik, naar aanleiding van uwe artikelen, «Zedelijkheid is geen speelgoed," even op het volgende wijzen? In d* onmiddellijke nabijheid van den IGaftnanhan kunsthandel bevindt zich het paleis, waar Vrouwe Justitia" haar zetel Heeft gevestigd. Voor dat gebouw wordt «om het publiek gelegenheid -gegeven ken nis te nemen van lectuur, zóó onzedelijk, dat de in beslag genomen boeken, er bij vergeleken, waarschijnlijk wel door iedereen tot de zeer onschadelijke zullen worden gerekend. Omstreeks Pasehen passeerde ik daar lederen dag, en 'k was toen in de gelegen? beid op 'te merken, hoe telkens memohen V-van neer verschillenden leeftijd stonden ie genieten" van de «aawkeurige cwisahrjjring ; w«n 4e ifeiteB, waarvoor de veroardeeling Vegens het bedrij yen van onredelijke ihanjdelingeo bad plaat» .gehad. Nu zal men mg ioeyeegera, dat de wet 'eeflïwmdig ia bepaalde gestalten het aan< nlafckeui vam zoo'n vonnis ?eüoht, maar, waar aaa den eeuw kant zoo angrónaLlig mor de openbare zedelijkheid wét ge waakt, daar dient men toch aan den andeMn kart te eorgen, dat dergelijke de zm«ripkheid prifckefeade leetwnr met ven jastieele is^de gemeen goed voor Jan en ?'aUsman wordt. Met dank voor de plaatsing, Uw <ï<w., BB. Be ftfks-bestrfldlng In het midden VKB M»imaand viel, als «en fölie Hachtwret, v*n uit het Ministerie ' van Laoébfra-vr, Nïj verheid en Handel 4e lesohrtie da* 4e maatregel tot beperking v«n de tuberculose «ader bet rundvee door onteigening van Rijkswege vafl iet fee«aHtte vee, vaa af l Juni j.l. zou worden iagekrampen ?uitbuitend tot bet vee van ' vwfokktre. >? Wie jey'n -dat ? ' ? ? Veefè/kkers vyn-die landbouwers die hoofd«eakffrèjk deer ?eigen aanfok hun koppel ownpieet hmtden." *? Zee luidt de toelichting van den Minister. "Wie zijn dat niet? " ' Volgens den Minister : # zij die handel 4rrjwB i» wrakke, fcwynend zteke dieres ; ? i >dw geweasn zeehandel drijven; c die ; inélkerfl vereen igd met veehanflel drijven ; ; 4 die fokkerij «n -roehandel hebben ; e die '? «tfflwteni«fiTetwflid«rgHit«efoneD; f laad' bouwers die ** -ree «eiken, die gekeel ef gedéeltèlyk «door voortd arenden aankoop in ' de feebaefte aan melkvee voorzien en die MUiitiiiHiimimiiuii IIIUIIIHIIllllimill £6n Ifóg jraftr strenge tucht Uit hit Engelsch, *an ISABKL MACKAY. I. 't Kleine mevrou w1 je Cromleigh bleef aarze lend staan, de hand aan de knop van de deur. ' Zal je dan vooral aan 't hoeetdrankje ' denken, JeanaeT' Hare schoonzuster keek op, :.,' Ja," antwoordde ze kortaf. En... en zul je 't om de twee uur ingeven?" .?Ik hoop, dat je me nog in staat acht om " ij» aanwijzingen op 't flescbje te kunnen Jezen, Mary l" O ja, ik vergat, dat 't er op stond. Maar "de dokter zei, dat 't er zoo erg op aankwam...1" Ze hield op, want tante Jeanne werd «ebsel ' ingenomen door 't terecht trekken van Pip's boezelaar. Zoo hél erg op aankwam," herhaalde ze bedeesd, maar wanhopig. Tante Jeanne stond op. Kindlief," zei ze .kalm, waarvoor houd je me toch?" O, natuuilij k, 't komt allemaal best terecht l Kom" voegde ze er met moeielijk geveinsde vreoljjkheid bij dan zal ik nu maar gaan. ' Dag schat j ep, kus moeder maar eens lekker. Dag Pip, dag snoes, dag Ada l... o Jeannel" Wat is er, Mary?"1 Ik zou niet zoo zenuwachtig over dat drankje zijn, als Pip niet zoo'n aanleg had voor croup. Verleden winter had hy driemaal een aanval, ik ben er zoo bang voor. Croup is zoo iets afschuwelijks..." Zeker Mary" nog geduldig maar denk aan je trein." Ja, ik weet 't wel, ik moet gaan. Dag f dotjesl Och, 't zou me niet zoo veel kunnen eehelen Jeanne, als... als je maar aan kin deren gewend waart..." Ze hield verlegen op, maar hare schoonzuster glimlachte enkel. O, zoo'n supérieure glimlach. Kleine mevrouw Gromleigh ging haastig verder: ,.ik meen niet, dat je niet weet, hoe je met hen om moet gaan, alleen, dat je er niet aan gewend bent. En cronp openbaart zich zoo plotseling. De eerste verschijnselen..." Mary je zult bepaald je trein missen. Ik wou toch, dat je een beetje geloof hadt in my'n gezond verstand. Een mensch hoeft toch niet getrouwd te zyn om dat te hebben, zou ik meenen. Zie ik er uit als iemand, die een hoestdrankje zal vergeten?" N... nee." Nu en als Pip croup mocht krijgen, dan ken ik de eerste verschijnselen even goed als ju." Ja natuurlek, dat weet ik wel. 't Is zoo'n aparte, schorre blaf-hoest, wat koorts, onge durigheid ..." Ben je n bepaald van plan om te laat ." te komen, Mary?,' O lieve hemel neen. Dag snoezen, pak moeder nog eens. En vooral heel lief «jjn tegen tante Jeanne. En alles doen wat taatetje .zegt, ia 't niet Ada?" Moeder, ik geloof heusch ook, dat ik de trein hoor," zei Ada. O hemel ja. Dag allemaal dan. Ada, zul je tante herinneren aan Pip's middagslaapje? Dag moeder's eigen Pippie l En trek hem dan vooral de schoentjes uit..." (S De deur viel eindelijk dicht en tante Jeanne slaakte een diepe zucht van verlichting. ~ Wat scheelt er aan 7" vroeg Ada nieuws gierig. JU pijn ?" vroeg Pip, zal Pip jou afzoenen?" Se kalveren \relke geboren worflen, ge woonlijk onmiddellijk of na gemest te zijn van de hand doen; g landbouwers die 't vee melken, zonder eigen fokkerjj: en h veehouders die gestadig van vee wisselen door aan- en verkoop, ook al worden b hen herhaalde malen kalveren geboren. Door ,de Direot.e van den Landbouw is aan alle -veeartsen in Nederlani een missive gezpnden, waarin voorgeschreven wordt dat er geene runderen ter overneming wegens tuberculose .mogen aangeboden worden, in dien er geen verklaring van een geëxami neerd veearts bijgevoegd is, con sta toerende dat inderdaad verschijnselen van tubercu lose aanwezig zyn. Daarna behooren de veeartsen te onderzoeken of eender boven staande -bezwaren aanweeig ZIJD, en zoo j a, niet tot opzending der aanvrage over te gaan. Zoowel het eerste als het tweede onderzoek geschiedt op korten van den aanvrager. De veearts heeft het du* ra de hand te bepalen wien hij voor veefekker ioudt «n wien niet. Wat doet nu deze ambtenaar, die gewoonlijk zeer ambulant is en dus weinig gevoelt -voor deinapluizing der juiste definitie van 't begrip VeEfokfcer?" Hij «laat formulier A op, toem door de Directie ?van den Laftdbouw toegeeenden, overleeft de iiitBluUaagen vervat onder de letters a tot a met A, zucht eens diep, omdat -hij dan nog niet veel wijzer is, en ontdekt ten slotte onder de toelichtingen der 8 uitsluitingen -drie ,ow««f «n vet gedrukte regeltjes luidende: wijl slechts fokkerijen voor de overneming ran vee ia aanmerking komen, moet er rekenschap mede gehouden worden, dat als fo.kkerkjes alteen zulke bedrijven gelden, die .hoofdzakelijk door ?eigen aanfekking hun koppel compleet boude*." Ziezeo, verzucht hij. aan die bepaling hei) ik houvast. Ik ov<erw«eg du» of de aanvrager, al heeft hij van een mijner col lega's de Ferkiariitg dat «r tu-oereuUwe geo»B»rateerd is, vel vssfokker i». Welk antwoord zal hy zichzelf daarop geven ? Wel Been, zal lig. oordeel&D, die man is een gewone hoer en geen veeiakker- Want onder ?veefokker wordt in de wandeling verstaan hy die als zoodanig inz'n omgeving bekend staat door hei bezit van urtueaseude run deren, -waarvan tij de kalveren opfokt, o-mdat zij hooger waarde bezitten dan de slager er voor geveakan. Ln zuit seen vee stapel wordt Woilksht eens «en jonge stier iagekochi om te sterke tkm il ieteett te voor komen, maar overigens houdt men heteigen vee in hooge «ere. Zelfs ten aanzien der groote veehouders zal hij, hoewel ook deze landbouwers hoofdzakelijk door eigen aantak bun koppel compleet houden, op het woord T&efokfeer «tuiten en in twijfel blijven of z>jj nu wal eigenlijk veefokkers heeten aiogen. Wad doet hij BÜ? Hij raadpleegt den diitricta-veearts eea door het Rijk aan gesteld en gesalarieerd ambtenaar die vermoedelijk ?wel weer deor een bizondere instructie van de Directie van Landbouw iiunnttiuiinintitiMiiiiniiiitiiiiiMiiiiii miiiiiiiiiiritiiiiiiiinmiMiMt Tante Jeanne sloeg h ;t aanbod met gepaste betuigingen van dankbaar heid af 't Was jammer, dat zulks jonge .kinderen zoo op alles letten. Het waa een bewijs, datd« oudersn er van tenminste al boei weinig zelfbeheerecbLog hadden. Waarecïiy'nljjk Blond Mary die kleuters toe on in al kare klekie kwaaltjes te deelen. Ze ging misschien wel naar hea toe om troost, als ze eens hoofdpijn bad, of zich niet lekker voelde. Maiy was altijd een zacht, eanhankt-lijk eehepselije ge weest, volstrekt geen menfeh om een waardige mosder te worden, 't Was net iets voor .haar om hen het ae oogenhlik overdreven te liefkozen en hen even daarna erg te straffen, als ze van hare toegevendheid misbruik maakten. Vreemd toch, dat zulke weinig beteekanende schepseltjes altijd trouwden en... en in staat werden .gerekend om k nderen op te voelen. Pip heeft een kraal in de mond l" zei Ada in eens. Tante Jeanne keerde zich langzaam om. Kinderen, die aan hare zorg waren toever trouwd, mochten nooit verschrikt gemaakt warden. Om naar Pip toe te vliegen, hem zacht op zyn ru^je te kloppen hoeweleen natuur lijke opwelling zou het kind immers verschrikt maken en hem de kraal doen doorslikken. Als Pip een kraal in zyn mond heeft," zei ze kalm, dan moet hij hem er uitnemen.', Mei kraal in de mond", verklaarde Pip braaf. Dan heb je hem doorgeslikt l" zei Ada. Pip knikte vriendelijk: opgeëet," deelde hij hen mede. Denk je, dat dit werkely k waar is ?" vroeg tante Jeanne ontsteld. J», dat doet hij altijd, als moeder er niet gauw genoeg by is en hem op de rug klopt, tot de kraal er uit valt". Dat is een heel verkeerde manier. Zulk haastig naar hem toe vliegen, maakt juist, dat hij hem nog eerder in zal slikken". Nu heeft hij 't toch ook gedaan", zei Ada practisch. Wat voor soort van kraal was 't?" Een gewone kraal, een blauwe." Tante Jeanne bespiegelde, wat schadelijker zou zijn: een blauwe of een witte kraal. Daar ze echter niets wist van de mogelijke gevolgen van een witte, kon ze tot geen resultaat komen. Eu was nu in elk geval niets meer aan te doen. Laat u de docter halen?" vroeg Ada beleefd. Neen, zeker niet!" Tante Jeanne's hoog geprezen gezond verstand k wam weer boven. Als kleine jongens " ze keek atreng naar Pip kralen eten, moeten ze zelf de gevol gen maar dragen." Mij dragen?" vroeg Pip en wees op zichzelf met zijn mollig vingertje. Ada lachte. Is hij niet schattig? Kom eens bij zus, lieve doddige Pippie. Hij zal heelemaal geen leelijke gevolgen hebben, als hij krak n eet, hoor! 't Is ook tyd voor 't drankje," voegde ze er büen keek tante Jeanne verwijtend aan. Dit was onuitstaanbaar. Het leek wel, alsof tante Jeanne onachtzaam zou zyn, t ei wij l ze juist de laatste vijf minuten voortdurend naar de klok had gezien. In elk geval, Ada was veel te wijs voor zoo'n jong kind en Mary zette dat zeker aan. Ze was er net een vrouwtje naar om op hare kinderen te steunen.'t Werd tijd dat Ada eens op haar plaats werd gezet. Tante Jeanne ging kalm door met 't ophangen van hoe len en mantels en 't uitzoeken van schoenen en kousen. Ada werd onrustig. Zal Pip het lekkere drankje zoet innemen ?" was de zachte wenk. Nee ... niet lekker ... naar l" gesterkt zal zün geworden in z'n gewettigd vermoeden dat de Eegeering bezuinigen wil. Want deze beperking kan geen ander doel hebben! Wat Kgt «u ia de IJJB? Dat hij statistieken zal aanleggen van het aan tal runderen voor en nè, de ministeriëele resolutie wegens tuberculose ter onteigening voorgedragen, dat bij, beseffende het ver langen der regeering om ernstig op die uitgaven te bezuinigen, geneigd zal zijn zooveel mogelijk onteigeningen te vermijden. In dien geest zullen de informatiën zijn door hem aan de veeartsen gegeven en te geven. De kwieken en de gezaghebbenden onder de veehouders maar hoe weinigen zijn er zoo! zullen voor zich en hunne om geving de gevolgen dezer beperkende ont eigeningsbepaling kunnen vermijden. Maar de gewone veehouders, de zand- en keuter boeren worden de dupe, de koud- slachters juichen en de niet-bemiddelde stedelingen sullen weer in vael ruimere mate dan thans het vleesch van runderen lijdende of verdacht te lijdan aan tuberculose, te «ten Zeer zeker is dit het meest klemmende volksbelang waarmedeJiet ministerieel besluit in sgranten strijd is. Maar ook de veehandel moet op den duur ernstig benadeeld worden door deee alleroDeelukkigste be«niindgiBg. Want voor de omringende Staten is zy het .officieel ewijs dat <de tuberculose zoo algemeen heerseht, onder ons rundvee dat de bestrijding van regeeringswege nagenoeg opgegeven is geworden. Om den schijn te -redden heeft men alleen bepalingen gewijzigd en het besluit zelf niet ingetrokken. Maar met zulk een strukvogeltaktóek verlakt men natuurlijk de yeeleisöheodfl ea scherp- toeziende agrariërs in het buitenland niet. Tot nog toe werd door mg niet opgemerkt dat de aandacht der Landbouwmaatschappijen en Boeren bon den op dezen terugtred te,gen het belang van den landbouw door de Eegeering ondernomen, gevallen is. Bevreemden doet dit mQ zeer. Want indien bezuiniging voorzit, zal zjj leiden tot zeer bekrompen uitlegging der circulaire in het algemeen, tot bevoorrechting van de hooger Ftaanden in dse landbouwkringen, tot ge voelige inperking van den eoo noodigen strijd tegen deae verderfelijke, voor mensch en dier zoo gevaarlijke ziekte, tot doelloo ze verspilling van het tot l Juni j.l. besteede geld ter bestrijding der voortwoekering van de tuberculose onder het rundvee. Heeft ook onze regeering de dreadnoughtkoorts orjder de leden en zoekt zij naar middelen tot dekking van die dure ambitie ? Almelo, 9-6-'09. FR. SNEL. iiitiiiiimiiimiiiiiiiiiiimiimuimiiiimiiiiiiimiiiiiiiimMiiiiiiiiiiiiiiiii Ada keek hem aan met een verwijtende blik. Beelemaal ni«t naar, hoor! lekk«rl" hifildoe voL Lekker hoest drankje moet Pippie beter maken. Zal Pip 't voor zus doen?" Ada," viel tante Jeanne in. Wil ja, als 't je blieft, 't kind aan my overlaten ? Natuur lijk zal Pip zijn. drankje innemen. Drankjes zyn nooit lekker, maar ze zijn noodig, als kinderen ziek zijn. Hier Pip, kom en hap 't op, dan ben je een groote jongen." Maar de groote jongen" bleef stokstijf staan en weigerde om te komen. Kom hier, direct J" zei tante Jeanne streng. Het kind staarde haar aan. Hoor je me, Pip?" Ja waarschijnlijk, want hij kwam heel lang zaam aanstappen. Hap dan !"?? stroef. Het kindermondje ging open. Een geblaas, .een verslikken, een wit boezelaartje vol bruine vlekken, meer vlekken op 't karpet en een groote, heel donkerbruine vlek op tante Jeanne's onberispelijke das. Dit alles en een onschuldig kindergezichtje haar nog steeds aanstarend. O wat stout I" hijgde tante Jeanne. Wat vreeselijk vreeselyk stout l" Dat doet hij altijd," zei Ada vol be langstelling. Waarom zei je dat dan niet?" Ada opende haar mondje al om te ant woorden, maar ze deed 't weer dicht. Ze was een verstandig kind en voelde dat zwijgen het veiligst was. Tante Jeanne goot opnieuw weer een lepel vol. Hare hand beefde. Ophappen en dat wel dadelijk." O, tante Jeanne. Hij zal 't weer doen. Moeier belooft hem altijd iets lekkers, als hu zoet inneemt." En dat zal ik niet doen, Pip, neem dadelyk dit drankje in. Ada je staat in't licht." Zoo gauw mogelijk ging Ada ergens anders staan, waar ze beter verstopt was en van achter tante Jeanne's rokken kirde ze zacht tegen Pip. Daarna hield ze hem met een vlugge beweging een pepermuntje voor, wit en aanlokkelijk. Hap!" zei tante Jeanne. Pip, met begeerige oogen naar het pepermuntje, lachte en hapte de lepel leeg. Zie je wel!" zei tante Jeanne. Hare b aosheid was totaal verdwenen door het verwar mende gevoel, dat ze een overwinning had behaald, Ze vervolgde vriendelijk: jemoogt wel eens aan je moeder vertellen, Ada, hoe ver men 't brengt met doorzetten. Een kind als Pip moest nooit gedreigd, of omgekocht, of geslagen worden. Dat beleeiigt hem, 't vormt slappe karakters.. ." toen begreep ze dat hare theoriën minder geschikt waren voor kinderen en ze brak af. Je mag de illustraties wel eens bezien Ada, als je er zin in hebt. Heb je achoone handen? En ik hoop toch niet, dat je de slechte gewoonte hebt om aan je vingers te likken, als je een blad omslaat? Pip, jij moogt met 't kleine poesje spelen maar hem niet aan de staart trekken, hooil Ik heb een paar brie7en te schrijven." Tante Jeanne ging, tevreden gestemd, zitten. Wat een ophef maken menschen toch over 't omgaan met kindere. En toch is 't zoo eenvoudig: een beetje flinkheid, een beetje overredingskracht, wat zelfbeheersching, en klaar is 't. Toevallig schreef ze net aan de moeder van een vijftal en ze was van oordeel, dat 't zijn nut kon hebben, hare bevindingen eens mede te deelen. Ze schreef: Ik heb de kinderen van Jacob roor een iitëTan M Kunsttent!, (Slot.) Er schijnt wil ik maar zeggen iets ver anderd in de verhouding van verstand, gevoel en verbeelding, waarbij de -kunst zeer nauw betrokken is. En al die kunstrichtingen", die elkaar heden ten dage met snelheid op volgen, bet eekenen voornamelijk de zwakheid van ons kunstgevoel. De latere richting bemerkt duidelijk waar de vorige te kort schiet en tracht dit te verbeteren door vooral te willen zijn wat gene niet was, baar eigen eenzijdigheid en ontoereikendheid in andere opzichten niet bemerkend, die dan weer door een nieuwe lichting aangewezen worden. En zoo gaat het voort, in veal te veel gepraat ovtr de kunst, drein vroeger dagen meer van zelf sprekend" scheen, als iets dat natuurlijk Wjj den mensch behoorde -en niet veel betoog behoefde. Niet minder toch dan vin andere menschelijie vermogens geldt van h«t kunst gevoel, dat -het 'begint te verzwakken op 't zalfde «ogenblik dat men liet opmerken en ontleden gaat. Sedert de Renaissance ging allengs de be schaving niet meer door de zinnen, maar door het verstand. In plaats van het aan schouwelijke en hoorbare der knust, die in leidden tot de religie, kwam op den duur het boek dat zich allereerst tot het verstand richtte en inleidde tot een geheel nieuw-e wereld van aardsche kennis1. En godsdienst enkunstzelven werden meer begripssaak, aldus in spontane teit en vanzelf- heid" verzwak ken d. Kunst, van religie voortaan vrijwel ges eheiden, zwiert langs allerlei, soms .neer buitensporige, paden af in haar verschillende uitingen, eindigde vaak in enkel zinsbekoring, die ook wel tot zinnelijke bekoring war d, en als essentieel, nood zakelijk deel vaa het gewone leven had zij opgehouden t^ bestaan. De latere geslachten kenden haar alleen als een verfraaiing van het bestaan en de weg ter beschaving leidde niet, als vroeger, onvermijdelijk door haar heen Ier aanbidding Gods. Maar toch waren de tradities en het eigen gevoels- en verbeeldingsleven nog wel "oo eterk in de 18e eeuw dat zich die beschaafden geen leven zonder kunst denken k inden en hadden zelfs vers' and en redeneering de opdracht nooit onsmaakvol te zij u. Het kunstvoeten was alzoo wel verzwakt, maar het uitte zich toch overal m een levensstijl van het kleine en dagelijkache interieur, kleeling, omgang, manieren en zoo bleef de kunst nog altijd een deel van het leven, zij 't ook niet meer bestand-deel. Sinds de opkomst der democratie schijnen iimmmiMiiiimiiiiiiiitNiiimiiiiiiiiitimiiilllMmiiiiimimiiiMimimii week bij me te logeeren. Men kan zich moeielijk liever kindera denken. Zs aarden beide naar onze familie, maar ze zijn erg bedorven. Mary heeft geen begrip van op voeden. Ze is nerveus en een goele moeder moest geen zenuwen hebben. Ik heb al opgemerkt, dat ze de slechte gewoonte heeft om Pip het kleintje met lekkernijen om te koopen, als hij zijn drankje moet innemen. Anders zon 't zeker iedere twee uur een scène geven. Maar ik heb daar gauw een stokje voor gestoken. Ik zei enkel: hap op l maar op zóó'n manier," dat b/ühet dadelijk deed en, zelfs nog lachte. Een kind moet de zachte dwang van vriende ijke autoriteit voelen. Het schijnen vlugge kindeis te zijn. Jacob was als kind ook zoo ongehoord schrander. Ze blijven een week hij me, omdat Mary naar hare moeder moest, die ernst g ziek ig. Haar heele familie is zwak. Ze was akelig zenuwachtig bij 't afscheid, ze was heusch bezorgd, dat ik Pip's drankje, of zyn middagslaapje zou vergeten en ze vervolgde me compleet met uitleggingen over het begin van croup. Alsof ik zelf niet herhaaldelijk croup had gehad, toen ik op dien leeftijd was l Maar Mary's zenuwen . . ." Tante Jeannel" Ja Ada." Pip ligt op -de grond te slapen, 't Is al een half uur over den gewonen tijd. Hy zal kou vatten, bij ligt in de tocht." Tante Jeamie trachtte met waardigheid op te staan, maar 't gelukte haar niet volkomen. Zonder dat ze 't wist, was ze eerder op de been, dan ze wel geweascht had. Xiemand heeft nog ooit kou gevat door een beetje tocht," merkte ze kalm op. Als de menschen maar niet zoo bang waren voor frissche lucht, zouden er heel wat minder verkoudheden voorkomen. Wordt hij uitge kleed, als hij 'j middags gaat slapen?" Meen, u hoeft alleen zijn jurkje maar los te maken, zijn Echoentjes uit te trekken en hem warm toe te dekken." Tante Jeanne glimlachte. Ze nam de sla pende Pip op en lei hem voorzichtig op het bed. Ze trok hem zacht de schoentjes uiten knoopte zijn jurkje los. Toen liet ze de gordijnen zakken en deed een laken over hem heen. 't Is d waashei i een kind zoo warm toe te dekken," beweerde ze tegen Ada, die hier tegen opkwam, te veel warmte maakt een gezond kind wakker." Maar hy is nu juist wakker geworden," zei Ada. Als u 't gordyn laat zakken, moet u hem in slaap zingen, dat zal u zien." Het half wakkere kind strekte slaperig zijn armpjes uit. Zingen l" gebood hij tevreden. Zeker niet," zei tante Jeanne, Pip moet dadelyk gaan slapen Groote jongen worden niet meer in slaap gezongen." Maar toen ze zijn lipjes verdacht zag trillen : poesje mag bij je in bed, als je zoet bent." Ze dacht hem hiermee tevreden gesteld te hebben, maar dat was volstrekt niet zoo. Poesje krabt," zei Pip en hu hield zijn armpje op, waar een lange donker-roode streep op zat. Ik wou wel eens weten, wat hij met 't poesje heeft uitgevoerd," zei Ada bespiegelend. Hij zal heuseh niet in slaap vallen, als u niet zingt, tante en als hy niet geslapen heeft, is er niets met hem aan te vangen." Kent u geen wiegeliedjes?" Neen". Moeder kent zulke beeldige. Kan u dan geen gezang zingen?' Ik kan het wel, maar ik ben volstrekt niet ook deze traSities verf wenen. Onte bescha ving komt uit de politiek en fle couranten «n met kunst zouden, we heel niets te maken, hebben, als er niet die sterke heugenis bleef aan het feesdhavingjeiement, dat zij eenmaal geweest is. En ala er nog niet, bij velen inderdaad, resten van kunstgevoel waren overgebleven. Ontelbare menschen bezitten immers de een musicaliteit, de ander klenrgevoel, een derde wat zin voor poësie, bijna allen van de z.g. beschaafden tenminste een schijntje natuur sentiment. Dat blijkt alles tezamen vrij veel, als men er zoo tegen aankij kt... maar heel weinig, indien men zich indenkt in wat het geweest moet zy'n. Vooral daarom weinig, wijl al deze verspreide gevoelens volkomen los naast elkander staan. Wie voor schilder kunst gevoelt, heeft meest geen «in voor muziek en de musicale wil gewoonlijk niets van kleur en lijn weten en beiden staan zij meest onverschillig tegenover de literatuur. Maar van dieper beduidenis is nog, dat hun kunstgevoel voor die bezitters in geen het minste verband met hun gewone leven etaat, geen andere beteekenis heeft dan biet koekje toe na -de afceïrge levertraan van hun dagelijkache taak. Zeïfc zullen zij ge zegde levertraan kordater blijven flikken, naarmate ze soberder zijn in 't gebruik dier koekjes. Het teekent, dankt mij,wel het sterkst de zwakking van liet aasthetisch gevoel, dat men ook niet meer verlangt, het in eenig verband 'met het dagelijkaeh doen en denken te zien «taan, dat men bet nuttigt" als een lekkernij of ean glaasje voor de toonbank... en zijas weegs gaat. Dit hangt weer samen met de wijdver breide onverschilligheid betreff§nde die letzten Dingen". Welk verband met het leven zon de koost ook moeten vormen, waarheen wijzen, voor menschen wien de uiterste vragen van ons bestaan volkomen kond laten, of, beter gezegd: in wier ptactische bollen zulke vragen bijna nooit opkomen? Zoo mogelijk eenig zinnelijk of verstandelijk wel behagen te verschaffen, blijft dan als eenige taak voor de kunst en den kunstenaar over, en zelfs dat lukt niet altijd, waar zelf analyse -en versteende nuchterheid vaak alle spontaan ontroeren verhinderen. Het duidt niet bepaald op de hoogheid van dezen tijd, dat zich de groote menigte der beschaafden zoo luttel bekommert om de beteeienis en waarde van het leven en het zelf" daarin. Want het is niet, omdat men leven op zich zelf zoo heerlijk vindt en in 't genot des oogenbliks -opgaat zoo mag het tijdens de Eenaissance geweest zijn doch wijl een tegenover gevoel en verbeelding onevenredig ontwikkeld verstand het leven ontluisterd en v er-nuchter d heeft en ons voor een geheele wereld van aandoeningen onvatbaar gemaakt. Geheel ons vlakke en veilige bestaan) j e is eigenlyk'een benauwd en vervelend kringetje van materialiteit en indien wij ons nog niet doodelijk vervelen, komt dat vooral van het harde werken dat de meesten moeten doen voor hun brood terwijl voor de anderen hetgeldiiiiHiimiiiiitiiiHmiiiiHiiitiniMiiiiiiiiiiititiimHiiiiimiiiiimiiimtMiii van plan het te doen. Pip moet leeren om zonder zingen in slaap te vallen." Hartbrekende snikten uit het bed en «en kreet van Ada: stil maar Pippie, niet schreien schat l Ada zal zingea..." Ada wil je het kind wel eens aan mij overlaten ?" Toen plotseling wat zachter, omdat het snikken in gillen dreigde over te gaan. Pip, als je dadelijk stil bent, dan mag je zuster vandaag nog voor je zingen, maar morgen moet je beslist allén gaan slapen, heb je dat begrepen?" Pip stemde vrool$k toe. Voor hem bestond er geen morgen". Als er vandaag maar ge beurde wat hij wilde, dan was hij tevreden; het vage morgen" liet hem koud. Tante Jeanne wijdde zich weer aan hare correspondentie. Uit de aangrenzende kamer drong Ada's schel kinderstemmetje tot haar door: En over de weide, daar blonk er de zon Di-di-del-doe-doa, di- di- del-doe- don, Daar blonk er de zon zoo blijde, Daar blonk er de zon zoo blijde... Woorden en melodie waren beide nieuw voor tante Jeanne en ze ontstemden haar eenigszins. Veel t« druk en te opwindend. De oude liedjes waren veel rustiger. Hoe was dat wiegeliedje ook weer, dat hare moeder altijd voor hen zong op de maat van 't wiegen? O ja, nu wist ze 't we«r en ze begon het oude, oude liedje te neuriën: 't Ia zeven uur, mijn bedje wacht, 'k Zeg alle vrienden goeden nacht: Nacht vader, moeder, nog een kus, Tot morgen lieve broer en zas." Er hoorde nog een couplet bij, maar ze kon het eerst niet bedenken. Door het neuriën van de melodie schoten haar langzamerhand ook de woorden weer te binnen en zelfs de klank van haar moeders stem: Wat lig ik zacht, wat lig ii warm, Hoe menig kindje, ziek en arm Ligt niet als ik, och Heer, dat schaap, Getf het als mij, ook warmte en slaap !" Ze verbeeldde zich de zachte, heldere altstem weer te hooren. Misschien zou ze 't toch nog wel eens voor Pip zingen. Voor hem zou 't nieuw zyn, Mary zong natuurlijk nooit anders dan die nieuwerwetsche drukke liedjes. Het zingen in de slaapkamer hield opTante Jeanne ging op de teenen naar de deur en keek om 't beekje. Ze sliepen beide met tranen op de oogleden. Waar hadden ze in 's hemelsnaam om geschreid? De bespiedster voelde zich een beetje schuldig. Misschien was de kamer toch wat kil. Zd nam een veeren dekbedje en spreidde het zorgvuldig uit over de slapende kinderen. Haar gezond verstand" kwam wel weer in opstani, maar ze deed het toch. Zs schreef nu rustig haar brief af, maar voelde zich toch verplicht er, tot gerust stelling van haar geweten, nog bij te voegen: A.da en Pip zijn beide in slaap gevallen. Wat een zegen toch, dat het ouderwetsche wiegen is afgeschaft, 't Was zulk verwennen en zoo slecht voor de hersentjes. In den tegenwoordigen tijd legt men ze maar ge woon boven op het bed, 't is een veel betere manier. Een koele, bijna koude kamer, weinig dek en stilte, dat is het, wat een kind noodig heeft. Ik houd er riet van om kinders in slaap te zingen." ED toch neuriede .ze onbewust: Wat lig ik zacht, wat lig ik warm Hoe menig kindje, ziek en arm..." En een lang verdwenen wieg schommelde daarbij heen en weer cp een lang vergeten vloer. (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl